TOELICHTING
Onderhavige regeling wijzigt de Regeling tarieven Plantenziektenkundige Dienst en de keuringsdiensten (hierna: de regeling).
In deze regeling zijn de tarieven vastgelegd die door de Plantenziektenkundige Dienst (hierna: PD) en de keuringsdiensten
NAK, Naktuinbouw, BKD en KCB in rekening worden gebracht voor fytosanitaire keuringen, alsmede voor een aantal andere werkzaamheden,
zoals het uitvoeren van monsteranalyses en de behandeling van aanvragen met betrekking tot het verlenen van bepaalde vergunningen.
Op grond van de met de keuringsdiensten gesloten meerjarige overeenkomsten dienen de keuringsdiensten jaarlijks tariefvoorstellen
in en stel ik de tarieven van de keuringsdiensten vast nadat de tarieven zijn beoordeeld op kostendekkendheid en de vereisten
van richtlijn 2000/29/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het
binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen
(PbEG L169). Voor Naktuinbouw, de BKD en het KCB, zijn de tarieven op 1 januari 2010 aangepast. Vanwege het werkveld van de
NAK en de daaraan gekoppelde teeltseizoenen, is met deze keuringsdienst een afwijkende datum afgesproken waarop de nieuwe
tarieven in werking treden, namelijk 1 mei.
De inspectietarieven van de NAK worden generiek met 3% verhoogd. Dit cijfer is gebaseerd op de algemene kostenstijgingen welke
worden verwacht naar aanleiding van de loon-/pensioen- en prijsstijgingen in het komend jaar (mei 2010–mei 2011). Daarnaast
worden de tarieven die verband houden met het onderzoek naar aardappelmoeheid aangepast. De aanvullende stijgingspercentages
van deze tarieven zijn gedifferentieerd en komen gemiddeld uit op 10%. Deze stijging houdt verband met de inwerkingtreding
per 1 juli 2010 van richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van
het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG (PbEU L156, verder: richtlijn 2007/33/EG). In deze
richtlijn zijn gedetailleerde voorschriften opgenomen inzake de wijze waarop bemonstering in het kader van het onderzoek naar
aardappelcysteaaltjes moet plaatsvinden. Dit heeft tot gevolg dat bepaalde onderzoekswerkzaamheden meer tijd kosten en de
tarieven voor dat onderzoek stijgen.
Hieronder zullen de wijzigingen van de tarieven inzake aardappelmoeheid nader worden toegelicht. Ook zullen worden toegelicht
de wijzigingen waarbij wordt afgeweken van de generieke verhoging met 3% of anderszins wijzigingen worden aangebracht.
In artikel 38, vierde lid, is het tarief opgenomen voor de afgifte van fytosanitaire exportcertificaten die door exporteurs
via CLIENT Export worden opgemaakt. CLIENT Export wordt door de Voedsel en Waren Autoriteit beheerd en de tarieven worden
derhalve bepaald door de kosten die de Voedsel en Waren Autoriteit maakt voor de instandhouding en het gebruik van het systeem.
Het tarief stijgt meer dan 3% omdat het bestaande tarief van € 4,00 niet geheel kostendekkend bleek te zijn. Met de verhoging
van het tarief naar € 4,50 wordt kostendekkendheid bereikt (artikel I, onderdeel A, onder 2).
Voorts is een nieuw vijfde lid ingevoegd waar een tarief is opgenomen voor de specifieke situatie waarin een exporteur niet
zelf een fytosanitair exportcertificaat opmaakt via CLIENT Export, maar dat door de NAK laat doen (artikel I, onderdeel A,
onder 3). De hoogte van het tarief is bepaald door de gemiddelde arbeidstijd die medewerkers van NAK nodig hebben voor het
opmaken van een dergelijk certificaat en het invoeren van de gegevens betreffende de te exporteren zending in CLIENT Export.
Aangezien bij deze wijze van afgifte van exportcertificaten ook gebruik wordt gemaakt van CLIENT Export, worden tevens in
rekening gebracht de kosten voor het gebruik van het systeem. Daarbij gaat het om een bedrag van € 4,50 (zie het vierde lid
van artikel 38).
Om het verschil met het tarief in het nieuwe vijfde lid – waar het gaat om het opmaken en afgeven van fytosanitaire certificaten
– en het vernummerde zesde lid – waar het gaat om het opmaken van inspectiebiljetten – te markeren, is in het zesde lid de
bewoording aangepast; daar wordt thans enkel nog gesproken van een inspectiebiljet (artikel I, onderdeel A, onder 4).
Aan artikel 41 wordt een lid toegevoegd waarin een nieuw tarief wordt geïntroduceerd (artikel I, onderdeel C, onder 3). Dit
betreft een tarief voor de afgifte van een zogenoemd EU-communicatiedocument. Dit document faciliteert die gevallen waarin de exporteur van een zending planten of plantaardig producten het voornemen
heeft om de definitieve uitvoer naar een derde land uit een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst te laten plaatsvinden.
Als de certificerende fytosanitaire autoriteit van de lidstaat waar de finale exportcertificering plaatsvindt, behoefte heeft
aan aanvullende informatie van het land van herkomst, kan dit document op verzoek van de exporteur in de lidstaat van herkomst
worden afgegeven. Een tarief voor dit document is voor NAK Tuinbouw, de BKD en de KCB reeds ingevoegd bij de wijziging van
onderhavige regeling die in 1 januari 2010 in werking trad.
In artikel 42 wordt een kennelijke fout in de verwijzing naar artikel 38 hersteld (artikel I, onderdeel D).
In artikel 43, vierde lid, is thans nog maar één tarief opgenomen voor exportonderzoek naar de aanwezigheid van het bietencystenaaltje.
Het hanteren, administreren en factureren van drie verschillende tarieven voor eenzelfde onderzoek is kostenopdrijvend terwijl
de prijsverschillen tussen de verschillende tarieven zeer beperkt waren. Er is daarom voor gekozen nog maar één tarief te
hanteren (artikel I, onderdeel E, onder 2).
Voor de keuring op de aanwezigheid van Rhizomanie wordt in artikel 43, vijfde lid, een tarief toegevoegd voor gevallen waarin
achteraf, dus na de oogst administratief onderzoek wordt gedaan naar de aanwezigheid van Rhizomanie. De reguliere, reeds bestaande
tarieven, zien op monstername, onderzoek en de afgifte van een verklaring voorafgaande aan de teelt. Het nieuwe tarief houdt
verband met het feit dat een aantal landen de eisen met betrekking tot pootaardappelen heeft aangescherpt. Tijdens de teelt
van aardappelen is nog niet altijd duidelijk dat de aardappelen in die landen als pootaardappel op de markt zullen worden
gebracht. Dit maakt een onderzoek achteraf noodzakelijk. Het tarief bedraagt € 87,65 per verklaring en is opgebouwd uit kosten
voor administratief onderzoek en kosten voor de administratieve afhandeling van de afgifte van de verklaring (artikel I, onderdeel
E, onder 3).
Met ingang van 1 juli treedt richtlijn 2007/33/EG in werking. Dit heeft naast een verhoging van de tarieven tevens een inhoudelijke
wijziging van de tarieven zoals opgenomen in artikel 45a tot gevolg. De differentiatie in onderzoeksmethoden en bijbehorende
tarieven wordt kleiner omdat de toegestane onderzoeksmethoden in de richtlijn staan opgenomen.
In het eerste lid van artikel 45a zijn de verschillende onderzoekstarieven opgenomen. De onderzoeken en bijbehorende tarieven
variëren in de hoeveelheid onderzochte grond per hectare of hectaredeel en in het moment waarop een uitslag wordt gegeven.
In het licht van de inwerkingtreding van richtlijn 2007/33/EG zijn de tarieven herberekend. Het tarief van 600cc per hectare
(artikel 45a, eerste lid, onderdeel a, onder 2°) met een uitslag binnen acht weken is het basisonderszoekstarief dat ten opzichte
van 2009 met 3% wordt verhoogd tot € 41,–. Voor spoedonderzoek wordt een toeslag van 25% berekend (€ 51,25), voor onderzoek
waarvan de uitslag volgend voorjaar wordt gegeven, wordt een korting van 5% gegeven (€ 38,95) en voor onderzoek waarvan de
uitslag volgend najaar wordt gegeven een korting van 10% (€ 36,90). De kortingen houden verband met het feit dat het uitstel
van het geven van een onderzoeksuitslag tot efficiencywinst bij het uitvoeren van het onderzoek leidt. Het tarief van 200cc
per 1/3 hectare (artikel 45a, eerste lid, onderdeel a, onder 1°) met een uitslag binnen acht weken wordt verhoogd met 14%
aangezien dit tarief niet geheel kostendekkend bleek te zijn en verwacht wordt dat dit onderzoek meer zal worden aangevraagd.
Het tarief zal € 53,00 bedragen. Voor de verhoging bij spoedonderzoek en de verlagingen bij uitgestelde uitslag worden de
hiervoor genoemde percentages gehanteerd. De bemonsteringsintensiteit van het tarief dat is opgenomen in artikel 45a, eerste
lid, onderdeel a, onder 3°, wordt aangepast aan de nieuwe richtlijn; de bemonsteringsintensiteit wordt verlaagd van 600cc
per 1/3 hectare naar 500cc per 1/3 hectare. Dit houdt verband met het gegeven dat op basis van de richtlijn de standaard bemonsteringsintensiteit
1500cc per hele hectare bedraagt. Op basis van de herberekening van de tarieven in verband met de inwerkingtreding van richtlijn 2007/33/EG
wordt het onderzoekstarief met een uitslag binnen acht weken verhoogd met 4%. Ook bij dit tarief geldt dat voor de verhoging
bij spoedonderzoek en de verlagingen bij uitgestelde uitslag de hiervoor genoemde percentages worden gehanteerd (artikel I,
onderdeel H, onder 1, sub b).
Aangezien in het eerste lid thans de mogelijkheid van spoedonderzoek is opgenomen kan het tweede lid waar tot op heden het
tarief voor spoedonderzoek was opgenomen, vervallen (artikel I, onderdeel H, onder 2). Ook de tarieven voor intensief onderzoek
vervallen, omdat richtlijn 2007/33/EG geen intensief onderzoek vereist (artikel I, onderdeel H, onder 1, sub b). Het is derhalve
niet de verwachting dat dergelijk onderzoek nog zal worden aangevraagd. Tot slot vervalt ook het tarief voor het onderzoek
naar de aanwezigheid van nemathoden, omdat dit onderzoek niet volgt uit richtlijn 2007/33/EG en het onderzoek bovendien veelal
was gekoppeld aan het intensieve onderzoek, waarvoor het tarief eveneens vervalt.
Ten aanzien van de administratieve afhandeling van onderzoeken naar aardappelmoeheid zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd.
In de eerste plaats wordt het tarief voor de afhandeling van de onderzoeken, genoemd in het eerste lid, wordt verhoogd van
€ 12,50 naar € 25,– (artikel I, onderdeel H, onder 4, sub a). Deze verhoging wordt ten eerste veroorzaakt door afschrijvingskosten
van € 100.000 voor een digitaal registratiesysteem, waarin – ingevolge richtlijn 2007/33/EG – positieve en negatieve onderzoeksresultaten
van onderzoek naar aardappelmoeheid moeten worden geregistreerd. Voorafgaande aan grondonderzoek moet de NAK dit systeem raadplegen
op het al dan niet aanwezig zijn van besmettingen op onderdelen van percelen. De kosten daarvoor worden geschat op € 50.000,–.
De beide kostenposten zijn verdisconteerd in het administratieve tarief en leiden tot een stijging van het tarief met € 12,50,
wat leidt tot een tarief van € 25,–.
In de tweede plaats vervalt het tarief voor de administratieve afhandeling van het onderzoek van besmette percelen (artikel
I, onderdeel H, onder 4, sub b). Aangezien voor de bemonstering en afhandeling van besmette percelen op basis van richtlijn
2007/33/EG de reguliere onderzoeksvoorschriften gelden, zal ook voor de administratieve afhandeling van dergelijk onderzoek
het reguliere tarief gelden, zoals dat thans in het derde lid, onderdeel a, is opgenomen.
In de derde plaats wordt een nieuw administratief tarief ingevoerd (artikel I, onderdeel H, onder 4, sub d). Op basis van
bijlage II, onderdeel 3, bij richtlijn 2007/33/EG is het toegestaan een lichte bemonsteringsintensiteit toe te passen indien
gedurende een zekere periode geen aardappelcysteaaltjes zijn aangetroffen op een perceel. Indien een teler meent aan de voorwaarden
voor het lichte onderzoeksregime te voldoen en de NAK vraagt dit na te gaan, wordt voor dat administratieve onderzoek een
tarief van € 60,00 in rekening gebracht.
Tot slot wordt in het zesde lid van artikel 45a (artikel I, onderdeel H, onder 7) het tarief voor sorteergrondonderzoek vervangen
voor een tarief voor zogenoemd hormonsteronderzoek. Derde landen eisen laatstgenoemd onderzoek omdat dit nauwkeuriger is dan
het sorteergrondonderzoek.
Administratieve lasten
De tarieven worden niet aangemerkt als kosten die voortvloeien uit bij de wet- of regelgeving ingevoerde informatieverplichtingen;
met de onderhavige wijzigingsregeling worden derhalve geen administratieve lasten geïntroduceerd.
Vaste verandermomenten (VVM)
Deze regeling treedt grotendeels op 1 mei in werking. Aangezien richtlijn 2007/33/EG in werking treedt per 1 juli 2010 zullen
de wijzigingen met betrekking tot de tarieven in verband met onderzoek naar aardappelmoeheid in werking treden met ingang
van die datum.
Hiermee wordt – ten minste ten dele – afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die
inhouden dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en minimaal twee maanden daaraan voorafgaand publicatie
van de nieuwe regels plaatsvindt. Dit beleid is neergelegd in de brief van de Minister van LNV van 28 april 2008 aan de Voorzitter
van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2007/08, 29 515 en 31 201, nr. 243).
De reden voor deze afwijking is dat bij deze regeling voor een teeltseizoen tarieven worden vastgesteld die mede gebaseerd
zijn op de kosten die in het afgelopen seizoen zijn gemaakt. Deze cijfers zijn pas in februari bekend. Aangezien het voor
deze tarieven relevante seizoen in het voorjaar wederom van start gaat, is een tijdige inwerkingtreding van de nieuwe tarieven
gewenst.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.