Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2010, nr. IVV/FB/10/23917, tot wijziging van de Regeling participatiebudget in verband met het stellen van regels voor de betaling van het participatiebudget, van de Regeling WWB en WIJ in verband met de invoering van de systematiek van single information, single audit tussen medeoverheden en enige andere wijzigingen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 10a, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit WWB 2007, artikel 5, derde lid, van de Wet participatiebudget en artikel 75, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIERING EN VERANTWOORDING IOAW, IOAZ EN BBZ 2004

De Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel h, komt te luiden:

  • h. de ten laste van de gemeente gebleven kosten: de lasten in een jaar verminderd met de baten in dat jaar in verband met de door de gemeente verleende bijstand, bedoeld in artikel 48, eerste en tweede lid, van het Bbz 2004, waaronder begrepen de baten door toepassing van artikel 14a van de Abw;.

B

In artikel 9 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor de vaststelling van de ten laste van de gemeente gebleven kosten in het kalenderjaar 2009 en daaraan voorafgaande kalenderjaren is artikel 1, onderdeel h, zoals dat luidde op 31 december 2010 van toepassing.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE REGELING PARTICIPATIEBUDGET

De Regeling participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien het beeld van de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, niet op de in het eerste lid genoemde datum is ontvangen, schort de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de betaling van het participatiebudget voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

  • 4. De betaling van de uitkering wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het beeld van de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 5. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken noodzakelijk voor het financieel beheer van de wet.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a Statistiek re-integratie door gemeenten

  • 1. Indien de gegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling statistiek WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK, op de datum, bedoeld in voornoemd lid, niet zijn ontvangen of niet volledig zijn, schort de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de betaling van het participatiebudget voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de Minister van Sociale Zaken van de externe bewerker, bedoeld in voornoemd lid, daarvan bericht heeft ontvangen, doch niet gedurende de periode waarover door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

  • 2. De betaling van de uitkering wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de gegevens, bedoeld in het eerste lid, volledig zijn ontvangen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE REGELING STATISTIEK WWB, WIJ, IOAW, IOAZ EN WWIK

De Regeling Statistiek WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK wordt mede gebaseerd op artikel 5, derde lid, van de Wet participatiebudget.

ARTIKEL IV WIJZIGING VAN DE REGELING WWB EN WIJ

De Regeling WWB en WIJ wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van de laatste volzin door een komma, een zinsnede toegevoegd, luidende:

met dien verstande dat indien artikel 8b van de wet, onderscheidenlijk artikel 10 van de WIJ, artikel 40 van de IOAW en artikel 40 van de IOAZ van toepassing is het verzoek niet in behandeling wordt genomen indien het wordt ontvangen na 31 augustus.

B

In artikel 15a wordt het laatste lid vernummerd tot het zesde lid.

ARTIKEL V INWERKINGTREDINGSBEPALING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 december 2010

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom.

TOELICHTING

Algemeen

De invoering van de systematiek van single information, single audit (sisa) tussen medeoverheden kan tot gevolg hebben dat een college weinig tijd resteert voor het indienen van een verzoek tot incidentele aanvullende uitkering (IAU). Om gemeenten die voor de financiële onderbouwing van een IAU-verzoek afhankelijk zijn van informatie die zij via sisa tussen medeoverheden verkrijgen, in staat te stellen een IAU-verzoek juist en tijdig in te dienen bij de Toetsingscommissie WWB, is voor hen de periode voor indiening met een maand verruimd.

Ter harmonisatie van het stopbeleid in het kader van de Wet participatiebudget met de huidige beleidslijn van de minister van SZW, is artikel 13 van het Besluit participatiebudget gewijzigd. In aanvulling hierop vindt de nadere uitwerking van dat stopbeleid plaats in artikel 1 van de Regeling participatiebudget. Daarmee blijft een stopbeleid over dat is gericht op een tijdige indiening van het Beeld van de uitvoering en van nadere informatie die de minister van SZW nodig heeft om tijdige en juiste beheersbeslissingen te kunnen nemen. Nieuw is dat het stopbeleid in het kader van de Wet participatiebudget tevens wordt toegepast indien de gemeente in gebreke blijft de om de informatie voor de statistiek en de beleidsvorming juist een tijdig te verstrekken.

Nu gemeenten de verantwoordingsinformatie met ingang van het verantwoordingsjaar 2010 zullen aanleveren op basis van het baten-lastenstelsel, is de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 hierop aangepast.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen door te voeren.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Begrippen die verwijzen naar het kasstelsel, zijn omgezet in begrippen die verwijzen naar het baten-lastenstelsel.

Artikel I, onderdeel B

De minister van SZW baseert zich met ingang van de vaststelling van de vergoeding van de uitkeringskosten voor het Bbz 2004 over het jaar 2010 op de gemeentelijke verantwoordingsinformatie, die gemeenten met ingang van het verantwoordingsjaar 2010 op basis van het baten-lastenstelsel zullen aanleveren.

Artikel II, onderdeel A

In artikel 5, derde lid, van de Wet participatiebudget is opgenomen dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de betaling aan gemeenten indien zij hun verplichting tot informatieverstrekking niet nakomen dan wel dat de kwaliteit tekort schiet (Verzamelwet SZW 2011, artikel XIV, onderdeel A). Dergelijke regels worden aangeduid als stopbeleid. In de Regeling participatiebudget wordt vastgelegd dat de betaling van het participatiebudget wordt opgeschort indien de gemeente:

  • niet heeft voldaan aan haar verplichting om (jaarlijks) het beeld over de uitvoering uiterlijk 28 februari in te dienen via het Digitaal Verantwoordingssysteem (DVS);

  • in gebreke blijft om binnen een door SZW gestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken die nodig is voor het financieel beheer van de wet;

  • in gebreke blijft om de informatie die nodig is voor de statistiek en de beleidsvorming juist en tijdig te verstrekken.

De informatie die nodig is om beheersbeslissingen te nemen, waaronder het terugvorderen van niet volledig of niet rechtmatig bestede gelden, verkrijgt het ministerie van de gemeente via de sisa-verantwoording. In de gevallen waarin de gemeente zich naar de sisa-voorschriften juist en tijdig heeft verantwoord, maar waarin de verkregen informatie desondanks voor het ministerie niet toereikend is om een beheersbeslissing te nemen, verzoekt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister van SZW) de gemeente, binnen een door hem gestelde redelijke termijn, de benodigde informatie te verstrekken. Indien de gemeente de gevraagde informatie binnen de gestelde termijn niet of niet juist verstrekt, dan past de minister van SZW het stopbeleid toe. In specifieke situaties, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een evidente fout, behoeft het stopbeleid niet het eindstation te zijn. De minister van SZW kan de geconstateerde fout en de veronderstelde verbetering aan de gemeente ter bevestiging voorleggen en daarbij aangeven dat wanneer de gemeente niet binnen de door hem gestelde redelijke termijn reageert, de beheersbeslissing gebaseerd zal worden op de aan de gemeente kenbaar gemaakte veronderstelde verbetering.

Dit stopbeleid stemt overeen met het stopbeleid in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB), Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet werk en inkomen kunstenaars en de Wsw.

Tevens wordt geregeld op welke wijze de betaling wordt hervat indien de gemeente haar verzuim herstelt.

Artikelen II, onderdeel B, en III

In het kader van de Wet participatiebudget wordt het stopbeleid, naast de in artikel II, onderdeel A, bedoelde gevallen, ook toegepast indien de gemeente in gebreke blijft om, door tussenkomst van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de informatie die nodig is voor de statistiek en de beleidsvorming juist en tijdig te verstrekken. Specifiek betreft het de verstrekking van de gegevens als opgenomen in de statistiek re-integratie door gemeenten (artikel 5 van de Regeling statistiek WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK). In deze statistiek is voor gemeenten de verplichting opgenomen om binnen vier weken na afloop van de eerste helft van het kalenderjaar en na afloop van de tweede helft van het kalenderjaar gegevens te verstrekken met betrekking tot personen aan wie een voorziening gericht op arbeidsinschakeling of een werkleeraanbod is aangeboden of die daarvan feitelijk gebruik hebben gemaakt. Omdat deze informatie voor het Rijk van groot belang is, geschiedt de termijnhandhaving door toepassing van het stopbeleid. Het stopbeleid wordt toegepast indien de minister van SZW de vereiste gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft ontvangen. Ook wordt het stopbeleid toegepast indien de tijdig ontvangen gegevens onvolledig zijn en de herstellevering door de gemeente niet wordt ontvangen binnen de door de minister gestelde hersteltermijn. Van een onvolledige gegevensset is sprake indien informatie ontbreekt over een significant aantal cliënten. Het escalatieprotocol tussen het CBS en SZW voorziet in een contact tussen het CBS en de gemeente, teneinde een adequate herstelactie af te spreken. De handhaving wordt hierdoor gericht ingezet op gemeenten die tekortschieten ten aanzien van de geldende informatieverplichting.

In geval van overmacht kan de gemeenten vóór het verstrijken van de uiterste datum een met redenen omkleed verzoek tot uitstel of afwijkende aanlevering schriftelijk indienen bij de minister van SZW. In dit verzoek geeft de gemeente aan hoe en wanneer aanlevering alsnog plaatsvindt. Indien, en voor zolang het beroep op overmacht wordt erkend door de minister van SZW, wordt voor het niet kunnen naleven van de betreffende informatieverplichting geen toepassing gegeven aan het stopbeleid.

Tevens wordt geregeld op welke wijze de betaling wordt hervat indien de gemeente haar verzuim herstelt.

Artikel IV, onderdeel A

De Regeling WWB en WIJ wordt gewijzigd in verband met de invoering van de systematiek van sisa tussen medeoverheden. In dit verband zijn ook de Wet participatiebudget en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) (Verzamelwet SZW 2011, Kamerstuknummer 32 520) en het Besluit WWB 2007, het Besluit participatiebudget en het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken gewijzigd.

Sisa tussen medeoverheden houdt in dat de sisa-systematiek ook van toepassing is indien een openbaar lichaam van een samenwerkingsverband op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) zich op basis van deze wet aan een gemeente moet verantwoorden met betrekking tot een specifieke uitkering, waarover de gemeente zich op haar beurt aan het Rijk moet verantwoorden. Dit houdt in dat het openbaar lichaam zich niet rechtstreeks aan de gemeenten verantwoordt, maar dat zij haar verantwoording zendt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (minister van BZK).

Overeenkomstig de reguliere sisa-procedure verantwoordt een openbaar lichaam van een samenwerkingsverband op grond van de Wgr zich uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar. In verband met de administratieve verwerking en beoordeling van de ontvangen verantwoordingsinformatie, duurt het enkele werkdagen alvorens de minister van BZK de verantwoordingsinformatie kan doorzenden aan de gemeenten waarvoor zij bedoeld is.

Indien een ontvangende gemeente een beroep wenst te doen op een incidentele aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74 van de WWB, resteert maar weinig tijd om dat verzoek tijdig in te dienen bij de toetsingscommissie WWB. De uiterste termijn (31 juli) is een fatale termijn. Het is daarom wenselijk de indieningstermijn met één maand te verlengen voor gemeenten die participeren in een samenwerkingsverband waarop sisa tussen medeoverheden van toepassing is. Die verlenging is afdoende, aangezien een gemeente in het begin van het jaar, bij de indiening van haar Beeld van de uitvoering, al een goede indicatie heeft of zij over het afgelopen jaar al dan niet een tekort heeft van meer dan 10% van het toegekende budget als bedoeld in artikel 69 van de WWB. Daarnaast biedt deze verlengde termijn de minister van SZW nog de mogelijkheid om de toe te kennen incidentele aanvullende uitkering ten laste te brengen van het macrobudget van het komende jaar (jaar t) en om hiermee reeds rekening te houden bij de voorlopige budgettoekenningen in jaar t-1.

Artikel IV, onderdeel B

Met de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 september 2010, IVV/FB/2010/15704, tot wijziging van de Regeling WWB en WIJ en de Regeling participatiebudget in verband met indiening van een verzoek tot een aanvullende uitkering via het Digitaal Verantwoordingssysteem en aanpassing van gewichten en peildata in de verdeelmodellen (Stcrt. 15012) is in artikel 15a na het vijfde lid niet een zesde lid, maar een tweede vijfde lid geïntroduceerd. Met de onderhavige wijziging is dit tweede vijfde lid - het laatste lid van artikel 15a - vernummerd tot zesde lid.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom.

Naar boven