Regeling van de Minister van Economische Zaken van 2 maart 2010, nr. WJZ/10026926, tot wijziging van de Subsidieregeling sterktes in innovatie in verband met strategisch onderzoeksprogramma vliegtuigontwikkeling

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, 5, 16, 17, eerste, derde en vierde lid, 23, onderdeel c, 25 en 44 van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Na hoofdstuk 10f van de Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 10G. STRATEGISCH ONDERZOEKSPROGRAMMA VLIEGTUIGONTWIKKELING

Artikel 10g.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

strategisch onderzoeksprogramma vliegtuigontwikkeling:

het bevorderen van wetenschappelijke activiteiten op het gebied van vliegtuigbouw en vliegtuigontwikkeling;

strategisch vliegtuigontwikkelingsproject:

onderzoek dat is toegespitst op het tot stand brengen en verder uitwerken van nieuwe technologische kennis op de terreinen als bedoeld in artikel 10g.2.

Artikel 10g.2

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een onderzoeksorganisatie een strategisch vliegtuigontwikkelingproject uitvoert op een van de volgende terreinen:

  • a. thermoplasten en composieten;

  • b. vezel-metaal laminaten;

  • c. ontwerpmethodieken;

  • d. toekomstige technologieën;

  • e. vliegtuigsystemen;

  • f. onderzoek op motorcomponenten voor zover het betreft:

    • 1°. conceptueel en detailontwerp en vervaardiging van blisks;

    • 2°. ontwikkeling van nieuwe concepten voor afdichtingen en coatings;

    • 3°. ontwerp en productie van specifieke motorcomponenten uit metaal of composiet;

    • 4°. conceptueel en detailontwerp en vervaardiging van behuizingen voor compressor en turbine of van kappen;

    • 5°. toepassing van geavanceerde elektrochemische bewerkingstechnologie.

Artikel 10g.3

Het maximum subsidiebedrag bedraagt € 300.000,– per subsidie-ontvanger.

Artikel 10g.4

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking.

Artikel 10g.5

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is drie jaar.

Artikel 10g.6
  • 1. De minister kent aan ieder project punten toe aan de hand van de volgende criteria:

    • a. criterium 1: bijdrage van het onderzoek aan het bereiken van de doelstellingen geformuleerd in bijlage 10g.6;

    • b. criterium 2: kwaliteit van het onderzoek (in termen van inhoud, opzet, aanpak, etc.)afgezet tegen de stand der techniek of wetenschap in het betrokken thema;

    • c. criterium 3: MKB-aandeel in de industriële bijdrage;

    • d. criterium 4: aansluiting bij een door de onderzoeksinstelling lopend, eerder uitgevoerd of voorgenomen onderzoek op aanpalend gebied in een internationaal kader;

    • e. criterium 5: mogelijk tot spin-off binnen de luchtvaartsector of spill-over buiten de luchtvaartsector;

    • f. criterium 6: de geleverde prestaties van de aanvrager wat betreft het vertalen van onderzoek naar concrete producten,

  • 2. De minister kent per criterium een maximaal aantal punten toe volgens onderstaande verdeling:

    criterium

    slecht

    matig

    voldoende

    goed

    zeer goed

    1

    2

    12

    28

    48

    60

    2

    1

    8

    18

    32

    40

    3

    1

    2

    4

    8

    10

    4

    1

    2

    4

    8

    10

    5

    1

    2

    4

    8

    10

    6

    1

    4

    8

    16

    20

Artikel 10g.7

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. aan het project minder dan 70 punten zijn toegekend;

  • b. niet voor tenminste 25% in de kosten wordt bijgedragen door een of meerdere ondernemers door betaling van een geldsom, tenzij van de minister op een andere wijze in de kosten mag worden bijgedragen.

Artikel 10g.8

De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist op volgorde van het aantal punten dat aan het project is toegekend.

Artikel 10g.9
  • 1. De subsidie-ontvanger draagt, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister, met betrekking tot de resultaten van het onderzoek, zorg voor:

    • a. de verwerving en de tenaamstelling op eigen naam van rechten van intellectuele eigendom op de resultaten die daarvoor in aanmerking komen;

    • b. de instandhouding en exploitatie van de rechten, bedoeld in onderdeel a;

    • c. de instandhouding en exploitatie van overige daarvoor in aanmerking komende kennis die uit het onderzoek wordt gegenereerd.

  • 2. Indien de subsidie-ontvanger niet zelf de in het eerste lid, onder a, bedoelde rechten benut, draagt hij deze over aan één of meer deelnemers in het strategisch vliegtuigontwikkelingsproject.

  • 3. Indien de in het tweede lid bedoelde deelnemers geen interesse hebben in de in het eerste lid, onder a, bedoelde rechten kan de subsidie-ontvanger, alleen na voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister en behoudens de situatie dat de minister bij de subsidieverlening een verplichting heeft opgelegd met betrekking tot het geven van bekendheid aan het onderzoek en de resultaten ervan, ter beschikking stellen aan derden:

    • a. rechten van intellectuele eigendom op de resultaten van het onderzoek;

    • b. aanspraken op een intellectueel eigendomsrecht op de resultaten van het onderzoek;

    • c. rechten die voortvloeien uit een aanvraag om een intellectueel eigendomsrecht op de resultaten van het onderzoek.

  • 4. De subsidie-ontvanger belast, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister, de in het derde lid bedoelde rechten en aanspraken niet met een zekerheidsrecht ten behoeve van een derde.

  • 5. De minister kan aan een ontheffing als bedoeld in het eerste, derde of vierde lid voorschriften verbinden.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010 worden na punt 3.30 twee rijen ingevoegd, luidende:

3.31

Subsidieregeling sterktes in innovatie (strategisch onderzoeksprogramma vliegtuigontwikkeling)

10g.2

onderzoek op motorcomponenten

Tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling t/m 26-04

898.000

3.32

Subsidieregeling sterktes in innovatie (strategisch onderzoeksprogramma vliegtuigontwikkeling)

10g.2

thermoplasten en composieten, vezel-metaal laminaten, ontwerpmethodieken, toekomstige technologieën, vliegtuigsystemen

Tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling t/m 26-04

3.592.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 maart 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

Algemeen

1. Algemeen

Na de Herijking Financieel Instrumentarium (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 XIII, nr. 73) is een vereenvoudiging van de subsidieregelgeving bij het ministerie van Economische Zaken (EZ) doorgevoerd. In vervolg hierop is bij brief van de Minister van Economische Zaken van 28 februari 2008 (Kamerstukken 2007/08, 31 200 XIII, nr. 47) uiteen gezet op welke wijze het financiële instrumentarium van het ministerie van EZ verder zal worden gestroomlijnd. Belangrijkste doel van deze stroomlijning is het terugbrengen van het aantal regelingen en het vergroten van de onderlinge samenhang om te komen tot een helder en transparant instrumentarium.

Het Kaderbesluit EZ-subsidies (Kaderbesluit) is de basis voor dit eenvoudiger instrumentarium met lagere verkrijgingskosten. Het concrete subsidiebeleid is via ministeriële regelingen, gebaseerd op dit Kaderbesluit, vormgegeven. Het Kaderbesluit heeft als belangrijke doelstelling de eenheid van subsidieregelingen op het terrein van het ministerie van EZ. Dit wordt bereikt door in het Kaderbesluit bepalingen op te nemen die in (vrijwel) alle subsidieregelingen voorkomen, vaak op eenzelfde of bijna eenzelfde wijze. Waar nodig is uiteraard wel onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten instrumenten, maar in veel gevallen is dit niet nodig en geldt één bepaling voor alle subsidies. Door het Kaderbesluit zijn onnodige verschillen weggenomen en kent niet elke afzonderlijke subsidieregeling meer bepalingen over met name de procedurele stappen, beslistermijnen, voorschotten en subsidievaststelling.

Het instrument strategisch onderzoekprogramma vliegtuigontwikkeling worden wordt in deze regeling in lijn gebracht met de bepalingen van het Kaderbesluit. De zuiver technische aanpassingen aan het Kaderbesluit worden niet afzonderlijk toegelicht. De meer inhoudelijke wijzingen in de bepalingen worden hieronder wel toegelicht.

2. Strategisch onderzoekprogramma vliegtuigontwikkeling

Met het strategisch onderzoekprogramma vliegtuigontwikkeling worden de resultaten van fundamenteel en industriëel onderzoek onder aansturing van het bedrijfsleven omgezet tot concrete kennistoepassingen op middellange termijn. Via deze kennisketen werken overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen gericht samen aan het verder inhoudelijk en technologisch versterken van nicheposities, die het Nederlandse luchtvaartcluster binnen de internationale vliegtuigbouw heeft opgebouwd.

Het strategisch onderzoekprogramma vliegtuigontwikkeling beoogt fundamentele en industriële basiskennis via toepassingsgericht onderzoek te vertalen naar concrete toepassingen in vliegtuigbouw op middellange termijn, die bijdragen aan consolidatie en versterking van de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse luchtvaartcluster. De nadruk ligt hierbij op programmatische samenwerking van bedrijven met kennisinstellingen. Het strategisch onderzoekprogramma vliegtuigontwikkeling is grotendeels georiënteerd op de technologiethema’s van het MoU tussen Airbus en het Nederlandse luchtvaartcluster, en tussen de Franse vliegtuigmotorenbouwer Snecma/Safran en de Nederlandse vliegtuigmotorenindustrie, i.c. Composites, Lean Engineering en Future Systems & Technologies, en voortstuwing.

Binnen deze drie hoofdthema’s wordt door kennisinstellingen in opdracht van het Agentschap NL verricht, waarbij een vereiste is dat de industrie naast een inhoudelijke inbreng ook zelf een financiële bijdrage van 25% levert.

3. Administratieve Lasten

Deze regeling brengt het instrument strategisch onderzoekprogramma vliegtuigontwikkeling onder in de Subsidieregeling sterktes in innovatie. Standaardisatie van bepalingen van EZ-regelingen leidt tot effecten van gewenning en voorspelbaarheid voor de aanvragers. Tevens worden de maatregelen van het Kaderbesluit EZ-subsidies gericht op reductie van administratieve lasten nu ook van kracht voor deze subsidie. Dit betekent voor het Strategisch onderzoeksprogramma vliegtuigontwikkeling minder frequente tussenrapportages en accountantsverklaringen, en het automatisch betalen van voorschotten.

Omdat deze regeling voorheen buiten de definitie voor administratieve lasten viel is er voor deze regeling nog niet eerder een inschatting gemaakt, maar toepassing van het kaderbesluit betekent een verlaging van de administratieve lasten van ongeveer 25%. De administratieve lasten van het strategisch onderzoeksprogramma vliegtuigontwikkeling bedragen bij een budget van € 4.490.000 in 2010 € 184.200 ofwel 4,1%. Op basis van de aanname van een – 25% reductie door het onderbrengen van deze regeling bij het Kaderbesluit bedroegen de administratieve lasten voorheen naar schatting € 230.000.

4. Staatssteun

Bij deze regeling is er geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikelsgewijs

Art 10g.1

Onderzoek binnen het strategisch onderzoeksprogramma vliegtuigontwikkeling bestaat uit het opdoen van nieuwe technologische kennis voor toepassing in civiele vliegtuigbouwprogramma’s van Airbus op middellange termijn. Dit kan in de vorm van: het verzamelen van basiseigenschappen via haalbaarheidsstudies, conceptuele demonstraties van hardware of software tot systeemdemonstraties in een realistische omgeving. Een strategisch vliegtuigontwikkelingsproject is dus niet gericht op de totstandkoming van een uitontwikkeld product in een operationele missie. Voor dit laatste is industrieel onderzoek en/of préconcurrentieel onderzoek nodig, dat door een marktpartij met commerciële ambitie moet worden uitgevoerd.

Om de mate van gevorderdheid van een onderzoekproject te kunnen inschatten wordt voor het strategisch vliegtuigontwikkelingsproject een door NASA ontwikkelde indeling naar Technology Readiness Levels (TRL) gebruikt. Daarin worden negen niveaus onderscheiden van oplopende technologische ‘rijpheid’. Voor een strategisch vliegtuigontwikkelingsproject zijn alleen de eerste vijf niveaus van belang. Dit zijn:

TRL 1: Basic principles observed and reported.

TRL 2: Technology concept and/or application formulated.

TRL 3: Analytical and experimental critical function and/or characteristic proof-of-concept.

TRL 4: Component and/or breadboard validation in laboratory environment.

TRL 5: Component and/or breadboard validation in relevant environment.

De onderwerpen binnen het strategisch onderzoeksprogramma vliegtuigontwikkeling bewegen zich op het vlak van TRL 2 tot en met 5. Een hogere TRL dan 5 impliceert industrieel onderzoek, dat buiten de scope van de regeling valt.

Artikelen 10g.5 en 10g.6

De aanvragen worden gerangschikt naar de mate waarin ze voldoen aan de doelstellingen van de regeling. Hiervoor worden punten gegeven; het aantal punten dat per doelstelling kan worden behaald varieert per doelstelling. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient aan een aanvraag ten minste 70 punten te zijn toegekend. Dit betekent dat een aanvraag die op alle criteria ‘voldoende’ scoort, wordt afgewezen omdat dan slechts 66 punten zijn toegekend. Uitsluitend aan projecten die bovengemiddeld zijn kan derhalve subsidie worden verleend. Dit bevordert de kwaliteit van de onderzoeksprojecten.

Artikel III

De regeling treedt in werking op de dag na plaatsing in de Staatscourant. Deze regeling valt nog onder het overgangsregime van het nieuwe kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. De vaste inwerkingtredingsdata van dit nieuwe beleid is op deze regeling dus niet van toepassing.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven