Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 24 december 2010, nr. 5679537/10/DJI, houdende regels over de verlening van een machtiging tot verlof aan het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (Verlofregeling TBS)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 53, achtste lid, en 54, vijfde lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Veiligheid en Justitie;

b. Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC):

inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden in de zin van de wet;

c. hoofd FPC:

hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden;

d. (vroeg)signaleringsplan:

een beschrijving van gedragingen van een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde die een aanwijzing kunnen zijn voor een verhoogd recidiverisico en de maatregelen om de risico’s onder controle te houden;

e. terugvalpreventieplan:

een beschrijving van de wijze waarop de dynamische risicofactoren (voor recidive) van een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde onder controle worden of kunnen worden gebracht en gehouden;

f. slachtofferonderzoek:

een analyse van mogelijke gevolgen en veiligheidsrisico’s van verlofverlening aan een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde voor het slachtoffer of zijn omgeving;

g. risicotaxatie:

een inschatting van het toekomstig delictrisico en vluchtgevaar van een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde;

h. risicomanagement:

de wijze waarop het delictrisico via behandeling of anderszins tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht;

i. verlofplan:

een beschrijving van de doelstellingen van het verlof van een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde, de plaats van het verlof binnen de behandeling, de voorwaarden waaronder het verlof plaats kan vinden alsmede de wijze waarop de risicofactoren onder controle worden gehouden;

j. AVt:

Adviescollege Verloftoetsing tbs.

HOOFDSTUK 2. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2

  • 1. Het hoofd FPC dient de verlofaanvraag schriftelijk in bij de Minister en voert deze in, in het door de Minister voorgeschreven geautomatiseerde systeem.

  • 2. Uit de verlofaanvraag blijkt dat deze is opgesteld op basis van multidisciplinair overleg en professioneel inhoudelijke toetsing.

  • 3. In de verlofaanvraag wordt door het FPCover de volgende onderwerpen informatie verschaft:

    • a. Persoonsgegevens en voorgeschiedenis (Box 1);

    • b. (Delict)diagnostiek (Box 2);

    • c. Behandelverloop tot de aanvraag (Box 3);

    • d. Risicotaxatie en risicomanagement (Box 4);

    • e. Verlofplan (Box 5);

    • f. Samenvatting van de verlofaanvraag (Box 8).

  • 4. Uit de verlofaanvraag blijkt dat een slachtofferonderzoek heeft plaatsgevonden. Van een machtiging wordt slechts gebruik gemaakt indien – voor zover daartoe de verplichting bestaat – een financiële regeling met slachtoffers en/of hun omgeving is getroffen.

  • 5. Indien de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde voor de datum voorwaardelijke invrijheidstelling in een FPC is geplaatst, wordt een machtiging niet verleend voor genoemde datum.

  • 6. Een machtiging wordt niet verleend

    • a. ten behoeve van een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft;

    • b. ten behoeve van verlof in het buitenland, met inbegrip van de delen van het Koninkrijk buiten Europa;

    • c. ten behoeve van verpleegden die alleen tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld indien de prognose en de behandeldoelen verlof niet toelaten of indieneen levenslange gevangenisstraf wordt ondergaan.

Artikel 3

  • 1. Een verzoek tot wijziging van het verlofplan wordt ondertekend door het hoofd FPC.

  • 2. Het verzoek bevat die informatie die relevant is voor de gevraagde wijziging. De wijziging van het verlofplan past binnen de bestaande machtiging.

Artikel 4

  • 1. Indien een machtiging wordt aangevraagd na overplaatsing, blijkt uit de aanvraag tot welke resultaten de behandelpogingen in het vorige FPC hebben geleid.

  • 2. Indien tot overplaatsing is besloten met het oog op voortzetting van de behandeling elders, kan het hoofd van het ontvangende FPC, op basis van de laatst verleende machtiging, een verlofaanvraag doen om een nieuwe machtiging te verlenen. Deze verlofaanvraag voldoet aan de volgende eisen:

    • a. aan de aanvraag ligt een gunstige prognose ten grondslag;

    • b. uit de verlofaanvraag van het hoofd van het ontvangende FPC blijkt dat beide FPC’s de aanvraag verantwoord achten;

    • c. de verlofaanvraag gaat vergezeld van een verlofplan dat aan de nieuwe situatie is aangepast.

Artikel 5

  • 1. Met het oog op een nieuwe machtiging wordt door het hoofd FPC een evaluatie opgesteld, die ten hoogste vier maanden en uiterlijk twee maanden voordat de machtiging verloopt, wordt ingediend.

  • 2. De evaluatie voldoet aan de eisen die aan een verlofaanvraag worden gesteld als vermeld in artikel 2, derde lid.

  • 3. Bij de evaluatie proefverlof is het tweede lid niet van toepassing. Alsdan wordt over de volgende onderwerpen informatie verschaft:

    • a. Persoonsgegevens en voorgeschiedenis (Box 1);

    • b. (Delict)diagnostiek (Box 2);

    • c. Behandelverloop bij evaluatie proefverlof (Box 3a);

    • d. Risicotaxatie en risicomanagement bij evaluatie proefverlof (Box 4a);

    • e. Beschouwing FPC bij evaluatie proefverlof (Box 5a);

    • f. Bijlage bij evaluatie proefverlof (Box 8a).

Artikel 6

  • 1. Een verlofaanvraag wordt door de Minister procedureel getoetst en vervolgens, met het oog op een inhoudelijk advies voorgelegd aan het AVt.

  • 2. Onder een verlofaanvraag die aan het AVt wordt voorgelegd, wordt begrepen de evaluatie van een verlof, maar uitgezonderd de aanvraag voor incidenteel verlof en de aanvraag voor een machtiging eenmalig begeleid verlof.

  • 3. Indien het AVt adviseert geen machtiging te verlenen, beslist de Minister dienovereenkomstig.

  • 4. Indien het AVt adviseert machtiging te verlenen, kan de Minister gemotiveerd een andere beslissing nemen.

Artikel 7

  • 1. Indien bij een evaluatie van het transmuraal verlof door een administratieve nalatigheid een nieuwe machtiging niet aansluitend aan de bestaande machtiging kan worden verleend, kan de Minister ambtshalve een machtiging afgeven.

  • 2. De machtiging wordt overeenkomstig de bestaande machtiging, afgegeven voor de duur van maximaal vier weken.

  • 3. De Minister kan bij het verlenen van de in het vorige lid bedoelde machtiging aanvullende voorwaarden stellen.

HOOFDSTUK 3. RESOCIALISATIEVERLOF

Artikel 8

  • 1. De aanvraag voor een machtiging begeleid verlof kan alle verloven buiten het FPC onder begeleiding van personeelsleden of medewerkers van het FPC inhouden.

  • 2. Begeleid verlof is in de regel eendaags, maar kan in uitzonderlijke gevallen meerdaags zijn, indien daartoe bijzondere redenen bestaan die samenhangen met het doel van het verlof.

  • 3. De aanvraag voor een machtiging begeleid verlof bevat de voorgeschiedenis en de feitelijke gebeurtenissen met betrekking tot het delict van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde.

  • 4. De aanvraag voor een machtiging begeleid verlof bevat een risicotaxatie die is gericht op het begeleid verlof.

  • 5. De aanvraag voor een machtiging begeleid verlof gaat vergezeld van een specifiek risicomanagement waarvan een (vroeg)signaleringsplan deel uitmaakt.

  • 6. De aanvraag voor een machtiging begeleid verlof omvat een beveiligde fase van tenminste vijf beveiligde verloven, tenzij het hoofd FPC gemotiveerd en op grond van relevante gegevens aannemelijk maakt dat geen beveiligde fase nodig is, of daarvoor een contra indicatie is.

  • 7. De aanvraag voor een machtiging begeleid verlof omvat na de beveiligde fase een dubbel begeleide fase, tenzij het hoofd FPC op de wijze als genoemd in het vorige lid aannemelijk maakt dat geen dubbel begeleide fase nodig is.

Artikel 9

  • 1. De aanvraag voor een machtiging onbegeleid verlof kan zowel eendaags als meerdaags verlof inhouden, met een maximum van zes overnachtingen per week buiten het beveiligde deel van het FPC.

  • 2. De aanvraag voor een machtiging onbegeleid verlof bevat een risicotaxatie die is gericht op het onbegeleid verlof

  • 3. De aanvraag voor een machtiging onbegeleid verlof gaat vergezeld van een specifiek risicomanagement waarvan een terugvalpreventieplan of een (vroeg)signaleringsplan deel uitmaken.

  • 4. De machtiging onbegeleid verlof kan alleen worden verleend indien de voorgaande fase van begeleid verlof goed is verlopen of gemotiveerd is overgeslagen.

Artikel 10

  • 1. De aanvraag voor een machtiging transmuraal verlof kan een meerdaags verblijf in de samenleving buiten de beveiligde zone van het FPC inhouden.

  • 2. De aanvraag voor een machtiging transmuraal verlof bevat een risicotaxatie die is gericht op het transmuraal verlof.

  • 3. De aanvraag voor een machtiging transmuraal verlof gaat vergezeld van een specifiek risicomanagement waar een terugvalpreventieplan en/of een vroegsignaleringsplan deel van uitmaakt.

  • 4. De machtiging transmuraal verlof kan alleen worden verleend indien de voorgaande fasen van begeleid en onbegeleid verlof goed zijn verlopen of gemotiveerd zijn overgeslagen.

Artikel 11

  • 1. De aanvraag voor een machtiging proefverlof houdt in de regel een verblijf geheel buiten de beveiligde zone van het FPC in, waarbij het toezicht op de ter beschikking gestelde wordt uitgeoefend door de reclassering.

  • 2. De aanvraag voor een machtiging proefverlof bevat een risicotaxatie die is gericht op het proefverlof.

  • 3. De aanvraag voor een machtiging proefverlof gaat vergezeld van specifiek risicomanagement waarvan deel uitmaakt een terugvalpreventieplan of een signaleringsplan, en gaat tevens vergezeld van een proefverlofplan als bedoeld in artikel 54, tweede lid, Reglement verpleging ter beschikking gestelden.

  • 4. De machtiging proefverlof kan alleen worden verleend indien de voorgaande fasen van begeleid, onbegeleid en transmuraal verlof goed zijn verlopen of gemotiveerd zijn overgeslagen.

HOOFDSTUK 4. BEGELEID VERLOF IN GEVAL VAN LONG STAY

Artikel 12

  • 1. Het hoofd FPC kan de ter beschikking gestelde met een longstay-indicatie en de ter beschikking gestelde voor wie een longstay-indicatie is aangevraagd alleen begeleid verlof verlenen.

  • 2. De verlofaanvraag voor een ter beschikking gestelde met een longstay-indicatie en de ter beschikking gestelde voor wie een longstay-indicatie is aangevraagd bevat naast het bepaalde in artikel 8, informatie omtrent de aanvaarding door de ter beschikking gestelde van zijn (toekomstig) verblijf in een longstay-voorziening.

  • 3. Het hoofd FPC kan de ter beschikking gestelde met een longstay-indicatie en de ter beschikking gestelde voor wie een longstay-indicatie is aangevraagd en die beschikt over een toereikende machtiging, begeleid verlof in groepsverband verlenen na toestemming van de Minister. De Minister geeft slechts toestemming voor bedoeld verlof indien groepssamenstelling en groepsgrootte geen veiligheidsrisico’s voor de samenleving opleveren. De aanvraag voor begeleid groepsverlof bevat de informatie op basis waarvan bedoelde veiligheidsrisico’s kunnen worden afgewogen.

  • 4. De Minister kan bij het verlenen van de in het vorige lid bedoelde toestemming aanvullende voorwaarden stellen.

HOOFDSTUK 5 INCIDENTEEL VERLOF EN DE MACHTIGING EENMALIG BEGELEID VERLOF

Artikel 13

  • 1. De aanvraag voor een machtiging tot incidenteel verlof geschiedt schriftelijk en kan worden gedaan indien er omstandigheden zijn in de persoonlijke levenssfeer van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde, die zijn aanwezigheid op een plaats buiten het FPC, om redenen van humanitaire aard, noodzakelijk maakt.

  • 2. Op een aanvraag voor een machtiging tot incidenteel verlof is artikel 2 niet van toepassing.

  • 3. In de aanvraag voor een machtiging tot incidenteel verlof geeft het hoofd FPC aan welke beveiliging en/of begeleiding hij noodzakelijk acht.

  • 4. Bij de afweging of een machtiging tot incidenteel verlof wordt verleend, betrekt de Minister de belangen van slachtoffers en hun omgeving, van het door de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde gepleegde delict.

Artikel 14

  • 1. De aanvraag voor een machtiging voor eenmalig begeleid verlof geschiedt schriftelijk en kan worden gedaan indien er omstandigheden zijn, die de aanwezigheid van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde op een plaats buiten het FPC noodzakelijk maakt, om redenen die voortvloeien uit de resocialisatie.

  • 2. Op een aanvraag voor een machtiging eenmalig begeleid verlof is artikel 2 niet van toepassing.

  • 3. In de aanvraag voor een machtiging eenmalig begeleid verlof geeft het hoofd van het FPC aan welke beveiliging en/of begeleiding hij noodzakelijk acht.

  • 4. Bij afweging of een machtiging eenmalig begeleid verlof wordt verleend, betrekt de Minister de belangen van de slachtoffers en/of hun omgeving, van het door betrokkene gepleegde delict.

HOOFDSTUK 6 EINDE VERLOF

Artikel 15

  • 1. De machtiging vervalt in de volgende gevallen:

    • a. wanneer de termijn waarvoor de machtiging is afgegeven is verstreken;

    • b. bij het verlenen van een nieuwe machtiging;

    • c. indien de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde wordt overgeplaatst naar een ander FPC.

    • d. in de gevallen als bedoeld in artikel 53, tweede lid, sub 1 en sub 2 en artikel 57, vierde lid, sub 1 en sub 2, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden.

  • 2. De machtiging kan worden ingetrokken in de gevallen als bedoeld in artikel 53, derde lid, en 57, vijfde lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden.

  • 3. De machtiging wordt ingetrokken indien de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde, geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland.

Artikel 16

  • 1. Het hoofd FPC trekt het verlof in:

    • a. in geval de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde zich schuldig maakt aan een ernstige normschending;

    • b. in geval een longstay-indicatie wordt aangevraagd.

  • 2. In geval van een ernstige normschending beslist de minister schriftelijk na overleg met het hoofd FPC of, en zo ja onder welke voorwaarden, de machtiging wordt gecontinueerd.

Artikel 17

  • 1. Indien de machtiging is vervallen als gevolg van een ongeoorloofde afwezigheid langer dan 24 uur door een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde tijdens begeleid verlof of eendaags onbegeleid verlof en/of het plegen van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, wordt gedurende tenminste één jaar geen nieuwe machtiging verleend.

  • 2. Indien een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde tijdens begeleid verlof ongeoorloofd afwezig is korter dan 24 uur, trekt de Minister de machtiging in. In dat geval verleent de Minister gedurende tenminste één jaar geen nieuwe machtiging verleend.

  • 3. Indien de machtiging is vervallen als gevolg van een ongeoorloofde afwezigheid langer dan 24 uur door een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde tijdens meerdaags onbegeleid verlof, transmuraal verlof en/of proefverlof, wordt gedurende tenminste één jaar geen nieuwe machtiging verleend, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich hiertegen verzetten.

  • 4. Indien de Minister de machtiging heeft ingetrokken naar aanleiding van een ongeoorloofde afwezigheid korter dan 24 uur door een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde tijdens onbegeleid verlof, transmuraal verlof en/of proefverlof, wordt gedurende tenminste één jaar geen nieuwe machtiging verleend, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich hiertegen verzetten.

  • 5. Indien in de gevallen vermeld in het derde en het vierde lid binnen één jaar een nieuwe machtiging wordt aangevraagd, voldoet deze verlofaanvraag aan de vereisten van artikel 2. De verlofaanvraag bevat daarnaast een nieuwe risicotaxatie, specifieke informatie over de onttrekking en motiveert waarom sprake is van genoemde zwaarwegende persoonlijke omstandigheden.

  • 6. Het eerste tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing in die gevallen dat een machtiging wordt aangevraagd op grond van artikel 13 en 14.

HOOFDSTUK 7. OVERGANGSBEPALING

Artikel 18

Deze regeling is van toepassing op alle verlofaanvragen die na twee maanden na de inwerkingtreding van deze regeling worden ingediend.

Artikel 19

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling wordt aangehaald als: Verlofregeling TBS.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven.

BIJLAGE

Format bij de ministeriële regeling Verloftoetsing tbs

[naam FPC]

[datum]

kenmerk:

Mits-nummer:

Hierbij zenden wij u [de aanmelding]/ [de aanvraag]/ [het advies] met bijlagen ten behoeve van [naam patiënt], geboren [datum] te [plaats]

Box 1 Persoonsgegevens en voorgeschiedenis

1.1 Voorgeschiedenis en Persoonsgegevens
  • Naam, voornaam

  • Geboortedatum

  • Geboorteplaats

  • Nationaliteit

  • Sekse

  • Datum ingang TBS/eerdere TBS opleggingen/TBS verlengingen sinds lopende TBS

  • V.I. datum

  • Datum opname in aanvragende FPC

  • Eerdere opnames: instelling(en) en datum(s)

  • Herselectant: ja/nee

1.2 Strafrechterlijk verloop/Delictgeschiedenis
  • Opgelegde straf

  • Aard van het delict

  • Plaats en datum delict

  • Relatie tot slachtoffer(s)

  • Eerdere delicten, maatregelen, schending voorwaarden (met gevolgen voor vrijhedenbeleid), straffen

  • Leeftijd 1e delict en 1e veroordeling

  • Gerechtelijke uitspraken tijdens lopende TBS (niet zijnde regulier verlengingsuitspraken)

  • Indien sprake is van bijzondere maatschappelijke en politieke gevoeligheid.

1.3 Behandelhistorie
  • Aantal TBS-klinieken en eventuele eerdere behandeling (GGZ)

  • Behandelduur per TBS-kliniek en duur eventuele eerdere behandeling

  • Is er, indien van toepassing, een regeling getroffen met betrekking tot schadevergoeding aan slachtoffers voordat het verlof wordt ingezet

  • Feitelijk genoten verlof afgelopen jaren, qua verloop algemeen

  • Eventueel huidige verlof qua aard, frequentie en continuïteit

Box 2 Delictdiagnostiek

2.1 (Delict)Diagnostiek
  • Kernproblematiek en actuele DSM-IV-TR classificatie As I t/m V

  • Delictgerelateerde factoren in de diagnostiek

  • Feitelijke delictbeschrijving (delictscenario) en samenvattende delictanalyse (verklaring delictgedrag) en delictanalyse procedure.

  • Explicitering van eventuele verslavingsproblematiek en/of seksuele problematiek

  • Relevante biografische gegevens

  • Attitude ten opzichte van de behandeling1

Box 3 Behandelverloop tot de aanvraag

3.1 Verloop behandeling tot aanvraag. Behandelinterventies en respons voor zover relevant voor het recidive risico en de verlofverlening (dus redengevend voor TBS, al dan niet op hoofdlijnen)
  • Hoofddoelen behandelplan met evaluatie termijn

  • Somatische behandeling/organisch onderzoek

  • Sociotherapie/milieutherapie/leefgroep

  • Psychotherapieën individueel, zowel op syndroom- als op delictniveau

  • Psychotherapieën groep

  • Therapieën overig (trainingen, Liberman modules etc)

  • Gezin-/systeemtherapieën

  • Verslavingstherapieën (individueel/groep)

  • Signalerings- of terugvalpreventieplan; dit plan wordt met de verlofaanvraag meegestuurd.

3.2 Farmacotherapie
  • op dimensie psychotische decompensatie (anti psychotica)

  • op dimensie stemming, depressie, angst (stemmingsstabilisatoren)

  • op dimensie impulscontrole, hyperactiviteit, agressie, labiliteit

  • op dimensie seksuele component (hormonale libidoremmers)

  • op dimensie middelenafhankelijkheid/verslaving

  • op dimensie somatische aandoeningen

  • medicatie bereidheid patiënt

  • soort medicatie en dosering

3.3 Incidenten2
  • Iedere volgende aanvraag beschrijft de incidenten vanaf de periode vanaf de vorige aanvraag of evaluatie van de voorgaande verlofmodaliteit.

  • Ernstige misdragingen en/of (verdenking op) delicten in of buiten de kliniek

  • Ongeoorloofde afwezigheid

  • Uitbraakpogingen/ontvluchtingen/onttrekkingen

  • Middelengebruik

Box 3a Behandelverloop bij evaluatie proefverlof

3a.1 Verloop begeleiding tot aan de aanvraag.
  • Hoofddoelen van de begeleiding

  • Huidige situatie algemeen

  • Huisvesting

  • Financiële situatie

  • Netwerk

  • Dagbesteding en opleidingen

  • Vrije tijdsbesteding

  • Contacten met de kliniek

3a.2 Medicatie
  • medicatiebereidheid patiënt

  • soort medicatie en dosering

3a.3 Incidenten2
  • Iedere volgende aanvraag beschrijft de incidenten vanaf de periode vanaf de vorige aanvraag of evaluatie van de voorgaande verlofmodaliteit.

  • Ernstige misdragingen en/of (verdenking op) delicten.

  • Middelengebruik

  • Urinecontroles

Box 4 Risicotaxatie en risicomanagement

4.1 Risicoanalyse
  • Actuele risicotaxatie (HCR-20/SVR-20/HKT-30/PCL-R)

  • Specificeren op delict (gedrag). Risico in termen van kans, aard, ernst en frequentie in aanlooptijd en context (volgen van handleidingen van desbetreffende instrumenten)

  • De risicotaxatie wordt uitgevoerd op basis van wetenschappelijk onderbouwde instrumenten (zoals HCR-20, HKT-30, SVR-20 en PCL-R als onderdeel van de instrumenten). Van groot belang is een multidisciplinaire consensus over de interpretatie en weging. Daarnaast wordt nog afzonderlijk aandacht besteed aan de volgende combinatie van risicoverhogende items, indien aan de orde: impulsiviteit, middelengebruik, attitude ten opzichte van de behandeling, vijandigheid, overtreden van voorwaarden, sociale vaardigheden, copingvaardigheden.

  • De handleidingen van de betreffende instrumenten worden gevolgd. Dit betekent onder meer dat de afzonderlijke items in hun onderlinge dynamiek worden beoordeeld. In de aanvraag wordt toegelicht hoe het risico via een risicomanagementplan tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht.

  • Bij een hoge mate van psychopathie (een score van 26 of hoger op de PCL-R) wordt tevens een beschrijving van de onderliggende factoren aangegeven in een beschrijvend profiel.

  • Wanneer de waarnemingen op basis van de verschillende analysemethodes niet of onvoldoende overeenkomen, dient deze inconsistentie worden verklaard.

  • Uitkomsten risicotaxatie in relatie tot het aangevraagde verlof

  • Datum risicotaxatie

4.2 Risicomanagement
  • Korte omschrijving van het risicomanagement met inbegrip van de beschermende factoren

  • Controle op dynamische risicofactoren. Extra aandacht voor risicomanagement bij risicovolle combinaties van factoren (impulsiviteit, middelenmisbruik, seksuele deviatie en psychopathie)

  • Kans op confrontatie met slachtoffer of nabestaanden

  • Slachtofferonderzoek/betalingsregeling slachtofferschuld

  • Is er, indien van toepassing, een regeling getroffen m.b.t. schadevergoeding aan slachtoffers voordat het verlof wordt ingezet

  • Het advies te verhuizen/ elders te re-integreren bij zeer ernstige delicten, mede vanuit het oogpunt van zwaarwegende slachtofferbelangen.

  • Invoelbaarheid ervaring en positieslachtoffer

4.3 Recidivegevaar
  • Uitkomsten risicotaxatie in relatie tot het aangevraagde verlof

  • Vluchtgevaar in relatie tot het aangevraagde verlof

  • Prognose met betrekking tot de duur van het benodigde risicomanagement

  • Recidive gevaar t.a.v. het TBS indexdelict.

Box 4a Risicotaxatie en risicomanagement bij evaluatie proefverlof

4a.1 Algemene dynamische risicofactoren (indien van toepassing) en beloop risicomanagement
  • Hierbij wordt gekeken naar:

    • alcoholgebruik

    • softdruggebruik

    • harddrugsgebruik

    • attitude t.o.v. behandeling/begeleiding

    • copingvaardigheden

    • vijandigheid

    • impulsiviteit

    • overtreding voorwaarden

    • sociale en relationele vaardigheden

4a.2 Specifieke/overige dynamische risicofactoren en beloop risicomanagement
4a.3 Slachtoffergerichte voorwaarden
  • Slachtofferonderzoek/betalingsregeling slachtofferschuld

  • Kans op confrontatie met slachtoffer of nabestaanden

  • Het advies te verhuizen/ elders te re-integreren bij zeer ernstige delicten, mede vanuit het oogpunt van zwaarwegende slachtofferbelangen.

4a.4 Recidivegevaar
  • Conclusie met betrekking tot de duur van de begeleiding.

  • Recidive gevaar t.a.v. het TBS indexdelict. Uitspraak met betrekking tot het benodigde risicomanagement.

Box 5 Verlofplan

5.1 Verlofplan

Op [datum] heeft het (wnd.) hoofd van het FPC op adviesvan de multidisciplinaire vergadering (advies uitgebracht d.d) ingestemd met het verlofvoorstel van [naam patiënt].

  • Aangevraagde verlofvorm

  • Plaats van verlof in behandeling c.q. verlofdoelen in termen van behandeldoelen

  • Stappenplan

  • Verlofvoorwaarden

  • Relatie tot de uitgebrachte MD rapportages

  • Verloop van eventueel eerder verlof

Box 5a Beschouwing FPC bij evaluatie proefverlof

Verlofplan

Op [datum] heeft het (wnd.) hoofd van het FPC op adviesvan de multidisciplinaire vergadering (advies uitgebracht d.d) ingestemd met het verlofvoorstel van [naam patiënt].

  • Relatie tot de uitgebrachte MD rapportages

  • Risico-inschatting van de reclassering per opgenomen voorwaarde

  • Bevindingen van het FPC

  • Conclusie van het FPC over de evaluatie en de voortzetting van het proefverlof op basis van het bovenstaande en mede gelet op de risicotaxatie in het kader van het recentste verlengingsadvies

Box 8 Samenvatting van de verlofaanvraag

8.1 Motivatie patiënt
  • Rapportage en advies met patiënt besproken [datum]

8.2 Samenvatting en datum VTC
8.3 Meegestuurde bijlagen door FPC:

Box 8a Bijlage evaluatie proefverlof

Meegestuurde bijlagen door FPC:

  • risicotaxatie uit het verlengingsadvies

TOELICHTING

Algemeen

Het doel van deze ministeriële regeling is het bieden van een uniforme regeling voor het aanvragen en verlenen van machtigingen in de verschillende fasen van de tenuitvoerlegging van een tbs-maatregel. Deze regeling geldt zowel voor ter beschikking gestelden die in een justitiële als in een niet-justitiële inrichting zijn opgenomen en voor anderszins verpleegden voor zover die zijn opgenomen in een justitiële inrichting. Mede gelet op artikel 1 onder b, van deze regeling, worden de inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden hierna verder aangeduid als Forensisch Psychiatrisch Centrum (verder te noemen FPC).

Iedere partij moet weten welke informatie nodig is voor het aanvragen van een machtiging, op welke criteria getoetst zal worden en onder welke veiligheidsvoorwaarden de Minister van Veiligheid en Justitie een machtiging verleent.

Gelaagd toezicht

Het toezicht op tbs-gestelden kent meerdere lagen. We spreken van gelaagd toezicht, waarbij de kern van het toezicht plaatsvindt in de behandelrelatie tussen de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde en de direct betrokken behandelaars. De gelaagde en professioneel inhoudelijke toets daarvan vindt plaats door het FPC als ‘bredere schil’ rond de behandelcontacten in vormen van intercollegiale toetsing (zoals een centrale verlofvergadering of verlofcommissie). In derde instantie vindt onafhankelijk toezicht plaats door (a) een procedurele toetsing van de aanvraag machtiging verlof door de verlofunit van de Dienst Justitiële Inrichtingen, en (b) vervolgens door het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVt) dat alle aanvragen op inhoud toetst.

De verloftoetsing kent drie niveaus:

  • Niveau I: de consensusbespreking in de directe (behandel)contacten, de klinische observatie, de multidimensionale benadering van de stoornis uitmondend in een samenvattende DSM-IV classificatie, gestandaardiseerde methoden van onderzoek naar risico op delictherhaling, het verloop in de behandeling ten aanzien van dynamische (veranderbare) factoren en het multidisciplinaire besluit tot verlof.

  • Niveau II: de intercollegiale professionele toetsing in klinieken, waarin de hoogst inhoudelijk behandelverantwoordelijken zitting hebben (direct mandaat namens het hoofd van de inrichting) en waarin minstens een psychiater en een gedragswetenschapper/onderzoeker (die niet in een direct behandelcontact met de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde staat) vertegenwoordigd zijn. Bij voorkeur worden ook andere disciplines die relevante informatie hebben betrokken bij de besluitvorming voor verlof (zoals medewerkers van werkplaatsen en functionarissen van buitendiensten). De aanvraag wordt intercollegiaal professioneel getoetst op volledigheid volgens het format, zorgvuldigheid in de klinische besluitvorming en effectiviteit in het afsprakenstelsel c.q. het risicomanagement. Het hoofd FPC is verantwoordelijk voor het toezicht op dit niveau.

  • Niveau III: de ambtelijke veiligheidstoets in naam van de Minister van Veiligheid en Justitie. De Minister van Veiligheid en Justitie laat zich hierbij adviseren door het onafhankelijk AVt. Het inhoudelijk advies van het AVt is leidend voor de professionele verloftoetsing. In het besluit waarmee het AVt in ingesteld (Regeling Adviescollege Verloftoetsing tbs van 27 september 2007) is vastgelegd dat indien het AVt negatief op een aanvraag adviseert, de Minister hier niet van afwijkt. Bij een positief advies kan de Minister gemotiveerd afwijken.

Nadat de machtiging (na de ambtelijke toets op niveau III) is verleend, heeft het FPC de verantwoordelijkheid om voorafgaand aan elke verlofverlening na te gaan of de beveiligingsmaatregelen en de begeleiding voldoende zijn om de maatschappelijke veiligheid te waarborgen.

Resocialisatiedoelstelling

In artikel 2 van de Beginselwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) staat vermeld dat de behandeling zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de terugkeer in de maatschappij. De verlofverlening is onderdeel van de behandeling en vloeit voort uit de voortgang daarvan. Gelet hierop kan verlof geen recht zijn en niet worden ingezet om medewerking aan de behandeling af te dwingen. Een machtiging uit andere overwegingen (zoals het forceren van een doorbraak in een vastgelopen behandeling) wordt, gezien de specifiek beveiligende taakstelling van de forensische psychiatrie, in het algemeen niet verleend. Mits goed gemotiveerd, kan in de praktijk hiervan afgeweken worden.

Niet onder deze regeling valt:

  • Ziekenhuisbezoek/medische noodzaak.

    Artikel 41, vierde lid, sub c, van de Bvt maakt het mogelijk dat het hoofd van de inrichting zelfstandig kan handelen indien daartoe een medische noodzaak bestaat. Het hoofd FPC is verantwoordelijk voor (het regelen van) het vervoer van de verpleegde naar het ziekenhuis alsook voor de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen.

  • Bijwonen gerechtelijke procedures.

    Het bijwonen van gerechtelijke procedures (artikel 50, Bvt) en het vervoer naar de rechtbank vallen tevens buiten het verloftoetsingskader. Het hoofd FPC is verantwoordelijk voor (het regelen van) het vervoer alsook voor de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Een aantal begrippen dat in deze regeling voorkomt is reeds toegelicht in de Bvt. De aldaar in artikel 1 gegeven definities zijn tevens op deze regeling van toepassing. In artikel 1 van deze regeling is een aantal overige begrippen omschreven. De begrippen FPC en hoofd FPC (onderdeel b en c) zijn opgenomen om de leesbaarheid van de regeling te vergroten.

Het in onderdeel domschreven terugvalpreventieplan bevat de voor de ter beschikking gestelde noodzakelijke interventies om zijn dynamische risicofactoren onder controle te brengen en te houden. De interventies zijn met name gericht op verbetering van de zelfregulatie.

Het in onderdeel e omschreven signaleringsplan ziet op risicovolle gedragingen van de ter beschikking gestelde en anderszins verpleegde en maatregelen om deze gedragingen onder controle te houden.

Het in onderdeel f gedefinieerde slachtofferonderzoek beoogt een voorgenomen verlofverlening in het perspectief van het slachtofferbelang te plaatsen en de gevolgen en eventuele risico’s voor het (de) slachtoffer(s) in kaart te brengen. De uitkomsten van het onderzoek maken onderdeel uit van de verlofaanvraag. Niet alleen de belangen van het slachtoffer, maar ook die van zijn naaste omgeving worden in het onderzoek betrokken. Hierbij kan gedacht worden aan de belangen van nabestaanden of getuigen van het misdrijf.

Uit het slachtofferonderzoek kan blijken dat een volledig onderzoek niet meer mogelijk is omdat het delict zeer lang geleden heeft plaatsgevonden, of dat het onwenselijk is, bijvoorbeeld omdat het slachtoffer een jong kind is.

De resultaten van het onderzoek door het FPC maken deel uit van de integrale belangenafweging door de Minister in het kader van de besluitvorming over het verlenen van een machtiging en eventueel de daaraan te verbinden voorwaarden.

De onder g omschreven risicotaxatie wordt uitgevoerd op basis van wetenschappelijke instrumenten (zoals HCR-20, HKT-30, SVR-20). De uit de risicotaxatie-instrumenten afgeleide individuele risicofactoren worden in hun onderlinge dynamiek beoordeeld waarbij extra aandacht wordt besteed aan risicovolle combinaties van factoren. In geval van significante afwijkingen in de uitkomsten van de gebruikte risicotaxatie-instrumenten wordt een passende verklaring gezocht, die indien nodig ten behoeve van een second opinion kan worden voorgelegd aan onafhankelijke deskundigen. Ten aanzien van het gebruik van de PCL-R geeft het FPC een totaalscore. Indien de totaalscore van de PCL-R hoger is dan 26, wordt een beschrijvend profiel gegeven van onderliggende facetten op factor 1 (inter-persoonlijke en affectieve factor en factor 2 (sociale deviantiefactor). Het is wenselijk hierbij te vermelden op welke wijze de PCL-R is gescoord (semigestructureerd interview dan wel een dossieronderzoek).

In het onder homschreven risicomanagement komen naast behandelaspecten ook aspecten gerelateerd aan het slachtoffer(s) en zijn omgeving, alsmede beveiligingsaspecten aan de orde.

Het in onderdeel i omschreven verlofplan is gericht op de aangevraagde verlofmodaliteit. De opbouw van het verlof past binnen de behandeling van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde en de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel.

Naast de in deze regeling voorkomende begrippen zijn de volgende begripsbepalingen van belang voor de verlofpraktijk:

stappenplan:

een beschrijving van de verschillende fasen waaruit het verlof is opgebouwd en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven;

delictscenario:

een gedetailleerde omschrijving van de omstandigheden, gedachten, gevoelens en gedragingen van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde direct voor, tijdens en na het delict;

delictscenarioprocedure:

een reeks gesprekken (therapeutische sessies) tussen de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde en zijn behandelaar op basis waarvan het delictscenario wordt opgesteld;

delictanalyse:

de uitkomst van een onderzoek naar mogelijke oorzaken van het (gepleegde) delict.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen

Algemene toetsingsregels

In de regel is een sequentie zichtbaar van begeleid, onbegeleid, transmuraal en proefverlof. Het soort verlof dat wordt aangevraagd en de volgorde van de aanvragen kunnen op basis van klinische overwegingen en praktische implicaties afwijken, mits hierbij de veiligheid voldoende is gewaarborgd. Een afwijking van de sequentie van verlof dient door het FPC in de aanvraag te worden gemotiveerd.

De aanvraag is logisch passend in het verloop van de tenuitvoerlegging, het behandelverloop is zichtbaar en de behandelrespons van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde staat het voorgenomen verlofbeleid toe.

De aanvraag is consistent met informatie over de (behandel) geschiedenis. Deze informatie bestaat uit de pro Justitia rapportage, wettelijke aantekeningen, verlengingsadviezen, multidisciplinaire adviezen, alsmede relevante informatie zoals incidenten en ongeoorloofde afwezigheid.

De aanvraag geeft zicht op risicofactoren en risicomanagement en is voorzien van een samenvattende conclusie waaruit blijkt dat het FPC het verlof verantwoord vindt.

Artikel 2

Het geautomatiseerde systeem dat thans in gebruik is en waarnaar in het eerste lid wordt verwezen, is het Monitor Informatiesysteem Terbeschikkingstelling (MITS).

Voor een toelichting op het bepaalde in het tweede lid wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

In het derde lid staat in hoofdlijnen opgenomen welke informatie een verlofaanvraag moet bevatten. Als bijlage bij deze regeling is opgenomen het Format gerechtelijke en departementale FPC-rapportages. Dit format is afkomstig van de werkgroep Kwaliteit Advisering van de Raad voor de Rechtspraak. Het format is opgebouwd uit boxen. In het format zijn slechts de boxen weergegeven die van toepassing zijn op een verlofaanvraag. Ten behoeve van de evaluatie proefverlof is aan box 3, 4, 5 en 8 een extra onderdeel toegevoegd (zie verder de toelichting bij artikel 5, derde lid).

Bij de (delict)diagnostiek gaat het niet alleen over de gediagnosticeerde stoornis ten tijde van het begaan van het delict, maar met name ook om de huidige diagnostiek.

De opbouw van het verlof dient in de verlofaanvraag in een aparte paragraaf te worden toegelicht, waarbij aangegeven wordt hoe de veiligheid van de samenleving wordt gewaarborgd. In de aanvraag neemt het FPC een stappenplan op.

Uit de aanvraag moet tevens blijken of de ter beschikking gestelden of anderszins verpleegde zal deelnemen aan groepsverloven. Voor de begeleiding tijdens het groepsverlof geldt dat het aantal begeleiders wordt bepaald door de optelsom van het in elk individueel verlofplan genoemd aantal begeleiders. Als bijvoorbeeld in de machtiging is bepaald dat twee begeleiders met een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde meegaan, dan blijft dit gelden bij het groepsverlof.

In de verlofaanvraag wordt conform het vierde lid aangegeven of de kans aanwezig is dat tijdens het verlof een confrontatie met slachtoffers en/of hun omgeving plaatsvindt. Indien in dit opzicht problemen zijn te verwachten, kan het vanuit zwaarwegende slachtofferbelangen in het geval het een ernstig delict betrof bijvoorbeeld nodig zijn de re-integratie elders te doen plaatsvinden.

Indien het slachtoffer heeft aangegeven over een verleende machtiging te willen worden geïnformeerd, dan draagt de Minister er zorg voor dat het openbaar ministerie (Landelijk Informatiepunt Justitiële Verloven (LIJV), tijdig wordt geïnformeerd. Het openbaar ministerie informeert in dat geval de slachtoffers en/of hun omgeving.

Bij een financiële regeling kan onder meer gedacht worden aan:

  • een schadevergoeding die voortvloeit uit een vordering van de benadeelde partij;

  • een opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

Het vijfde lid ziet op het geval sprake is van een combinatievonnis en een veroordeelde voor het verstrijken van de datum voorwaardelijke invrijheidstelling in een FPC geplaatst. Alsdan wordt geen machtiging verleend voordat deze termijn is verstreken. In de praktijk is dat doorgaans nadat tweederde deel van de gevangenisstraf zou zijn ondergaan. Onder voorwaardelijke invrijheidstelling wordt begrepen de vervroegde invrijheidstelling, voor zover deze nog aan de orde is gelet op het overgangsrecht in de Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling.

In de gevallen genoemd in het zesde lid wordt geen machtiging verleend.

Vreemdelingen

Aan vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingwet 2000 en degenen die tot ongewenst vreemdeling zijn verklaard wordt geen machtiging verleend. Wanneer gedurende het verloop van de maatregel een dergelijke situatie ontstaat, wordt de machtiging ingetrokken. De Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) beslist over de verblijfsstatus van een vreemdeling. De uitslag van een beslissing wordt verzonden naar het FPC. Een afschrift daarvan wordt door het FPC verzonden naar de afdeling Plaatsing van de Directie Forensische Zorg.

Verlof in het buitenland

Verlofbewegingen in, of verlof naar het buitenland, met inbegrip van de delen van het Koninkrijk buiten Europa, zijn niet toegestaan.

Verpleegden die alleen tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld

Afhankelijk van de doelstelling van overplaatsing (tijdelijk ter stabilisatie of langdurig vanuit de aard van de stoornis) kan voor verpleegden die alleen tot een vrijheidstraf zijn veroordeeld een machtiging conform het format worden aangevraagd. Voorwaarde is dat de prognose en de behandeldoelen de aangevraagde machtiging toelaten. Bij levenslange detentie is het alleen mogelijk geoorloofd incidenteel afwezig te zijn op basis van humanitaire gronden.

Artikel 3

De functionaris bedoeld in het eerste lid die bevoegd is tot ondertekening is volgens het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) het hoofd van de inrichting (hoofd FPC) of zijn vervanger. Een wijziging van het verlofplan genoemd in het tweede lid wordt beschouwd als een verlofaanvraag en moet in beginsel aan dezelfde eisen voldoen. In het verzoek wordt de wijziging beschreven en eventueel gewijzigd risicomanagement toegelicht. Bij het verzoek tot wijziging voegt de Minister – ten behoeve van de advisering door het AVt – de laatste verlofaanvraag (waarvoor machtiging is verleend), voordat deze voor advies aan het AVt wordt voorgelegd.

Artikel 4

Dit artikel ziet op het geval van een overplaatsing met het oog op voortzetting van de behandeling in geval van een gunstige prognose (dit in tegenstelling tot overplaatsing met het oog op een tweede behandelpoging.). In het geval van voortzetting van de behandeling en bij een gunstige prognose kan het van belang zijn dat de machtiging, die immers vervalt door de overplaatsing, zo snel mogelijk opnieuw wordt verleend ten behoeve van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde. Van gunstige prognose is sprake in het geval de overplaatsing geschiedt in het kader van de resocialisatie van betrokkene.

Om te bewerkstelligen dat een machtiging zo snel mogelijk opnieuw wordt verleend, moet uit de verlofaanvraag blijken:

  • 1. dat het ontvangende FPC het op de nieuwe situatietoegesneden verlofplan heeft afgestemd met de inrichting van herkomst en

  • 2. dat beide inrichtingen de nieuwe verlofaanvraag verantwoord achten.

Bij een goede afstemming kan aldus bereikt worden dat de verlofmarge vrijwel zonder onderbreking opnieuw beschikbaar komt in het ontvangende FPC.

Artikel 5

De evaluatie van het verlof is voorgeschreven in artikel 53, tweede lid van het Rvt.

De machtiging wordt verleend voor de duur van één jaar. Ten behoeve van de aanvraag tot verlening van een nieuwe machtiging, vindt een evaluatie van het verleende verlof plaats door het hoofd FPC, die uiterlijk 2 maanden voordat de machtiging verloopt door de Minister moet zijn ontvangen. In het eerste lid is bepaald dat de evaluatie ten hoogste 4 maanden voordat de machtiging verloopt, kan worden ingediend, om te voorkomen dat de evaluatie zich over een te korte periode uitstrekt.

Om misverstanden vanwege de term evaluatie te voorkomen, is in het tweede lid bepaald dat de evaluatie aan dezelfde eisen dient te voldoen als een verlofaanvraag. Voor de evaluatie kan de oorspronkelijke verlofaanvraag gebruikt worden. In de evaluatie kunnen de eventuele wijzigingen en de voortgang ten opzichte van de oorspronkelijke verlofaanvraag in vet of cursief gedrukt worden.

Betreffende het derde lid merk ik op dat, aangezien bij proefverlof het toezicht bij de reclassering berust en het Rvt geen bepalingen over de evaluatie van proefverlof bevat, gedeeltelijk een afwijkende procedure geldt voor deze evaluatie.

Bij de procedure evaluatie proefverlof wordt rekening gehouden met de gedeelde verantwoordelijkheid van het FPC en de reclassering tijdens de fase van proefverlof.

De reclassering levert de inhoud van de evaluatie van het proefverlof aan. De reclassering houdt immers toezicht tijdens de fase proefverlof en heeft hierdoor het meeste zicht op de ter beschikking gestelde. Gelet op de wettelijke verantwoordelijkheid van het hoofd FPC wordt de aanvraag voorzien van zijn concluderend oordeel. De aanvraag wordt tevens door het hoofd FPC ondertekend en door hem verstuurd. Indien het hoofd FPC dit wenselijk acht, kan hij besluiten de aanvraag voor advies te onderwerpen aan de intercollegiale professionele toetsing binnen het FPC.

Bij de evaluatie van het proefverlof worden de risicofactoren door de reclassering beschreven. Hierbij dient de reclassering puntsgewijs in te gaan op alle risicofactoren die zijn opgenomen in de voorwaarden bij het proefverlof en geeft zij een risico-inschatting per opgenomen voorwaarde.

De evaluatie proefverlof bestaat uit:

  • een samenvatting van de 2-maandelijkse rapportages van de reclassering;

  • een beschrijving door de reclassering van de risicofactoren;

  • de risicotaxatie uit het meest recente verlengingsadvies van het FPC betreffende de tbs-maatregel;

  • een gemotiveerde beschouwing van het FPC over de voortzetting van het proefverlof.

Bij de evaluatie proefverlof worden alle boxen ingevuld. In plaats van de boxen 3, 4, 5 en 8, worden bij de evaluatie van het proefverlof de boxen 3a, 4a, 5a en 8a ingevuld.

Artikel 6

Het AVt is ingesteld bij besluit van 27 september 20071. Bij gelegenheid daarvan is afgesproken dat verlofaanvragen in beginsel binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag door de Minister worden afgedaan.

Indien het AVt van oordeel is dat een verlofaanvraag onvoldoende informatie bevat om tot een weloverwogen advies te komen, kan zij besluiten de zaak aan te houden. De Minister zal in zo’n geval het FPC verzoeken zo spoedig mogelijk de benodigde informatie te verschaffen.

Bij aanvragen voor een machtiging waar twijfel bestaat over de vraag of het verlof veilig kan worden uitgevoerd, kan de Minister, op advies van het AVt, een second opinion laten uitvoeren.

FPC’s verzoeken in geval van een afwijzing van een verlofaanvraag soms om een heroverweging. Het AVt neemt deze verzoeken niet in behandeling. In een dergelijk geval dient het FPC een nieuwe verlofaanvraag te doen. De aanvraag kan echter beknopt zijn door te verwijzen naar de stukken van de eerdere aanvraag. Daarbij gaat het FPC in op de argumenten van het AVt zoals vermeld in het negatieve advies. Verder geeft het FPC aan om welke reden het verlof nu wel verantwoord is.

Artikel 7

In artikel 53, tweede lid, van het Rvt is bepaald dat ten behoeve van het verlenen van een nieuwe machtiging het FPC twee maanden voor het verlopen van de machtiging zorg draagt voor een evaluatie. Een nieuwe machtiging wordt slechts verleend indien een evaluatie afgegeven is.

In de praktijk kan het voorkomen dat door personele onderbezetting of door een administratieve nalatigheden een nieuwe machtiging niet op tijd binnen de evaluatie-termijn kan worden afgegeven. In dat geval kan de Minister ingevolge het eerste lid een ambtelijke machtiging afgeven. Met het afgegeven van de machtiging wordt voorkomen, dat de resocialisatie van een tbs-gestelde of anderszins verpleegde door het uitblijven van een nieuwe machtiging onevenredig wordt geschaad. Een ambtelijke machtiging kan alleen worden afgegeven als de Minister voor het aflopen van de bestaande machtiging een evaluatie van FPC ontvangen heeft.

De ambtelijke machtiging wordt gezien als een tijdelijke noodoplossing waarmee de bestaande vrijheden in afwachting van de aangevraagde machtiging kunnen worden gecontinueerd. Gelet op het karakter van de ambtelijke machtiging worden de bestaande vrijheden van de tbs-gestelde of anderszins verpleegde niet verder uitgebreid.

Indien feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven kan op basis van het derde lid bij het verlenen van de ambtelijke machtiging aanvullende voorwaarden worden gesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan gegevens uit de evaluatie en informatie uit een melding bijzonder voorval. Ook informatie die niet direct betrekking heeft op de resocialisatie van betrokkene kan aanleiding zijn voor het stellen van nadere voorwaarden.

Hoofdstuk 3. Resocialisatieverlof

Artikel 8

Beveiligd verlof vormt onderdeel van de eerste fase van begeleid verlof. Begeleid verlof kan pas aan de orde komen als een zodanige voortgang in de behandeling is bereikt, dat het delictrisico is verminderd tot het niveau waarop begeleid verlof veilig kan plaatsvinden en dit verlof tevens bijdraagt aan de verdere voortgang van de behandeling.

Gelet hierop kan geen machtiging worden verleend – ook niet met een beveiligde fase – in het geval betrokkene wat betreft de voortgang van zijn behandeling nog niet aan verlof toe is.

Het tweede, derde, vierde en vijfde lid behoeven geen toelichting.

Zesde lid

De basis voor het beveiligd verlof ligt in Geweldsinstructie inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden (Wijziging Geweldsinstructie inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden’ van 27 juni 2007, nr. 5473582/07/DJI (Stcrt. 29-6-2007, nr. 123)).

Uitgangspunt is blijkens het zevende lid dat na de beveiligde fase een dubbel begeleide fase volgt. Indien het hoofd van het FPC meent dat de dubbel begeleide fase kan worden overgeslagen, dus dat na de beveiligde fase direct een enkel begeleide fase kan volgen, dient hij dit met voldoende klinische gegevens te motiveren in de verlofaanvraag.

Artikel 9

Het eerste, tweede en vierde lid behoeven geen toelichting.

Een onderdeel van het risicomanagement is ingevolge het derde lid een (vroeg)signaleringsplan of een terugvalpreventieplan. Dit is afhankelijk van de fase van de behandeling en de mogelijkheden van de ter beschikking gestelde. Het (vroeg)signaleringsplan kan in een relatief vroeg stadium van de behandeling worden opgemaakt. Naar gelang de behandeling vordert, zal steeds meer toegewerkt worden naar een (persoonlijker) terugvalpreventieplan bij die ter beschikking gestelden of anderszins verpleegden die hiertoe in staat zijn.

Artikel 10

Risicotaxatie, risicomanagement, terugvalpreventieplan en (vroeg)signaleringsplan zijn toegesneden op de wijze waarop het transmuraal verlof gepraktiseerd gaat worden.

Transmuraal verlof kan volgen op de fase van onbegeleid verlof, maar dit is niet noodzakelijk. In de praktijk komt het regelmatig voor dat een machtiging transmuraal verlof wordt verleend zonder dat de fase van onbegeleid verlof, en soms zelfs die van begeleid verlof, heeft plaatsgevonden. Deze constructie kan noodzakelijk zijn om een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde te kunnen plaatsen in een andere instelling die beter aansluit bij zijn behandeling. In een dergelijke verlofaanvraag dient expliciet aandacht te worden besteed aan de vrijheden die zullen gelden binnen de machtiging transmuraal verlof. Te denken valt hierbij aan onbegeleide terreinvrijheden in combinatie met begeleide verloven. Indien de fase van begeleid verlof niet eerder aan de orde is geweest, dient de kliniek in haar verlofplan rekening te houden met de gebruikelijke opbouw van het begeleid verlof (zie artikel 8).

Artikel 11

In tegenstelling tot de aan proefverlof voorafgaande vormen van verlof, is het in de praktijk niet denkbaar dat een machtiging proefverlof wordt verleend, indien geen van de eerdere fasen van verlof heeft plaatsgevonden. Wel is het denkbaar dat een machtiging proefverlof wordt aangevraagd indien bepaalde eerdere fasen van verlof gemotiveerd zijn overgeslagen.

Hoofdstuk 4 Begeleid verlof in geval van Longstay

Artikel 12

Ter beschikking gestelden of anderszins verpleegden die geïndiceerd zijn voor longstay forensische zorg of geplaatst zijn op een longstay afdeling, vormen vanuit de aard van hun (onbehandelbaar gebleken) stoornis een gevaar voor de samenleving. Deze personen hebben een bepaalde combinatie van langdurige beveiliging en zorg nodig. Resocialisatie, binnen afzienbare tijd, is wegens een te groot en ernstig recidiverisico niet aan de orde. De verlofverlening is om die reden in het eerste lid beperkt tot begeleide verlofvormen.

Verlof in geval van longstay heeft als functie de kwaliteit van leven in een longstayvoorziening te verhogen, (mogelijke) spanningen binnen de longstayvoorziening te verminderen en (mogelijk) een bijdrage te leveren aan de aanvaarding van het verblijf binnen de longstayvoorziening. Voor wat betreft de verlofdoelen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het doen van boodschappen, familiebezoek en recreatieve activiteiten. In de verlofaanvraag wordt specifiek beschreven welke activiteiten plaatsvinden, wanneer deze activiteiten worden ondernomen en met welke frequentie dit gebeurt.

Voor ter beschikking gestelden die zich (nog) in de longstayprocedure bevinden is de procedure voor de aanvraag van een machtiging, zoals vermeld in hoofdstuk 4 van deze regeling, onverkort van toepassing. Deze personen kunnen vanuit veiligheidsoverwegingen slechts in aanmerking komen voor begeleid verlof.

De verlofaanvraag voor ter beschikking gestelden met een longstayindicatie of degenen voor wie een longstayindicatie is aangevraagd voldoet aan de vereisten voor een aanvraag begeleid verlof. In verband met een groter vluchtrisico speelt de aanvaarding door de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde van een (toekomstig) verblijf in een longstayvoorziening een belangrijke rol in de risicotaxatie. Deze informatie maakt dan ook op grond van het tweede lid onderdeel uit van de verlofaanvraag.

Het derde lid ziet op groepsgerichte activiteiten, die bij het opstellen van het verlofplan nog niet zijn geconcretiseerd. Hierbij kan gedacht worden aan recreatieve groepsactiviteiten. In verband met (grotere) veiligheidsrisico’s voor de samenleving kan aan longstaypatiënten of degenen voor wie een longstayindicatie is aangevraagd slechts verlof in groepsverband worden verleend na toestemming van de Minister. De betreffende longstaypatiënten dienen te beschikken over een toereikende machtiging en groepsgrootte en groepssamenstelling mogen geen onaanvaardbare veiligheidsrisico’s voor de samenleving opleveren. De verlofaanvraag voor groepsverlof dient alle informatie te bevatten op basis waarvan de Minister bedoelde veiligheidsrisico’s kan afwegen. De wijze waarop het toezicht is geregeld maakt deel uit van de aanvraag. De begeleidingsnormen zoals vastgelegd in de individuele machtigingen zijn hierbij leidend. Anders dan is hetgeen is opgenomen in de toelichting op artikel 2, derde lid, houdt naast de opgetelde individuele begeleiding tenminste één extra begeleider toezicht op bedoeld groepsverlof.

Aan de uitvoering van het groepsverlof van longstaypatiënten kunnen op basis van het vierde lid aanvullende voorwaarden worden verbonden. Hierbij kan gedacht worden aan extra begeleiding.

Hoofdstuk 5 Incidenteel verlof

Artikel 13

Een machtiging incidenteel verlof kan worden verleend vanwege dringende omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde. Daarbij valt te denken aan het nemen van afscheid van een overleden familielid in de eerste of tweede graad. Het bijwonen van een bevalling wordt niet aangemerkt als een omstandigheid om incidenteel verlof toe te staan.

Een aanvraag incidenteel verlof moet de volgende informatie bevatten:

  • personalia van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde;

  • de personalia van de persoon of personen die bezocht worden;

  • het doel en motivering van het verlof;

  • de plaats en het adres waaraan het bezoek plaatsvindt;

  • de datum en het tijdstip waarop het bezoek plaatsvindt en de duur van het bezoek;

  • het functioneren van betrokkene de laatste maanden;

  • de risico-inschatting bij het wegvallen van de tbs, het vluchtgevaar en beschermende factoren;

  • de veiligheidsmaatregelen die worden getroffen tijdens het verlof;

  • eventuele maatschappelijke gevoeligheid en het risico op confrontatie met de slachtoffers en hun omgeving.

Artikel 14

Een machtiging eenmalig begeleid verlof kan worden verleend in gevallen waarin dat vanwege resocialisatiedoelstellingen noodzakelijk wordt geacht. Hierbij kan gedacht worden aan het regelen van praktische zaken die een verder resocialisatietraject belemmeren, zoals het voeren van een intakegesprek bij een vervolginstelling en het aanvragen en ophalen van een identiteitsbewijs. Bij vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben kan voor wat betreft het verlofdoel worden gedacht aan het bezoeken van een ambassade of consulaat met het oog op de repatriëring naar het land van herkomst.

Een aanvraag voor de machtiging eenmalig begeleid verlof moet de volgende informatie bevatten:

  • personalia van de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde;

  • de personalia van de persoon of personen die bezocht worden;

  • het doel en motivering van het verlof;

  • de plaats en het adres waaraan het bezoek plaatsvindt;

  • de datum en het tijdstip waarop het bezoek plaatsvindt en de duur van het bezoek;

  • het functioneren van betrokkene de laatste maanden;

  • de risico-inschatting bij het wegvallen van de tbs, het vluchtgevaar en beschermende factoren;

  • welke veiligheidsmaatregelen worden getroffen tijdens het verlof;

  • eventuele maatschappelijke gevoeligheid en het risico op confrontatie met de slachtoffers en hun omgeving.

Hoofdstuk 6 Einde verlof

Verlof kan op verschillende manieren eindigen. Van belang is het onderscheid tussen het vervallen of intrekken van de machtiging en het (al dan niet tijdelijk) intrekken van het verlof zelf.

De gevallen die zich kunnen voordoen, zijn de volgende:

  • de machtiging vervalt;

  • de machtiging wordt ingetrokken door de Minister;

  • het verlof wordt (tijdelijk) ingetrokken door het hoofd FPC.

Deze verschillende gevallen worden hieronder nader beschreven.

Indien de Minister de machtiging intrekt zal het hoofd FPC een nieuwe machtiging moeten aanvragen. Indien het hoofd FPC het verlof (tijdelijk) intrekt blijft de door de minister verleende machtiging bestaan, maar wordt het verlof niet langer uitgevoerd. In het geval de intrekking van het verlof door het hoofd FPC tijdelijk is, wordt in de praktijk de term ‘opschorten’ gebruikt.

Artikel 15

Voor de duidelijkheid is in het eerste lid opgenomen dat een machtiging vervalt na het verlopen vande in de machtiging genoemde termijn. Het hoofd FPC heeft de beschikking over één machtiging op grond waarvan hij de tbs-gestelde of anderszins verpleegde verlof kan verlenen. Indien aan hem lopende de machtiging een nieuwe machtiging wordt verleend, vervalt de eerder verleende machtiging.

Verder vervalt de machtiging op het moment dat een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde wordt overgeplaatst naar een ander FPC.

De machtiging vervalt eveneens in de gevallen als bedoeld in artikel 53, tweede lid, sub 1 en sub 2 , en artikel 57, vierde lid, sub 1 en sub 2 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden. Dit betekent dat de machtiging vervalt:

  • zodra de ter beschikking gestelde vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is, tenzij sprake is van overmacht, of;

  • zodra het Openbaar Ministerie aan het hoofd FPC meldt dat de ter beschikking gestelde aangemerkt wordt als verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, begaan tijdens de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.

Daarnaast meldt het tweede lid voor alle duidelijkheid dat de Minister de verlofmachtig kan intrekken als de voorwaarden die zijn gesteld bij het verlof worden overtreden, of indien feiten en omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van het verlenen van de machtiging bekend zouden zijn geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm verleend zou zijn (artikel 53, derde lid en artikel 57, vijfde lid, van het Rvt).

Derde lid

In toelichting op het derde lid merk ik op dat een machtiging wordt ingetrokken door de Minister op het moment dat een tbs-gestelde of anderszins verpleegde door de Immigratie en Naturalisatie Dienst wordt aangemerkt als illegale en/of ongewenst verklaarde vreemdeling.

Artikel 16

Naar aanleiding van het eerste lid het volgende.

Een ernstige normschending is een gedraging die kan leiden tot aanpassing van het risicomanagement. Hierbij kan gedacht worden aan het overtreden van verlofvoorwaarden of acting out gedrag in geval van een decompensatie.

Bij ernstige normschendingen is niet automatisch sprake van een strafbaar feit. Ook is een ernstige normschending niet automatisch aanleiding tot het doen van een melding bijzonder voorval. Daarbij moet tevens worden opgemerkt dat de populatie van de FPC's en het inherente risico van hun stoornis divers is. In tegenstelling tot een ernstig incident zoals genoemd in artikel 15, eerste lid onder d, leidt een ernstige normschending dan ook niet automatisch tot het intrekken van de machtiging door de Minister.

Naar aanleiding van de ernstige normschending trekt het hoofd FPC het verlof in en stelt hij de Minister hiervan op de hoogte. Daarbij voegt het hoofd FPC een beschrijving van het incident, de gepleegde interventies en doet het voorstel aan de Minister de machtiging al dan niet onder voorwaarden te continueren, of in te trekken.

Daarnaast trekt het hoofd FPC het verlof in zodra een longstayindicatie is aangevraagd. Dit in verband met het feit dat resocialisatieverlof niet meer mogelijk is indien een longstayindicatie is afgegeven. Indien het hoofd van het FPC begeleid verlof wenselijk acht, dient hij daarvoor een machtiging aan te vragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van deze regeling.

Op basis van een beoordeling van deze melding beslist conform het tweede lid de Minister gemotiveerd en binnen redelijke termijn of de machtiging gecontinueerd wordt en onder welke voorwaarden dit gebeurt.

Artikel 17

In artikel 17 is bepaald dat voor ter beschikking gestelden of anderszins verpleegden, die zich onttrekken aan hun verlof (en daarmee ongeoorloofd afwezig zijn) (in beginsel) gedurende tenminste één jaar geen verlof mogelijk is. Doel van deze bepaling is de maatschappelijke veiligheid te vergroten. Nu onttrekkingen naar hun aard, duur en (maatschappelijke) gevolgen kunnen verschillen is gekozen voor een gedifferentieerde aanpak. Hierbij geldt als uitgangspunt dat naarmate iemand verder in zijn behandeling is, de risico’s bij onttrekking voor de maatschappij in het algemeen kleiner zullen zijn dan in de beginfase van de behandeling. Uiteraard zijn hierop uitzonderingen mogelijk, zoals in de praktijk is gebleken. De regeling biedt evenwel voldoende ruimte in de afweging of een nieuwe machtiging wordt verleend, met deze uitzonderingen rekening te houden. Ook de duur van de onttrekking (ongeoorloofde afwezigheid) en de mate waarin gebruik wordt gemaakt van geweld en/of strafbare feiten worden gepleegd, zijn indicatief voor de beoordeling van de veiligheidsrisico’s.

In geval een belangenafweging mogelijk is (derde en vierde lid), wordt de bevoegdheid van de Minister daartoe niet gemandateerd naar ambtelijk niveau.

Het eerste lid ziet op langdurige onttrekkingen (> 24 uur) in de beginfase van de behandeling (tijdens begeleid verlof en eendaags onbegeleid verlof) en de situatie waarin sprake is van het plegen van strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten begaan tijdens de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling. In deze gevallen vervalt de machtiging en kan eerst na één jaar een nieuwe machtiging worden aangevraagd.

Het tweede lid ziet op kortdurende onttrekkingen (< 24 uur) in de beginfase van de behandeling (tijdens begeleid verlof). In deze gevallen trekt het FPC het verlof in en trekt de Minister de machtiging in. Indien de machtiging is ingetrokken kan eerst na één jaar een nieuwe machtiging worden verleend. De Minister wordt middels een piketmelding op de hoogte gebracht van onttrekkingen als bedoeld in dit artikel en van de intrekking van het verlof door het hoofd FPC.

Het derde lid ziet op langdurige onttrekkingen (> 24 uur) in een verdergevorderd stadium van de behandeling (tijdens meerdaags onbegeleid verlof, transmuraal verlof en/of proefverlof). In deze gevallen vervalt de machtiging en is in beginsel geen verlof mogelijk gedurende één jaar. Gelet op de aard van het verlof is echter voorstelbaar dat het gevolg van de onttrekking zodanig onevenredige gevolgen voor betrokkene heeft in verhouding met het doel dat gediend wordt door het niet toestaan van een machtiging gedurende één jaar, dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Om die reden is in deze gevallen de mogelijkheid opengehouden om te beslissen tot een eerdere hervatting van het verlof. Hiertoe dient een uitvoerig gemotiveerde verlofaanvraag te worden ingediend (zie artikel 17, vijfde lid).

Het vierde lid ziet op kortdurende onttrekkingen (< 24 uur) in een verdergevorderd stadium van de behandeling (tijdens onbegeleid verlof, transmuraal verlof en/of proefverlof). In deze gevallen trekt het FPC het verlof in waarna de Minister beslist of de machtiging wordt ingetrokken. Indien de machtiging is ingetrokken is in beginsel geen verlof mogelijk gedurende één jaar. Gelet op de aard van het verlof is echter voorstelbaar dat het gevolg van de onttrekking zodanig onevenredige gevolgen voor betrokkene heeft in verhouding met het doel dat gediend wordt door het niet toestaan van een machtiging gedurende één jaar, dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Om die reden is in deze gevallen de mogelijkheid opengehouden om te beslissen tot een eerdere hervatting van het verlof.

De Minister wordt middels een piketmelding op de hoogte gebracht van onttrekkingen als bedoeld in dit artikel en de intrekking van het verlof door het hoofd FPC.

In het vijfde lid staan de voorwaarden opgenomen waaraan de verlofaanvraag als bedoeld in artikel 17, derde lid en 17, vierde lid dient te voldoen. Naast de vereisten van artikel 2 dient de aanvraag een nieuwe risicotaxatie te bevatten. In de aanvraag wordt verder ingegaan op onttrekking waarbij aan de orde dient te komen of de belangen van het slachtoffer/de slachtoffers en de omgeving door de onttrekking zijn geschaad en of er tijdens de onttrekking contact is blijven bestaan met het FPC. Tevens dient de nieuwe aanvraag goed gemotiveerd te beargumenteren waarom zodanige zwaarwegende persoonlijke omstandigheden aan de orde zijn, dat al binnen één jaar na de onttrekking de verlening van een nieuwe machtiging wordt aangevraagd.

In de gevallen dat gedurende een jaar geen machtiging mogelijk is, is het gelet op het zesde lid wel mogelijk incidenteel of eenmalig begeleid verlof aan te vragen indien daarvoor gronden aanwezig zijn (artikel 13 en 14).

Hoofdstuk 7 Overgangsbepalingen

Artikel 18

In de praktijk duurt het opstellen van een verlofaanvraag door een FPC ongeveer twee maanden. Om te voorkomen dat FPC’s die ten tijde van de inwerkingtreding van deze regeling al doende zijn een verlofaanvraag op te stellen, deze moeten aanpassen, is een termijn van twee maanden opgenomen gedurende welke nog aanvragen op basis van het Verloftoetsingskader 2009 kunnen worden ingediend, die worden beoordeeld aan de hand van het verloftoetsingskader 2009.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven.


XNoot
1

Bij de evaluatie van het proefverlof komt dit vereiste te vervallen.

XNoot
2

Hieronder vallen tevens alle voorvallen die dienen te worden gemeld op grond van de Regeling melding bijzonder voorval.

XNoot
1

Het instellingsbesluit is gewijzigd op 16 september 2010 (Staatscourant 2010 nr. 14251).

Naar boven