26 631
Modernisering AWBZ

27 728
Wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering)

nr. 75
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2004

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de richtlijn «afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs» aan.

Deze richtlijn is bestemd voor zorgkantoren en RIO's en zal ter informatie aan Commissies voor Indicatiestelling (CvI's), scholen en betrokken veldpartijen worden gestuurd.

Het doel van de richtlijn «afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs», die per 1 augustus 2004 van kracht wordt, is ervoor te zorgen dat elk kind ongeacht de mate van beperking1 onderwijs kan volgen. Met deze richtlijn wordt vastgelegd in welke mate de noodzakelijke zorg in onderwijssituaties kan worden bekostigd op grond van een andere wettelijke regeling, in casu de onderwijsregelgeving. Dit gelet op artikel 2, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Op het moment dat onderwijs als voorliggende voorziening niet meer kan voldoen aan de zorgvraag, kan aanspraak gemaakt worden op zorg vanuit de AWBZ.

Vorig jaar heb ik u in de brief van 13 november 2003 (Kamerstuk 25 657/26 631, nr. 28), toegezegd, samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te werken aan een heldere markering voor het regelen van de inzet van AWBZ-zorg tijdens schooluren.

Voor de tussenperiode is gedurende het schooljaar 2003/2004 gekozen voor een tijdelijke gedragslijn. Hierbij geef ik een korte samenvatting van deze tijdelijke gedragslijn. Het doel van de tijdelijke gedragslijn was om bestaande onderwijszorgarrangementen voort te zetten met de bijbehorende budgetgaranties voor het lopende schooljaar. Ook nieuw instromende kinderen konden met een AWBZ-indicatie een onderwijszorgarrangement afspreken voor het lopende schooljaar. Tegelijkertijd hebben de Minister en ik willen voorkómen dat de kosten voor deze tijdelijke maatregel onbeheersbaar zouden worden.

Daarom zijn er voor leerlingen die zonder afspraken over onderwijszorgarrangementen op school waren toegelaten geen extra mogelijkheden geboden.

Deze keuze is vorig jaar ook gemaakt omdat er nog geen zicht was op een oplossing en er niet voor een te ruime tijdelijke maatregel geopteerd werd.

Naar aanleiding van bovengenoemde brief van 13 november 2003 (kamerstuk 25 657/26 631, nr. 28) over de tijdelijke gedragslijn zijn er door de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport vragen gesteld. Het merendeel van de vragen gaat over de mogelijkheid van inzet van AWBZ-zorg in het onderwijs. In bijlage 1 van deze brief staat de richtlijn «afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs» en daarmee de geboden oplossing om AWBZ-zorg in te kunnen zetten in het onderwijs. Hiermee wordt een groot deel van de vragen beantwoord. In bijlage 2 (kamerstuk 26 631/27 728, nr. 76) worden de vragen waarop door deze brief geen specifiek antwoord wordt gegeven separaat beantwoord.

In het AO van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 februari 2004, heb ik u geïnformeerd over de lijn na 1 augustus 2004. In het hierop volgende VAO is de motie van Balemans c.s. aangenomen met de volgende tekst: «Verzoekt de regering de kamer vóór 15 maart 2004 te informeren over de uitkomsten van het overleg tussen VWS en OCW over de inzet van PGB in het onderwijs; de Kamer tevens te informeren over de concrete invulling ten einde vóór 1 april duidelijkheid voor scholen en kinderen te hebben.» Met deze brief geef ik uitwerking aan deze motie.

In de richtlijn zal de inzet van AWBZ-zorg bestemd zijn voor zorgfuncties naast onderwijsfuncties. In het speciaal onderwijs zijn ondersteunende functies aanwezig. Op grond daarvan zijn in sommige onderwijssoorten zorg en begeleiding aanwezig. Tegen deze achtergrond kan een deel van de rugzak ingezet worden voor zorgbegeleidingstaken. De inzetbaarheid van de AWBZ-zorg is een aanvulling op de genoemde zorg en begeleiding in het (speciaal) onderwijs. AWBZ-zorg moet geheel ten goede komen aan het kind dat voor die zorg is geïndiceerd. Het is niet de bedoeling dat AWBZ-middelen worden ingezet ter bekostiging van reguliere onderwijsactiviteiten en voorzieningen.

In het AO van 19 februari jl. zijn praktijkvoorbeelden van de Federatie van Ouderverenigingen en CG-Raad uitgedeeld. U hebt gevraagd of de leerlingen in de drie voorbeelden het onderwijs van hun keuze kunnen blijven volgen als de richtlijn in werking treedt. Dit is het geval als deze leerlingen naast de reguliere onderwijsondersteuning ook een AWBZ-indicatie hebben voor de functies persoonlijke verzorging, verpleging en/of ondersteunende begeleiding.1 Zij kunnen deze zorg dan inzetten tijdens de schooluren.

De leerlinggebonden financiering en de AWBZ hebben elk een eigen systematiek. Het leerlinggebonden budget wordt vastgesteld op basis van de onderwijssoort waarvoor de leerling is geïndiceerd.

De AWBZ-aanspraak wordt vastgesteld op basis van redelijkerwijs noodzakelijke zorgfuncties en betrekt hierbij de aanwezigheid van voorliggende voorzieningen.

De beide systematieken raken elkaar, daar waar het gaat om kinderen die extra zorg en begeleiding in het onderwijs nodig hebben.

In de systematiek van de indicatiestelling voor de AWBZ wordt bekeken of er andere voorzieningen zijn waarop de verzekerde een beroep kan doen of een andere wettelijke bekostigingsregeling voor de noodzakelijke zorg. Het gaat hier om de zogenaamde «voorliggende voorzieningen». In dit kader is ook de houdbaarheidsbrief van 15 september 2003 van belang, waarin de richting en de kaders voor de contouren van de nieuwe AWBZ zijn aangegeven. Onderwijs dient in het kader van het Besluit zorgaanspraken AWBZ aangemerkt te worden als voorliggende voorziening, voorzover onderwijsinstellingen op grond van de wet dan wel volgens algemeen gebruik geacht worden te voorzien in de zorg voor leerlingen. In de richtlijn is rekening gehouden met de zorgtaken die het onderwijs op zich kan nemen op basis van de ondersteunende functies die aanwezig zijn in het onderwijs.

In de onderwijswetgeving is per onderwijssoort vastgelegd welke ondersteunende functies worden bekostigd en in welke omvang de school deze functies kan inzetten (zie het Formatiebesluit WEC). Deze functies zijn alleen in het (voortgezet) speciaal onderwijs aanwezig en zijn daardoor ook in de rugzak terug te vinden. Dat betekent dat mag worden verwacht dat een deel van de rugzak wordt ingezet voor zorg- en begeleidingstaken. Deze onderwijsondersteunende functies komen in grote lijnen overeen met de AWBZ-functies persoonlijke verzorging, verpleging en ondersteunende begeleiding. Dat betekent dat deze AWBZ-functies in een bepaalde mate aanwezig zijn in het speciaal onderwijs. De functie activerende begeleiding kan niet worden ingezet in het (speciaal) onderwijs. Immers het onderwijs levert een bijdrage aan het leren van kinderen en de vergroting van de zelfredzaamheid en levert daarmee zelf activerende begeleiding. Dit betekent dat voor de functie activerende begeleiding, onderwijs altijd volledig voorliggend is. Voor de functie behandeling geldt dat deze altijd volledig door de AWBZ wordt geleverd. Met deze uitgangspunten is de mate van de voorliggendheid van het onderwijs bepaald.

Bij de AWBZ-zorg is er, na de indicatiestelling, de keuze tussen PGB en zorg in natura voor de functies PV, VP en OB. Voor de functie behandeling kan geen PGB worden aangevraagd.

Als een kind door zijn beperking ernstige belemmeringen in het onderwijs ondervindt, kan het door een CvI geïndiceerd worden voor het speciaal onderwijs. Het kind wordt geïndiceerd voor (een schoolsoort van) cluster ll, lll of lV. Als een kind naar het regulier onderwijs gaat met een rugzak, dan geldt ook voor de AWBZ-indicatiesteller bij het vaststellen van de noodzakelijke zorg waarop de verzekerde is aangewezen als uitgangspunt het zorgniveau dat beschikbaar is op de geïndiceerde schoolsoort in het speciaal onderwijs. In de rugzak zitten de extra middelen die normaal gesproken bestemd zijn voor het speciaal onderwijs. Deze middelen kunnen ingezet worden voor zowel onderwijs- als zorgtaken. In de regel zullen deze kinderen beide indicatietrajecten, die van onderwijs en die van de AWBZ, moeten doorlopen om in aanmerking te komen voor de benodigde zorg. Er zal dus geen sprake zijn van situaties, waarin het niet gebruik maken van het indicatietraject voor speciaal onderwijs en gebruik maken van regulier onderwijs leidt tot hogere aanspraken op AWBZ-zorg. Om de mate van voorliggendheid van de onderwijsvoorziening te bepalen dient het kind eerst geïndiceerd te worden door het CvI.

Samengevat komt de richtlijn «afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs» op het volgende neer: van de totale zorgbehoefte die het kind nodig heeft is een deel voor rekening van onderwijs (volledig functie AB en gedeeltelijk de functies PV, VP en OB) en een deel voor rekening van de AWBZ. Met deze richtlijn wordt bereikt dat het kind de noodzakelijke zorg krijgt, voor een deel uit de AWBZ en voor een deel uit het onderwijs.

Toelichting verdeelsleutel AWBZ en onderwijs voor kind met ernstige problematiekkst-26631-75-1.gif

Toelichting: Het plaatje toont de verdeelsleutel van AWBZ en onderwijs voor een kind met ernstige problematiek en onderwijsbelemmeringen. De totale geïndiceerde zorg staat in de rechthoeken. Alleen tijdens de schooluren wordt rekening gehouden met de mate van voorliggendheid van onderwijs (zie donkergrijze deel). Het lichtgrijze deel is de overige AWBZ-zorg, waarvoor het kind geïndiceerd is. In de linker rechthoek is onderwijs (speciaal onderwijs en rugzak) voorliggend voor de functie AB en deels de functies PV, VP en OB. In de rechter rechthoek is onderwijs (regulier onderwijs zonder rugzak) alleen voorliggend voor de functie AB.

In de bijlage is de richtlijn bijgevoegd. Deze richtlijn is uitgeschreven op hoofdlijnen en dient nog op enkele technische aspecten te worden uitgewerkt. De lijn is zoals in deze brief beschreven. Ik verwacht dat in april een uitgewerkte richtlijn beschikbaar is ten behoeve van de indicatie-organen. Daarmee krijgen alle betrokkenen ruim voor het nieuwe schooljaar de gelegenheid kennis te nemen van de wijze waarop het mogelijk is onderwijs en AWBZ-zorg te combineren.

Er is geen reden om aan te nemen dat de invoering van deze richtlijn budgettaire gevolgen zal hebben. Voorzover het AWBZ-zorg betreft aan kinderen die voorheen thuis zorg zouden ontvangen, maar door deze maatregel toch onderwijs kunnen gaan volgen, neemt het zorgvolume niet toe en in een aantal gevallen zelfs af. Evenmin zal er een verschuiving kunnen optreden van zorgkosten van speciaal onderwijs naar AWBZ-zorg in regulier onderwijs.

In het onderwijs wordt nu ervaring opgedaan met een objectieve en onafhankelijke indicatiestelling. Sinds 1 augustus 2003 kan dit met de inzet van een rugzak in het regulier onderwijs. Bij de RIO's wordt sinds 1 april 2003 ervaring opgedaan met de functiegerichte indicatiestelling. Overigens zal bij het van kracht worden van de Wet op de Jeugdzorg de taak van het RIO deels worden overgenomen door het Bureau Jeugdzorg.

Ik ben mij ervan bewust dat ouders en kinderen vaak indicatietrajecten van zorg en onderwijs moeten doorlopen. Met deze richtlijn is een begin gemaakt met de stroomlijning van beide systemen. De stroomlijning van deze indicatietrajecten is aan te merken als een deelactiviteit van JONG. Harmonisatie van de verschillende indicatiesystemen staat als thema op de Jeugdagenda. Ik zal, in overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in dat kader bezien of er verdergaand mogelijkheden zijn om beide indicatiestellingen op enige wijze te harmoniseren.

Ik zal de nodige aandacht schenken aan een adequate voorlichting over deze richtlijn. Naast vermelding op de diverse websites van OCW en VWS, hebben de uitvoeringsorganen toegezegd hier extra aandacht aan te geven. De uitwerking van de richtlijn voor indicatiestellers zal onderdeel gaan uitmaken van de handleiding en het landelijk protocol indicatiestelling.

Wij zullen de toepassing van deze richtlijn door de indicatieorganen na een jaar evalueren. De ervaring leert overigens, dat indicatieorganen zeer nauwgezet omgaan met dergelijke algemeen geldende regels en afspraken. In het uiterste geval biedt het Zorgindicatiebesluit de mogelijkheid om via een beleidsmaatregel nadere eisen te stellen aan de werkwijze van indicatieorganen. In de beoogde gecentraliseerde organisatie heeft een dergelijke regel het karakter van een interne richtlijn.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Richtlijn «afbakening en reikwijdte onderwijs en AWBZ»

Deze richtlijn is uitgeschreven op hoofdlijnen en dient nog op enkele technische aspecten te worden uitgewerkt.

Doel van de richtlijn

Het doel van de richtlijn «afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs», die per 1 augustus 2004 van kracht wordt, is ervoor te zorgen dat elk kind ongeacht de mate van beperking1 onderwijs kan volgen. Op het moment dat onderwijs als voorliggende voorziening niet meer kan voldoen aan de zorgvraag, kan aanspraak gemaakt worden op zorg vanuit de AWBZ.

De gang van zaken binnen het onderwijs

Als een kind door zijn beperkingen belemmeringen ondervindt in het onderwijs, is daarvoor binnen het onderwijs zorg beschikbaar. Veel scholen hebben leerkrachten in dienst die gespecialiseerd zijn in onderwerpen als taalachterstand, dyslexie, ADHD; allerlei zaken die niet regulier zijn. Daarnaast kan de hulp ingeroepen worden van logopedisten, remedial teachers en onderwijsbegeleidingsdiensten.

Ook is integratie in het reguliere onderwijs van kinderen met een beperking geregeld via «Weer Samen Naar School». Waar kinderen vroeger een LOM of MLK (tegenwoordig speciale basisschool genoemd) bezochten, blijven zij nu – met hulp van de speciale basisschool – in het reguliere onderwijs.

Als dat allemaal niet voldoet, wordt meestal een verwijzingsprocedure naar het speciaal onderwijs in gang gezet. Het speciaal onderwijs kenmerkt zich door kleine klassen en extra begeleiding; ook wordt verpleging en persoonlijke verzorging geboden binnen het speciaal onderwijs. Deze extra zorg en begeleiding kan ook op een reguliere school worden ingezet. Het kind krijgt dan een «rugzak» (leerlinggebonden financiering) mee.

Op reguliere scholen wordt geen verpleging, persoonlijke verzorging en ondersteunende begeleiding geboden, in de zin van de AWBZ. Derhalve kan voor deze functies een AWBZ-indicatie worden afgegeven, zolang er geen sprake is van een indicatie voor speciaal onderwijs.

In heel bijzondere situaties (bijv. kinderen die afkomstig zijn uit een kinderdagcentrum of een andere zorginstelling) kan aan kinderen zelfs niet binnen het speciaal onderwijs de zorg geboden worden die zij nodig hebben: dat leidt er soms zelfs toe dat kinderen de toegang tot de school wordt geweigerd. Door de kinderen bovenop datgene wat het speciaal onderwijs al biedt, nog meer zorg te geven, kan deze groep kinderen toch onderwijs worden geboden. Deze extra zorg betreft de AWBZ-functies persoonlijke verzorging, verpleging en ondersteunende begeleiding. Er moet sprake zijn van een AWBZ-grondslag, waarna een RIO een indicatie voor deze zorg kan afgeven.

Indicatietrajecten onderwijs en AWBZ

Als een kind een ernstige problematiek heeft en onderwijsbelemmeringen, dan wordt het door een Commissie voor Indicatiestelling (CvI) van een regionaal expertisecentrum (REC) geïndiceerd voor het speciaal onderwijs. Het kind wordt geïndiceerd voor (een schoolsoort in) cluster ll, lll of lV. Want om toegelaten te worden op het speciaal onderwijs of in aanmerking te komen voor een rugzak (leerlinggebonden budget) is een indicatie voor speciaal onderwijs vereist.

Na de indicatie kunnen de ouders kiezen voor aanmelding bij een school voor speciaal onderwijs of aanmelding bij een school voor regulier onderwijs met een «rugzak». Als een kind naar het regulier onderwijs gaat met een rugzak, dan geldt ook voor de AWBZ-indicatiesteller bij het vaststellen van de noodzakelijke zorg waarop de verzekerde is aangewezen als uitgangspunt het zorgniveau dat beschikbaar is op de geïndiceerde schoolsoort in het speciaal onderwijs. In het speciaal onderwijs zijn ondersteunende functies aanwezig. Op grond daarvan zijn in sommige onderwijssoorten zorg en begeleiding aanwezig. Tegen deze achtergrond kan een deel van de rugzak ingezet worden voor zorgbegeleidingstaken. De inzetbaarheid van de AWBZ zorg is een aanvulling op de genoemde zorg en begeleiding in het (speciaal) onderwijs. AWBZ zorg moet geheel ten goede komen aan het kind dat voor die zorg is geïndiceerd. Het is niet de bedoeling dat AWBZ middelen worden ingezet ter bekostiging van reguliere onderwijsactiviteiten en voorzieningen.

In de regel zullen deze kinderen beide indicatietrajecten, die van onderwijs en die van de AWBZ, moeten doorlopen om in aanmerking te komen voor de benodigde zorg. Er zal dus geen sprake zijn van situaties, waarin het niet gebruik maken van het indicatietraject voor speciaal onderwijs en gebruik maken van regulier onderwijs leidt tot hogere aanspraken op AWBZ-zorg. Als het kind een negatieve indicatie voor het speciaal onderwijs krijgt dan voldoet de problematiek en de onderwijsbelemmering niet aan de criteria van één van de clusters en gaat het kind naar regulier onderwijs. Speciaal onderwijs is dan kennelijk niet de meest passende voorziening en wordt in die gevallen niet beschouwd als «voorliggende voorziening» waarvan het kind gebruik kan maken.

Afhankelijk van de (geïndiceerde) schoolsoort zal de AWBZ-indicatiesteller bij het bepalen van de noodzakelijke AWBZ-zorg, waarop het kind is aangewezen, rekening houden met de in die schoolsoort beschikbaar geachte zorg. Het meerdere wordt geïndiceerd met in de motivering van het indicatiebesluit een verwijzing naar de op school beschikbaar geachte zorg.

De onderwijsondersteuning komt overeen met de inhoud van de AWBZ-functies persoonlijke verzorging, verpleging en ondersteunende begeleiding. Daarnaast biedt onderwijs uiteraard activerende begeleiding. Voor de functie activerende begeleiding wordt onderwijs volledig als voorliggende voorziening beschouwd, zodat deze functie niet tijdens de schooluren uit de AWBZ kan worden ingezet. De verantwoordelijkheid voor deze functie ligt echter volledig bij het onderwijs en kan nooit via de AWBZ worden geregeld. De functies huishoudelijke verzorging en verblijf zijn niet van toepassing tijdens de schooluren. Hiervoor kan geen indicatie worden afgegeven.

Daarnaast zal het kind gedurende de thuisuren (vakantie en buitenschoolse uren) geïndiceerd worden voor de redelijkerwijs noodzakelijke AWBZ-zorg buiten de schooluren.

Methodiek voor de indicatiestelling voor AWBZ-zorg in het onderwijs:

1. RIO inventariseert totale zorgbehoefte per functie.

2. check van de aanwezigheid van beschikking indicatiebesluit speciaal onderwijs.

RIO bekijkt of er een voorliggende voorziening aanwezig is. In geval van het volgen van onderwijs bekijkt het RIO of er een beschikking indicatiebesluit speciaal onderwijs is.

Er zijn voor deze stap drie mogelijkheden:

a. het kind heeft een positieve indicatie voor speciaal onderwijs

Het kind is geïndiceerd voor een schoolsoort in een cluster. De geïndiceerde schoolsoort is de voorliggende voorziening. De functie Activerende begeleiding kan niet worden ingezet in het (speciaal) onderwijs. Immers het onderwijs levert een bijdrage aan het leren van kinderen en de vergroting van de zelfredzaamheid en levert daarmee zelf activerende begeleiding. Afhankelijk van de schoolsoort (zie tabel) levert het onderwijs een deel van de functies PV, VP en/of OB. De overige zorg waarvoor het kind geïndiceerd is wordt geleverd vanuit de AWBZ.

b. het kind heeft een negatieve indicatie voor speciaal onderwijs

De beperking en de onderwijsbelemmering van het kind is niet zodanig dat het in aanmerking komt voor speciaal onderwijs. Het kind volgt regulier onderwijs en hier is onderwijs alleen voorliggend als het de functie AB betreft. De overige geïndiceerde zorg wordt geleverd vanuit de AWBZ.

c. het kind heeft geen indicatie voor speciaal onderwijs

Om de mate van voorliggendheid van de onderwijsvoorziening te bepalen dient het kind eerst geïndiceerd te worden door een CvI, tenzij het op voorhand voor een RIO duidelijk is, dat er geen sprake is van een dusdanige beperking en onderwijsbelemmering. De werkinstructie voor de indicatiestellers voor de AWBZ zal zodanig worden opgesteld dat geen kinderen onnodig naar de CvI worden gestuurd, zodat het aantal negatieve beschikkingen als gevolg van deze richtlijn niet zal toenemen.

In onderstaand tabel staat per type onderwijs aangegeven hoeveel minuten zorg per week de school per functie kan bieden.

AWBZ →Onderwijssoort ↓ PVVPOBBHABHVVerblijf 
Visueel SOGeenGeen218Geen, kan geen PGB voor worden ingezet, alleen zorg in natura mogelijkVolledig voor rekening van onderwijsNiet van toepassing tijdens schoolurenNiet van toepassing tijdens schooluren 
gehandicapt,VSOGeenGeenGeen  
cluster 1DoofSOGeenGeen332
Cluster llVSOGeenGeenGeen 
SlechthorendSOGeenGeen218 
Cluster llVSOGeenGeenGeen 
ESMSOGeenGeen218 
Cluster llVSOGeenGeenGeen 
Doof/ZMLKSOGeenGeenGeen 
Cluster llVSOGeenGeenGeen 
Slechthorend/SOGeenGeenGeen     
ZMLKVSOGeenGeenGeen     
Cluster ll          
LGSO24130Geen     
Cluster lllVSO17630Geen      
LZSO9880Geen     
Cluster lllVSOGeen30Geen     
ZMLKSO50Geen55     
Cluster lllVSO30Geen30     
LG/ZMLKSO18530185     
Cluster lllVSO18930189     
Cluster lVSOGeenGeen160     
 VSOGeenGeenGeen     
(S)BAO zonder rugzakGeenGeenGeen     
VO zonder rugzakGeenGeenGeen     
(S)BAO met rugzakAfhankelijk van het geïndiceerde schooltype en naar rato van de minuten in de tabel  
VO met rugzak 

Rekenwijze voor het bepalen van het AWBZ-deel in het onderwijs

Afhankelijk van de schoolsoort levert onderwijs een deel van de zorg. Dit deel is verankerd in de onderwijswetgeving (Wet op de Expertisecentra) en daarvoor wordt de minutentabel gehanteerd, waarin per schoolssoort de hoeveelheid onderwijsondersteuning per week is aangegeven. Er zal een berekening gemaakt moeten worden om te bepalen hoeveel zorg naar rato voor rekening van het onderwijs is en hoeveel zorg voor rekening van de AWBZ. De berekening is nodig omdat de indicatiesteller AWBZ de zorg over een jaar indiceert en onderwijs de onderwijsondersteuning in minuten per week aangeeft. In deze berekening moet ook rekening gehouden worden met het aantal onderwijsuren dat het kind volgt. Voor alle kinderen geldt dat ze 40 weken per jaar naar school gaan. Dit betekent dat de aftrek plaatsvindt voor de 40 schoolweken en dat voor de 12 vakantieweken geen aftrek plaatsvindt.

Het onderwijsdeel en daarmee de berekeningsfactor van de zorg in het onderwijs van het kind is 40/52 x minuten afhankelijk van de schoolsoort (zie tabel).

Doorgerekend heeft een kind 12 weken vakantie en krijgt in die periode voor de schooluren AWBZ-zorg die het kind nodig heeft als het niet naar school gaat. In de berekening van de volledige zorg wordt dit 12/52. Daarnaast kan het kind nog geïndiceerd worden voor de buitenschoolse uren: 52/52 AWBZ-zorg voor de buitenschoolse uren.

Formule voor de berekening van het AWBZ deel wordt: 52/52 hele dag – 40/52 (schooluren – minuten schoolsoort of rugzak).

Kort geformuleerd: Van de totale zorgbehoefte van een schoolgaande leerling (zie stap 1) is een deel voor rekening van onderwijs (volledig activerende begeleiding en eventueel een deel persoonlijke verzorging, verpleging en/of ondersteunende begeleiding) en een deel voor rekening van de AWBZ. Uiteindelijk krijgt het kind de volledige zorg die het nodig heeft, voor een deel uit de AWBZ en voor een deel uit het onderwijs.

Twee systemen: onderwijs en de AWBZkst-26631-75-2.gif

Toelichting: Het plaatje toont de verdeelsleutel van AWBZ en onderwijs voor een kind met ernstige problematiek en onderwijsbelemmeringen. De totale geïndiceerde zorg staat in de rechthoeken. Alleen tijdens de schooluren wordt rekening gehouden met de mate van voorliggendheid van onderwijs (zie donkergrijze deel). Het lichtgrijze deel is de overige AWBZ-zorg, waarvoor het kind geïndiceerd is. In de linker rechthoek is onderwijs (speciaal onderwijs en rugzak) voorliggend voor de functie AB en deels de functies PV, VP en OB. In de rechter rechthoek is onderwijs (regulier onderwijs zonder rugzak) alleen voorliggend voor de functie AB.


XNoot
1

In de AWBZ worden de volgende grondslagen genoemd: somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.

XNoot
1

De afkortingen van de AWBZ-functies zijn: huishoudelijke verzorging (HV), persoonlijke verzorging (PV), verpleging (VP), ondersteunende begeleiding (OB), activerende begeleiding (AB), behandeling (B) en verblijf (V).

XNoot
1

In de AWBZ worden de volgende grondslagen genoemd: somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.

Naar boven