TOELICHTING
I. Algemeen
1. Achtergrond
Op 25 maart 2009 heeft het kabinet het beleidsprogramma uitgebreid met een aanvullend beleidsakkoord ‘Werken aan toekomst’.
Dit beleidsakkoord bevat de maatregelen die het kabinet neemt om een deel van de gevolgen van de economische crisis voor verschillende
beleidsterreinen het hoofd te bieden. Eén van de voorgestelde maatregelen betreft het stimuleringsbudget woningbouw. Voor
dit stimuleringsbudget is door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: WWI) € 395 miljoen uitgetrokken. Zoals
afgesproken in het aanvullend beleidsakkoord zal een deel van het stimuleringsbudget worden ingezet voor de restauratie van
monumenten. In die sector is eveneens sprake van een (dreigend) werkgelegenheidsverlies en terugval van productie.
De Minister voor WWI stelt voor de besteding van de middelen ‘Tijdelijke stimuleringsregelingen woningbouwprojecten’ vast,
waarbij gemeenten aanvragen kunnen indienen. De indiening van aanvragen en de verlening van subsidie vindt plaats in drie
afzonderlijke tranches. De eerste twee tranches hiervan hebben in 2009 plaats gevonden, de derde tranche zal in 2010 zijn.
Monumenten
Bij de inzet van middelen voor monumenten uit het stimuleringsbudget is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wijze waarop
de Minister voor WWI invulling wil geven aan de maatregelen.
Daarom is besloten de systematiek van de verschillende tranches waarin het stimuleringsbudget woningbouw wordt weggezet te
volgen, en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de specifieke WWI criteria ‘wonen’ en ‘herbestemming’. Bij de verdeling van
de middelen voor monumenten is gekozen voor een driedeling: een selectie van zes monumenten tijdens de eerste WWI tranche,
vervolgens de Subsidieregeling restauratie en herbestemming cultureel erfgoed (Srhce) tijdens de tweede tranche, en tenslotte
een aantal Speciale Projecten, noodzakelijk geachte restauraties van monumenten die buiten de criteria van de Srhce vallen,
en die op grond van de onderhavige regeling subsidie kunnen aanvragen. Als rode draad geldt voor alle projecten dat ze in
het kader van de bestrijding van de crisis in 2010 moeten starten. Van het stimuleringsbudget van € 395 miljoen voor 2009
en 2010 is in totaal € 44 miljoen bestemd voor monumenten.
Eerste tranche
Voor de eerste tranche is een selectie gemaakt van rijksmonumenten die voor de eerste subsidieronde (juli–augustus 2009) in
aanmerking kwamen. Daarbij is als criterium gehanteerd dat het gaat om rijksmonumenten met een herbestemming tot wonen, die
gelegen zijn in een herstructureringsgebied en waarbij de restauratie in 2009 kon starten. Omwille van de snelheid is een
keuze gemaakt uit plannen die in het verleden al zijn ingediend en waarvan de subsidiabele kosten al waren vastgesteld (Kamerstukken
II 2008–2009, 27 562, nr. 36). De totale inzet voor monumenten in deze eerste ronde kwam uit op circa € 13 miljoen. De selectie is bekrachtigd via de
begroting van de Minister voor WWI.
Tweede tranche
Vervolgens is voor een gedeelte van het resterend budget van € 31 mln de Subsidieregeling restauratie en herbestemming cultureel
erfgoed (Srhce) door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) vastgesteld (Stcrt. 2009, 14837). Op basis van deze regeling konden eigenaren van beschermde monumenten subsidie aanvragen. Het betreft subsidie voor de
restauratie van industriële en kerkelijke monumenten die (gedeeltelijk) een woonbestemming krijgen. Voor deze subsidieregeling
is een budget van € 15 miljoen beschikbaar. Op grond van deze regeling konden van af 1 oktober tot en met 15 november 2009
aanvragen worden ingediend. In totaal is inmiddels aan 18 projecten op grond van deze regeling subsidie verleend.
Speciale projecten
Tenslotte is het resterend budget van € 16 miljoen gereserveerd voor door de minister voor WWI en de minister van OCW noodzakelijk
geachte restauraties van monumenten die buiten de criteria van de Srhce vallen (Kamerstukken II 2008–2009, 27 562, nr. 43).
Van het resterend budget is € 7 miljoen ter beschikking gesteld van de Rijksgebouwendienst ten behoeve van de restauratie
van het Paleis op de Dam. De overige € 9 mln is bestemd voor tien speciale restauratieprojecten.
2. Doelstelling van de regeling
De regeling heeft tot doel restauratie van tien rijksmonumenten mogelijk te maken, die om verschillende redenen van speciaal
belang zijn, en waarvan de voorbereiding zo ver is dat de restauratie nog in 2010 kan starten. Bij alle projecten is sprake
van (een gerede kans op) stagnatie van de restauratiewerkzaamheden en werkgelegenheid als de projecten geen financiële impuls
krijgen.
Bij de keuze van deze projecten spelen aspecten als specifiek rijksbelang, regionale spreiding, technische urgentie, werkgelegenheid
in kwetsbare regio’s, effect op de omgeving, ligging in kwetsbare wijken, zeldzaamheid, museale functie, en de mogelijkheid
om daadwerkelijk in 2010 te kunnen starten met de restauratie, mee.
Hieronder volgt een korte omschrijving per project.
a. Havenkerk te Schiedam
De herontwikkeling en herbestemming van deze neoclassicistische kerk (1822-24) tot hotel geeft een belangrijke impuls aan
het economisch functioneren van de binnenstad. Het project dient een veel breder doel dan alleen de herbestemming van de Havenkerk:
het gaat hier vooral om de revitalisering van de binnenstad.
b. Prinsenhof te Groningen
Het betreft hier de herbestemming van een groot monumentaal complex (in oorsprong 15e eeuws) aan het Martinikerkhof, dat jarenlang gefungeerd heeft als onderkomen van Radio & TV Noord. Het concept ‘Grand Hotel
Prinsenhof’ heeft naar verwachting een positieve impact op de omgeving en kan een nieuwe invulling geven aan dit gebouw.
c. Groot Lankum te Franeker
In dit monumentale voormalige GGZ - pand, gebouwd tussen 1928–1930, dat reeds jaren leeg staat, is een zeventigtal zorgappartementen
gepland. Het is een project dat qua werkgelegenheid van majeur belang is in de economisch kwetsbare regio. Uiteindelijk zullen
circa 100 mensen daar een werkplek kunnen vinden en zal een monumentaal pand een nieuwe (zorg) woonbestemming krijgen.
d. Wintertuin te Baarn
Dit betreft een ongeveer honderd jaar geleden gebouwde zeldzame monumentale plantenkas, gelegen in het Cantonspark te Baarn.
Kas met tuin vormt een monumentaal bijzonder geheel en is belangrijk voor het dorp Baarn. Restauratie en groot onderhoud zijn
urgent.
e. Steenfabriek te Randwijk
Dit complex, daterend uit 1839, wordt gerestaureerd en deels herbestemd voor wonen. De centrale oven wordt opnieuw geschikt
gemaakt voor het bakken van allerlei bakstenen voor restauratieve doelen, waarmee het project van belang is voor de restauratiesector.
f. Badpaviljoen te Hindelopen
Dit badpaviljoen is in 1913 gebouwd ten behoeve van het opkomende toerisme aan het Zuiderzeestrand. Het paviljoen is een bijzonder
voorbeeld van de vroege toepassing van het bouwmateriaal beton. De technische staat is zorgwekkend voor het voortbestaan van
het monument. Voor landschap en omgeving is het een bepalend element.
g. Belfort te Sluis
Het betreft het enige belfort (hoge klokkentoren aan of bij een stadhuis, vooral voorkomend in Vlaanderen) van Nederland.
De gemeente wil het als museum gebruikte monument, dat dateert uit de 15e eeuw, en waarvan de technische staat slecht is, restaureren en de museumfunctie uitbreiden met een collectie over de Nederlandse
taal en Van Dale, die ooit schoolmeester in Sluis was. Cultuur, museum en onderwijs gaan hier samen. Het Belfort is een landmark
onder de monumenten in de omgeving met zelfs internationale uitstraling.
h. Panorama Mesdag te Den Haag
Restauratie en uitbreiding van dit in een rijksmonument gevestigde unieke museum uit de 19e eeuw zijn noodzakelijk voor het voortbestaan. Het museum staat daarmee voor een financieel zeer zware opgave. Met een subsidiebijdrage
kunnen de noodzakelijke werkzaamheden gerealiseerd worden.
i. Portugese synagoge te Amsterdam
De Stichting Cultureel Erfgoed van de Portugees- Israëlitische Gemeente (CEPIG) bereidt de restauratie van de 17e eeuwse Portugese Synagoge te Amsterdam voor. Deze Stichting heeft ten aanzien van de publieksfunctie een samenwerkingsverband
met het Joods Historisch Museum. De Synagoge huisvest de collectie Ets Haim (de oudste nog functionerende joodse bibliotheek
ter wereld) en moet voldoen aan de eisen van een museale instelling met publieksfunctie. Aan de veiligheid en het beheer van
het roerend erfgoed worden hoge eisen gesteld. Door een bijdrage aan de noodzakelijke restauratie kan er meer financiële ruimte
gecreëerd worden om te kunnen voldoen aan die eisen.
j. Justus van Effencomplex te Rotterdam
Dit betreft een ‘volkswoningbouwcomplex’ uit 1920/21 met 264 woningen en een centraal bad-/washuis (alles samen één monumentnummer),
gelegen in de achterstandswijk Spangen. Bij een renovatie in de jaren tachtig zijn veel karakteristieke details verloren gegaan.
In 2010 begint de ingrijpende restauratie van dit monument. De buitenkant wordt weer volledig in de oorspronkelijke monumentale
luister hersteld en de woningen worden aangepast aan de eisen van de 21e eeuw.
Grondslag
De regeling is gebaseerd op het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (hierna: Brim) en de Wet overige OCW-subsidies
(hierna: WOOS). Naast de reguliere instandhoudingssubsidie, die op grond van het Brim kan worden verstrekt, is in artikel
43 van het Brim een specifieke basis gelegd om het wegwerken van de restauratieachterstand te kunnen subsidiëren. Uitsluitend
de eigenaren die op grond van het Brim in aanmerking komen voor instandhoudingssubsidie, kunnen gebruik maken van restauratiesubsidie
als bedoeld in artikel 43 Brim, en daarmee van deze Tijdelijke subsidieregeling restauratie speciale projecten (Srsp).
Een van de beschermde monumenten in de regeling is het Justus van Effencomplex te Rotterdam, een ‘volkswoningbouwcomplex’
met 264 woningen en een centraal bad-/washuis. Woonhuismonumenten komen echter niet voor subsidie op grond van het Brim in
aanmerking, tenzij het monumenten betreft die in beheer zijn van aangewezen organisaties voor monumentenbehoud. Van een dergelijke
organisatie is hier geen sprake en dus is de grondslag van de subsidiëring van dit monument de WOOS. Op grond van de WOOS
kan subsidie worden verstrekt in afwijking van een andere wet, voor zover dit bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële
regeling geschiedt. Een dergelijke wettelijke regeling kan echter pas in werking treden vier weken na overlegging van de regeling
aan beide kamers der Staten-Generaal en indien niet door de kamers is aangegeven dat de betreffende subsidie bij wet geregeld
moet worden. Onderhavige regeling zal dus aan beide kamers der Staten-Generaal worden voorgelegd en voor wat betreft het Justus
van Effencomplex nog niet in werking treden.
3. Uitvoerings- en handhavingsaspecten
Het betreft een regeling die leidt tot subsidieverstrekking. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voert deze regeling
uit en zal de aanvragen volgens een standaard procedure in behandeling nemen. De regeling is van beperkte omvang, zodat geen
problemen in de uitvoering en handhaving worden voorzien.
4. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
Bij het ontwerp van de regeling is uitdrukkelijk aandacht besteed aan de kosten die aanvragers van een subsidie moeten maken
om te kunnen voldoen aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit de regeling. De informatieverplichtingen in de regeling
zijn zo beperkt mogelijk gehouden, conform de uitgangspunten van het Uniform Subsidiekader zoals dat voor alle subsidieregelingen
van het Rijk van toepassing is verklaard. Concreet betekent dit dat bij de aanvragen tot subsidieverlening en -vaststelling
door de subsidieontvanger slechts een beperkt aantal documenten hoeft te worden verstrekt en er geen onnodige verplichtingen
ten aanzien van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten zijn opgenomen. Verder is de bevoorschotting niet afhankelijk
gesteld van het indienen van declaraties, maar wordt bij de verlening van de subsidie 80% van het subsidiebedrag ineens uitgekeerd.
II. Artikelsgewijs
Artikelen 2 en 3
Hier worden de tien beschermde monumenten genoemd met daarbij het subsidieplafond per monument waarvoor de eigenaar voor de
restauratie van het betreffende monument subsidie kan aanvragen.
Het is goed mogelijk dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd meer kosten meebrengen dan het subsidieplafond bedraagt.
In een dergelijk geval zal het verleende subsidiebedrag uitkomen op het genoemde subsidieplafond voor zover in redelijkheid
deze kosten vooraf als subsidiabel aangemerkt kunnen worden.
Artikel 4
De subsidieontvanger ontvangt slechts subsidie voor de kosten die in artikel 5 genoemd zijn. Er wordt hier verwezen naar de
Leidraad subsidiabele kosten Brim 2010 als bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, waarmee ook
gewerkt wordt bij de reguliere instandhoudingssubsidies op grond van het Brim. Ook de overige voorwaarden voor subsidieverstrekking
in het eerste lid van dit artikel gelden voor reguliere instandhoudingssubsidie en staan vermeld in de Regeling rijkssubsidiëring
instandhouding monumenten.
Het tweede lid geeft aan dat ook de kosten voor zover deze voldoen aan het eerste lid, die reeds gemaakt zijn in 2010 voor
de restauratie waarvoor subsidie wordt verstrekt, in aanmerking komen voor subsidie. Dit is een uitzondering op de gangbare
regel dat geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die reeds aangevangen zijn. Vanwege het karakter van deze crisismaatregel
en het feit dat het gewenst is dat de restauraties zo snel mogelijk plaats vinden en werkgelegenheid niet afneemt in de sector,
is er voor gekozen ook de reeds aangevangen activiteiten in 2010 te subsidiëren. Bij de inventarisatie van de projecten die
voor subsidie in aanmerking zouden komen, was van groot belang dat de projecten zo snel mogelijk zouden starten. Mijn wens
dat zoveel mogelijk projecten in de monumentensector doorgang vinden en het feit dat eigenaren reeds gestart zijn met werkzaamheden,
moet niet ten koste gaan van de subsidie voor de eigenaar. Uiteraard komen de reeds verrichte activiteiten alleen in aanmerking
voor subsidie voor zover deze voldoen aan de voorschriften in deze regeling.
Artikel 5
Voor de subsidieverstrekking geldt een subsidieperiode waarbinnen de activiteiten afgerond moeten zijn. Vanwege de economische
crisis dienen de activiteiten zo snel mogelijk voortgang te vinden en dus wordt alleen subsidie verstrekt voor activiteiten
die in 2010 aanvangen of al in 2010 zijn aangevangen. Daarnaast dienen de activiteiten voor 2014 afgerond te zijn.
Artikel 6
De subsidie wordt op aanvraag verleend en bij de aanvraag wordt een restauratieplan en een globale begroting van de activiteiten
in het restauratieplan gevraagd. Over de documenten die behoren tot het restauratieplan beschikt de eigenaar van het beschermde
monument al, omdat deze documenten ook nodig zijn voor de aanvraag voor een monumentenvergunning of een bouwvergunning om
de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd te kunnen realiseren. Voor het restauratieplan wordt dus niet om nieuw op
te stellen documenten gevraagd.
Artikelen 7 en 8
Aanvragen voor subsidie worden uiterlijk op 31 juli 2010 ingediend. De aanvragen kunnen uiteraard ook eerder worden ingediend.
Het moment van aanvraag is beslissend voor het moment van beslissing op de aanvraag.
Artikel 9
Eerste lid
De subsidieverplichtingen die gelden voor ontvangers van reguliere instandhoudingssubsidie zijn van overeenkomstige toepassing
verklaard voor subsidieontvangers op grond van deze regeling. Het betreft onder meer de verplichting om het meedelen van veranderingen
die van invloed kunnen zijn op de subsidieverstrekking en specifieke verplichtingen die de minister kan opleggen in verband
met de aard van de werkzaamheden. Uiteraard moet in de artikelen die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, waar wordt
gesproken over instandhoudingsplan, gelezen worden restauratieplan, omdat het hier niet om instandhoudingsubsidie maar om
restauratiesubsidie gaat.
Tweede lid
Naast de subsidieverplichtingen op grond van het Brim, geldt voor de subsidieontvanger ook de verplichting om pas met de activiteiten
aan te vangen voor zover hiervoor een monumentenvergunning is verleend en geldt tevens dat niet afgeweken wordt van de voorschriften
in deze vergunning. Deze verplichting is alleen van toepassing voor activiteiten waarvoor een monumentenvergunning op grond
van artikel 11 Monumentenwet 1988 is vereist.
Indien de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt, moet in plaats van artikel 11 Monumentenwet 1988 hier
gelezen worden artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Met de inwerkingtreding van
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt de monumentenvergunning namelijk rechtstreeks overgenomen in genoemde wet.
Inhoudelijk verandert deze vergunningplicht niet.
Artikel 10
Om de lasten bij de subsidieontvanger en de minister van OCW zo veel mogelijk te beperken wordt meteen na de subsidieverlening
80 procent van het verleende subsidiebedrag aan de subsidieontvanger overgemaakt. Indien het vastgestelde subsidiebedrag het
voorschot overschrijdt, wordt het resterende bedrag na de vaststelling betaald.
Door de hoge directe bevoorschotting is de subsidieontvanger daarnaast ook in staat om een substantieel deel van de werkzaamheden
snel aan te vangen.
Artikel 11
Na afronding van de activiteiten dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, waarbij de subsidie
wordt verantwoord. Omdat het bij de subsidieverstrekking om bedragen van meer dan € 125.000 zal gaan, wordt om een prestatieverklaring
en om een financieel verslag gevraagd.
De prestatieverklaring voldoet aan de eisen genoemd in het derde lid en gaat vergezeld van een inspectierapport. Het inspectierapport
dient opgesteld te zijn na afronding van de activiteiten.
Het vijfde lid vermeldt de eisen waaraan het financieel verslag moet voldoen. Daarnaast gaat het financieel verslag vergezeld
van een accountantsverklaring waarin een uitspraak wordt gedaan over de juistheid van de bedragen in het financieel verslag
en over de naleving van de voorschriften genoemd in het door de minister vast te stellen controleprotocol.
Voor de prestatieverklaring en het financieel verslag kan de minister van OCW op basis van deze regeling modellen vaststellen
overeenkomstig welke deze stukken opgesteld dienen te worden. Daarnaast stelt de minister een controleprotocol vast voor de
accountantsverklaring. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze dit controleprotocol bij zijn onderzoek gebruikt.
Artikel 13
Deze regeling treedt op de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling is geplaatst in werking. Hiermee wordt
afgeweken van het beleid van Vaste Verander Momenten, waarbij een regeling in werking treedt op de eerste dag van een kwartaal
met een minimale publicatietermijn van twee maanden. Bij deze regeling spelen namelijk financiële belangen van particulieren
die erbij gebaat zijn als de regeling zo snel mogelijk in werking treedt. Dit geldt niet alleen voor de eigenaren die subsidie
kunnen gaan aanvragen en voor wie het van belang is om zo snel mogelijk duidelijkheid te hebben of ze subsidie kunnen ontvangen
en de restauratiewerkzaamheden kunnen aanvangen dan wel voortzetten, maar ook voor de werknemers die de restauratiewerkzaamheden
uitvoeren is van belang dat zij zo snel mogelijk aan de slag kunnen of aan de slag kunnen blijven.
Voor het Justus van Effencomplex te Rotterdam geldt echter niet dat deze regeling op de dag na uitgifte van de Staatscourant
in werking treedt. Subsidie voor dit monument wordt namelijk op grond van de WOOS verstrekt. Eigenaren van woonhuizen kunnen
geen subsidie ontvangen op grond van het Brim en dus is er voor deze subsidieverstrekking een andere grondslag nodig. Dit
is mogelijk op grond van de WOOS, maar dan moet deze regeling eerst vier weken aan beide kamers der Staten-Generaal zijn voorgelegd.
Na deze periode kan de regeling in werking treden voor zover door de kamers niet is aangegeven dat deze subsidieverstrekking
bij wet dient te worden geregeld. Voor het Justus van Effencomplex is dan ook geregeld dat de minister een afzonderlijke inwerkingtredingsdatum
bepaalt, namelijk een datum na het moment dat duidelijk is dat de subsidie niet bij wet geregeld hoeft te worden. Als door
deze procedure de inwerkingtredingsdatum aanzienlijk opschuift en de indieningsdatum voor een aanvraag onredelijk wordt, kan
de minister ook een aparte indieningsdatum voor de aanvraag voor subsidie bepalen op grond van artikel 8, tweede lid.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.