Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 oktober 2010, nr. 242481 tot wijziging van de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen en de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 juni 2010, houdende wijziging van de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen en vaststelling subsidieplafond en indieningsperiode voor projecten 2010 (Stcrt. 2010, 10269) in verband met een verhoging van het subsidieplafond voor 2010

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING ONDERWIJS NETWERK ONDERNEMEN

A

Na artikel 11, vierde lid, worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 5. De periode, bedoeld in het eerste lid, wordt voor 2010 vastgesteld op 1 augustus 2010 tot en met 1 oktober 2010.

  • 6. Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op aanvragen op grond van artikel 7 ontvangen in de in het vijfde lid genoemde periode, wordt vastgesteld op € 7.250.000.

B

Bijlagen 2 en 3 bij de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen worden vervangen door twee nieuwe, bij deze wijzigingsregeling gevoegde bijlagen 2 en 3.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE REGELING ONDERWIJS NETWERK ONDERNEMEN EN VASTSTELLING SUBSIDIEPLAFOND EN INDIENINGSPERIODE VOOR PROJECTEN 2010 (STCRT. 2010, 10269)

Artikel III komt te vervallen.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

BIJLAGE 2 TUSSENRAPPORTAGE ONDERWIJS NETWERK ONDERNEMEN

website: www.agentschapnl.nl en www.onderwijsonderneemt.nl

– telefoon: 070-3 735 735 (op werkdagen van 09:00–17:00 uur)

Onderstaande vragen geven de richtlijn voor de tussenrapportage.

De gegevens in de tussenrapportage worden gebruikt voor een beslissing voor de voortzetting van de subsidie. Tevens worden de gegevens gebruikt voor een monitoringsrapportage Onderwijs Netwerken Ondernemen tranche 2009.

Stuur het ingevulde formulier met bijlagen naar:

Agentschap NL, afd. Human Capital

Onderwijs Netwerk Ondernemen

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

Uitgangspunt bij de tussenrapportage is dat u ons inzicht geeft in de voortgang van het project en de tussenresultaten op basis van het oorspronkelijke activiteitenplan.

De tussenrapportage dient maximaal vier pagina’s te zijn en dient zo veel mogelijk te worden onderbouwd met kwantitatieve gegevens.

In de tussenrapportage komen de volgende vragen aan de orde:

  • 1. Algemene indruk

    • Hoe verloopt de samenwerking tussen de deelnemers (inzet, commitment, communicatie) binnen het netwerk?

    • Geef een beschrijving van verwachte en/of onverwachte successen;

    • Welke knelpunten zijn er geweest en hoe zijn die opgelost?

  • 2. Activiteitenplan

    • Geef per activiteit aan wat het resultaat na 1 jaar is;

    • Geef per activiteit aan hoeveel leerlingen, docenten en onderwijsinstellingen per sector zijn betrokken;

    • Geef per activiteit aan hoeveel ondernemers en/of werknemers van de deelnemende ondernemingen zijn betrokken;

    • Welke overige instellingen en organisaties (niet zijnde directe deelnemers) zijn betrokken?

    • Zijn er grote wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke activiteitenplan/planning? Zo ja, graag de wijzigingen benoemen met daarbij de consequenties op activiteiten, planning, resultaten, samenwerking.

  • 3. Ondernemend gedrag

    • Welke activiteiten zijn uitgevoerd om het ondernemend gedrag van leerlingen/docenten/management te versterken? Geef per activiteit een korte toelichting.

    • Is het beoogde resultaat na 1 jaar (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

  • 4. Verankering

    • Welke activiteiten zijn uitgevoerd om de verankering van het leren ondernemen binnen de deelnemende onderwijsinstellingen te versterken? Geef per activiteit een korte toelichting.

    • Is het beoogde resultaat na 1 jaar (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

  • 5. Structurele samenwerking

    • Welke activiteiten zijn uitgevoerd om de structurele samenwerking op het gebied van het leren ondernemen te versterken? Geef per activiteit een korte toelichting;

    • Kunt u al aangeven welke activiteiten worden voortgezet na de gesubsidieerde projectperiode?

    • Is het beoogde resultaat na 1 jaar (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

  • 6. Profilering in de regio

    • Met welke activiteiten heeft het netwerk zich geprofileerd in de regio of sector? Welke doelgroepen zijn bereikt? Geef per activiteit een korte toelichting.

    • Is het beoogde resultaat na 1 jaar (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

  • 7. Vragen of opmerkingen aan adviseurs Agentschap NL.

BIJLAGE 3 EINDRAPPORTAGE ONDERWIJS NETWERK ONDERNEMEN

website: www.agentschapnl.nl en www.onderwijsonderneemt.nl

– telefoon: 070-3 735 735 (op werkdagen van 09:00–17:00 uur)

Onderstaande vragen geven de richtlijn voor de eindrapportage.

De gegevens in de eindrapportage worden gebruikt voor een beslissing voor de vaststelling van de subsidie. Tevens worden de gegevens gebruikt voor een evaluatierapport Onderwijs Netwerken Ondernemen tranche 2009.

Stuur het ingevulde formulier met bijlagen naar:

Agentschap NL, afd. Human Capital

Onderwijs Netwerk Ondernemen

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

Uitgangspunt bij de eindrapportage is dat u ons inzicht geeft in de uiteindelijke resultaten die in het project zijn behaald. De eindrapportage dient maximaal vier pagina’s te zijn en dient zo veel mogelijk te worden onderbouwd met kwantitatieve gegevens.

In de eindrapportage komen minimaal de volgende vragen aan de orde:

  • 1. Algemene indruk

    • a. Hoe kijkt u terug op de samenwerking van de deelnemers (inzet, commitment, communicatie) binnen het netwerk?

    • b. Geef een beschrijving van verwachte en/of onverwachte successen;

    • c. Welke knelpunten zijn er geweest en hoe zijn die opgelost?

  • 2. Activiteitenplan

    • a. Geef per activiteit aan wat het eindresultaat is;

    • b. Geef per activiteit aan hoeveel leerlingen, docenten en onderwijsinstellingen per sector betrokken zijn geweest?

    • c. Geef per activiteit aan hoeveel ondernemers en/of werknemers van de deelnemende ondernemingen zijn betrokken;

    • d. Welke overige instellingen en organisaties (niet zijnde directe deelnemers) zijn betrokken geweest?

    • e. Hebben zich, na de tussenrapportage, nog wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke activiteitenplan/planning voorgedaan? Zo ja, graag de wijzigingen benoemen met daarbij de consequenties op activiteiten, planning, resultaten, samenwerking.

  • 3. Ondernemend gedrag

    • a. Welke activiteiten zijn uitgevoerd om het ondernemend gedrag van leerlingen/docenten/management te versterken? Geef per activiteit een korte toelichting.

    • b. Heeft u effecten waargenomen van ondernemend(er) gedrag van leerlingen/docenten/management? Zo ja, waar blijkt dit uit?

    • c. Is het beoogde eindresultaat (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

  • 4. Verankering

    • a. Welke activiteiten zijn uitgevoerd om de verankering van het leren ondernemen binnen de deelnemende onderwijsinstellingen te versterken? Geef per activiteit een korte toelichting;

    • b. Welke elementen van het leren ondernemen zijn in het beleid van de instelling, organisatie en onderwijsprogramma verankerd?

    • c. Is het beoogde eindresultaat (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

  • 5. Structurele samenwerking

    • a. Welke activiteiten zijn uitgevoerd om de structurele samenwerking op het gebied van het leren ondernemen te versterken? Geef per activiteit een korte toelichting;

    • b. Welke activiteiten, gestart tijdens de projectperiode, worden voortgezet na de einddatum van het project? Hoe worden de activiteiten gefinancierd?

    • c. Is het beoogde eindresultaat (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

  • 6. Profilering in de regio

    • a. Met welke activiteiten heeft het netwerk zich geprofileerd in de regio of sector? Welke doelgroepen zijn bereikt? Geef per activiteit een korte toelichting;

    • b. Is het beoogde eindresultaat (beschreven in oorspronkelijk activiteitenplan) gehaald?

Specificaties gerealiseerde kosten

Loonkosten/Personele kosten

Dit zijn kosten verbonden aan de inzet van eigen personeel (van deelnemers) voor het project

Personele kosten worden uitgedrukt in een vast uurtarief van 50 euro (inclusief overheadkosten).

Naam deelnemende partij

uurtarief

aantal uren

Totaal

aanvrager

50

  

deelnemer 2

50

  

deelnemer 3

50

  

deelnemer 4

50

  

deelnemer 5

50

  

deelnemer 6

50

  

deelnemer 7

50

  
 

50

  
 

50

  
 

50

  
 

50

  
 

50

  
 

50

  
 

50

  
 

50

  
 

50

  

Totaal loonkosten

   

Materiaalkosten

De materiaalkosten van materiaal die uitsluitend voor het project zijn aangeschaft en benut, kunnen worden meegenomen

Omschrijving

Totaal

  
  
  
  
  
  
  
  
  
  

Totaal materiaalkosten

 

Kosten derden:

Loonkosten van derden die arbeid hebben verricht voor het project

naam derden

uurtarief

aantal uren

Totaal

    
    
    
    
    
    
    
    
    
    
    
    
    

Totaal

   
 

TOTAAL

Personele kosten

 

Materiaalkosten

 

Kosten derden

 

Totale kosten begroting

 

LET OP !! Het totaal van de materiaalkosten en kosten derden mag niet meer bedragen dan 25% van de totale projectkosten

Aangevraagde subsidie

 

Subsidie al ontvangen

 

Nog te ontvangen/terug te betalen

 

TOELICHTING

Administratie lasten

In de eerste en tweede tranche van de regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen is aandacht besteed aan de administratieve lasten van deze regeling. Gelet op de aard van de wijzigingen in deze regeling is de toename van de administratieve lasten te verwaarlozen.

Artikel I, onderdeel A, en artikel II

Het subsidieplafond voor 2010 is vastgesteld in artikel III van de Regeling van 22 juni 2010, houdende wijziging van de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen en vaststelling subsidieplafond en indieningsperiode voor projecten in 2010 (Stcrt. van 1 juli 2010, 10269). Ter beperking van het aantal ministeriële regelingen en uit een oogpunt van kenbaarheid is het subsidieplafond alsnog in de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen zelf opgenomen. Genoemd artikel III kan daarmee komen te vervallen.

Voor de onderhavige subsidieregeling blijkt voor het jaar 2010 meer geld beschikbaar te zijn, dan is vastgesteld in de Regeling van 22 juni 2010, houdende wijziging van de Regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen en vaststelling subsidieplafond en indieningsperiode voor projecten in 2010. Daarom is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het subsidieplafond te verhogen met 1.250.000 euro. Als gevolg daarvan zullen meer (geschikte) aanvragen gehonoreerd kunnen worden.

Artikel I, onderdeel B

De nieuwe bijlagen zijn inhoudelijk identiek aan de oorspronkelijke bijlagen. De reden dat deze bijlagen bij deze regeling worden gevoegd, is om publicatie in de Staatscourant te bewerkstelligen. De bijlagen waren tot nu toe uitsluitend ter inzage gelegd bij het Ministerie van OCW. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de vermelding in de bijlagen van SenterNovem te wijzigen in AgentschapNL.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven