28 286
Dierenwelzijn

nr. 353
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 januari 2010

Mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stuur ik u deze brief waarin wij u informeren over de activiteiten rond de aanpak van Q-koorts.

Stand van zaken ruimingen d.d. 6 januari 2010

Op dit moment zijn 61 bedrijven besmet op grond van het tankmelkonderzoek. De uitslag van de volgende ronde tankmelkmonitoring verwachten wij over ongeveer één week te ontvangen. Op dit moment zijn op 24 bedrijven de dieren gescand om onderscheid te maken tussen drachtige en niet-drachtige dieren. Vervolgens zijn de drachtige geiten getaxeerd. 21 bedrijven zijn geruimd (8724 dieren). De Welzijnscommissie is tot nu toe bij vijf ruimingen aanwezig geweest. De Commissie heeft vastgesteld dat het dierenwelzijn door alle betrokkenen goed in acht wordt genomen. Het vastgestelde tweestappenprotocol van eerst verdoven en dan euthanaseren voorkomt onrust en pijn bij de dieren, ook bij de niet te ruimen dieren. De verslagen van de Welzijnscommissie worden gepubliceerd op de website van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (www.minlnv.nl).

Kleinschalige houderijen met minder dan 50 kleine herkauwers, zoals kinderboerderijen

Minister Klink heeft de deskundigengroep onder leiding van het RIVM advies gevraagd over het volkgezondheidsrisico ten aanzien van Q-koorts op kinderboerderijen, andere bedrijven met minder dan 50 kleine herkauwers en bedrijven met een publieksfunctie. Deze adviezen hebben we ontvangen (bijlagen).1

De deskundigen geven aan dat uit epidemiologisch casuscontrole onderzoek blijkt dat direct contact met geiten of schapen niet als risicofactor naar voren komt. Het advies geeft bovendien aan dat uit recente onderzoekgegevens blijkt dat op kinderboerderijen in Nederland slechts zeer zelden C. burnetii aangetoond wordt. Daarnaast zijn er geen epidemiologische aanwijzingen waaruit blijkt dat kinderboerderijen en andere kleine bedrijven een hoog risico vormen voor de gezondheid. Om die reden zien de deskundigen geen noodzaak om aanvullende maatregelen te nemen voor genoemde bedrijven.

Het advies om bij kleinschalige houderijen van schapen en geiten nog eens extra aandacht te vragen voor hygiënemaatregelen nemen wij over. Voor kleinschalige houderijen van schapen en geiten wordt een hygiëneprotocol opgesteld met algemene hygiëneadviezen. De genoemde adviezen van de deskundigen, zoals het gescheiden van het publiek laten aflammeren van schapen en geiten worden hierin opgenomen. Alle kleinschalige houders worden geïnformeerd over deze hygiëneprotocollen. De hygiënemaatregelen zijn voor besmette en niet-besmette bedrijven gelijk.

Het advies om wanneer de abortussen gemeld worden in het kader van Brucella Melitensis, ook te testen op Q-koorts, nemen wij over.

Het advies van de deskundigen om op kleinschalige bedrijven binnen een straal van 5 km van besmette bedrijven met vaginaalswabs te monitoren, nemen wij niet over. Onderzoek met vaginaalswabs geeft onbetrouwbare informatie over de volksgezondheidsrisico’s van bedrijven. De test wordt bijvoorbeeld al positief bij 1 bacterie op een swab, terwijl een dergelijk bedrijf geen risico voor de volksgezondheid hoeft te zijn. De Q-koortsbacterie is endemisch in Nederland en kan eveneens in de omgeving worden aangetoond. Het doen van vaginaalswabs en de uitkomst daarvan is dan ook geen aanleiding om andere of extra maatregelen te nemen.

Het advies van de deskundigen om alle schapen en geiten op kleinschalige houderijen op te nemen in het vaccinatieprogramma 2010 is reeds onderdeel van onze vaccinatiestrategie voor 2010.

Vleesschapenbedrijven

Vleesschapen kunnen ook grootschalig gehouden worden. Op grootschalige vleesschapenbedrijven wordt ook door grote aantallen ooien tegelijk afgelammerd in strostallen. Omdat deskundigen aangeven dat de bron van de humane epidemie gevonden kan worden in de grootschalige melkgeiten- en melkschapenhouderij, zijn de meeste maatregelen op die categorie bedrijven gericht. Deskundigen geven in hun advies van 24 juli 2009 aan dat er geen aanwijzingen zijn dat vleesschapenbedrijven een rol spelen in de epidemie. Het advies van de deskundigen van 24 juli is meegestuurd met onze brief van 28 augustus 2009 (TK 28 286, nr. 314). Uit voorzorg hebben wij besloten om voor grootschalige vleesschapenbedrijven hetzelfde beleid te hanteren als voor de kleinschalige houders.

Communicatie

Zoals wij u meldden in onze brief van 23 december jl. (TK 28 286, nr. 352) laten wij de berichtgeving op internet over Q-koorts monitoren. De online monitoring laat zien waar burgers zich zorgen over maken. Zo blijkt dat er veel discussie is over de noodzakelijkheid van het doden van gezonde drachtige dieren. Ik heb daarom in een persoonlijk (weblog)bericht op www.minlnv.nl uitgelegd waarom we deze drastische maatregelen moesten nemen. Het bericht is ook via twitterqkoorts verspreid.

Zoals toegezegd in onze brief van 16 december jl. (TK 28 286, nr. 350) zijn de betrokken bestuurders van de gebieden met besmette bedrijven geïnformeerd in bijeenkomsten per regio (noord, zuid, oost, west).

Verder worden bestuurders regulier rechtstreeks op de hoogte gehouden over de planning van de ruimingen en beleidswijzigingen en wordt naar behoefte overlegd.

Ook hebben in de afgelopen weken verschillende informatiebijeenkomsten over Q-koorts voor burgers plaatsgevonden, vooral in het oosten van het land. Het initiatief voor de bijeenkomsten werd genomen door de burgemeester, veelal op basis van vragen van verontruste burgers uit de gemeente. Conform onze toezeggingen heb ik, samen met de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), medewerking daaraan verleend. Deze bijeenkomsten en communicatiemogelijkheden zullen desgewenst ook de komende periode worden benut.

De minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven