nr. 353
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 januari 2010
Mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stuur
ik u deze brief waarin wij u informeren over de activiteiten rond de aanpak
van Q-koorts.
Stand van zaken ruimingen d.d. 6 januari 2010
Op dit moment zijn 61 bedrijven besmet op grond van het tankmelkonderzoek.
De uitslag van de volgende ronde tankmelkmonitoring verwachten wij over ongeveer één
week te ontvangen. Op dit moment zijn op 24 bedrijven de dieren gescand om
onderscheid te maken tussen drachtige en niet-drachtige dieren. Vervolgens
zijn de drachtige geiten getaxeerd. 21 bedrijven zijn geruimd (8724 dieren).
De Welzijnscommissie is tot nu toe bij vijf ruimingen aanwezig geweest. De
Commissie heeft vastgesteld dat het dierenwelzijn door alle betrokkenen goed
in acht wordt genomen. Het vastgestelde tweestappenprotocol van eerst verdoven
en dan euthanaseren voorkomt onrust en pijn bij de dieren, ook bij de niet
te ruimen dieren. De verslagen van de Welzijnscommissie worden gepubliceerd
op de website van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(www.minlnv.nl).
Kleinschalige houderijen met minder dan 50 kleine herkauwers,
zoals kinderboerderijen
Minister Klink heeft de deskundigengroep onder leiding van het RIVM advies
gevraagd over het volkgezondheidsrisico ten aanzien van Q-koorts op kinderboerderijen,
andere bedrijven met minder dan 50 kleine herkauwers en bedrijven met een
publieksfunctie. Deze adviezen hebben we ontvangen (bijlagen).1
De deskundigen geven aan dat uit epidemiologisch casuscontrole onderzoek
blijkt dat direct contact met geiten of schapen niet als risicofactor naar
voren komt. Het advies geeft bovendien aan dat uit recente onderzoekgegevens
blijkt dat op kinderboerderijen in Nederland slechts zeer zelden C. burnetii aangetoond wordt. Daarnaast zijn er geen epidemiologische
aanwijzingen waaruit blijkt dat kinderboerderijen en andere kleine bedrijven
een hoog risico vormen voor de gezondheid. Om die reden zien de deskundigen
geen noodzaak om aanvullende maatregelen te nemen voor genoemde bedrijven.
Het advies om bij kleinschalige houderijen van schapen en geiten nog eens
extra aandacht te vragen voor hygiënemaatregelen nemen wij over. Voor
kleinschalige houderijen van schapen en geiten wordt een hygiëneprotocol
opgesteld met algemene hygiëneadviezen. De genoemde adviezen van de deskundigen,
zoals het gescheiden van het publiek laten aflammeren van schapen en geiten
worden hierin opgenomen. Alle kleinschalige houders worden geïnformeerd
over deze hygiëneprotocollen. De hygiënemaatregelen zijn voor besmette
en niet-besmette bedrijven gelijk.
Het advies om wanneer de abortussen gemeld worden in het kader van Brucella
Melitensis, ook te testen op Q-koorts, nemen wij over.
Het advies van de deskundigen om op kleinschalige bedrijven binnen een
straal van 5 km van besmette bedrijven met vaginaalswabs te monitoren, nemen
wij niet over. Onderzoek met vaginaalswabs geeft onbetrouwbare informatie
over de volksgezondheidsrisico’s van bedrijven. De test wordt bijvoorbeeld
al positief bij 1 bacterie op een swab, terwijl een dergelijk bedrijf geen
risico voor de volksgezondheid hoeft te zijn. De Q-koortsbacterie is endemisch
in Nederland en kan eveneens in de omgeving worden aangetoond. Het doen van
vaginaalswabs en de uitkomst daarvan is dan ook geen aanleiding om andere
of extra maatregelen te nemen.
Het advies van de deskundigen om alle schapen en geiten op kleinschalige
houderijen op te nemen in het vaccinatieprogramma 2010 is reeds onderdeel
van onze vaccinatiestrategie voor 2010.
Vleesschapenbedrijven
Vleesschapen kunnen ook grootschalig gehouden worden. Op grootschalige
vleesschapenbedrijven wordt ook door grote aantallen ooien tegelijk afgelammerd
in strostallen. Omdat deskundigen aangeven dat de bron van de humane epidemie
gevonden kan worden in de grootschalige melkgeiten- en melkschapenhouderij,
zijn de meeste maatregelen op die categorie bedrijven gericht. Deskundigen
geven in hun advies van 24 juli 2009 aan dat er geen aanwijzingen zijn
dat vleesschapenbedrijven een rol spelen in de epidemie. Het advies van de
deskundigen van 24 juli is meegestuurd met onze brief van 28 augustus
2009 (TK 28 286, nr. 314). Uit voorzorg hebben wij besloten om voor grootschalige
vleesschapenbedrijven hetzelfde beleid te hanteren als voor de kleinschalige
houders.
Communicatie
Zoals wij u meldden in onze brief van 23 december jl. (TK 28 286,
nr. 352) laten wij de berichtgeving op internet over Q-koorts monitoren. De
online monitoring laat zien waar burgers zich zorgen over maken. Zo blijkt
dat er veel discussie is over de noodzakelijkheid van het doden van gezonde
drachtige dieren. Ik heb daarom in een persoonlijk (weblog)bericht op www.minlnv.nl
uitgelegd waarom we deze drastische maatregelen moesten nemen. Het bericht
is ook via twitterqkoorts verspreid.
Zoals toegezegd in onze brief van 16 december jl. (TK 28 286,
nr. 350) zijn de betrokken bestuurders van de gebieden met besmette bedrijven
geïnformeerd in bijeenkomsten per regio (noord, zuid, oost, west).
Verder worden bestuurders regulier rechtstreeks op de hoogte gehouden
over de planning van de ruimingen en beleidswijzigingen en wordt naar behoefte
overlegd.
Ook hebben in de afgelopen weken verschillende informatiebijeenkomsten
over Q-koorts voor burgers plaatsgevonden, vooral in het oosten van het land.
Het initiatief voor de bijeenkomsten werd genomen door de burgemeester, veelal
op basis van vragen van verontruste burgers uit de gemeente. Conform onze
toezeggingen heb ik, samen met de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), medewerking
daaraan verleend. Deze bijeenkomsten en communicatiemogelijkheden zullen desgewenst
ook de komende periode worden benut.
De minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit,
G. Verburg