Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2010, 3114 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2010, 3114 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Justitie,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Paragraaf B1/4.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt ingevolge artikel 17, eerste lid, Vw niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, indien het betreft:
a. de vreemdeling die de nationaliteit bezit van één der door de Minister van BuZa aan te wijzen landen;
Toelichting
Deze landen zijn: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Monaco, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Vaticaanstad, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.
Voor vreemdelingen uit deze landen staat echter wel de mogelijkheid open om bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland onverplicht een mvv aan te vragen ten einde hun verblijfsaanspraken vooraf te laten toetsen, zodat ook zij vroegtijdig weten of hun verblijfsrecht toekomt.
b. de gemeenschapsonderdaan, voorzover niet reeds vrijgesteld op grond van een aanwijzing, als bedoeld onder a;
Toelichting
Een gemeenschapsonderdaan heeft geen verblijfsvergunning nodig om rechtmatig in Nederland te verblijven. Een gemeenschapsonderdaan ontleent zijn verblijfsrecht immers rechtstreeks aan het gemeenschapsrecht. Ook van belang is dat de vreemdeling die niet zelf onderdaan is van een lidstaat van de EU, EER of Zwitserland, maar die wel rechtstreeks verblijfsrecht aan het gemeenschapsrecht ontleent, bijvoorbeeld als echtgeno(o)t(e), kind, partner of (schoon)ouder van een gemeenschapsonderdaan, vrijgesteld is van het mvv-vereiste (zie de definitiebepaling van gemeenschapsonderdaan in artikel 1 Vw).
c. de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen;
Toelichting
Voor deze vrijstelling dient beoordeeld te worden of de vreemdeling in staat is te reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verblijf en in staat kan worden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mvv-aanvraag. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling. Hierbij wordt aangesloten bij B8/4.4. Voor de procedurele aspecten wordt in dit kader verwezen naar B8/4.
d. de vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van mensenhandel;
Toelichting
Het Nederlandse beleid is er op gericht de opsporing en vervolging van hen die zich aan mensenhandel schuldig maken, zoveel mogelijk te bevorderen. In dat opzicht is van groot belang dat slachtoffers en getuigen van mensenhandel aangifte doen van mensenhandel en dat slachtoffers op andere wijze medewerking verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit bedoeld in artikel 273f van het WvSr. Met de verblijfsregeling zoals neergelegd n artikel 3.48 Vb wordt beoogd te voorkomen dat het slachtoffer of de getuige van mensenhandel afziet van het doen van aangifte of dat het slachtoffer afziet van het op andere wijze verlenen van medewerking aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek, uit vrees Nederland te worden uitgezet als illegale vreemdeling. In dat verband wordt er op gewezen dat het slachtoffer of de getuige ingevolge artikel 8, onder k, Vw gedurende een bedenktijd van maximaal drie maanden rechtmatig verblijf in Nederland kan verkrijgen. In dat geval wordt nog geen verblijfsvergunning verleend.
Ingeval het noodzakelijk is dat de getuige-aangever in Nederland verblijft nadat de aangifte is gedaan, kan de in artikel 3.48 Vb bedoelde verblijfsvergunning worden verleend zolang dat in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel noodzakelijk is.
Aan het slachtoffer van mensenhandel die aangifte doet of op andere wijze medewerking verleend aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit bedoeld in artikel 273f van het WvSr, kan de in artikel 3.48 Vb bedoelde verblijfsvergunning worden verleend zolang er nog sprake is van een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek, dan wel de berechting in feitelijke aanleg van de verdachte nog niet heeft plaatsgevonden.
Het mvv-vereiste wordt hierbij niet tegengeworpen.
In het geval van de getuige-aangever kan de verblijfsvergunning eerst worden verleend, indien het OM de aanwezigheid van de getuige-aangever in Nederland gewenst acht voor het opsporings- en vervolgingsonderzoek. Ook in die situatie wordt het mvv-vereiste niet tegengeworpen. Er dient wel proces verbaal van de aangifte opgemaakt te zijn.
e. de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw dan wel van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 Vw;
f. de vreemdeling die tijdig een aanvraag heeft ingediend tot wijziging van een verblijfsvergunning;
Toelichting e en f
Het mvv-vereiste is niet van toepassing op de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier in het bezit was van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
Het ontbreken van een mvv wordt evenmin tegengeworpen aan de vreemdeling die een aanvraag indient om wijziging van het verblijfsdoel. Hierbij is van belang dat er geen onderscheid wordt gemaakt naar het soort verblijfsdoel. De vrijstelling geldt bijvoorbeeld ook indien een vreemdeling twee maanden in het bezit geweest is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw en vervolgens in aanmerking wenst te komen voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Voor de beoordeling of er sprake is van voortzetting van verblijf is dan niet van belang of de eerdere vergunning verlengd zou zijn of dat de vergunning na twee maanden is ingetrokken in verband met een wijziging in de situatie in het land van herkomst. Van belang is wel dat de aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel tijdig, dat wil zeggen in ieder geval niet later dan twee jaar na afloop van de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning, ontvangen is (zie artikel 3.82 Vb en B1/5.1).
g. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie;
h. de vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is afgegeven door een andere staat die partij is bij het EG-verdrag, dan wel de echtgenoot of het minderjarig kind is van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat;
De geregistreerde partner dan wel ongehuwde partner van de langdurig ingezetene en het kind van die partner worden daarbij gelijk gesteld met de echtgeno(o)t(e) dan wel het kind van die echtgeno(o)t(e).
Ingevolge artikel 3.71, tweede lid, Vb kan van het vereiste van een geldige mvv vrijgesteld worden, de vreemdeling:
a. die voor het bereiken van het negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, Vw of als Nederlander en in die periode niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst;
Toelichting
De vreemdeling die voor diens negentiende levensjaar ten minste vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw kan in aanmerking komen voor wedertoelating tot Nederland. Indien de vreemdeling minderjarig is kan een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend. Indien de vreemdeling meerderjarig is kan een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend. Hiermee verhoudt zich niet dat het mvv-vereiste wordt tegengeworpen. Dit onderdeel komt grotendeels overeen met artikel 52a, onderdeel g, van het voormalige Vb, met dien verstande dat toegevoegd is de categorie vreemdelingen die in diezelfde periode geheel of gedeeltelijk als Nederlander in Nederland hebben verbleven. Het is redelijk laatstgenoemde vreemdelingen niet anders te behandelen om de enkele reden dat het rechtmatig verblijf geheel of gedeeltelijk als Nederlander in Nederland is doorgebracht.
b. van twaalf jaar of jonger, die in Nederland is geboren en naar het oordeel van de Minister feitelijk is blijven behoren tot het gezin van een ouder die:
• sedert het moment van geboorte van de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland heeft op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw of als Nederlander; of
• op het moment van de geboorte van de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland had op grond van artikel 8, onder f tot en met k, Vw en die sedertdien aansluitend rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw heeft, voor zover geen van beiden het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst.
Toelichting
Kinderen van twaalf jaar of jonger die in Nederland zijn geboren, vanaf dat moment onafgebroken in Nederland woonachtig zijn en naar het oordeel van de Minister feitelijk zijn blijven behoren tot het gezin van een van de ouders die sinds de geboorte van het kind in Nederland verblijft op grond van een verblijfsvergunning, komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning indien zij feitelijk (zijn blijven) behoren tot het gezin van die ouder. Als hoofdregel geldt dat één van de ouders binnen drie dagen na de geboorte van het kind een aanvraag ten behoeve van het kind moet indienen om het verblijfsrecht mede geldig te maken voor het kind.
Is het kind evenwel niet direct na de geboorte aangemeld dan kan tot en met de leeftijd van twaalf jaar alsnog een aanvraag worden ingediend. In dat geval kan de verblijfsvergunning worden verleend indien naar het oordeel van de Minister genoegzaam is aangetoond dat het kind vanaf de geboorte onafgebroken in Nederland heeft verbleven en feitelijk is blijven behoren tot het gezin van de ouder die houder is van een verblijfsvergunning. Gelet op het feit dat deze kinderen in Nederland zijn geboren, is het niet rechtvaardig om de aanvraag af te wijzen omdat het kind niet in het bezit is van een geldige mvv. Hetzelfde geldt ten aanzien van kinderen die in Nederland zijn geboren uit een ouder die op het moment van die geboorte rechtmatig in Nederland verbleef, al dan niet in afwachting van een (nadere) beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, en die aansluitend op dat rechtmatige verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. Van dat kind wordt evenmin verlangd dat het met die ouder vertrekt naar het land van herkomst om daar de beslissing op de mvv-aanvraag af te wachten. Tot de hier bedoelde categorie behoren onder meer de kinderen die tijdens de procedure in Nederland worden geboren uit een ouder die aansluitend op die procedure in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning. Tevens zijn vrijgesteld andere kinderen die in Nederland zijn geboren op een moment waarop de ouder op een der andere in artikel 8 Vw genoemde gronden rechtmatig in Nederland verbleef, bijvoorbeeld in verband met de aangifte van mensenhandel, of tijdens de vrije termijn, en die aansluitend op dat rechtmatige verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning.
c. die in Nederland verblijft op grond van een geprivilegieerde status als gezinslid van een in Nederland geaccrediteerd personeelslid van een buitenlandse diplomatieke of consulaire post die zelf in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 21a Vw;
Toelichting
Onderdeel k ziet op feitelijk in Nederland verblijvende afhankelijke gezinsleden van geaccrediteerde personeelsleden van een buitenlandse diplomatieke of consulaire missie in Nederland.
Geaccrediteerde personeelsleden van een buitenlandse diplomatieke of consulaire missie en hun afhankelijke gezinsleden bezitten een bijzondere status op grond van het Diplomatenverdrag of het Consulaire verdrag. De verblijfsstatus van de hoofdpersoon is bepalend voor de status van afhankelijke gezinsleden. Indien de uitgezonden status van de hoofdpersoon komt te vervallen, vervalt daarmee tevens de uitgezonden status van de afhankelijke gezinsleden. De afhankelijke gezinsleden die tien jaar of langer bij de hoofdpersoon in Nederland verblijven komen – evenals de hoofdpersoon – onder omstandigheden in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie B12).
Na beëindiging van de bijzondere geprivilegieerde status van de hoofdpersoon kan het voorkomen dat de geprivilegieerde hoofdpersoon wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet. Dit kan het geval zijn indien één of meer van de afhankelijke gezinsleden nog minderjarig is of als één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet minimaal tien aaneengesloten jaren in Nederland heeft verbleven op basis van een bijzondere geprivilegieerde status. Indien deze afhankelijke gezinsleden op grond van het nationale vreemdelingenrecht in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw met als doel gezinshereniging, geldt vrijstelling van het mvv-vereiste. Deze vrijstelling houdt verband met het feit dat sprake is van eerder (langdurig) verblijfsrecht op grond van een bijzondere geprivilegieerde status, het feit dat tijdig om verblijfsrecht op grond van de Vw is verzocht en het feit dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel gezinshereniging bij de hoofdpersoon. Gelet hierop is het niet redelijk van deze afhankelijke gezinsleden een mvv te verlangen.
Personeelsleden van internationale organisaties en hun afhankelijke gezinsleden bezitten een bijzondere status (de uitgezonden status) op grond van de Zetelovereenkomsten, waarin onder andere bepalingen zijn opgenomen omtrent hun verblijfsrechtelijke positie. Deze personeelsleden en hun meerderjarige afhankelijke gezinsleden kunnen onder omstandigheden in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie B12). Het kan voorkomen dat de hoofdpersoon wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet. Indien deze afhankelijke gezinsleden op grond van het nationale vreemdelingenrecht in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw met als doel gezinshereniging, geldt vrijstelling van het mvv-vereiste. Onderdeel c ziet niet op de afhankelijke gezinsleden van geaccrediteerde personeelsleden van een internationale organisatie. Echter, ten aanzien van hen geldt evenzeer dat sprake is van eerder (langdurig) verblijfsrecht op grond van een bijzondere geprivilegieerde status, dat tijdig om verblijfsrecht op grond van de Vw is verzocht en dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel gezinshereniging bij de hoofdpersoon. Daarom is evenmin redelijk van hen een mvv te verlangen. Daarmee wordt voor deze categorie toepassing gegeven aan artikel 3.71, vierde lid, Vb.
d. die ten minste zeven jaren werkzaam is of is geweest op een Nederlands zeeschip of een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat;
Toelichting
Onderdeel l ziet op bepaalde categorieën buitenlandse werknemers in de internationale sector van de arbeidsmarkt. De Vw is niet van toepassing op buitenlandse werknemers aan boord van Nederlandse zeeschepen of mijnbouwinstallaties op het Nederlandse deel van het continentaal plat, omdat werknemers in deze sectoren van de internationale arbeidsmarkt niet werkzaam zijn op Nederlands grondgebied. Deze vreemdelingen komen derhalve in beginsel niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Er zijn echter enkele specifieke regelingen met betrekking tot de vergunningverlening met het oog op verlof, gezinshereniging en gezinsvorming, werkloosheid en werk op het Nederlandse grondgebied voor vreemdelingen die een arbeidsverleden van zeven jaren of langer in deze sectoren van de internationale arbeidsmarkt hebben (zie artikel 3.34 tot en met 3.38 Vb en B5). Gelet op het feit dat deze vreemdelingen veelal niet beschikken over een vaste woon- of verblijfplaats in het buitenland, geacht worden verblijf te houden aan boord van het Nederlandse zeeschip of de mijnbouwinstallatie op het Nederlandse deel van het continentaal plat, en reeds zeven jaren in deze positie verkeren, is het redelijk van hen niet te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar een mvv aan te vragen. Omdat op vreemdelingen die werkzaam zijn in de internationale luchtvaart, het internationale wegtransport of de internationale binnenscheepvaart onder bepaalde voorwaarden de Wav en de Vw wel van toepassing zijn, zijn die vreemdelingen niet vrijgesteld van het mvv-vereiste.
e. die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het Associatiebesluit 1/80;
Toelichting
Dit onderdeel heeft betrekking op vreemdelingen die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van het Associatiebesluit 1/80. Deze zijn vrijgesteld van het mvv-vereiste. Het Associatiebesluit 1/80 geeft rechten aan Turkse werknemers die behoren tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat. Ingevolge de jurisprudentie van het Hof van Justitie houdt het recht zoals neergelegd in het Associatiebesluit 1/80 om na een bepaalde periode van legale arbeid de arbeid voort te kunnen zetten, noodzakelijkerwijs in dat de betrokken vreemdeling een recht van verblijf heeft. Volgens het Hof wordt aan de erkenning van die rechten door artikel 6 van het Associatiebesluit 1/80 niet de voorwaarde gesteld dat het legale karakter van de arbeid door de Turkse werknemer wordt gestaafd door het bezit van een specifiek administratief document, zoals een verblijfsvergunning. Als wordt vastgesteld dat een Turkse werknemer behoort tot de legale arbeidsmarkt en uit dien hoofde recht heeft op een verblijfsvergunning kan het ontbreken van een geldige mvv hem niet worden tegengeworpen. In de meeste gevallen zal de desbetreffende werknemer echter verkeren in een situatie van voortzetting van verblijf of reeds op grond van enige andere vrijstelling van het mvv-vereiste zijn vrijgesteld. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat verblijfsrechten niet slechts uit artikel 6, maar ook uit enkele andere artikelen van het Associatiebesluit 1/80 kunnen voortvloeien.
f. die in aanmerking komt voor terugkeer naar Nederland op grond van artikel 8 van de Remigratiewet;
Toelichting
Dit onderdeel heeft betrekking op de vreemdeling die met gebruikmaking van de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet een verblijfsvergunning aanvraagt. Hierbij gaat het zowel om de ouder als het (meerderjarige) kind die eerder in Nederland hebben verbleven. Door de verwijzing naar artikel 8 van de Remigratiewet (en daarmee tevens naar het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet) is verzekerd dat de vrijstelling alleen van toepassing is op de vreemdeling die voor de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet in aanmerking komt. Deze bepaling ziet derhalve niet op de vreemdeling die op grond van eerdere of andere remigratieregelingen is teruggekeerd naar zijn land van herkomst en die wil terugkeren naar Nederland. De vreemdeling die binnen één jaar na remigratie uit Nederland op grond van de Remigratiewet een aanvraag om verblijf in Nederland indient en die direct voorafgaande aan de remigratie uit Nederland gedurende ten minste drie achtereenvolgende jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning, komt op grond van de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Uit artikel 10, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet volgt dat alleen voor de terugkeeroptie in aanmerking komt, de vreemdeling die drie jaar in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning onder een beperking van niet-tijdelijke aard. De beperkingen van tijdelijke aard zijn voor het bepaalde bij en krachtens de Remigratiewet geregeld in de Regeling Aanwijzing vreemdelingen wegens verblijf voor een tijdelijk doel (Stcrt. 2000, 62). Uiteraard is de verwijzing naar artikel 8 van de Remigratiewet alleen van belang voorzover daaruit het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voortvloeit. In andere gevallen kan de vreemdeling op grond van deze terugkeeroptie een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend. In het laatste geval kan de desbetreffende aanvraag niet worden afgewezen wegens het ontbreken van een mvv. Overigens verdient het de voorkeur dat deze vreemdelingen vóór hun terugkeer naar Nederland een mvv aanvragen. Artikel 8 van de Remigratiewet heeft ook betrekking op kinderen van vreemdelingen. Ook deze kinderen kunnen van de terugkeeroptie gebruikmaken en zijn daarmee vrijgesteld van het mvv-vereiste. Concreet betekent dit, dat vrijgesteld is de vreemdeling die direct voorafgaande aan de remigratie als minderjarig kind van de ouder in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning of als Nederlander en binnen een jaar na de remigratie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet met de ouder naar Nederland terugkeert. Tevens is vrijgesteld de vreemdeling die binnen een jaar na de remigratie meerderjarig is geworden en vervolgens zelfstandig naar Nederland terugkeert.
g. die in Nederland verblijft, bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een verzoek heeft ingediend tot vaststelling van zijn Nederlanderschap dat naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is;
Toelichting
De persoon die feitelijk in Nederland verblijft en bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een verzoek ingevolge artikel 17, eerste lid, Rwn heeft ingediend tot vaststelling van zijn vermeende Nederlanderschap, wordt in het algemeen niet uitgezet indien dat verzoek naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is. In dat geval kan de betrokkene, onder omstandigheden, in aanmerking komen voor een reguliere verblijfsvergunning, in afwachting van de beslissing op het verzoek. Gelet op het feit dat de verzoeken van deze personen niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot zijn en zij veelal lange tijd in Nederland verblijven voordat twijfels over de Nederlandse nationaliteit ontstonden, is het niet redelijk van hen te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar een mvv aan te vragen en kunnen zij in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning.
h. die tijdelijke bescherming heeft en in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 Vw, onder een beperking als bedoeld in artikel 3.30 of 3.31 Vb.
Toelichting
Dit onderdeel p is het gevolg van de implementatie per 15 februari 2005 van de Richtlijn 2001/55. Ingevolge artikel 12 van deze richtlijn staan de lidstaten personen die tijdelijke bescherming genieten toe om, voor een periode die niet langer is dan die van hun tijdelijke bescherming, werkzaam te zijn in loondienst of als zelfstandige. Daarbij mogen de lidstaten om redenen van arbeidsmarktbeleid voorrang geven aan EU-burgers en onderdanen van staten die gebonden zijn aan de EER overeenkomst, en aan de onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven en een werkloosheidsuitkering ontvangen. Het op grond van het ontbreken van een mvv afwijzen van de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid van de tijdelijk beschermde vreemdeling is niet verenigbaar met het geclausuleerde recht op arbeid in de richtlijn. Om die reden krijgt de tijdelijk beschermde die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder een beperking die verband houdt met het verrichten van arbeid in loondienst of als zelfstandige, vrijstelling van het mvv-vereiste. Dit laat onverlet dat er een wezenlijk Nederlands belang moet zijn gediend met het verrichten van die arbeid. De vrijstelling is derhalve niet van toepassing indien voor de desbetreffende soort arbeid voorrang kan worden gegeven aan EU- en EER-burgers of legaal verblijvende derdelanders met een werkloosheidsuitkering. Zie tenslotte het derde lid van artikel 3.71 Vb: de tijdelijk beschermde vreemdeling die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel het verrichten van arbeid in loondienst als geestelijk voorganger of godsdienstleraar is (in afwijking van artikel 3.71, derde lid, Vb) eveneens vrijgesteld van het mvv-vereiste.
i. die houder is van een verblijfsvergunning voor onderzoekers in de zin van Richtlijn 2005/71 afgegeven door een andere staat die Partij is bij het EG-verdrag dan wel de echtgenoot, partner of het minderjarig kind is van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat.
Toelichting
Deze vrijstelling strekt ertoe de mobiliteit voor wetenschappelijk onderzoekers tussen lidstaten te vergemakkelijken. Deze uitzondering geldt enkel voor onderzoekers die reeds in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor het verrichten van onderzoek in de zin van de richtlijn die is afgegeven door een ander lidstaat. Deze uitzondering geldt ook voor gezinsleden (echtgenoot, partner, minderjarig kind) van de onderzoeker, met dien verstande dat het gezin reeds dient te zijn gevormd in de ander lidstaat.
j. die binnen drie maanden nadat aan de hoofdpersoon een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging, voor zover de gezinsband reeds bestond voordat de hoofdpersoon in Nederland hoofdverblijf had en er geen gezinshereniging mogelijk is in een derde land waarmee de vreemdeling of de hoofdpersoon bijzondere banden heeft.
Toelichting
Een gezinslid van een houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd komt op grond van artikel 29, eerste lid, onder e en f, van de Vw 2000 onder bepaalde voorwaarden eveneens in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. Het gezinslid dat niet voldoet aan alle in voornoemd artikel genoemde voorwaarden kan, onder bepaalde voorwaarden in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier. Een van de voorwaarden is dat het gezinslid in het bezit is van een mvv. Uit de toelichting op de wijziging van artikel 3.71 Vb van 24 april 2009 blijkt dat deze voorwaarde, in situaties waarin het gezinslid enkel door het bezit van een andere nationaliteit dan de hoofdpersoon, mogelijk tot – bij nader inzien – onbillijk te achten situaties leidt, met name in het geval dat het gezinslid dat tegelijk met de hoofdpersoon naar Nederland is gekomen om internationale bescherming te zoeken, zonder de hoofdpersoon moet terugkeren naar het land van herkomst of bestendig verblijf om daar een mvv aan te vragen. Om deze situaties te voorkomen en de eenheid van het gezin in die gevallen te bewaren, is onderdeel j in artikel 3.71, tweede lid, Vb 2000 opgenomen.
k. die minderjarig is, schoolgaand is en drie jaar ononderbroken hoofdverblijf in Nederland heeft en een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging bij een Nederlander of een hoofdpersoon met rechtmatig verblijf, als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, van de Wet.
Toelichting
Op grond van artikel 3.71, tweede lid, onderdeel b, Vb 2000 wordt het mvv-vereiste niet tegengeworpen aan minderjarigen van twaalf jaar of jonger, die een aanvraag tot gezinshereniging indienen omdat zij in Nederland zijn geboren uit een ouder die rechtmatig verblijf in Nederland had op het moment van de geboorte van het kind, en vanaf de geboorte onafgebroken verblijf hebben. Er komt regelmatig voor dat minderjarigen ouder dan twaalf jaar, of minderjarigen die niet in Nederland zijn geboren, na een aanzienlijke periode van feitelijk verblijf in Nederland een verblijfsaanvraag indienen in het kader van gezinshereniging met de hoofdpersoon. Uit de toelichting op de wijziging van artikel 3.71 Vb van 24 april 2009 blijkt dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste in deze gevallen- bij nader inzien – tot onbillijk te achten situaties leidt, waarin het kind, dat na geruime tijd feitelijk te hebben verbleven bij een legaal verblijvende hoofdpersoon, mogelijk zonder de hoofdpersoon moet terugkeren naar het land van herkomst of bestendig verblijf om daar een mvv aan te vragen. Het betreft een kwetsbare groep vreemdelingen die in de regel afhankelijk is van de keuzes die volwassenen voor hen maken.
Zij zijn voorts veelal geworteld in de Nederlandse maatschappij en gaan hier te lande naar school.
l. van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zou zijn.
Toelichting
In de toelichting op de regels over de vrijstelling van het mvv-vereiste (artikel 3.71 Vb 2000) is reeds aangegeven dat vanzelfsprekend het ontbreken van een geldige mvv niet kan leiden tot afwijzing van de aanvraag, indien een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zich daartegen verzet. Een voorbeeld van een dergelijke verplichting is artikel 8 EVRM. Wanneer toetsing aan artikel 8 EVRM aan de orde is, vergt dit een op de concrete zaak toegespitste afweging van alle relevante feiten en omstandigheden van het individuele geval.
Aan de vreemdeling van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het EVRM is, wordt op grond hiervan het mvv-vereiste niet tegen geworpen.
De weigering van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft van rechtswege tot gevolg dat de vreemdeling Nederland eigener beweging moet verlaten en bij gebreke daarvan kan worden uitgezet (artikel 27, eerste lid, onder b, van de Vw 2000). Een dergelijke beslissing moet in overeenstemming zijn met artikel 8 van het EVRM, dat onder meer recht op respect voor het familie- en gezinsleven garandeert.
De Turkse onderdaan van wie uitzetting in strijd is met de Associatieovereenkomst EG-Turkije, het Aanvullend Protocol bij die overeenkomst (Trb. 1971, 70), of het Associatiebesluit 1/80 omdat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als beperking ‘het verrichten van arbeid als zelfstandige’, kan worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.
Toelichting
Om voor de vrijstelling in aanmerking te komen dient de Turkse onderdaan voldoende aan te tonen dat hij daadwerkelijk voornemens is arbeid als zelfstandige te gaan verrichten. Dit is alleen voldoende aangetoond als een ondernemingsplan van de zelfstandige als bedoeld in B5/7.3.3 wordt overgelegd. Aan de hand van dit ondernemingsplan kan vervolgens worden getoetst of de Turkse onderdaan voldoet aan het beleid voor het verrichten van arbeid als zelfstandige als bedoeld in B5/7. Indien dit het geval is wordt de Turkse onderdaan, voor de in Nederland ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning, vrijgesteld van het mvv-vereiste.
De vreemdeling is echter niet vrijgesteld indien hij in Nederland wil verblijven voor het verrichten van arbeid als godsdienstleraar of geestelijk voorganger (zie artikel 3.71, derde lid, Vb en B5). Deze uitzondering voor de vreemdeling die als godsdienstleraar of geestelijke voorganger wil verblijven, dient er mede toe om vooraf te onderzoeken of er vanuit het oogpunt van openbare orde bedenkingen bestaan tegen het verblijf van de vreemdeling en of de groepering op wier verzoek de desbetreffende vreemdeling zijn werkzaamheden zal uitoefenen, haar wens tot het aanstellen van de vreemdeling handhaaft. De aanwezigheid en het functioneren van godsdienstleraren en geestelijk voorgangers hier te lande, in verband met de bijzondere positie die zij innemen binnen de alhier gevestigde gemeenschappen, kan van zodanige invloed zijn op de openbare orde en nationale veiligheid, dat onderzoek vooraf gewenst is. In deze gevallen wordt niet voorbijgegaan aan het mvv-vereiste; ook niet indien de vreemdeling behoort tot de in artikel 3.71, tweede lid, Vb genoemde vrijgestelde categorieën. De enige uitzondering hierop vormt artikel 3.71, tweede lid, onder h, Vb (zie hiervoor de toelichting van onderdeel h).
Vanzelfsprekend kan het ontbreken van een geldige mvv niet leiden tot afwijzing van de aanvraag, indien een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zich daartegen verzet, waarbij in dit verband met name kan worden gedacht aan het Associatiebesluit 1/80.
Indien een vreemdeling een beroep doet op een van de hierboven genoemde vrijstellingscategorieën dient hij aan te tonen dat hij behoort tot één van de vrijstellingscategorieën.
De vreemdeling dient, indien hij zich beroept op een van de vrijstellingscategorieën, aanstonds aan te tonen dat hij behoort tot een vrijstellingscategorie. Dit dient direct aan het IND-loket te gebeuren. Op het aanvraagformulier staan de vrijstellingscategorieën ingevolge de Vw en het Vb vermeld voorzien van een korte toelichting per vrijstellingsgrond. De vreemdeling wordt hier ook op gewezen in de schriftelijke afspraakbevestiging naar aanleiding van de telefonische afspraak.
Indien geen (afdoende) bewijs kan worden overgelegd ter staving van het beroep op één der vrijstellingscategorieën, terwijl vaststaat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk op is gewezen, wordt de verblijfsvergunning conform artikel 16 Vw in samenhang met artikel 3.71, eerste lid, Vb afgewezen wegens het ontbreken van een mvv.
De vreemdeling die zich erop beroept dat het stellen van het vereiste bezit van een geldige mvv ten aanzien van hem getuigt van een onbillijkheid van overwegende aard (zie artikel 3.71, vierde lid, Vb) dient bij het indienen van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd een onderbouwing voor het beroep op deze vrijstellingscategorie te overleggen. Het aanvraagformulier vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij een aanvraag tot afgifte van een mvv in het land van herkomst indient. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen.
Ten aanzien van de beoordeling van een beroep op een van de vrijstellingscategorieën van het mvv- vereiste geldt dat hierbij uitsluitend dient te worden getoetst aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie. Hierbij wordt dus nog niet ten volle aan de inhoudelijke verblijfsvoorwaarden van het gevraagde verblijfsdoel getoetst, ook al zal een toets aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie veelal voor een deel overeenkomen met een inhoudelijke toets aan de verblijfsvoorwaarden. Zo wordt bijvoorbeeld voor een beroep op de vrijstelling genoemd onder artikel 3.71, tweede lid, onder a, Vb getoetst of de vreemdeling vóór zijn negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw en in die periode niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst. Dit valt voor een deel samen met de toetsing aan de voorwaarden van artikel 3.54, eerste lid, onder b, Vb. Eerst nadat is vastgesteld dat de vreemdeling zich met succes kan beroepen op een van de vrijstellingscategorieën, dient ten behoeve van de verblijfsvergunning ten volle aan de inhoudelijke voorwaarden voor de verlening hiervan getoetst te worden. In het bovengenoemde voorbeeld wordt de verblijfsaanvraag dan ook aan de overige verblijfsvoorwaarden van artikel 3.54 Vb getoetst.
In het vierde lid van artikel 3.71 Vb is voorzien in een zogenoemde hardheidsclausule. Ook indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv en niet behoort tot een van de vrijgestelde categorieën is het mogelijk dat de aanvraag niet wordt afgewezen op het enkele feit dat de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv, indien de toepassing van het mvv-vereiste naar het oordeel van de Minister zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (zie B1/4.1.1).
De vreemdeling die zich erop beroept dat het toepassen van het mvv-vereiste ten aanzien van hem leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, zal dit beroep op de zogeheten hardheidsclausule reeds bij het indienen van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier moeten motiveren en zo veel als mogelijk met bewijsstukken onderbouwen. Het aanvraagformulier (zie bijlage 13 VV) vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij een aanvraag tot afgifte van een mvv in het land van herkomst indient. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen. De vreemdeling wordt hier ook op gewezen in de schriftelijke afspraakbevestiging naar aanleiding van een telefonische afspraak.
Indien geen (afdoende) bewijs kan worden overgelegd ter staving van het beroep op de hardheidsclausule, terwijl vaststaat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk op is gewezen, wordt de verblijfsvergunning conform artikel 16 Vw in samenhang met artikel 3.71, eerste lid, Vb, afgewezen wegens het ontbreken van een mvv.
Het is, net als onder de werking van artikel 16 a Vw (oud), de bedoeling dat van de bevoegdheid tot toepassing van de hardheidsclausule over te gaan alleen gebruik wordt gemaakt in zeer bijzondere gevallen. Onder de Vw is het wel mogelijk om categorieën vreemdelingen onder de werking van de hardheidsclausule te brengen.
Een van de categorieën waarvoor vrijstelling van het mvv-vereiste in ieder geval geldt op grond van artikel 3.71 vierde lid, Vb, is de groep vreemdelingen die valt onder de toezegging van de Minister gedaan tijdens het terugkeerdebat van 9 februari 2004 dat het mvv-vereiste niet zal worden tegengeworpen aan de vreemdelingen die voldoen aan de onderstaande criteria:
• de vreemdeling heeft voor 1 april 2001 een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling;
• de vreemdeling beoogt gezinshereniging (geen gezinsvorming) met een vreemdeling die hier te lande verblijft op grond van een verblijfsvergunning regulier dan wel asiel of met een Nederlander;
• de vreemdeling voldoet, behoudens het mvv-vereiste, aan alle voorwaarden en voorschriften voor de verlening van een verblijfsvergunning, zoals vermeld in B2.
In het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 27 oktober 2004 heeft de Minister deze toezegging uitgebreid en bepaalt dat indien er sprake is van een gezin waarvan de gezinsleden deels wel en deels niet onder de bovengenoemde toezegging vallen en die allen verblijf beogen in het kader van gezinshereniging (geen gezinsvorming) bij hetzelfde gezinslid met een verblijfsvergunning of met de Nederlandse nationaliteit, alle gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Onverkort blijft staan dat, behoudens het mvv-vereiste, zij voorts aan alle overige voorwaarden en voorschriften voor de verlening van een verblijfsvergunning zoals vermeld in B2 moeten voldoen. Dit is bijvoorbeeld het geval in de situatie dat de vader een verblijfsvergunning heeft, de moeder en twee kinderen aan de drie hierboven genoemde voorwaarden voldoen, en er nog een derde kind is dat na 1 april 2001 is ingereisd. Het derde kind kan onder deze omstandigheden worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.
Verdere categorieën waarvoor vrijstelling van het mvv-vereiste in ieder geval geldt op grond van artikel 3.71 vierde lid, Vb, is de groep vreemdelingen die:
• op of voor 13 december 2006 in Nederland een gezin hebben gevormd met een vreemdeling wiens verblijf op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap Vw (oud) is aanvaard, indien de aanvraag is ingediend nadat aan de hoofdpersoon een vergunning op grond van de regeling is verleend (zie B 14/5.7);
• die in aanmerking komt voor voortgezet verblijf op grond van het overgangsrecht als bedoeld in B16/5.1;
• van wie de terugkeer van de vreemdeling in verband met de medische noodsituatie zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (zie B8/3.2);
• een minderjarige is die, op grond van een in het buitenland uitgesproken adoptie, door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het bezit is gesteld van een Nederlands paspoort, terwijl door of namens de vreemdeling geen onjuiste gegevens zijn verstrekt die hebben geleid tot afgifte van het Nederlandse paspoort (zie B3/2.6 en 2.6.1) ;
• die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het beleid inzake eergerelateerd geweld zoals neergelegd in hoofdstuk B20;
• de minderjarige kinderen van de in het kader van eergerelateerd geweld toegelaten vreemdeling;
• die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning in het kader van verblijf als slachtoffer van mensenhandel onder de beperking ‘conform beschikking Staatssecretaris’;
• de minderjarige kinderen van de in het kader van verblijf als slachtoffer mensenhandel conform beschikking Staatssecretaris toegelaten vreemdeling;
• die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning in het kader van huiselijk geweld, onder de beperking ‘conform beschikking Staatssecretaris’;
• de minderjarige kinderen van de in het kader van verblijf als slachtoffer van huiselijk geweld conform beschikking Staatssecretaris toegelaten vreemdeling.
Er is in ieder geval geen sprake van een zeer bijzonder geval, indien betrokkene:
• stelt dat aan een of meer vrijstellingsvereisten slechts op een onderdeel niet is voldaan;
• stelt dat aan alle voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning voor het gestelde verblijfsdoel is voldaan, afgezien van het mvv-vereiste (mits betrokkene niet valt onder de hierboven beschreven toezeggingen van de Minister);
• het beroep niet heeft gemotiveerd;
• het gemotiveerde beroep – hoewel mogelijk – niet met relevante stukken heeft onderbouwd binnen een daartoe gestelde termijn;
• asielgerelateerde gronden aanvoert (dergelijke gronden worden alleen in het kader van een asielaanvraag beoordeeld);
• als asielzoeker is uitgeprocedeerd;
• stelt dat terugkeer naar het land van herkomst redelijkerwijs niet kan worden verlangd en dat -hoewel mogelijk – niet binnen een daartoe gestelde termijn met stukken heeft onderbouwd;
• aangeeft dat noodzakelijke, medische behandeling aan terugkeer – teneinde een mvv te verkrijgen – naar het land van herkomst in de weg staat, maar niet heeft aangetoond dat sprake is van een medische noodsituatie;
• niet ontoerekenbaar, niet-tijdig en na afloop van een redelijke termijn – meer dan twee jaar na afloop van een eerder verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd – om verlenging of wijziging ervan of om verlening van een verblijfsvergunning heeft gevraagd.
In deze gevallen kan geen recht op vrijstelling van het mvv-vereiste worden ontleend aan de hardheidsclausule.
Indien de aanvraag wordt ingediend door een vreemdeling die de afgelopen vijf jaren geen verblijf heeft gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met e, of onder l, Vw en die geen gemotiveerd beroep op de hardheidsclausule heeft gedaan, wordt de uitzetting op voorhand niet achterwege gelaten. Ingevolge artikel 62, eerste lid, Vw dient de vreemdeling nadat het rechtmatig verblijf is beëindigd Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten. Indien een eerste verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingediend, mag de beslissing hierop uitsluitend worden afgewacht als het binnen twee weken na bekendmaking van het besluit is ingediend. In bepaalde gevallen kan evenwel een kortere vertrektermijn geïndiceerd zijn. Artikel 62, vierde lid, Vw biedt de mogelijkheid om in het belang van de uitzetting een kortere vertrektermijn te hanteren. Hierbij kan blijkens de memorie van toelichting bij dit artikel gedacht worden aan de situatie dat de vreemdeling Nederland binnen vier weken dient te verlaten, echter de eerste reismogelijkheid dient zich ofwel direct, ofwel na zes weken aan. In die situatie kan beslist worden om een kortere vertrektermijn te geven.
Dat een aantal categorieën vreemdelingen is vrijgesteld van het vereiste van het bezit van een mvv, betekent niet dat vreemdelingen die tot deze categorie behoren, geen mvv kunnen aanvragen. Indien een vreemdeling die behoort tot een van de van het mvv-vereiste vrijgestelde categorieën een aanvraag tot afgifte van een mvv indient, wordt die aanvraag uiteraard in behandeling genomen. Vreemdelingen die op grond van artikel 3A Regeling op de consulaire tarieven zijn vrijgesteld van het legesvereiste van een mvv zijn dat ook bij de aanvraag van een onverplichte mvv. De onder artikel 3a, derde lid, genoemde uitzonderingen zijn de uitzonderingen als opgenomen in de GVI, hoofdstuk VII, paragraaf 4 in BNL-kader, namelijk familieleden van EU-onderdanen die gebruik maken van het vrij verkeer van personen en onderdanen van Israël en San Marino (zie ook A2/4.3.5).
B
Paragraaf B1/9.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De aanvraag wordt altijd schriftelijk ingediend. Indien de vreemdeling mondeling aangeeft een aanvraag in te willen dienen, wordt hij er op gewezen dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend.
Als hoofdregel wordt de aanvraag, in het belang van de behandeling van die aanvraag en in het belang van het toezicht op vreemdelingen, door de vreemdeling in persoon bij de IND ingediend. Indien de vreemdeling het aanvraagformulier niet in persoon inlevert, doch het schriftelijk retourneert, zal hij worden verzocht in persoon te verschijnen teneinde alsnog een aantal gegevens in persoon te verstrekken. De ambtenaar van de IND tekent op het aanvraagformulier aan op welke datum de aanvraag door hem is ontvangen.
In artikel 3.101 Vb zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de plaats waar de aanvraag dient te worden ingediend.
Hoofdregel: De aanvraag tot het verlenen, verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingediend bij de IND (zie artikel 4:1 Awb, in samenhang met artikel 3.33a VV).
Specifiek geldt voor de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van een vreemdeling die niet in het bezit is van de vereiste mvv en die woonachtig is in de gemeente die vermeld is in kolom A van bijlage 18, behorend bij artikel 3.33a VV, dat de aanvraag wordt ingediend bij het met die gemeente corresponderende in kolom B van deze bijlage vermelde kantoor van de IND.
Deze verplichting geldt niet voor de vreemdeling die de nationaliteit bezit van één van de door de Minister van BuZa aangewezen landen dan wel de vreemdeling die een gemeenschapsonderdaan of burger van de EU is. Het gaat hier om de nationaliteiten van de volgende landen: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus, Duitsland, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Monaco, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Vaticaanstad, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.
Alvorens de aanvraag in persoon te kunnen indienen, zal de vreemdeling daartoe eerst telefonisch een afspraak dienen te maken: 0900 – 1234561.
In afwijking van de hoofdregel wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel ingediend bij de politie van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.
De politie stuurt de aanvraag na ontvangst per omgaande rechtstreeks door naar de IND, zodat op deze aanvraag binnen 24 uur kan worden beslist.
In afwijking van de hoofdregel wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met dreiging van eergerelateerd geweld, eventueel door tussenkomst van de instelling voor vrouwenopvang, schriftelijk ingediend bij de contactpersoon mensenhandel/gender bij de IND. De vreemdeling heeft in dit geval niet de verplichting de aanvraag in persoon in te dienen.
De betreffende instelling voor hoger onderwijs kan de aanvraag indienen namens de vreemdeling die onderwijs aan die onderwijsinstelling beoogt.
De aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd wordt eveneens schriftelijk ingediend bij de IND (zie artikel 3.33b VV).
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.101, tweede lid, Vb wordt, indien de vreemdeling rechtens de vrijheid is ontnomen, de aanvraag ingediend op de plaats waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd. Dat kan een politiecel, een cel van de KMar, een Huis van Bewaring of een uitzetcentrum zijn. Indien de vreemdeling zich in een politiecel of een Huis van Bewaring bevindt, neemt de politie de aanvraag in ontvangst en zendt haar onverwijld door naar de IND. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van het model M56. De terzake relevante bescheiden en gegevens worden met de aanvraag meegezonden. De IND beslist onverwijld op de aanvraag en stelt de politie onverwijld in kennis van de inhoud van de beslissing.
Indien de vreemdeling zich in een cel van de KMar of een uitzetcentrum bevindt, neemt de KMar de aanvraag in ontvangst en zendt haar onverwijld door naar de IND. De terzake relevante gegevens en bescheiden worden met de aanvraag meegezonden. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van het model M56. De IND beslist onverwijld op de aanvraag en stelt de KMar onverwijld in kennis van de inhoud van de beslissing.
Voor de specifieke bepalingen ten aanzien van slachtoffers van mensenhandel in bewaring wordt verwezen naar B9/3.1.
De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan ingevolge artikel 3.101, derde lid, Vb worden ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Australië, Canada of Nieuw Zeeland, indien de Australische, Canadese of Nieuw-Zeelandse vreemdeling in het kader van een uitwisselingsprogramma tussen Nederland en een van die landen in Nederland wil verblijven. De aanvraag kan ook in Nederland worden ingediend bij de IND.
Aanvragen met betrekking tot het vervangen of het vernieuwen van verblijfsdocumenten om redenen als genoemd in artikel 4.22 Vb kunnen worden toegezonden aan de IND. De aanvrager kan daartoe via het landelijk nummer van de IND telefonisch een aanvraagformulier, aanvragen. Dit aanvraagformulier wordt door het Hoofd van de IND vast gesteld en wordt alleen via de website van de IND ter beschikking gesteld. Dit aanvraagformulier kan vervolgens, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bescheiden, worden geretourneerd aan de IND.
De aanvraag tot verlening dan wel verlenging van een verblijfsvergunning regulier wordt schriftelijk ingediend door middel van een formulier, waarvan het model bij ministeriële regeling is vastgesteld. De modellen zijn:
• model conform bijlage 13 VV voor de indiening van een aanvraag tot verlening of wijziging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de situatie dat de vreemdeling niet in het bezit is van een geldige mvv;
• model conform bijlage 13a, sub 2, VV voor de indiening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de situatie dat de vreemdeling in het bezit is van een geldige mvv;
• model f bijlage 13 VV voor de indiening van een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;
• model h bijlage 13 VV voor de aanvraag tot verlening of wijziging van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd;
• model e bijlage 13 VV voor de indiening van een verzoek om toetsing aan het recht van de Europese gemeenschappen.
Een formulier kan worden verkregen via de website en de infolijn van de IND. Het formulier kan tevens worden afgehaald bij het IND-loket van de desbetreffende IND-locatie.
Indien de aanvraag wordt ingediend door middel van een brief die de bewoordingen van het toepasselijke formulier volgt en die alle daarbij gevraagde gegevens omvat, wordt deze – met inachtneming van de overige vereisten – in behandeling genomen.
Bij een aanvraag om eerste toelating zal het aanvraagformulier tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd na inreis op een geldige mvv, hetzij het aanvraagformulier tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor paalde tijd na inreis zonder geldige mvv, hetzij het aanvraagformulier tot afgifte van een bewijs waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, aan de vreemdeling worden verstrekt. Indien de aanvraag wordt ingediend door middel van een brief die de bewoordingen van het toepasselijke formulier volgt en die alle daarbij gevraagde gegevens omvat, wordt deze – met inachtneming van de overige vereisten – in behandeling genomen.
De aanvraag wordt ondertekend door de vreemdeling zelf of door diens wettelijk vertegenwoordiger. Als zodanig gelden uitsluitend een ouder, voogd of curator (dus niet een advocaat of zaakwaarnemer). Degene die een aanvraag namens een minderjarig kind wenst in te dienen, toont aan diens wettelijk vertegenwoordiger te zijn. Indien dat niet is aangetoond, geeft de IND een termijn van drie maanden om dat gebrek te herstellen. Dat laatste geschiedt hetzij door een voogdijvoorziening in Nederland, hetzij door de ondertekening van de aanvraag namens het kind door de wettelijk vertegenwoordiger van het kind in het land van herkomst. Indien na afloop van de termijn van drie maanden de wettelijke vertegenwoordiging niet is geregeld en het kind jonger is dan twaalf jaar, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Indien het kind twaalf jaar of ouder is, kan genoegen worden genomen met ondertekening door het kind zelf.
De aanvraag bevat in ieder geval de naam en het adres van de vreemdeling, en de dagtekening van de aanvraag (zie artikel 4:2, eerste lid, Awb). Bij ontvangst van de aanvraag wordt aangetekend op welke datum de aanvraag is ontvangen.
C
Paragraaf B1/9.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De vreemdeling geeft onder meer aan welke verblijfsvergunning regulier hij wenst te verkrijgen en voor welk verblijfsdoel hij in Nederland wenst te verblijven (zie artikel 4:2, eerste lid, Awb).
Indien de vreemdeling aangeeft op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd zonder beperking in Nederland te willen verblijven, wordt hij door de IND in de gelegenheid gesteld de aanvraag nader aan te vullen met een concreet verblijfsdoel en dat doel nader met gegevens en bescheiden te onderbouwen. De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt immers niet zonder beperking verleend, maar altijd onder een beperking die verband houdt met het verblijfsdoel (zie artikel 14, tweede lid, Vw).
Indien de vreemdeling aangeeft in Nederland te willen verblijven voor een ander regulier doel dan de verblijfsdoelen die in het Vb en de Vc (en eventueel de (voorheen) Tussentijdse Berichten Vc, thans Wijzigingsbesluiten Vc) zijn genoemd, verschaft hij alle benodigde gegevens en bescheiden op grond waarvan hij meent dat aan hem op grond van hetzij een wezenlijk Nederlands belang, hetzij klemmende redenen van humanitaire aard, hetzij internationale verplichtingen, een verblijfsvergunning behoort te worden verleend.
Per aanvraag wordt één verblijfsdoel aangegeven. De verblijfsdoelen zijn genoemd in het Vb (zie artikel 3.4 en 3.14 tot en met 3.56 Vb) en nader uitgewerkt in B2 en verder van de Vc. Deze opsomming is echter niet limitatief.
Indien de vreemdeling aangeeft voor meerdere verblijfsdoelen – bijvoorbeeld voor verblijf in het kader van gezinshereniging en voor het verrichten van arbeid als zelfstandige – in Nederland te willen verblijven, dient hij evenzoveel aanvragen in te dienen. Per aanvraag worden leges geheven.
Indien de vreemdeling na de indiening van de aanvraag aangeeft, verblijf in Nederland voor een ander doel te wensen, dient hij ingevolge artikel 3.100 Vb een nieuwe aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in te dienen bij IND (zie artikel 3.33a VV en B1/9.1.1). In dat geval worden opnieuw leges geheven. De vreemdeling kan desgewenst de eerder ingediende aanvraag schriftelijk intrekken. Intrekking van de aanvraag leidt niet tot restitutie van de leges.
De aanvraag om wijziging van de beperking verband houdend met dreiging van eergerelateerd geweld wordt eventueel door tussenkomst van de instelling voor vrouwenopvang schriftelijk ingediend bij de IND, waarna de aanvraag ter verdere afhandeling onmiddellijk wordt doorgeleid naar de contactpersoon mensenhandel/gender van de betreffende IND locatie. De vreemdeling heeft in dit geval niet de verplichting de aanvraag in persoon in te dienen.
Slechts indien redelijkerwijs niet van wijziging van het verblijfsdoel kan worden gesproken, hoeft geen nieuwe aanvraag te worden ingediend.
In het aanvraagformulier (voor de aanvraag verblijfsvergunning regulier zonder mvv of aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning) wordt de vreemdeling die verblijf beoogt op asielgerelateerde gronden verwezen naar één van de AC’s in Nederland ter indiening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
Van asielgerelateerde gronden is in ieder geval sprake, indien de vreemdeling zich erop beroept dat hij:
a. (verdrags)vluchteling is;
b. gegronde redenen heeft bij uitzetting een reëel risico te lopen om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c. niet kan terugkeren naar het land van herkomst op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit dat land van herkomst; of
d. niet kan terugkeren naar het land van herkomst, omdat dat van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.
Indien de vreemdeling desondanks de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier onderbouwt met asielgerelateerde gronden, wijst de IND hem er schriftelijk op dat deze bij de beoordeling van de reguliere aanvraag buiten beschouwing worden gelaten. De vreemdeling wordt er tevens op gewezen dat hij zich ter indiening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel kan melden bij één van de AC’s in Nederland. Persisteert de vreemdeling ook na deze schriftelijke mededeling nog bij het indienen van een reguliere aanvraag onderbouwd met asielgerelateerde gronden, dan wordt de aanvraag als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier behandeld. Als gevolg hiervan worden onder meer leges geheven en wordt getoetst aan het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding en een geldige mvv. Bij de beoordeling van de aanvraag blijven de asielgerelateerde gronden buiten beschouwing.
De vreemdeling die als gezinslid van een houder van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder e of f, Vw dient een daartoe strekkende aanvraag in te dienen bij één van de AC’s in Nederland
(zie C10/4).
Het gaat hierbij om:
a. de vreemdeling die als echtgenoot of echtgenote of minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin, die dezelfde nationaliteit heeft en gelijktijdig met de hoofdpersoon Nederland is ingereisd of is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de hoofdpersoon de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend (zie artikel 29, eerste lid, onder e, Vw); en
b. de vreemdeling die als partner of als meerderjarig kind zodanig afhankelijk is van de hoofdpersoon, dat hij om die reden behoort tot het gezin, die dezelfde nationaliteit heeft en gelijktijdig met de hoofdpersoon Nederland is ingereisd of is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de hoofdpersoon de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend (zie artikel 29, eerste lid, onder f, Vw).
Op deze aanvraag is de gebruikelijke asielprocedure van toepassing. Zo wordt onder meer een eerste en (zonodig) een nader gehoor gehouden.
D
Paragraaf B1/9.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Voor zover in de onderhavige paragraaf niet anders is bepaald, is het bepaalde in B1 onverkort van toepassing.
De IND heeft negen loketten verspreid over het hele land (zie B1/9.1.1). Op de website van de IND is te vernemen in welke plaats de vreemdeling zich bij een IND-loket kan melden. Alvorens de aanvraag in persoon te kunnen indienen zal de vreemdeling daartoe eerst telefonisch (0900-1234561) een afspraak dienen te maken.
De vreemdeling kan bij de burgemeester van de gemeente waar hij zijn woon- of verblijfsplaats heeft een Bewijs van Bekendmaking verkrijgen. Het Bewijs van Bekendmaking kan door de burgemeester worden afgegeven in het kader van de inschrijving in de GBA. Ook zonder in het bezit te zijn van een Bewijs van Bekendmaking kan de vreemdeling bij het IND-loket een aanvraag indienen.
Door de IND-ambtenaar dient de identiteit van de vreemdeling te worden vastgesteld aan de hand van de vereiste brondocumenten zoals aangegeven in de GBA-wetgeving en, indien voorhanden, het Bewijs van Bekendmaking. De vreemdeling legt hiertoe gegevens of bescheiden over omtrent zijn identiteit en nationaliteit en, indien voorhanden, het Bewijs van Bekendmaking. Indien er een Bewijs van Bekendmaking door de burgermeester waar de vreemdeling zijn woon- of verblijfplaats heeft is afgegeven zijn de hierop vermelde persoonsgegevens leidend.
Echter, ingeval het een slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld betreft zoals bedoeld in B20, wordt de identificatie verricht door de korpschef, door tussenkomst van het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie.
De procedure inzake de leges staat beschreven in B1/9.6.1.
De IND-ambtenaar kruist op de per verblijfsdoel gespecificeerde checklist aan welke bescheiden bij het indienen van de aanvraag door de vreemdeling zijn overgelegd. De IND-ambtenaar kan de vreemdeling wijzen op de mogelijkheid de ontbrekende bescheiden bij de aanvraag per ommegaande (dezelfde dag nog) over te leggen (bijvoorbeeld een ontbrekende pasfoto, of een salarisstrookje dat de vreemdeling thuis of elders heeft laten liggen en waarvan kan worden verwacht dat de vreemdeling het per ommegaande (alsnog) kan overleggen). Met nadruk zij vermeld dat vorenstaande situatie dient te worden onderscheiden van het bieden van een herstelverzuim en dat het géén inhoudelijke toets met zich meebrengt. Indien de vreemdeling aangeeft de ontbrekende bescheiden niet per ommegaande alsnog te willen overleggen en kenbaar maakt dat hij zijn aanvraag in behandeling wenst te laten nemen, neemt de IND-ambtenaar de aanvraag onverkort in ontvangst.
De IND-ambtenaar verstrekt de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ (zie bijlage 7g VV) aan de vreemdeling ten bewijze van het feit dat de vreemdeling een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of een aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft ingediend. De sticker wordt afgegeven voor een duur die één maand korter is dan de geldigheidsduur van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling, met in beginsel een maximumduur van zes maanden.
De sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ wordt, indien het een slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld betreft zoals bedoeld in B20, door de korpschef geplaatst.
De sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ bevat naast de aantekening omtrent het rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder f, g, h en i Vw, tevens informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt.
Met nadruk zij vermeld dat de aantekening omtrent de aanmeldingsplicht alsmede de aantekening omtrent de periodieke meldplicht onverkort door de Korpschef dan wel de ambtenaar belast met het toezicht worden geplaatst. Hiertoe wordt op de sticker ‘Aantekeningen Toezicht’ (zie bijlage 7j VV) door de Korpschef de datum van de aanmelding en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘aangemeld op (datum)’.
Voor het familielid van de onderdaan van de EU/EER of van Zwitserland dat zelf niet ook afkomstig is uit één van deze lidstaten (met andere woorden het familielid-derdelander van de unieburger) plaatst de IND-ambtenaar de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdaan’ in het geldige document voor grensoverschrijding van de vreemdeling, of voorziet het reisdocument van een zogeheten inlegvel. De sticker of het inlegvel bevat naast de aantekening omtrent het rechtmatig verblijf, tevens informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt.
De IND-ambtenaar maakt een kopie van het door de vreemdeling overgelegde geldige document voor grensoverschrijding alsmede een kopie van de door de vreemdeling overgelegde originele brondocumenten (zoals geboorteakte en de huwelijksakte).
De IND-ambtenaar roept de vreemdeling op voor het in ontvangst nemen van het verblijfsdocument.
Echter, ingeval het een slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld betreft zoals bedoeld in B20, wordt het verblijfsdocument door de korpschef aan de vreemdeling uitgereikt.
Het verblijfsdocument wordt alleen in persoon aan de vreemdeling uitgereikt en – voor zover sprake is van een aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning – tegen inlevering van het oude verblijfsdocument of tegen overlegging van (een kopie van) een proces-verbaal van aangifte van vermissing van het oude verblijfsdocument. De IND-ambtenaar ziet erop toe dat de vreemdeling in persoon, en bij minderjarigheid in bijzijn van zijn wettelijk vertegenwoordiger, het verblijfsdocument in ontvangst neemt.
Ook indien het verblijfsdocument waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, nog niet is verstrekt, is er vanaf de bekendmaking van de beschikking sprake van rechtmatig verblijf.
Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingevolge artikel 3.33a, vierde lid, VV bij een kantoor van de IND wordt ingediend, is het bepaalde in B1 onverkort van toepassing voor zover in deze paragraaf niet anders is bepaald.
Bij het in ontvangst nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bepaalt de IND-ambtenaar de voor de aanvraag geldende leges. De vreemdeling wordt in de gelegenheid gesteld de verschuldigde leges per kas of per pin ter plekke aan de kas te voldoen. De vreemdeling dient het bedrag in één keer te voldoen. Betaling in termijnen is niet mogelijk. Na betaling van het verschuldigde bedrag ontvangt de vreemdeling een betalingsbewijs. Indien de vreemdeling het verschuldigde legesbedrag niet ter plekke per kas of per pin heeft voldaan, stelt de IND-ambtenaar de vreemdeling ingevolge het bepaalde in artikel 4:5 van de Awb mondeling in de gelegenheid om het verzuim te herstellen en alsnog ter plekke de verschuldigde leges per kas of pinbetaling te voldoen. In dat geval is er geen reden om langer herstel verzuim te verlenen dan het tijdsverloop dat in de regel gemoeid is met de handeling van kas- of pinbetaling. Als betrokkene geen gebruik maakt van de hem geboden gelegenheid om het verschuldigde legesbedrag alsnog te voldoen, wordt de aanvraag direct ter plaatse door de IND-ambtenaar buiten behandeling gesteld.
De aanzegging tot legesbetaling valt niet onder het beschikkingsbegrip. Tegen de beschikking tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag, die volgt als geen leges worden voldaan, kan een bezwaarschrift worden ingediend.
Na betaling van de verschuldigde leges vraagt de IND-ambtenaar aan de vreemdeling – voor zover zulks niet reeds blijkt uit het ingevulde aanvraagformulier – op welke mvv-vrijstellingsgrond hij zich beroept dan wel op welke gronden betrokkene meent dat sprake is van een zodanig bijzonder geval dat vasthouden aan het mvv-vereiste zou getuigen van een bijzondere hardheid (de hardheidsclausule ex artikel 3.71, vierde lid, Vb) indien en voor zover betrokkene zich daarop beroept. Conform het bepaalde in B1/4.1.1 dient betrokkene reeds bij het indienen van de aanvraag het verzoek om mvv- vrijstelling met feiten en omstandigheden te onderbouwen en van die feiten en omstandigheden tenminste een begin van bewijs te leveren. Indien de aangevoerde feiten en omstandigheden reeds op voorhand niet kunnen leiden tot vrijstelling van het mvv-vereiste, zal de IND-ambtenaar direct ter plaatse een afwijzende beschikking uitreiken aan betrokkene. Indien de aangevoerde feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, zal de vreemdeling in de gelegenheid worden gesteld het beroep op de mvv-vrijstelling (alsnog) nader te onderbouwen met bescheiden of anderszins.
Indien de aanvraag niet meteen ter plaatse kan worden afgedaan omdat nader onderzoek aangewezen is, zal de IND-ambtenaar de vreemdeling de Sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ (zie bijlage 7g VV) verstrekken ten bewijze van het feit dat de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft gedurende de behandeling van de aanvraag.
De IND-ambtenaar maakt tevens ten behoeve van de aanvrager een kopie van de pagina van het aanvraagformulier waarop de persoonsgegevens van de aanvrager alsmede diens handtekening staan vermeld. Deze kopie wordt gewaarmerkt en vervolgens overhandigd aan de vreemdeling. Voor zover de vreemdeling nog geen onderzoek naar TBC aan de ademhalingsorganen heeft ondergaan en hij daarvan evenmin is vrijgesteld, verwijst de IND-ambtenaar de vreemdeling door naar de meest nabij gelegen GG&GD met gebruikmaking van het TBC-formulier (zie bijlage 13 VV).
Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking verband houdend met studie aan het hoger onderwijs of voorbereidend jaar door tussenkomst van een instelling voor hoger onderwijs bij een kantoor van de IND wordt ingediend, is het bepaalde in B1 onverkort van toepassing voor zover in deze paragraaf niet anders is bepaald.
De aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking studie aan het hoger onderwijs of een voorbereidend jaar kan door de vreemdeling schriftelijk, door tussenkomst van de instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 3.18a VV, worden ingediend bij de IND. De vreemdeling vult met hulp van de onderwijsinstelling het aanvraagformulier in en ondertekent de aanvraag. De onderwijsinstelling stuurt het aanvraagformulier door naar de IND. Als voorwaarde hiervoor geldt dat de instelling voor hoger onderwijs een convenant heeft afgesloten met de IND.
Na ontvangst van het aanvraagformulier ontvangt de onderwijsinstelling namens de vreemdeling een ontvangstbevestiging van de IND. Deze ontvangstbevestiging geldt voor de vreemdeling als een bewijs van rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 9 Vw. Indien de vreemdeling gedurende de behandeltijd van de aanvraag toch een verblijfssticker nodig heeft kan hij hiertoe een afspraak maken via de afsprakenlijn van de IND. Op vertoon van de ontvangstbevestiging ontvangt de vreemdeling, op voorwaarde dat de leges zijn voldaan, een verblijfssticker in het paspoort.
Ingevolge artikel 3.103a Vb doet de Minister, indien een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 Vw (niet) wordt verleend aan of verlengd dan wel wordt ingetrokken, van een vreemdeling die houder is van een door een andere EU-lidstaat, afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, mededeling aan de autoriteiten van die staat (zie B17/6).
Het koppelingsbureau van de IND fungeert in dergelijke gevallen als contactpunt voor het verstrekken en ontvangen van informatie (zie B17/6).
E
Paragraaf B1/9.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Ingevolge artikel 24, tweede lid, Vw is de vreemdeling leges verschuldigd voor de afdoening van een aanvraag in door de Minister te bepalen gevallen en volgens door die Minister te geven regels. Tevens kan de Minister bepalen dat de vreemdeling voor de afgifte van documenten waaruit het rechtmatig verblijf blijkt leges verschuldigd is. De Minister heeft van deze bevoegdheden gebruik gemaakt bij de artikelen 3.34 en verder VV.
Ter zake van de afdoening van een aanvraag worden leges geheven:
• tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;
• tot het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;
• tot het verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;
• tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
De vreemdeling is leges verschuldigd per aanvraag. Indien de vreemdeling tegelijkertijd twee of meer aanvragen indient, worden daarom evenzo vaak leges geheven. De leges zijn verschuldigd ongeacht de beslissing op de aanvraag. Indien de leges niet worden voldaan, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld (zie artikel 24, tweede lid, Vw).
Indien een ouder, althans wettelijk vertegenwoordiger, één aanvraag indient (mede) ten behoeve van een of meer minderjarige vreemdelingen, wordt het totaal van de per vreemdeling verschuldigde leges ineens geheven.
Het legestarief ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van vreemdelingen die in het bezit zijn van een mvv voor hetzelfde verblijfsdoel als waarvoor de verblijfsvergunning wordt aangevraagd, is vastgelegd in artikel 3.34, eerste lid, Vw.
De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van vreemdelingen die niet over een mvv beschikken, van vreemdelingen die een mvv hebben voor een ander verblijfsdoel dan waarvoor de reguliere verblijfsvergunning wordt aangevraagd en van vreemdelingen die om wijziging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd vragen, zijn afhankelijk van het beoogde verblijfsdoel. De leges bedragen zijn vastgelegd in het VV. Voor een overzicht van de verschillende legesbedragen zie ook de IND website.
De toepasselijke legestarieven zijn voor:
• gezinshereniging en gezinsvorming en familiebezoek vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, onder b, VV;
• arbeid, studie, verblijf in het kader van uitwisseling en au pair vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, onder a, VV;
• kennismigrant vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, VV;
• een gezinslid en een in Nederland geboren kind en de overige verblijfsdoelen vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid onder d, VV;
• de overige verblijfsdoelen, vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, VV;
• artikel 8 Remigratiewet en verblijf in het kader van Working Holiday Scheme, Working Holiday Programme en Young Workers Exchange Programme vastgelegd in artikel 3.34a VV;
• EU en EER vastgelegd in artikel 3.34h VV.
Voor het afdoen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming kunnen twee legestarieven van toepassing zijn: een standaardtarief conform artikel 3.34, tweede lid, onder b, VV en een gezinstarief conform artikel 3.34, tweede lid, onder c of d, VV. Het gezinstarief is van toepassing indien meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor gezinshereniging of gezinsvorming voor verblijf bij dezelfde hoofdpersoon, gelijktijdig worden ingediend. Zo is in het geval dat twee of meer vreemdelingen gelijktijdig een aanvraag indienen tot het verlenen van een verblijfsvergunning met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming met een in Nederland verblijvende persoon, één van de aanvragers het standaardtarief verschuldigd en betalen de andere aanvragers het gezinstarief (artikel 3.34, tweede lid, onder d, VV). In het geval dat één of meer vreemdelingen gelijktijdig met de vreemdeling, bij wie zij in Nederland in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming willen verblijven, een aanvraag indienen tot het verlenen van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming, betalen zij het gezinstarief. De vreemdeling, bij wie deze gezinsleden verblijf beogen, betaalt het tarief conform het door hem beoogde verblijfsdoel (artikel 3.34, tweede lid, onder c, VV). Voor het afdoen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan in Nederland uit een ouder, die in het bezit is van een verblijfsvergunning, geboren kinderen is het tarief van artikel 3.34, tweede lid, onder e, VV van toepassing.
Een vreemdeling die een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming, kan desgevraagd ontheven worden van de verplichting om de voor het afdoen van de aanvraag verschuldigde leges te betalen. Voorwaarde om voor vrijstelling in aanmerking te komen, is dat hij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM. Ten behoeve van ontheffing van het legesvereiste wordt een beroep op artikel 8 EVRM gerechtvaardigd geacht indien verblijf in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming wordt beoogd. De hoofdpersoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, dient door middel van het overleggen van bewijsstukken omtrent zijn financiële situatie aan te tonen dat hij niet over middelen kan beschikken om de leges te voldoen en dat hij de afgelopen drie jaren alles in het werk heeft gesteld om over de vereiste middelen te kunnen beschikken. Tevens dient hij aannemelijk te maken dat hij op korte termijn noch zelf zal kunnen beschikken over de middelen om de leges te voldoen, noch deze kan verwerven bij personen in zijn naaste omgeving waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze de vergoeding voor de belanghebbende betalen, zoals de partner, familieleden of andere in aanmerking komende derden.
Het onvermogen met betrekking tot legesbetaling dient bij de indiening van de aanvraag te worden aangetoond aan de hand van bewijsstukken. De vreemdeling dient te overleggen een inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand op grond van artikel 7, tweede lid, onder d, Wet op de rechtsbijstand, ten behoeve van de hoofdpersoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt. Daarnaast dient de vreemdeling bewijsstukken te overleggen met betrekking tot de inspanningen van zichzelf en van de hoofdpersoon die de afgelopen drie jaar zijn verricht om financiële middelen te verwerven. Ook dient de vreemdeling aannemelijk te maken dat noch hij noch de hoofdpersoon op korte termijn in het bezit zullen raken van financiële middelen waarmee de verschuldigde leges kunnen worden voldaan, waarbij ook aannemelijk moet worden gemaakt dat daartoe evenmin een beroep gedaan kan worden op familieleden of in aanmerking komende derden.
Indien de vreemdeling bij het doen van de aanvraag om een verblijfsvergunning voor gezinshereniging of gezinsvorming een beroep op vrijstelling van de leges doet maar niet heeft aangetoond niet te (kunnen) beschikken over financiële middelen om de verschuldigde leges te betalen, wordt hem herstel verzuim geboden zodat hij dat alsnog kan aantonen en wordt hem tegelijkertijd de gelegenheid geboden om de verschuldigde leges te voldoen. Indien de vreemdeling niet alsnog heeft aangetoond dat hij de verschuldigde leges niet kan betalen en evenmin leges heeft betaald, krijgt hij nog éénmaal de gelegenheid om de leges te voldoen. Indien de vreemdeling vervolgens niet de verschuldigde leges betaalt, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Indien voornoemde stukken zijn overgelegd en de beoordeling ervan tot het oordeel leidt dat de vreemdeling, ook niet met behulp van derden, in staat is, noch op korte termijn in staat zal zijn, om de verschuldigde leges te voldoen, wordt de aanvraag in behandeling genomen zonder dat de vreemdeling leges is verschuldigd. Ook geldt de mogelijkheid van vrijstelling van leges in het geval van een aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning van de vreemdeling die verblijf heeft onder de beperking ‘uitoefenen van het gezinsleven conform artikel 8 EVRM’ en die bij de aanvraag om het verlengen van de verblijfsvergunning aantoont dat hij vanaf de datum van het verlenen van de verblijfsvergunning alles in het werk heeft gesteld om over voldoende middelen te beschikken.
De volgende categorieën vreemdelingen zijn vrijgesteld van de verplichting om leges te voldoen ter afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Het betreft niet-geprivilegieerd militair en niet-geprivilegieerd burgerpersoneel, alsmede slachtoffers van mensenhandel en hun minderjarige kinderen die feitelijk tot het gezin behoren en daartoe reeds in het land van herkomst feitelijk behoorden en die onder het gezag van de hoofdpersoon staan, alsmede slachtoffersvan dreigend eergerelateerd geweld en hun minderjarige kinderen. Tevens zijn vrijgesteld vreemdelingen die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in het kader van het buiten de schuld van de vreemdeling niet kunnen vertrekken uit Nederland, dan wel voor een verblijfsvergunning voor een ander verblijfsdoel dan genoemd artikel 3.4, eerste lid, Vb; de vreemdeling die een aanvraag in dient in het kader van verblijf als slachtoffer van mensenhandel of als slachtoffer van huiselijk geweld onder de beperking ‘conform beschikking Staatssecretaris’ en zijn minderjarige kinderen.
Daarnaast zijn vreemdelingen die op grond van Richtlijn 2001/55 de status van tijdelijk beschermde hebben ontheven van de legesplicht in het geval deze vreemdeling een aanvraag doet tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst of arbeid als zelfstandige.
Het legestarief ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is vastgelegd in de aanhef van artikel 3.34d VV, ongeacht de gevraagde duur van de verlenging en ongeacht de leeftijd van de vreemdeling. De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor studie is vastgelegd in artikel 3.34d, onder a, VV. artikel 3.34d, onder b, VV bepaalt de leges in het geval van aanvragen tot het verlengen van de verblijfsvergunning voor gezinshereniging met de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’.
De toepassing van het gezinstarief bij verlengingsaanvragen is niet afhankelijk van de vraag of er sprake is van meerdere gelijktijdig ingediende aanvragen. Alle – individueel ingediende – verlengingsaanvragen voor het verblijfsdoel gezinshereniging, met de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’, komen voor het gezinstarief in aanmerking.
De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor het doorbrengen van verlof, van werknemers op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat, is vastgelegd in artikel 3.34d, onder a, VV.
Indien gelijktijdig aanvragen worden gedaan tot het verlengen en het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, zijn ter afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de vergunning geen leges verschuldigd, zodat dan slechts ter afdoening van de aanvraag tot het wijzigen van de vergunning leges zijn verschuldigd.
Daarbij wordt gedacht aan gevallen waarin de wijziging zinloos zou zijn als niet tevens tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zou worden overgegaan, met name aan het einde van de looptijd van de vergunning. In die gevallen wordt een cumulatieve legesheffing ter afdoening van twee aanvragen die met hetzelfde verband houden, namelijk voortzetting van het verblijf, maar voor een gewijzigd doel, onwenselijk geacht.
Deze regeling is vooral getroffen met het oog op vreemdelingen die behoren tot de groep van al dan niet mishandelde vrouwen dan wel slachtoffers van mensenhandel, die vragen om verlenging van hun verblijfsvergunning en gelijktijdig tevens om wijziging in ‘voortgezet verblijf’. Deze regeling is echter niet tot die beide groepen beperkt.
Tevens kan worden gedacht aan bijvoorbeeld studenten, die wijziging vragen van ‘de voorbereiding op studie’ in ‘het volgen van studie’ of in ‘arbeid in loondienst’, voor verblijf in het kader van gezinsvorming of ‘voortgezet verblijf’.
Indien gelijktijdig aanvragen worden gedaan tot het verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier, zijn ter afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de vergunning geen leges verschuldigd, zodat dan slechts ter afdoening van de aanvraag voor het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd leges zijn verschuldigd.
Indien echter op de datum van ontvangst van de gelijktijdige aanvragen de vergunning, waarvan verlenging wordt gevraagd, nog een jaar of meer geldig is, geldt deze regeling niet. De termijn waartegen verlenging dient plaats te vinden bedraagt immers als hoofdregel een jaar. Op een dergelijke termijn kan bezwaarlijk worden gesproken van cumulatie van legesheffingen.
In de situatie dat een vreemdeling, aan wie verblijf is toegestaan voor verblijf bij partner, met die partner in het huwelijk is getreden, kan redelijkerwijs niet van een wijziging (van het verblijfsdoel) worden gesproken en behoeft geen aanvraag om wijziging te worden gedaan, ter afdoening waarvan leges zouden zijn verschuldigd. Daarom is deze regeling evenmin in die situatie van toepassing. In dergelijke gevallen wordt het huwelijk uiteraard wel geregistreerd in het informatiesysteem van de IND en wordt bij de afgifte van het nieuwe verblijfsdocument wel als beperking verblijf bij echtgenoot vermeld.
F
Paragraaf B3/3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
In aanvulling op de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als genoemd in B1/4, gelden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf als pleegkind de volgende cumulatieve voorwaarden:
a. de vreemdeling is minderjarig (artikel 3.28, eerste lid, Vb);
b. de vreemdeling wil verblijven in het gezin van een of meer Nederlanders of vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e. dan wel l, Vw (artikel 3.28, eerste lid, sub a, Vb);
c. in het land van herkomst is voor de vreemdeling naar het oordeel van de Minister geen aanvaardbare toekomst weggelegd (artikel 3.28, eerste lid, sub b, Vb);
d. de aspirant-pleegouders zijn in staat de vreemdeling een goede opvoeding en verzorging te geven (artikel 3.28, tweede lid, Vb);
e. bij de aanvraag wordt een medische verklaring overgelegd en een garantverklaring ondertekend (artikel 3.28, derde lid, Vb).
Het pleegkind dient een bloed- of aanverwant te zijn van de hoofdpersoon.
De verblijfsvergunning wordt ingevolge dit hoofdstuk niet verleend, indien de hoofdpersoon een bloed of aanverwant is anders dan de grootouder, broer, zuster, oom of tante van het pleegkind.
Voor al deze kinderen geldt als voorwaarde dat naar het oordeel van de Minister voor het kind geen aanvaardbare toekomst is weggelegd in het land van herkomst doordat er ten aanzien van het kind sprake is van zodanige omstandigheden, dat het niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd. Zulks wordt in het algemeen niet aangenomen van een kind dat bij zijn ouders verblijft in minder welvarende omstandigheden, voorzover die omstandigheden overigens ter plaatse als normaal zijn te beschouwen. Daarom zal het een in Nederland verblijvend gezin van een rechtmatig hier te lande verblijvende vreemdeling of Nederlander niet zijn toegestaan om bijvoorbeeld een jonger broertje of zusje van één der ouders, of neefje of nichtje op te nemen uitsluitend op grond van de opvatting dat het kind hier te lande in ruimere materiële welstand kan verkeren.
De aanvraag wordt afgewezen indien uit de medische verklaring met betrekking tot het buitenlandse pleegkind niet blijkt dat in redelijkheid niet valt aan te nemen dat het kind lijdt aan een gevaarlijke besmettelijke of langdurige lichamelijke of geestelijke ziekte. Dit vereiste zal er echter niet toe leiden dat een gehandicapt kind niet zou kunnen worden opgenomen. Indien het kind, niet de nationaliteit bezit van een van de bij ministeriële regeling vast te stellen landen die zijn vrijgesteld van de verplichting een TBC onderzoek te ondergaan, en uit de medische verklaring niet blijkt dat op TBC is getest, dient het kind (hier te lande) alsnog een onderzoek ter zake te ondergaan. Indien daaraan of aan de behandeling van TBC aan de ademhalingsorganen niet wordt meegewerkt, wordt de aanvraag met toepassing van artikel 3.79 Vb afgewezen (zie ook B1/4.5).
De verblijfsvergunning wordt niet verleend indien de hoofdpersoon niet duurzaam en zelfstandig beschikt over een netto-inkomen dat ten minste gelijk is aan de norm ingevolge de Wwb voor echtparen/gezinnen, of, als de hoofdpersoon alleenstaande is, ten minste gelijk is aan de norm ingevolge de Wwb voor alleenstaande ouders,tenzij de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven:
a. 65 jaar of ouder is
b. naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is (zie B2/2.10 onder b), of
c. blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen (zie B2/2.10 onder c).
Indien de hoofdpersoon (het familielid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt) een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een in Nederland geregistreerd partnerschap is aangegaan, dan wel een relatie onderhoudt in de zin van artikel 3.14, aanhef en onder b, Vb met een persoon die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, dan wel Nederlander is, kan het duurzame, zelfstandig verworven netto-inkomen van die persoon worden meegeteld bij de berekening van de bestaansmiddelen. In deze gevallen zijn de middelen van bestaan voldoende, indien het gezamenlijke netto-inkomen gelijk is aan de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder c, Wwb, voor de categorie echtparen en gezinnen. Als aanvullende voorwaarde geldt dan dat ondertekening van de garantverklaring, bedoeld in artikel 3.28, derde lid, Vb geschiedt door de hoofdpersoon en bedoelde partner. Opgemerkt zij nog, dat de omstandigheid dat de hoofdpersoon in gezinsverband leeft met een (geregistreerde of huwelijks-)partner, niet afdoet aan de omstandigheid dat de hoofdpersoon mogelijk aanspraak kan maken op de vrijstellingen bedoeld in artikel 3.28, vierde lid, Vb, dan wel de onder c vermelde vrijstelling.
De aanvraag wordt afgewezen indien niet door middel van officiële gelegaliseerde bescheiden wordt aangetoond (zie B2/8), dat de ouder(s) of wettelijke vertegenwoordiger, alsmede – voorzover dit is vereist – de autoriteiten in het land van herkomst instemmen met het verblijf van het kind in het gezin van de aspirant pleegouders.
G
Paragraaf B16/4.9 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Na drie jaar verblijf als houder van een verblijfsvergunning op grond van ‘dreigend eergerelateerd geweld’ kan de vreemdeling op grond van artikel 3.52 Vb een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘voortgezet verblijf’, indien de dreiging van eergerelateerd geweld naar het oordeel van de Minister nog steeds aanwezig is. De vreemdeling moet gedurende de gehele periode hebben voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.
H
Hoofdstuk B20 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
I
Paragraaf B20/1 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
In dit hoofdstuk wordt het rechtmatig verblijf van slachtoffers van eergerelateerd geweld geregeld. Daarnaast biedt dit hoofdstuk richtlijnen voor het bieden van opvang en bescherming van slachtoffers van eergerelateerd geweld.
Onder eergerelateerd geweld wordt verstaan elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in een reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie, waarvan de buitenwereld op de hoogte dreigt te raken. Dit type geweld vindt plaats in een specifieke culturele en sociale context en heeft geen religieuze basis. Eergerelateerd geweld kan verschillende vormen aannemen en in het uiterste geval tot moord of doodslag leiden.
Al enige jaren is er – onder andere in de media en de politiek – aandacht voor eergerelateerd geweld en de bestrijding ervan. Het merendeel van de slachtoffers is in het bezit van de Nederlandse nationaliteit of is in het bezit van een zelfstandige verblijfsvergunning. Het komt ook voor dat een slachtoffer een afhankelijke verblijfsvergunning heeft, of in het geheel niet of niet meer in het bezit is van een verblijfsvergunning. Voor deze laatste groep ontbreekt daarmee veelal de grond voor financiering van opvang en hulpverlening.
Dit hoofdstuk voorziet alleen in beleid voor het verlenen van een verblijfsvergunning indien de vreemdeling niet in het bezit is van een (zelfstandige) verblijfsvergunning. Is de vreemdeling in het bezit van een afhankelijke verblijfsvergunning en dreigt dit verblijfsrecht, als gevolg van verbreking van de samenwoning in verband met het dreigend eergerelateerd geweld, komen te vervallen dan dient allereerst beoordeeld te worden of betrokkene op andere gronden voor (voortgezet) verblijf in aanmerking komt. Slechts indien dit niet het geval is, zal verblijf in het kader van dit hoofdstuk aan de orde zijn.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dreiging van eergerelateerd geweld waarvoor een verblijfsvergunning af moet worden gegeven is van belang waar de vreemdeling gevaar loopt.
Is er slechts sprake van gevaar in het land van herkomst, maar is er in Nederland geen dreiging van eergerelateerd geweld, dan is de asielprocedure de aangewezen weg. Indien er in Nederland sprake is van een dreiging van eergerelateerd geweld dan is de reguliere procedure de meest aangewezen weg. Voor verlening van een verblijfsvergunning in het kader van dit hoofdstuk dient echter wel, naast dreiging in Nederland, ook dreiging in het land van herkomst aanwezig te zijn. In dat geval kan betrokkene zich immers niet aan het gevaar onttrekken door zich in het land van herkomst te vestigen.
In het kader van de aanpak van eergerelateerd geweld is de Rvb gewijzigd zodat slachtoffers van eergerelateerd geweld zonder een verblijfstitel, mits een aanvraag om een verblijfsvergunning vanwege dreigend eergerelateerd geweld is ingediend bij de IND, gebruik kunnen maken van de voorzieningen van de Rvb. Deze regeling maakt niet alleen toegang tot opvang door een instelling voor vrouwenopvang mogelijk, maar ook financiering van hulpverlening en een ziektekostenverzekering.
In het kader van vergroting van de veiligheid van het slachtoffer kan de aanvraag, eventueel door tussenkomst van de vrouwenopvang, schriftelijk worden ingediend (zie B1/9.1.1).
Om te beoordelen of sprake is van dreiging van eergerelateerd geweld vraagt de IND, ten behoeve van de beoordeling of dit verstrekking van een verblijfsvergunning rechtvaardigt, een analyse bij het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie. Uit de analyse moet in ieder geval blijken of er sprake is van dreiging van eergerelateerd geweld die de verstrekking van een verblijfsvergunning rechtvaardigt. Wanneer het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie mogelijkheden ziet waardoor de dreiging in die periode op de een of andere wijze afgewend kan worden, moet dit in de analyse worden meegenomen.
Indien de dreiging in de zeer nabije toekomst kan worden weggenomen doordat een bevredigende oplossing voor het conflict kan worden bereikt, zal er in principe geen noodzaak zijn verblijf in Nederland toe te staan. In de rapportage van het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie zal worden opgenomen wat de verwachte duur is van het conflict. Een verblijfsvergunning zal echter niet alleen worden verleend indien sprake is van een blijvende dreiging, maar daarnaast is het ook mogelijk om in acute situaties een vergunning te verlenen. De verblijfsvergunning zal een tijdelijk karakter hebben.
J
Paragraaf B20/2 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
1. Er is sprake van een dreiging met eergerelateerd geweld in Nederland én in het land van herkomst;
2. er is een reële dreiging die niet op korte termijn kan worden weggenomen;
3. de wijze waarop uiting kan worden gegeven aan het eergerelateerd geweld is voldoende ernstig.
Indien er sprake is van een dreiging met eergerelateerd geweld die alleen in het land van herkomst bestaat, is er aanleiding om het slachtoffer een asielaanvraag in te laten dienen wegens asielgerelateerde gronden. Er zal derhalve voor verlening van een reguliere verblijfsvergunning in ieder geval sprake moeten zijn van een dreiging in Nederland. Naast dreiging in Nederland, dient ook in het land van herkomst dreiging aanwezig te zijn. De vreemdeling dient in dit kader aannemelijk te maken dat er familieleden in het land van herkomst wonen, welke familieleden dat zijn en waar zij woonachtig zijn.
Indien de dreiging in de zeer nabije toekomst kan worden weggenomen doordat een bevredigende oplossing voor het conflict kan worden bereikt, zal er in principe geen noodzaak zijn verblijf in Nederland toe te staan. In de rapportage van het Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie zal worden opgenomen wat de verwachte duur is van het conflict.
Er zijn verschillende vormen van eergerelateerd geweld, van verstoting door familieleden tot levensdelicten. Niet in alle gevallen zal het noodzakelijk zijn verblijf in Nederland toe te staan. Indien sprake is van levensbedreigende delicten of kinderontvoering of indien het geweld leidt tot schrijnende omstandigheden als gedwongen scheiding tussen ouder en kind of een dreigende gedwongen uithuwelijking, ligt vergunningverlening voor de hand.
Onder levensbedreigende delicten wordt ook verstaan het aanzetten tot zelfmoord, waartegen het slachtoffer geen verweer kan bieden.
Naast levensbedreigende delicten kunnen ook andere uitingsvormen van eergerelateerd geweld, waarbij sprake is van een strafbaar feit gericht tegen het slachtoffer zoals verminking, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving, tot vergunningverlening leiden.
Eergerelateerd geweld kan zich ook uiten in de vorm van verstoting. Hierbij gaat het om een sociale doodverklaring van het slachtoffer door de familie. Bij de beoordeling van de verblijfsaanvraag wordt de vraag betrokken of het slachtoffer zich door vestiging elders aan de gevolgen van de verstoting zou kunnen onttrekken en of betrokkene zich vervolgens zelfstandig zou kunnen handhaven.
Naast deze voorwaarden zijn de algemene voorwaarden van artikel 16, eerste lid , Vw van toepassing (zie B1/4), behoudens de voorwaarden die hieronder worden genoemd.
In afwijking van de algemene voorwaarden genoemd in artikel 16 Vw wordt de aanvraag niet afgewezen:
• wegens het ontbreken van een geldige mvv (zie artikel 17, eerste lid, onder g, Vw); of
• het ontbreken van zelfstandige en voldoende middelen van bestaan (zie artikel 16, eerste lid, onder c, Vw).
Het slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld en de minderjarige kinderen van het slachtoffer zijn geen leges verschuldigd voor het indienen van een aanvraag (zie de artikelen 3.34b, eerste lid, onder j, en k VV en 3.34e, aanhef en onder g en h, VV).
K
De titel van paragraaf B20/3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
L
Paragraaf B20/3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Indien het slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld tijdens de verdere procedure feitelijk verblijft op een opvangadres, kan het slachtoffer voor de GBA een zogenoemd briefadres kiezen. Daarvoor is een aanwijzing van het betreffende gemeentebestuur nodig op grond van artikel 67, vierde lid, Wet GBA. Het briefadres hoeft niet noodzakelijkerwijs te worden gehouden in de gemeente waar het slachtoffer op een opvangadres verblijft. Dat kan bijvoorbeeld ook het adres van het regionale politiekorps of van een zorginstelling zijn of van een particulier adres, mits de houder van dat adres daarmee instemt.
M
Paragraaf B20/3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Ter beoordeling van de vraag of sprake is van dreigend eergerelateerd geweld in Nederland, wordt advies ingewonnen bij het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie.
Het is niet de bedoeling dat niet terzake gespecialiseerde ambtenaren van de IND zich een eigenstandig oordeel vormen over de mogelijke dreiging van eergerelateerd geweld.
Uit de analyse moet in ieder geval blijken of er sprake is van langdurige dreiging van eergerelateerd geweld die de verstrekking van een verblijfsvergunning rechtvaardigt. Wanneer het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld mogelijkheden ziet waardoor de dreiging in die periode op de een of andere manier afgewend kan worden, moet dit in de analyse worden meegenomen.
De inhoud van de analyse van het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld vormt de basis van de beslissing omtrent de aanvraag om een verblijfsvergunning. De IND zal opnieuw om een analyse verzoeken indien daaraan zodanige gebreken kleven dat dit niet als basis kan dienen voor een zorgvuldig besluit omtrent de verlening van een verblijfsvergunning.
N
Paragraaf B20/3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Indien de vreemdeling, in verband met dreiging van eergerelateerd geweld, in een instelling voor vrouwenopvang is opgenomen, dient de vreemdeling, indien gewenst met behulp van de instelling voor vrouwenopvang, het aanvraagformulier voor de Rvb via het COA aan te vragen. De Rvb wordt verstrekt teneinde het slachtoffer in staat te stellen in haar of zijn kosten van levensonderhoud te voorzien.
Aan verstrekking op grond van de Rvb wordt de voorwaarde verbonden dat er een aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van dreigend eergerelateerd geweld is ingediend en dat er sprake is van verblijf bij een instelling voor vrouwenopvang. Het COA gaat bij de IND en bij de instelling voor vrouwenopvang na of aan deze voorwaarde is voldaan.
O
Paragraaf B20/3.4 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Zolang er nog geen beslissing is op het verzoek om de verblijfsvergunning kan een slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld aanspraak maken op de Rvb.
Het COA beëindigt de verstrekking krachtens de Rvb niet eerder dan nadat een verblijfsvergunning is afgegeven of de aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van dreigend eergerelateerd geweld is afgewezen en hiertegen geen bezwaar of beroep is ingesteld dat de vreemdeling hier te lande mag afwachten. Na afgifte van de verblijfsvergunning maakt het slachtoffer eergerelateerd geweld aanspraak op een uitkering ingevolge de Wwb.
P
Paragraaf B20/4 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
De contactpersoon gender van de IND vraagt een analyse aan het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie over de aanwezigheid van dreiging van eergerelateerd geweld.
Gelet hierop zal de wettelijke beslistermijn, op grond van artikel 25, tweede lid, Vw met ten hoogste zes maanden kunnen worden verlengd.
Q
Paragraaf B20/5 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Aan vreemdelingen als hier bedoeld wordt een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (zie artikel 14 Vw) verleend op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb met de beperking ‘conform beschikking Staatssecretaris’, met de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeid vrij toegestaan’.
De verblijfsvergunning is tijdelijk van aard.
Aan de vergunning wordt als voorschrift verbonden de verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten, met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
R
Paragraaf B20/6 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
S
Paragraaf B20/7 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
De verblijfsvergunning wordt in beginsel voor een periode van één jaar verleend. De verblijfsvergunning is geldig zolang er sprake is van het voortduren van de dreiging van eergerelateerd geweld.
Indien geen sprake meer is van dreiging van eergerelateerd geweld is er geen grondslag meer voor de verblijfsvergunning gebaseerd op dreigend eergerelateerd geweld.
Het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie maakt hiervan in de analyse melding. De contactpersoon mensenhandel/gender van de IND, alsmede aan het slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld worden op de hoogte gesteld van de analyse.
T
Paragraaf B20/8 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van het slachtoffer kan worden verlengd zolang de dreiging van eergerelateerd geweld voort duurt. De geldigheid van de verblijfsvergunning wordt niet verlengd indien er geen sprake meer is van dreiging van eergerelateerd geweld.
Voor de beoordeling van de verlengingsaanvraag dient de IND bij het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld van de Nederlandse Politie wederom een (aanvullende) analyse aan te vragen. De algemene voorwaarden van artikel 18, eerste lid, Vw zijn van toepassing, met uit zondering van het middelenvereiste.
U
Paragraaf B20/9 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
V
Paragraaf B20/10 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Op grond van artikel 3.34b, onder j en k, VV zijn slachtoffers van dreigend eergerelateerd geweld die in aanmerking komen voor verlening van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met dreigend eergerelateerd geweld, en hun minderjarige kinderen geen leges verschuldigd.
Op grond van artikel 3.34e VV is deze categorie vreemdelingen voor de aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning evenmin leges verschuldigd.
W
Paragraaf B20/11 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Nadat de grond aan de verblijfsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk is komen te ontvallen dient betrokkene Nederland te verlaten.
Dit is slechts anders indien betrokkene tijdig een aanvraag doet om wijziging van de verblijfsvergunning voor een ander doel en aan de in dat kader gestelde voorwaarden is voldaan. Betrokkene dient dan een wijziging van de beperking aan te vragen. Het gaat hier om een aanvraag die niet gerelateerd is aan dreigend eergerelateerd geweld.
Na drie jaar verblijf als houder van een verblijfsvergunning op grond van dreigend eergerelateerd geweld kan de vreemdeling op grond van artikel 3.52 Vb een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘voortgezet verblijf’, indien de dreiging van eergerelateerd geweld naar het oordeel van de Minister nog steeds aanwezig is. De vreemdeling moet gedurende de gehele periode hebben voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.
X
Paragraaf B20/12 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
Voor verlening van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging komen in aanmerking:
• de minderjarige biologische of juridische kinderen van het slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld;
• die feitelijk behoren tot het gezin van het slachtoffer;
• die reeds in het land van herkomst feitelijk behoorden tot het gezin van het slachtoffer;
• die onder het wettig gezag van het slachtoffer staan.
Op deze aanvraag zijn de algemene toelatingsvoorwaarden als verwoord in artikel 16 Vw en de algemene bepalingen van B2 van toepassing, met uitzondering van de bepalingen in zake het middelenvereiste.
Om te verzekeren dat de minderjarige kinderen slechts verblijf krijgen gedurende de periode van toelating van het slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld, krijgt de aan hen verstrekte verblijfsvergunning dezelfde geldigheidsduur als die van het slachtoffer.
De vreemdeling aan wie ingevolge de bepalingen van B2 een verblijfsvergunning voor verblijf bij het slachtoffer is verleend, komt niet in aanmerking voor een zelfstandige verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf, zoals bedoeld in artikel 3.50 Vb, aangezien het hier gaat om een verblijfsrecht van tijdelijke aard (zie artikel 3.5, tweede lid, aanhef en onder a Vb en B16).
Y
Paragraaf C9/2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt ingediend in een AC. De Minister heeft op grond van artikel 3.108, tweede lid, Vb in artikel 3.42, eerste lid, VV de AC’s in Ter Apel en Zevenaar aangewezen als plaatsen waar een asielaanvraag kan worden ingediend.
Alvorens de asielaanvraag in één van deze AC’s kan worden ingediend, dient de vreemdeling zich aan te melden in AC Ter Apel.
Op grond van artikel 3.42, tweede lid, VV wordt de asielaanvraag ingediend in AC Schiphol als de vreemdeling zich aan een Nederlandse buitengrens (zee- of luchthaven) heeft gemeld en aan hem de toegang is geweigerd.
Op grond van artikel 3.42, derde lid, VV wordt de eerste aanvraag eveneens ingediend in AC Schiphol als de vreemdeling stelt minderjarig te zijn en hij, naar het zich laat aanzien, niet begeleid wordt door een ouder of wettelijk vertegenwoordiger.
Vreemdelingen die een tweede of volgende aanvraag willen indienen, dienen vooraf telefonisch een afspraak te maken (zie C10/2.2.5).
De asielaanvraag van vreemdelingen aan wie de vrijheid rechtens is ontnomen wordt op grond van artikel 3.108, derde lid, Vb ingediend op de plaats waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd (zie C11/2.1).
Z
Paragraaf C23/2.1.4 Vreemdelingencirculaire 2000 vervalt.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 19 februari 2010
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,
R.K. Visser.
Al enige jaren is er – onder andere in de media en de politiek – aandacht voor eergerelateerd geweld en de bestrijding ervan. Het merendeel van de slachtoffers is in het bezit van de Nederlandse nationaliteit of is in het bezit van een zelfstandige verblijfsvergunning. Het komt ook voor dat een slachtoffer een afhankelijke verblijfsvergunning heeft, of in het geheel niet of niet meer in het bezit is van een verblijfsvergunning. Voor deze laatste groep ontbreekt daarmee veelal de grond voor financiering van opvang en hulpverlening.
Voor vreemdelingen die dreigen slachtoffer te worden van eergerelateerd geweld en die niet (meer) in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van het huidige beleid, is besloten een beleidskader voor toelating te creëren. Het beleidskader definieert hetgeen onder eergerelateerd geweld wordt verstaan en stelt de voorwaarden waaronder de verblijfsvergunning verleend kan worden.
Indien de vreemdeling naar Nederland komt om dreigend eergerelateerd geweld te ontvluchten is de asielprocedure de aangewezen weg en zal die op de gebruikelijke wijze worden beoordeeld. Indien de vreemdeling pas in Nederland te maken krijgt met een dreiging van eergerelateerd geweld in Nederland, dan is de reguliere procedure de meest aangewezen weg.
Tenslotte dient, voor verlening van een verblijfsvergunning in het kader van dit beleidskader, naast dreiging in Nederland, ook dreiging in het land van herkomst aanwezig te zijn. Dan kan immers aannemelijk zijn dat betrokkene zich niet aan het gevaar in Nederland kan onttrekken door zich in het land van herkomst te vestigen.
Nu aan slachtoffers van eergerelateerd geweld onder omstandigheden verblijf zal worden toegestaan, is het waarschijnlijk dat aanvragen van bij deze ouder verblijvende minderjarige kinderen zullen volgen. Het ligt in de rede deze kinderen verblijf toe te staan en de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van het kind aan te laten sluiten bij de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van de hoofdpersoon.
De vergunning zal, totdat eventueel een nieuwe beperking in het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt opgenomen, op grond van artikel 3.4, derde lid Vreemdelingenbesluit 2000 worden verleend ‘conform beschikking Staatssecretaris’.
In deze paragraaf is vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule opgenomen van vreemdelingen die als slachtoffers van eergerelateerd geweld, huiselijk geweld, mensenhandel in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 en hun minderjarige kinderen.
De vrijstelling van het mvv-vereiste voor vreemdelingen die een zogeheten ‘14-1-brief’in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 hebben gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen, komt gelet op de tijdsbeperking van deze beleidsregel, te vervallen.
Met deze wijziging wordt ter vergroting van de veiligheid van slachtoffers van dreigend eergerelateerd de mogelijkheid gecreëerd schriftelijk een aanvraag in te dienen en wordt in het verlengde daarvan een aantal handelingen die normaal genomen door de IND worden verricht bij de korpschef belegd.
Aan vreemdelingen die een zogeheten ‘14-1-brief’in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 hebben gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen, wordt niet tegengeworpen dat zij de aanvraag niet in persoon bij de IND hebben ingediend. Gelet op de tijdsbeperking van deze beleidsregel, komt deze beleidsregel te vervallen.
In deze paragraaf is de legesvrijstelling opgenomen voor slachtoffers van eergerelateerd geweld en hun minderjarige kinderen en voor slachtoffers van mensenhandel en van huiselijk geweld die een aanvraag indienen onder de beperking conform beschikking Staatssecretaris en hun minderjarige kinderen. Deze legesvrijstelling houdt verband met de mogelijkheid voor slachtoffers van mensenhandel die geen medewerking verlenen aan het strafproces en voor slachtoffers van huiselijk geweld die nog niet beschikken over een verblijfstitel een beroep te doen op de discretionaire bevoegdheid van artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 om in aanmerking te kunnen komen voor verblijf.
Slachtoffers van eergerelateerd geweld kunnen niet over eigen financiële middelen beschikken om de eigen bijdrage voor opvang in de vrouwenopvang te bekostigen, nu zij geen aanspraak hebben op voorzieningen en verstrekkingen van rechtswege. Voorts geldt dat het wenselijk is dat deze slachtoffers kunnen worden opgevangen en beschermd. Tenslotte kan van deze vreemdelingen, gelet op de omstandigheid dat het hier gaat om onvoorziene en onvoorzienbare situaties, niet gevergd worden dat zij vooruit lopend op de betaling van de leges regelmatig een bedrag op zij leggen.
Nu aan slachtoffers van eergerelateerd geweld onder omstandigheden verblijf zal worden toegestaan, is het waarschijnlijk dat aanvragen van bij deze ouder verblijvende minderjarige kinderen zullen volgen. Het ligt in de rede deze kinderen verblijf toe te staan en de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van het kind aan te laten sluiten bij de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van de hoofdpersoon.
Hierbij is tevens van belang dat een slachtoffer van dreigend eergerelateerd geweld meestal in de opvang verblijft en in een situatie verkeert waarin het niet mogelijk is legaal en duurzaam middelen te verwerven.
Hetzelfde geldt voor slachtoffers van mensenhandel die geen medewerking verlenen aan het strafproces, en voor slachtoffers van huiselijk geweld die nog niet beschikken over een verblijfstitel, die op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 verblijf vragen.
Gelet hierop is besloten deze categorie vreemdelingen en hun minderjarige kinderen vrij te stellen van het legesvereiste.
De vrijstelling van het legesvereiste voor vreemdelingen die een zogeheten ‘14-1-brief’in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 hebben gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen, komt gelet op de tijdsbeperking van deze beleidsregel, te vervallen.
In deze paragraaf is opgenomen dat alleenstaande pleegouders duurzaam en zelfstandig over een netto-inkomen moeten beschikken, dat ten minste gelijk is aan de norm ingevolge de Wwb voor alleenstaande ouders.
In deze paragraaf is opgenomen dat de vreemdeling, na drie jaar verblijf als houder van een verblijfsvergunning op grond van ‘dreigend eergerelateerd geweld’ op grond va artikel 3.52 Vb een aanvraag kan doen voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘voortgezet verblijf ’, indien de dreiging van eergerelateerd geweld naar het oordeel van de Minister nog steeds aanwezig is.
In dit nieuwe hoofdstuk B20 wordt het beleid ten aanzien van het eergerelateerd geweldbeleid uiteengezet zoals reeds beschreven onder de Algemene toelichting.
Aan vreemdelingen die een zogeheten ‘14-1-brief’in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 hebben gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen, wordt niet tegengeworpen dat zij de aanvraag niet op de aangewezen plaats hebben ingediend. Gelet op de tijdsbeperking van deze beleidsregel, komt deze beleidsregel te vervallen.
Gelet op de tijdsbeperking van de beleidsregel over de zogeheten ’14-1-brief’, komt deze beleidsregel te vervallen.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,
R.K. Visser.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-3114.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.