Bijstellingsregeling 2011

16 december 2010

Nr. DB 2010/ 290M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op afdeling 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 32bb en 32bc van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 30a en 31 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 10, vierde lid, van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, artikel 10aa van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken;

Besluit:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 2.10 worden de bedragen in de tarieftabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 18 328

2,30%

€ 18 328

€ 32 886

€  421

10,80%

€ 32 886

€ 54 694

€  1 993

42%

€ 54 694

€ 11 152

52%

B.

In artikel 2.10a worden de bedragen in de tarieftabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 18 328

2,30%

€ 18 328

€ 32 935

€  421

10,80%

€ 32 935

€ 54 694

€  1 998

42%

€ 54 694

-

€ 11 136

52%

C

In artikel 3.19 worden de bedragen en percentages in de tarieftabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

€  12 500

0,80% van deze waarde

€  12 500

€  25 000

1,00% van deze waarde

€  25 000

€  50 000

1,10% van deze waarde

€  50 000

€ 75 000

1,20% van deze waarde

€ 75 000

€ 1 020 000

1,35% van deze waarde

€ 1 020 000

€ 13 770 vermeerderd met 1,60% van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1 020 000

D

In artikel 3.41, tweede lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de

kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

€  2 200

0

€  2 200

€  54 324

28% van het investeringsbedrag

€  54 324

€  100 600

€ 15 211

€  100 600

€ 301 800

€ 15 211 verminderd met 7,56%

van het gedeelte van het

investeringsbedrag dat de € 100 600 te boven gaat

€ 301 800

0

E

In artikel 3.42, vierde lid, onderdelen a en b, wordt ‘€ 115 000 000’ vervangen door: € 116 000 000.

F

In artikel 3.68, eerste lid, wordt ‘€ 11 811’ vervangen door: € 11 882.

G

Artikel 3.76 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

is gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de zelfstandigenaftrek

€ 14 045

€ 9484

€ 14 045

€ 16 295

€ 8817

€ 16 295

€ 18 540

€ 8154

€ 18 540

€ 53 070

€ 7266

€ 53 070

€ 55 315

€ 6633

€ 55 315

€ 57 565

€ 5931

€ 57 565

€ 59 810

€ 5236

€ 59 810

€ 4602

2. In het derde lid wordt ‘€ 2110’ vervangen door: € 2123.

H

Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 12 031’ vervangen door: € 12 104.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 6017’ vervangen door: € 6054.

3. In het vierde lid wordt ‘€ 14 291’ vervangen door: € 14 377.

I

Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

bij een reisafstand per openbaar vervoer

van meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

10 km

10 km

15 km

€  428

15 km

20 km

€  572

20 km

30 km

€  957

30 km

40 km

€ 1186

40 km

50 km

€ 1547

50 km

60 km

€ 1721

70 km

70 km

€ 1910

80 km

80 km

€ 1974

10 km

€ 2001

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 1989’ vervangen door: € 2001.

3. In het zesde lid wordt ‘€ 1989’ vervangen door: € 2001.

J

In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4262’ vervangen door: € 4333.

K

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de in het eerste lid opgenomen tabel wordt ‘€ 1 010 000’ telkens vervangen door: € 1 020 000.

2. In de in het eerste lid opgenomen tabel, derde kolom, wordt ‘€ 5555’ vervangen door: € 5610.

3. Het laatstvermelde percentage van de in het eerste lid opgenomen tabel, derde kolom, wordt vervangen door: 1,05%.

4. In het vijfde lid wordt ‘€ 1 010 000’ telkens vervangen door ‘€ 1 020 000’. Voorts worden ‘€ 9090’ en ‘1,15%’ vervangen door respectievelijk ‘€ 9180’ en ‘1,35%’.

L

In artikel 3.114, eerste lid, wordt ‘€ 4262’ vervangen door: € 4333.

M

Artikel 3.118, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘€ 150 500’ vervangen door: € 151 000.

2. In onderdeel c wordt en ‘€ 34 100’ vervangen door: € 34 300.

N

In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 20 479’ vervangen door: € 20 602.

O

Artikel 3.126a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, wordt ‘€ 20 479’ vervangen door: € 20 602.

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 4146’ vervangen door: € 4171.

P

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 6831’ telkens vervangen door ‘€ 6872’. Voorts wordt ‘€ 13 490’ vervangen door: € 13 571.

2. In het derde lid worden ‘€ 11 561’ en ‘€ 158 788’ vervangen door respectievelijk ‘€ 11 631’ en ‘€ 159 741’.

Q

Artikel 3.129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 433 053’ vervangen door: € 435 652.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 216 533’ vervangen door: € 217 833.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 108 272’ vervangen door: € 108 922.

R

In artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, wordt ‘€ 4146’ vervangen door: € 4171.

S

Artikel 5.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 20 661’ vervangen door: € 20 785.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 2762’ vervangen door: € 2779.

3. In het derde lid wordt € 1381’ vervangen door: € 1390.

T

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 273 391’ vervangen door: € 275 032.

2. In het eerste lid worden de bedragen van de tabel in de laatste volzin zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de ouderentoeslag

€ 14 062

€ 27 516

€ 14 062

€ 19 562

€ 13 758

€ 19 562

nihil

3. In het tweede lid worden ‘€ 273 391’ en ‘€546 782’ vervangen door respectievelijk ‘€ 275 032’ en ‘€ 550 064’.

U

Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en onder 2°, en onderdeel b, en in het tweede lid wordt ‘€ 6703’ telkens vervangen door: € 6744.

2. In het eerste lid, onderdeel e, worden ‘€ 500’ en ‘€ 1000’ vervangen door respectievelijk ‘€ 503’ en ‘€ 1006’.

V

In artikel 5.13 worden ‘€ 55 145’ en ‘€ 110 290’ vervangen door respectievelijk ‘€ 55 476’ en ‘€ 110 952’.

W

In artikel 5.16 worden ‘€ 55 145’ en ‘€ 110 290’ vervangen door respectievelijk ‘€ 55 476’ en ‘€ 110 952’.

X

In artikel 6.17, derde lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

wordt gezinshulp geacht extra te zijn voor zover de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek

€ 30 081

0% 

€ 30 081

€ 45 122

1%

€ 45 122

€ 60 158

2%

€ 60 158

3%

Y

Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, worden ‘€ 7288’ en ‘€ 121’ vervangen door respectievelijk ‘€ 7332’ en ‘€ 122’.

2. In het eerste lid, onderdeel b, worden ‘€ 7288’ en ‘€ 38 722’ vervangen door respectievelijk ‘€ 7332’ en ‘€ 38 955’.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 38 722’ telkens vervangen door: € 38 955.

4. In het tweede lid worden ‘€ 7288’, ‘€ 14 576’, ‘€ 121’ en ‘€ 242’ vervangen door respectievelijk ‘€ 7332’, ‘€ 14 664’, ‘€ 122’ en ‘€ 244’.

Z

Artikel 6.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 50’ vervangen door: € 51.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 57’ vervangen door: € 58.

AA

In artikel 6.31 wordt ‘0,75%’ vervangen door: 0,80%.

AB

In artikel 8.9, eerste lid, wordt ‘86 2/3%’ vervangen door: 80%.

AC

Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, worden ‘1,737%’ en ‘€ 157’ vervangen door respectievelijk ‘1,716%’ en ‘€ 158’.

2. In het tweede lid, onderdeel b, worden ‘11,888%’, ‘€ 9041’ en ‘€ 1549’ vervangen door respectievelijk ‘12,152%’, ‘€ 9209’ en ‘€ 1559’.

3. In het tweede lid, onderdeel c, worden ‘€ 43 385’ en ‘€ 116’ vervangen door respectievelijk ‘€ 44 126’ en ‘€ 117’.

4. In het tweede lid, laatste volzin, wordt ‘€ 43 385’ vervangen door: € 44 126.

5. In het derde lid, onderdeel a, worden ‘14,235%’ en ‘€ 1812’ vervangen door respectievelijk ‘14,418%’ en ‘€ 1823’.

6. In het derde lid, onderdeel b, worden ‘16,555%’ en ‘€ 2072’ vervangen door respectievelijk ‘16,667%’ en ‘€ 2085’.

7. In het derde lid, onderdeel c, worden ‘18,884%’ en ‘€ 2333’ vervangen door respectievelijk ‘18,915%’ en ‘€ 2347’.

AD

Artikel 8.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 9041’ vervangen door: € 9209.

2. In het zevende lid worden ‘€ 9041’ en ‘€ 46 790’ vervangen door respectievelijk ‘€ 9209’ en ‘€ 47 071’.

AE

Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4706’ vervangen door: € 4734.

2. In het tweede lid worden ‘€ 775’, ‘€ 4706’ en ‘€ 1859’ vervangen door respectievelijk ‘€ 780’, ‘€ 4734’ en ‘€ 1871’.

AF

Artikel 8.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, eerste volzin, wordt ‘€ 945’ vervangen door: € 951.

2. In het derde lid, tweede volzin, wordt ‘€1513’ vervangen door: € 1523.

AG

In artikel 8.16a, tweede lid, wordt ‘€ 691’ vervangen door: € 696.

AH

Artikel 8.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 34 649’ vervangen door: € 34 857.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 684’ vervangen door: € 689.

AI

In artikel 8.18, tweede lid, wordt ‘€ 418’ vervangen door: € 421.

AJ

In artikel 8.18a, tweede lid, wordt ‘€ 199’ vervangen door: € 201.

AK

Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘€ 964’ vervangen door: € 970.

2. In het zesde lid, onderdeel a, wordt ‘€ 964’ vervangen door: € 970.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 32bb, tweede lid, wordt ‘€ 519 000’ vervangen door: € 522 000.

B

In artikel 32bc, derde lid, wordt ‘€ 519 000’ vervangen door: € 522 000.

ARTIKEL III

In artikel 10aa, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt ‘€ 10 481’ vervangen door ‘€ 10 667’. Voorts wordt ‘€ 11 597’ vervangen door: € 11 803.

ARTIKEL IV

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 2706’ vervangen door: € 2738.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 3247’ vervangen door: € 3286.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 1299’ vervangen door: € 1315.

4. In het tweede lid wordt ‘€ 2706’ vervangen door: € 2738.

5. In het derde lid wordt ‘€ 325’ vervangen door: € 329.

B

In artikel 14, derde lid, wordt ‘€ 23 507’ vervangen door: € 23 943.

ARTIKEL V

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 24, eerste lid, opgenomen tabel wordt ‘€118 000’ telkens vervangen door: € 118 708.

B

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel a, wordt ‘€ 600 000’ vervangen door: € 603 600.

2. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel b, wordt ‘€ 57 000’ vervangen door: € 57 342.

3. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel c, wordt ‘€ 19 000’ vervangen door: € 19 114.

4. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel d, wordt ‘€ 19 000’ vervangen door: € 19 114.

5. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel e, wordt ‘€ 45 000’ vervangen door: € 45 270.

6. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel f, wordt ‘€ 2 000’ vervangen door: € 2012.

7. In het tweede lid wordt ‘€ 155 000’ vervangen door: € 155 930.

C

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Onder 5° worden ‘€ 5 000’, ‘€ 24 000’ en ‘€ 50 000’ vervangen door respectievelijk ‘€ 5030’, ‘€ 24 144’ en ‘€ 50 300’.

  • 2. Onder 6° wordt ‘€ 26 000’ vervangen door: € 26 156.

  • 3. Onder 7° wordt ‘€ 2 000’ vervangen door: € 2012.

D

In artikel 35b, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, onder 2° en onder 3°, wordt ‘€ 1 000 000’ vervangen door: € 1 006 000.

ARTIKEL VI

De Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘€ 6’ vervangen door: € 7.

B

In artikel 3, eerste lid, worden ‘€ 37’ en ‘€ 11 026’ vervangen door respectievelijk ‘€ 38’ en ‘€ 11 246’.

C

In artikel 4, eerste lid, worden ‘€ 52’ en ‘€ 66’ vervangen door respectievelijk ‘€ 53’ en ‘€ 68’.

ARTIKEL VII

In artikel 7, vijfde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt ‘€ 4424’ vervangen door: € 4451.

ARTIKEL VIII

In artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de vennootschapbelasting 1969 wordt ‘€ 519 000’ vervangen door: € 522 000.

ARTIKEL IX

In artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt ‘€ 22 409 788’ vervangen door: € 22 970 033.

ARTIKEL X

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Bijstellingsregeling 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,

F.H.H. Weekers.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften, opgenomen in afdeling 10.1 van de Wet IB 2001, de artikelen 32bb en 32bc van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964), de artikelen 30a en 31 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 10 van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, artikel 10aa van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965) en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken.

Enige voor de inkomstenbelasting toegepaste indexeringen zijn ook van belang voor de loonbelasting en de vennootschapsbelasting. De artikelen 20a, tweede lid, 20b, tweede lid, en 22d van de Wet LB 1964 schrijven voor dat een aantal in de artikelen 20a, 20b, 22, 22a, 22aa, 22b, 22c en 22ca van die wet vermelde bedragen en percentages bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege worden vervangen door de overeenkomstige bedragen en percentages van de artikelen 2.10, 2.10a 8.10, 8.11, 8.16a, 8.17, 8.18 en 8.18a van de Wet IB 2001. Artikel 8, veertiende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 schrijft voor dat het aan het slot van het vijfde lid van dat artikel vermelde bedrag van rechtswege wordt vervangen door het overeenkomstige bedrag van artikel 3.15, eerste lid, van de Wet IB 2001.

Toepassing tabelcorrectiefactor

De per 1 januari 2011 toe te passen tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 van de Wet IB 2001 bedraagt 1,006.

Eerste bijstelling

  • De tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek van artikel 3.41 van de Wet IB 2001 is vastgesteld bij het Belastingplan 2010 en wordt nu voor het eerst bijgesteld op basis van de tabelcorrectiefactor. Het drempelbedrag van de tabel (€2200) is gelijk aan de drempelbedragen in artikel 3.42 (energie-investeringsaftrek), artikel 3.42a (milieu-investeringsaftrek) en artikel 3.47 (desinvesteringsbijtelling) en wordt dan ook bijgesteld als de drempelbedragen in die artikelen worden bijgesteld. Deze drempelbedragen worden afgerond op een veelvoud van €100. Als gevolg van deze afronding leidt de bijstelling niet tot een gewijzigd drempelbedrag per 1 januari 2011.

  • Het bedrag aan maximaal vrijgestelde rechten of tegoeden ter zake van een begrafenisverzekering onderscheidenlijk begrafenisspaarrekening voor box 3 van de Wet IB 2001 als bedoeld in artikel 5.10, eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b, van die wet, wordt in deze regeling voor het eerst bijgesteld op basis van de tabelcorrectiefactor. Daarbij wordt als afrondingsregel gehanteerd: afronding op hele euro’s.

  • Het bedrag aan maximale vrijstelling voor box 3 van de Wet IB 2001 ter zake van elektronisch geld in de vorm van een chipkaart, alsmede vermogensrechten die zijn bestemd voor het doen van consumentenaankopen zoals cadeaubonnen, als bedoeld in artikel 5.10, eerste lid, onderdeel e, van die wet, wordt in deze regeling voor het eerst bijgesteld op basis van de tabelcorrectiefactor. Daarbij wordt als afrondingsregel gehanteerd: afronding op hele euro’s.

  • Ingevolge de wet van 17 december 2009, Stb. 564,1 zijn veel bedragen in de Successiewet 1956 opnieuw vastgesteld. Deze worden bijgesteld op basis van de tabelcorrectiefactor. Daarbij wordt als afrondingsregel gehanteerd: afronding op hele Euro’s. Voor bedragen van € 1 mln. of meer geldt daarbij als afrondingsregel: afronding op een veelvoud van € 1000.

Niet vervangen bedragen vanwege afrondingsregel

Vanwege de toegepaste afrondingsregels leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2011 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen, genoemd in de volgende tabel:

Tabel 1

wet

artikel

lid

onderdeel

zinsnede/toevoeging

Wet IB 2001

    
 

3.15

eerste

  
 

3.42

derde

  
 

3.42a

derde

  
 

3.47

eerste

  
 

3.87

vijfde

b

eerste bedrag

 

5.3

derde

e

eerste bedrag

  

derde

 

tweede volzin

 

9.4

eerste

  
  

vijfde

  
     

Wet LB 1964

    
 

12a

   
     

Kostenwet inv.rijksbel.

    
 

2

  

derde bedrag

 

3

eerste

 

tweede bedrag

  

tweede

  
  

derde

  
  

vierde

  
 

4

eerste

 

derde bedrag

    

vierde bedrag

  

tweede

  
  

derde

  
     

Bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privé-gebruik woning, het eigenwoningforfait, de kamerverhuurvrijstelling en de vermindering van de uitgaven voor monumentenpanden

De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privé-gebruik woning (artikel 3.19 van de Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 van de Wet IB 2001), de kamerverhuurvrijstelling (artikelen 3.97 en 3.114 van de Wet IB 2001) en de vermindering van de uitgaven voor monumentenpanden (artikel 6.31 van de Wet IB 2001) vindt plaats ingevolge de artikelen 10.3, 10.3a, 10.4, 10.5 en 10.6 van de Wet IB 2001 zoals die artikelen luiden per 1 januari 2011. Bijstelling vindt plaats op basis van de verhouding van het indexcijfer woninghuren over juli 2010 tot dat cijfer over juli 2009 (factor ih) en voor de bij te stellen percentages tevens met de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op 2010 en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op 2009 (factor iw). De factor ih voor 2011 bedraagt 109,43/107,66. De verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden voor 2009 en het gemiddelde van de waarden voor 2010 bedraagt volgens opgave van de Waarderingskamer 100:97,7 (een gemiddelde waardedaling van 2,3%). De factor iw bedraagt daarmee 100/97,7. Vanwege de op grond van artikel 10.5 van de Wet IB 2001 toe te passen afrondingen leidt dit niet tot een aanpassing van de bijtellingspercentages, genoemd in artikel 3.112, eerste lid, van de Wet IB 2001. De percentages voor eigen woningen met een eigenwoningwaarde van boven € 1,02 mln zijn door toepassing van artikel 10.3a van de Wet IB 2001 verhoogd en vervolgens op dezelfde wijze afgerond als artikel 10.5 van die wet voorschrijft met betrekking tot de in de artikelen 10.3 en 10.4 van die wet bedoelde percentages.

Indexering inkomensgrens en percentages arbeidskorting en doorwerkbonus

De in artikel 8.11, tweede en derde lid, en artikel 8.12 van de Wet IB 2001 vermelde bedragen en percentages worden bijgesteld op basis van artikel 10.1 en artikel 10.7 van de Wet IB 2001.

Voor de aanpassing van de percentages is het fiscale equivalent van 50% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2011 ‘€ 9209 per jaar’ en het fiscale equivalent van 225% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2011: € 44 126 per jaar.

Aanpassing bedrag van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling

De bedragen die zijn opgenomen in artikel 10aa van het UBLB 1965 (artikel III van deze regeling) voor de berekening van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling in gevallen waarin een lager opbouwpercentage per dienstjaar wordt gehanteerd dan is toegestaan op grond van artikel 18a, eerste tot en met derde lid, van de Wet LB 1964, worden jaarlijks bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de hoogte van de AOW. De nieuwe bedragen zijn berekend door de bedragen van 2010 te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het per 1 januari 2011 geldende AOW-bedrag en het per 1 januari 2010 geldende AOW-bedrag. Dit verhoudingsgetal voor 2011 is 1,018.

Aanpassing van verschillende bedragen van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

In artikel V van deze regeling worden de bedragen van de afdrachtvermindering en het toetsloon voor de afdrachtvermindering onderwijs aangepast. De aanpassing van de bedragen van de afdrachtvermindering vindt plaats ingevolge artikel 30a van Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De aanpassing geschiedt door vermenigvuldiging van de bestaande bedragen met de verhouding van het bedrag van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2011 (zijnde € 1424,40 per maand) tot dat bedrag per 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar (zijnde € 1407,60 per maand). Op grond daarvan zijn de bedragen van de afdrachtverminderingen vermenigvuldigd met de factor 1424,40/1407,60. De bedragen worden rekenkundig afgerond op hele euro’s. Het toetsloon voor de afdrachtvermindering onderwijs wordt op grond van artikel 31 van genoemde wet gesteld op het fiscale equivalent van 130% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2011.

Aanpassing bedragen in de Kostenwet invordering rijksbelastingen

De bijstelling van een aantal bedragen in de artikelen 2, 3 en 4 van de Kostenwetinvordering rijksbelastingen (artikel VI van deze regeling) vindt plaats op basis van de op de voet van artikel 8 van die wet bepaalde correctiefactor. Deze factor wordt berekend uit de indexcijfers van de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector overheid’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De correctiefactor op grond waarvan de bedragen per 1 januari 2011 worden bijgesteld is: 1,020. Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2011 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, genoemd in bovenstaande tabel 1. Als basis voor de bijstelling voor 2012 gelden de nabijstelling voor 2011 op 2 decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.

Bedragen in deze regeling die per 1 januari 2011 bij wet nader worden gewijzigd

De hierna genoemde bij deze regeling bijgestelde bedragen zullen na die bijstelling per 1 januari 2011 worden vervangen door andere:

  • Het in de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet IB 2001 opgenomen schijventarief wordt met ingang van 1 januari 2011 vervangen ingevolge artikel I, onderdelen A en B, van het Belastingplan 2011.

  • De bedragen in de regeling van de arbeidskorting van artikel 8.11, tweede en derde lid, van de Wet IB 2001 worden ingevolge artikel I, onderdeel F, van het Belastingplan 2011 nog als volgt gewijzigd:

    • in het tweede lid, onderdeel b, wordt € 1559 verhoogd met € 15, dus tot € 1574;

    • in het tweede lid, onderdeel c, wordt € 117 verlaagd met € 40, dus tot € 77;

    • in het derde lid, onderdeel a, wordt € 1823 verhoogd met € 15, dus tot € 1838;

    • in het derde lid, onderdeel b, wordt € 2085 verhoogd met € 15, dus tot € 2100;

    • in het derde lid, onderdeel c, wordt € 2347 verhoogd met € 15, dus tot € 2362.

  • Het bedrag van de alleenstaande ouderkorting van artikel 8.15 van de Wet IB 2001 wordt ingevolge artikel I, onderdeel G, van het Belastingplan 2011 verlaagd met € 20, dus van €951 naar € 931.

  • Het bedrag van de ouderenkorting van artikel 8.17, tweede lid, van de Wet IB 2001 wordt ingevolge artikel I, onderdeel H, van het Belastingplan 2011 verhoogd met € 50, dus van € 689 tot € 739.

De Staatssecretaris van Financiën,

F.H.H. Weekers.


XNoot
1

Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956) (Stb. 564)

Naar boven