Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 april 2010, nr. WJZ/202171 (8280), houdende regels voor de subsidiëring van restauratiewerkzaamheden voor speciale projecten in verband met het stimuleringsbudget woningbouw 2010–2013 (Tijdelijke subsidieregeling restauratie speciale projecten)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 43, vijfde lid, van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten en artikel 3, tweede lid, en artikel 4, tweede lid, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Besluit:

Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten;

inspectierapport:

rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft, en dat is opgesteld door een ter zake deskundige persoon of instantie;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 2. Reikwijdte

De minister kan uitsluitend ten behoeve van de restauratie van de volgende beschermde monumenten subsidie verstrekken:

  • a. Havenkerk te Schiedam;

  • b. Prinsenhof te Groningen;

  • c. Groot Lankum te Franeker;

  • d. Wintertuin te Baarn;

  • e. Steenfabriek te Randwijk;

  • f. Badpaviljoen te Hindelopen;

  • g. Belfort te Sluis;

  • h. Panorama Mesdag te ’s-Gravenhage;

  • i. Portugese Synagoge te Amsterdam; en

  • j. Justus van Effencomplex te Rotterdam.

Artikel 3. Subsidieplafonds

Het subsidieplafond bedraagt voor:

  • a. Havenkerk te Schiedam: € 1 miljoen;

  • b. Prinsenhof te Groningen: € 1 miljoen;

  • c. Groot Lankum te Franeker: € 1 miljoen;

  • d. Wintertuin te Baarn: € 1,5 miljoen;

  • e. Steenfabriek te Randwijk: € 700.000;

  • f. Badpaviljoen te Hindelopen: € 600.000;

  • g. Belfort te Sluis: € 600.000;

  • h. Panorama Mesdag te ’s-Gravenhage: € 400.000;

  • i. Portugese Synagoge te Amsterdam: € 430.000; en

  • j. Justus van Effencomplex te Rotterdam: € 1,5 miljoen.

Artikel 4. Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen als bedoeld in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim 2010, opgenomen als bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, met dien verstande dat:

    • a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voorzover de werkzaamheden:

      • 1°. strekken tot restauratie van een monument als bedoeld in artikel 3 en zijn monumentale waarden,

      • 2°. sober en doelmatig zijn,

      • 3°. technisch noodzakelijk zijn, en

      • 4°. de werkzaamheden zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;

    • b. kosten voor werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade subsidiabel zijn;

    • c. kosten voor werkzaamheden gericht op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen subsidiabel zijn;

    • d. kosten voor werkzaamheden gericht op reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn; en

    • e. kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op comfortverbetering niet subsidiabel zijn.

  • 2. Indien de restauratie waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds aangevangen is, komen onverminderd het eerste lid, tevens voor subsidie in aanmerking de gemaakte kosten in verband met de restauratie voor zover die kosten in 2010 zijn gemaakt.

Artikel 5. Subsidieperiode

De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt vangen aan of zijn reeds aangevangen in 2010 en zijn afgerond voor 1 januari 2014.

Artikel 6. Aanvraag subsidieverlening

  • 1. Per monument als bedoeld in artikel 3 wordt één aanvraag voor subsidie ingediend.

  • 2. Voor zover de minister niet reeds beschikt over deze documenten, gaat een aanvraag vergezeld van:

    • a. een restauratieplan; en

    • b. een globale begroting van de kosten van de voorgenomen restauratiewerkzaamheden.

  • 3. Een restauratieplan omvat in ieder geval:

    • a. tekeningen van de bestaande toestand van het monument;

    • b. tekeningen waarop de voorgenomen restauratiewerkzaamheden of wijzigingen van het monument staan aangegeven; en

    • c. een op de technische staat van het monument gebaseerd bestek of gebaseerde werkomschrijving per onderdeel van de restauratiewerkzaamheden van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan.

Artikel 7. Indieningstermijn

  • 1. Een aanvraag tot verlening van subsidie wordt ingediend voor 1 augustus 2010.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister voor artikel 3, onderdeel j, een andere indieningsdatum vaststellen.

Artikel 8. Subsidieverlening

De minister beslist binnen dertien weken op een aanvraag tot verlening van subsidie.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen

  • 1. De artikelen 23 tot en met 29 van het Besluit zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat instandhoudingsplan wordt gelezen als restauratieplan.

  • 2. Voor zover voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend een vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 is vereist, vangen die activiteiten niet aan zonder of in afwijking van de vergunning.

  • 3. Indien de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt, wordt in het tweede lid ‘artikel 11 van de Monumentenwet 1988’ vervangen door: artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 10. Bevoorschotting

Direct na de subsidieverlening verstrekt de minister aan de subsidieontvanger een voorschot van 80 procent van de verleende subsidie.

Artikel 11. Aanvraag tot subsidievaststelling en verantwoording

  • 1. Binnen 13 weken na afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een prestatieverklaring en een financieel verslag.

  • 3. In de prestatieverklaring toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De minister kan een model vaststellen voor de prestatieverklaring.

  • 4. De prestatieverklaring gaat vergezeld van een inspectierapport dat is opgesteld na afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 5. Het financieel verslag geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de aanwending en besteding van de subsidie door de subsidieontvanger. De minister kan een model vaststellen voor het financieel verslag.

  • 6. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In de verklaring verklaart de accountant dat de bedragen in het financieel verslag juist zijn en doet hij tevens een uitspraak over de naleving door de subsidieontvanger van de in het controle protocol genoemde voorschriften.

  • 7. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek inricht overeenkomstig een door de minister vast te stellen controleprotocol.

  • 8. De minister kan de subsidieontvanger verplichten de desbetreffende originele rekeningen en betalingsbewijzen te overleggen.

Artikel 12. Vaststelling

De minister beslist binnen 22 weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met uitzondering van artikel 3, onderdeel j, dat op een nader door de minister te bepalen tijdstip in werking treedt.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling restauratie speciale projecten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Achtergrond

Op 25 maart 2009 heeft het kabinet het beleidsprogramma uitgebreid met een aanvullend beleidsakkoord ‘Werken aan toekomst’. Dit beleidsakkoord bevat de maatregelen die het kabinet neemt om een deel van de gevolgen van de economische crisis voor verschillende beleidsterreinen het hoofd te bieden. Eén van de voorgestelde maatregelen betreft het stimuleringsbudget woningbouw. Voor dit stimuleringsbudget is door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: WWI) € 395 miljoen uitgetrokken. Zoals afgesproken in het aanvullend beleidsakkoord zal een deel van het stimuleringsbudget worden ingezet voor de restauratie van monumenten. In die sector is eveneens sprake van een (dreigend) werkgelegenheidsverlies en terugval van productie.

De Minister voor WWI stelt voor de besteding van de middelen ‘Tijdelijke stimuleringsregelingen woningbouwprojecten’ vast, waarbij gemeenten aanvragen kunnen indienen. De indiening van aanvragen en de verlening van subsidie vindt plaats in drie afzonderlijke tranches. De eerste twee tranches hiervan hebben in 2009 plaats gevonden, de derde tranche zal in 2010 zijn.

Monumenten

Bij de inzet van middelen voor monumenten uit het stimuleringsbudget is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wijze waarop de Minister voor WWI invulling wil geven aan de maatregelen.

Daarom is besloten de systematiek van de verschillende tranches waarin het stimuleringsbudget woningbouw wordt weggezet te volgen, en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de specifieke WWI criteria ‘wonen’ en ‘herbestemming’. Bij de verdeling van de middelen voor monumenten is gekozen voor een driedeling: een selectie van zes monumenten tijdens de eerste WWI tranche, vervolgens de Subsidieregeling restauratie en herbestemming cultureel erfgoed (Srhce) tijdens de tweede tranche, en tenslotte een aantal Speciale Projecten, noodzakelijk geachte restauraties van monumenten die buiten de criteria van de Srhce vallen, en die op grond van de onderhavige regeling subsidie kunnen aanvragen. Als rode draad geldt voor alle projecten dat ze in het kader van de bestrijding van de crisis in 2010 moeten starten. Van het stimuleringsbudget van € 395 miljoen voor 2009 en 2010 is in totaal € 44 miljoen bestemd voor monumenten.

Eerste tranche

Voor de eerste tranche is een selectie gemaakt van rijksmonumenten die voor de eerste subsidieronde (juli–augustus 2009) in aanmerking kwamen. Daarbij is als criterium gehanteerd dat het gaat om rijksmonumenten met een herbestemming tot wonen, die gelegen zijn in een herstructureringsgebied en waarbij de restauratie in 2009 kon starten. Omwille van de snelheid is een keuze gemaakt uit plannen die in het verleden al zijn ingediend en waarvan de subsidiabele kosten al waren vastgesteld (Kamerstukken II 2008–2009, 27 562, nr. 36). De totale inzet voor monumenten in deze eerste ronde kwam uit op circa € 13 miljoen. De selectie is bekrachtigd via de begroting van de Minister voor WWI.

Tweede tranche

Vervolgens is voor een gedeelte van het resterend budget van € 31 mln de Subsidieregeling restauratie en herbestemming cultureel erfgoed (Srhce) door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) vastgesteld (Stcrt. 2009, 14837). Op basis van deze regeling konden eigenaren van beschermde monumenten subsidie aanvragen. Het betreft subsidie voor de restauratie van industriële en kerkelijke monumenten die (gedeeltelijk) een woonbestemming krijgen. Voor deze subsidieregeling is een budget van € 15 miljoen beschikbaar. Op grond van deze regeling konden van af 1 oktober tot en met 15 november 2009 aanvragen worden ingediend. In totaal is inmiddels aan 18 projecten op grond van deze regeling subsidie verleend.

Speciale projecten

Tenslotte is het resterend budget van € 16 miljoen gereserveerd voor door de minister voor WWI en de minister van OCW noodzakelijk geachte restauraties van monumenten die buiten de criteria van de Srhce vallen (Kamerstukken II 2008–2009, 27 562, nr. 43).

Van het resterend budget is € 7 miljoen ter beschikking gesteld van de Rijksgebouwendienst ten behoeve van de restauratie van het Paleis op de Dam. De overige € 9 mln is bestemd voor tien speciale restauratieprojecten.

2. Doelstelling van de regeling

De regeling heeft tot doel restauratie van tien rijksmonumenten mogelijk te maken, die om verschillende redenen van speciaal belang zijn, en waarvan de voorbereiding zo ver is dat de restauratie nog in 2010 kan starten. Bij alle projecten is sprake van (een gerede kans op) stagnatie van de restauratiewerkzaamheden en werkgelegenheid als de projecten geen financiële impuls krijgen.

Bij de keuze van deze projecten spelen aspecten als specifiek rijksbelang, regionale spreiding, technische urgentie, werkgelegenheid in kwetsbare regio’s, effect op de omgeving, ligging in kwetsbare wijken, zeldzaamheid, museale functie, en de mogelijkheid om daadwerkelijk in 2010 te kunnen starten met de restauratie, mee.

Hieronder volgt een korte omschrijving per project.

  • a. Havenkerk te Schiedam

    De herontwikkeling en herbestemming van deze neoclassicistische kerk (1822-24) tot hotel geeft een belangrijke impuls aan het economisch functioneren van de binnenstad. Het project dient een veel breder doel dan alleen de herbestemming van de Havenkerk: het gaat hier vooral om de revitalisering van de binnenstad.

  • b. Prinsenhof te Groningen

    Het betreft hier de herbestemming van een groot monumentaal complex (in oorsprong 15e eeuws) aan het Martinikerkhof, dat jarenlang gefungeerd heeft als onderkomen van Radio & TV Noord. Het concept ‘Grand Hotel Prinsenhof’ heeft naar verwachting een positieve impact op de omgeving en kan een nieuwe invulling geven aan dit gebouw.

  • c. Groot Lankum te Franeker

    In dit monumentale voormalige GGZ - pand, gebouwd tussen 1928–1930, dat reeds jaren leeg staat, is een zeventigtal zorgappartementen gepland. Het is een project dat qua werkgelegenheid van majeur belang is in de economisch kwetsbare regio. Uiteindelijk zullen circa 100 mensen daar een werkplek kunnen vinden en zal een monumentaal pand een nieuwe (zorg) woonbestemming krijgen.

  • d. Wintertuin te Baarn

    Dit betreft een ongeveer honderd jaar geleden gebouwde zeldzame monumentale plantenkas, gelegen in het Cantonspark te Baarn. Kas met tuin vormt een monumentaal bijzonder geheel en is belangrijk voor het dorp Baarn. Restauratie en groot onderhoud zijn urgent.

  • e. Steenfabriek te Randwijk

    Dit complex, daterend uit 1839, wordt gerestaureerd en deels herbestemd voor wonen. De centrale oven wordt opnieuw geschikt gemaakt voor het bakken van allerlei bakstenen voor restauratieve doelen, waarmee het project van belang is voor de restauratiesector.

  • f. Badpaviljoen te Hindelopen

    Dit badpaviljoen is in 1913 gebouwd ten behoeve van het opkomende toerisme aan het Zuiderzeestrand. Het paviljoen is een bijzonder voorbeeld van de vroege toepassing van het bouwmateriaal beton. De technische staat is zorgwekkend voor het voortbestaan van het monument. Voor landschap en omgeving is het een bepalend element.

  • g. Belfort te Sluis

    Het betreft het enige belfort (hoge klokkentoren aan of bij een stadhuis, vooral voorkomend in Vlaanderen) van Nederland. De gemeente wil het als museum gebruikte monument, dat dateert uit de 15e eeuw, en waarvan de technische staat slecht is, restaureren en de museumfunctie uitbreiden met een collectie over de Nederlandse taal en Van Dale, die ooit schoolmeester in Sluis was. Cultuur, museum en onderwijs gaan hier samen. Het Belfort is een landmark onder de monumenten in de omgeving met zelfs internationale uitstraling.

  • h. Panorama Mesdag te Den Haag

    Restauratie en uitbreiding van dit in een rijksmonument gevestigde unieke museum uit de 19e eeuw zijn noodzakelijk voor het voortbestaan. Het museum staat daarmee voor een financieel zeer zware opgave. Met een subsidiebijdrage kunnen de noodzakelijke werkzaamheden gerealiseerd worden.

  • i. Portugese synagoge te Amsterdam

    De Stichting Cultureel Erfgoed van de Portugees- Israëlitische Gemeente (CEPIG) bereidt de restauratie van de 17e eeuwse Portugese Synagoge te Amsterdam voor. Deze Stichting heeft ten aanzien van de publieksfunctie een samenwerkingsverband met het Joods Historisch Museum. De Synagoge huisvest de collectie Ets Haim (de oudste nog functionerende joodse bibliotheek ter wereld) en moet voldoen aan de eisen van een museale instelling met publieksfunctie. Aan de veiligheid en het beheer van het roerend erfgoed worden hoge eisen gesteld. Door een bijdrage aan de noodzakelijke restauratie kan er meer financiële ruimte gecreëerd worden om te kunnen voldoen aan die eisen.

  • j. Justus van Effencomplex te Rotterdam

    Dit betreft een ‘volkswoningbouwcomplex’ uit 1920/21 met 264 woningen en een centraal bad-/washuis (alles samen één monumentnummer), gelegen in de achterstandswijk Spangen. Bij een renovatie in de jaren tachtig zijn veel karakteristieke details verloren gegaan. In 2010 begint de ingrijpende restauratie van dit monument. De buitenkant wordt weer volledig in de oorspronkelijke monumentale luister hersteld en de woningen worden aangepast aan de eisen van de 21e eeuw.

Grondslag

De regeling is gebaseerd op het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (hierna: Brim) en de Wet overige OCW-subsidies (hierna: WOOS). Naast de reguliere instandhoudingssubsidie, die op grond van het Brim kan worden verstrekt, is in artikel 43 van het Brim een specifieke basis gelegd om het wegwerken van de restauratieachterstand te kunnen subsidiëren. Uitsluitend de eigenaren die op grond van het Brim in aanmerking komen voor instandhoudingssubsidie, kunnen gebruik maken van restauratiesubsidie als bedoeld in artikel 43 Brim, en daarmee van deze Tijdelijke subsidieregeling restauratie speciale projecten (Srsp).

Een van de beschermde monumenten in de regeling is het Justus van Effencomplex te Rotterdam, een ‘volkswoningbouwcomplex’ met 264 woningen en een centraal bad-/washuis. Woonhuismonumenten komen echter niet voor subsidie op grond van het Brim in aanmerking, tenzij het monumenten betreft die in beheer zijn van aangewezen organisaties voor monumentenbehoud. Van een dergelijke organisatie is hier geen sprake en dus is de grondslag van de subsidiëring van dit monument de WOOS. Op grond van de WOOS kan subsidie worden verstrekt in afwijking van een andere wet, voor zover dit bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling geschiedt. Een dergelijke wettelijke regeling kan echter pas in werking treden vier weken na overlegging van de regeling aan beide kamers der Staten-Generaal en indien niet door de kamers is aangegeven dat de betreffende subsidie bij wet geregeld moet worden. Onderhavige regeling zal dus aan beide kamers der Staten-Generaal worden voorgelegd en voor wat betreft het Justus van Effencomplex nog niet in werking treden.

3. Uitvoerings- en handhavingsaspecten

Het betreft een regeling die leidt tot subsidieverstrekking. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voert deze regeling uit en zal de aanvragen volgens een standaard procedure in behandeling nemen. De regeling is van beperkte omvang, zodat geen problemen in de uitvoering en handhaving worden voorzien.

4. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven

Bij het ontwerp van de regeling is uitdrukkelijk aandacht besteed aan de kosten die aanvragers van een subsidie moeten maken om te kunnen voldoen aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit de regeling. De informatieverplichtingen in de regeling zijn zo beperkt mogelijk gehouden, conform de uitgangspunten van het Uniform Subsidiekader zoals dat voor alle subsidieregelingen van het Rijk van toepassing is verklaard. Concreet betekent dit dat bij de aanvragen tot subsidieverlening en -vaststelling door de subsidieontvanger slechts een beperkt aantal documenten hoeft te worden verstrekt en er geen onnodige verplichtingen ten aanzien van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten zijn opgenomen. Verder is de bevoorschotting niet afhankelijk gesteld van het indienen van declaraties, maar wordt bij de verlening van de subsidie 80% van het subsidiebedrag ineens uitgekeerd.

II. Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 3

Hier worden de tien beschermde monumenten genoemd met daarbij het subsidieplafond per monument waarvoor de eigenaar voor de restauratie van het betreffende monument subsidie kan aanvragen.

Het is goed mogelijk dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd meer kosten meebrengen dan het subsidieplafond bedraagt. In een dergelijk geval zal het verleende subsidiebedrag uitkomen op het genoemde subsidieplafond voor zover in redelijkheid deze kosten vooraf als subsidiabel aangemerkt kunnen worden.

Artikel 4

De subsidieontvanger ontvangt slechts subsidie voor de kosten die in artikel 5 genoemd zijn. Er wordt hier verwezen naar de Leidraad subsidiabele kosten Brim 2010 als bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, waarmee ook gewerkt wordt bij de reguliere instandhoudingssubsidies op grond van het Brim. Ook de overige voorwaarden voor subsidieverstrekking in het eerste lid van dit artikel gelden voor reguliere instandhoudingssubsidie en staan vermeld in de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten.

Het tweede lid geeft aan dat ook de kosten voor zover deze voldoen aan het eerste lid, die reeds gemaakt zijn in 2010 voor de restauratie waarvoor subsidie wordt verstrekt, in aanmerking komen voor subsidie. Dit is een uitzondering op de gangbare regel dat geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die reeds aangevangen zijn. Vanwege het karakter van deze crisismaatregel en het feit dat het gewenst is dat de restauraties zo snel mogelijk plaats vinden en werkgelegenheid niet afneemt in de sector, is er voor gekozen ook de reeds aangevangen activiteiten in 2010 te subsidiëren. Bij de inventarisatie van de projecten die voor subsidie in aanmerking zouden komen, was van groot belang dat de projecten zo snel mogelijk zouden starten. Mijn wens dat zoveel mogelijk projecten in de monumentensector doorgang vinden en het feit dat eigenaren reeds gestart zijn met werkzaamheden, moet niet ten koste gaan van de subsidie voor de eigenaar. Uiteraard komen de reeds verrichte activiteiten alleen in aanmerking voor subsidie voor zover deze voldoen aan de voorschriften in deze regeling.

Artikel 5

Voor de subsidieverstrekking geldt een subsidieperiode waarbinnen de activiteiten afgerond moeten zijn. Vanwege de economische crisis dienen de activiteiten zo snel mogelijk voortgang te vinden en dus wordt alleen subsidie verstrekt voor activiteiten die in 2010 aanvangen of al in 2010 zijn aangevangen. Daarnaast dienen de activiteiten voor 2014 afgerond te zijn.

Artikel 6

De subsidie wordt op aanvraag verleend en bij de aanvraag wordt een restauratieplan en een globale begroting van de activiteiten in het restauratieplan gevraagd. Over de documenten die behoren tot het restauratieplan beschikt de eigenaar van het beschermde monument al, omdat deze documenten ook nodig zijn voor de aanvraag voor een monumentenvergunning of een bouwvergunning om de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd te kunnen realiseren. Voor het restauratieplan wordt dus niet om nieuw op te stellen documenten gevraagd.

Artikelen 7 en 8

Aanvragen voor subsidie worden uiterlijk op 31 juli 2010 ingediend. De aanvragen kunnen uiteraard ook eerder worden ingediend. Het moment van aanvraag is beslissend voor het moment van beslissing op de aanvraag.

Artikel 9

Eerste lid

De subsidieverplichtingen die gelden voor ontvangers van reguliere instandhoudingssubsidie zijn van overeenkomstige toepassing verklaard voor subsidieontvangers op grond van deze regeling. Het betreft onder meer de verplichting om het meedelen van veranderingen die van invloed kunnen zijn op de subsidieverstrekking en specifieke verplichtingen die de minister kan opleggen in verband met de aard van de werkzaamheden. Uiteraard moet in de artikelen die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, waar wordt gesproken over instandhoudingsplan, gelezen worden restauratieplan, omdat het hier niet om instandhoudingsubsidie maar om restauratiesubsidie gaat.

Tweede lid

Naast de subsidieverplichtingen op grond van het Brim, geldt voor de subsidieontvanger ook de verplichting om pas met de activiteiten aan te vangen voor zover hiervoor een monumentenvergunning is verleend en geldt tevens dat niet afgeweken wordt van de voorschriften in deze vergunning. Deze verplichting is alleen van toepassing voor activiteiten waarvoor een monumentenvergunning op grond van artikel 11 Monumentenwet 1988 is vereist.

Indien de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt, moet in plaats van artikel 11 Monumentenwet 1988 hier gelezen worden artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt de monumentenvergunning namelijk rechtstreeks overgenomen in genoemde wet. Inhoudelijk verandert deze vergunningplicht niet.

Artikel 10

Om de lasten bij de subsidieontvanger en de minister van OCW zo veel mogelijk te beperken wordt meteen na de subsidieverlening 80 procent van het verleende subsidiebedrag aan de subsidieontvanger overgemaakt. Indien het vastgestelde subsidiebedrag het voorschot overschrijdt, wordt het resterende bedrag na de vaststelling betaald.

Door de hoge directe bevoorschotting is de subsidieontvanger daarnaast ook in staat om een substantieel deel van de werkzaamheden snel aan te vangen.

Artikel 11

Na afronding van de activiteiten dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, waarbij de subsidie wordt verantwoord. Omdat het bij de subsidieverstrekking om bedragen van meer dan € 125.000 zal gaan, wordt om een prestatieverklaring en om een financieel verslag gevraagd.

De prestatieverklaring voldoet aan de eisen genoemd in het derde lid en gaat vergezeld van een inspectierapport. Het inspectierapport dient opgesteld te zijn na afronding van de activiteiten.

Het vijfde lid vermeldt de eisen waaraan het financieel verslag moet voldoen. Daarnaast gaat het financieel verslag vergezeld van een accountantsverklaring waarin een uitspraak wordt gedaan over de juistheid van de bedragen in het financieel verslag en over de naleving van de voorschriften genoemd in het door de minister vast te stellen controleprotocol.

Voor de prestatieverklaring en het financieel verslag kan de minister van OCW op basis van deze regeling modellen vaststellen overeenkomstig welke deze stukken opgesteld dienen te worden. Daarnaast stelt de minister een controleprotocol vast voor de accountantsverklaring. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze dit controleprotocol bij zijn onderzoek gebruikt.

Artikel 13

Deze regeling treedt op de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling is geplaatst in werking. Hiermee wordt afgeweken van het beleid van Vaste Verander Momenten, waarbij een regeling in werking treedt op de eerste dag van een kwartaal met een minimale publicatietermijn van twee maanden. Bij deze regeling spelen namelijk financiële belangen van particulieren die erbij gebaat zijn als de regeling zo snel mogelijk in werking treedt. Dit geldt niet alleen voor de eigenaren die subsidie kunnen gaan aanvragen en voor wie het van belang is om zo snel mogelijk duidelijkheid te hebben of ze subsidie kunnen ontvangen en de restauratiewerkzaamheden kunnen aanvangen dan wel voortzetten, maar ook voor de werknemers die de restauratiewerkzaamheden uitvoeren is van belang dat zij zo snel mogelijk aan de slag kunnen of aan de slag kunnen blijven.

Voor het Justus van Effencomplex te Rotterdam geldt echter niet dat deze regeling op de dag na uitgifte van de Staatscourant in werking treedt. Subsidie voor dit monument wordt namelijk op grond van de WOOS verstrekt. Eigenaren van woonhuizen kunnen geen subsidie ontvangen op grond van het Brim en dus is er voor deze subsidieverstrekking een andere grondslag nodig. Dit is mogelijk op grond van de WOOS, maar dan moet deze regeling eerst vier weken aan beide kamers der Staten-Generaal zijn voorgelegd. Na deze periode kan de regeling in werking treden voor zover door de kamers niet is aangegeven dat deze subsidieverstrekking bij wet dient te worden geregeld. Voor het Justus van Effencomplex is dan ook geregeld dat de minister een afzonderlijke inwerkingtredingsdatum bepaalt, namelijk een datum na het moment dat duidelijk is dat de subsidie niet bij wet geregeld hoeft te worden. Als door deze procedure de inwerkingtredingsdatum aanzienlijk opschuift en de indieningsdatum voor een aanvraag onredelijk wordt, kan de minister ook een aparte indieningsdatum voor de aanvraag voor subsidie bepalen op grond van artikel 8, tweede lid.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven