Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 januari 2010, nr. 111689, houdende wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten in verband met Q-koorts (hygiënemaatregelen houderijen met een publieksfunctie)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 17 en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 5.1.14 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5.1.4 Maatregelen voor houderijen met een publieksfunctie

Artikel 5.1.15

Deze paragraaf is voor zover op die locatie geiten of schapen worden gehouden, van toepassing op:

  • a. zorgboerderijen;

  • b. kinderboerderijen;

  • c. dierentuinen, en

  • d. locaties waar lammetjesaaidagen worden gehouden.

Artikel 5.1.16
  • 1. Houders van geiten of schapen houden die geiten en schapen volledig afgezonderd van het publiek vanaf het moment waarop voor die dieren ten minste vier maanden van de dracht is verstreken tot twee weken na het lammeren.

  • 2. Onder het afgezonderd houden van het publiek als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval verstaan dat de houder:

    • a. de dieren gedurende de bedoelde periode in quarantaine houdt, en

    • b. zorg draagt dat bezoekers de stal waar die dieren worden gehouden, niet kunnen betreden.

  • 3. Indien het niet mogelijk is de dieren afgezonderd te houden van het publiek als bedoeld in het tweede lid, voert de houder de dieren af naar een locatie, niet zijnde een locatie als bedoeld in artikel 5.1.15.

  • 4. Het tweede lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het toelaten van personen voor wie het met het oog op de uitoefening van beroep of bedrijf noodzakelijk is de plaats te betreden.

  • 5. Het eerste, tweede, en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de lammeren die in quarantaine geboren zijn.

Artikel 5.1.17

De houder houdt een administratie bij van:

  • a. de datum waarop een dier als bedoeld in artikel 5.1.16, eerste lid, is gedekt of geïnsemineerd;

  • b. de datum waarop een lam of lammeren van een dier als bedoeld in artikel 5.1.16, eerste lid, is geboren.

Artikel 5.1.18

Dieren die zijn afgevoerd op basis van artikel 5.1.16, derde lid, worden twee weken na aflammeren slechts opnieuw aangevoerd op een locatie als bedoeld in artikel 5.1.15, indien op de locatie waarnaar die geiten of schapen zijn afgevoerd, geen andere geiten of schapen worden gehouden.

ARTIKEL II

Deze regeling wordt aan de media bekend gemaakt en treedt op 28 januari 2010, om 11:00 uur in werking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 januari 2010

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:

de Directeur-Generaal,

A.M. Burger.

TOELICHTING

Onderhavige regeling voorziet in een wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten met betrekking tot Q-koorts, meer in het bijzonder met betrekking tot de maatregelen die gelden voor houderijen die geiten of schapen houden voor een bepaalde publieksfunctie. Het gaat daarbij om zorgboerderijen, kinderboerderijen, dierentuinen en houders die op hun locatie lammetjesaaidagen organiseren.

In de brief aan de Tweede Kamer van 6 januari 2010 (Kamerstukken II 2009–2010, nr. 28 286, nr. 353) is aangegeven dat voor deze bedrijven een hygiëneprotocol zal worden opgesteld. Dit protocol bevat algemene hygiëneadviezen. In de brief staat voorts dat het advies van de deskundigen om het gescheiden van het publiek te laten aflammeren van schapen en geiten zou worden overgenomen in het protocol. Het gescheiden laten aflammeren moet het risico dat bezoekers besmet raken met het Q-koortsbacterie nader inperken. Besloten is dit advies een bindend karakter te geven door het in de regeling op te nemen.

De wijziging houdt in dat houders van genoemde bedrijven drachtige geiten of schapen vanaf de vierde maand van de dracht afgezonderd houden van het publiek tot twee weken na afloop van het lammeren. De houder moet de dieren op zodanige wijze binnen houden dat bezoekers geen toegang tot de afgesloten stal kunnen krijgen en contact tussen de dieren en het publiek niet mogelijk is. Dit betekent dat sprake moet zijn van een reële afsluiting van het publiek. Op dit bezoekersverbod is een uitzondering gemaakt voor personen voor wie het met het oog op de uitoefening van beroep of bedrijf noodzakelijk is de stal te betreden.

Indien een houder niet over de mogelijkheid beschikt die dieren afgezonderd van het publiek te houden, heeft de houder de mogelijkheid de dieren af te voeren naar een andere locatie zonder publieksfunctie. Indien op die andere locatie geen andere schapen of geiten worden gehouden, mogen de dieren twee weken na het lammeren weer terug worden vervoerd naar de locatie waarvan zij afkomstig waren. In andere gevallen mogen de dieren niet meer terug naar de locatie waarvan zij afkomstig zijn, of naar een andere locatie met een publieksfunctie. Hiermee wordt het risico beperkt dat de Q-koorts bacterie zich verder kan verspreiden middels het contact tussen de dieren die op de andere locatie worden verzameld.

Ten behoeve van de handhaving zijn administratieverplichtingen opgenomen voor de houder van de dieren. De toename van administratieve lasten, die uit deze verplichtingen voortvloeien, is, naar verwachting, gering. Het gaat om een relatief klein aantal dieren per bedrijf en een groot deel van de houders van de genoemde bedrijven houdt de gevraagde informatie al bij voor eigen gebruik.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:

de Directeur-Generaal,

A.M. Burger.

Naar boven