Naar aanleiding van de benoeming van een lid van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB), wordt het bedrag
van de bezoldiging (niveau 2003), genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur SVB
geactualiseerd conform de huidige bezoldiging van een lid van de Raad van bestuur van de SVB. Bovendien is besloten tot het
laten vervallen van de prestatietoelage, bedoeld in artikel 2, zesde lid, en het normeren van de toeslag bedoeld in artikel 2,
vijfde lid, van deze Rechtspositieregeling (artikel I).
Het laten vervallen van de bepaling over de prestatietoelage, bedoeld in artikel 2, zesde lid, in de Rechtspositieregeling
lid Raad van bestuur SVB, wordt ook verwerkt in de Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur SVB (artikel II, onderdeel A).
De toeslag, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur SVB wordt met deze regeling aangescherpt.
Bepaald wordt dat de toeslag per kalenderjaar 5% van het bedrag van de bezoldiging bedraagt en bij uitzondering kan worden
verhoogd tot maximaal 10% van dat bedrag (artikel I, onder 2).
Het vijfde lid van artikel 3 van de Rechtspositieregeling voorzitter Raad van bestuur SVB heeft sinds 1 januari 2004 geen
betekenis meer. Sinds 1 januari 2004 wordt het gebruik van de (dienst-) auto voor het woon-werkverkeer niet gerekend tot het
privé-gebruik en leidt derhalve niet tot een fiscale bijtelling. De Regeling vergoeding dienstautogebruik, die voorzag in
compensatie van het nadeel dat door het fiscale regime ontstond heeft sinds 1 januari 2004 geen betekenis meer en is dan ook
bij Regeling d.d. 22-12-2007, Stcrt. 247, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2004 ingetrokken. Aan het vijfde lid van artikel 3 van de Rechtspositieregeling
voorzitter RvB SVB is daarmee de grondslag komen te vervallen (artikel II, onderdeel B).