Wijziging Beleidsregel keuring en ontheffingverlening ervaringsfase LZV 2009

14 oktober 2010

Nr. JBZ 2010/5023/jg

De directie van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op artikel 4, vierde en vijfde lid, van Richtlijn nr. 96/53/EG EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationaal verkeer maximaal toegestane gewichten (PbEU L 235) en op artikel 149a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 19941, het Besluit Voertuigen2 en het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten3;

Besluit:

ARTIKEL I

A.

Bijlage B, artikel 1, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel d komt te luiden:

  • d. met uitzondering van trekkers van opleggers zijn voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.3.48, vijfde lid van de Regeling voertuigen die voldoet aan het bepaalde in artikel 1.1. van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG en bestaat uit een doorlopend vlak.

2. in onderdeel f wordt na de zinsnede ‘volgens richtlijn 76/756/EEG’ ingevoegd: ongeacht de uitzonderingen die in de richtlijn worden genoemd.

3. In onderdeel i wordt de zinsnede ‘van ten minste 0,1 ton of 100 kg’ vervangen door: van ten minste 100 kg die afleesbaar is in kg.

B

Bijlage B, artikel 2, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c komt te luiden:

  • c. voorzien zijn van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48, vijfde lid, van de Regeling voertuigen, die voldoet aan het bepaalde in artikel 1.1 van de bijlage bij richtlijn 89/297/EEG, en bestaat uit een doorlopend vlak;

2. In het eerste lid wordt na onderdeel g, onder vervanging van de punt door een puntkomma een onderdeel h ingelast luidende:

  • h. zodanig zijn ingericht dat de druk per as of per asstel van dit voertuig via de datakabel van het remsysteem (CANbus) voor verdere verwerking wordt aangeboden, of een afleeseenheid hebben waarop de druk per as of asstel wordt weergegeven, met een afleesnauwkeurigheid van ten minste 100 kg die afleesbaar is in kg.

3. Het tweede lid, aanhef komt te luiden:

  • 2. Indien het getrokken voertuig is ingericht om een ander voertuig voort te bewegen moet naast de in het eerste lid gestelde eisen:

4. Het tweede lid onderdeel d vervalt.

5. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Uitschuifbare opleggers en opleggers die door middel van een dolly, die is gekoppeld op een manier waardoor horizontale verdraaiing ten opzichte van elkaar onmogelijk is, verlengd worden, moeten voldoen aan de toelatingseisen uit hoofdstuk 3 van de Regeling voertuigen.

C

Bijlage D onder 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel E wordt voor de tekst de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In artikel E wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het trekkende motorvoertuig dient zodanig te zijn belast, dat tenminste 1/5 deel van de TMMS onder de aangedreven as(sen) rust met als maximum, de maximale toegestane aslast(en), zoals vermeld op het kentekenbewijs.

3. In artikel E wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een samenstel van een oplegger met een dolly die is gekoppeld op een manier waardoor horizontale verdraaiing ten opzichte van elkaar onmogelijk is, vormt voor het gebruik één oplegger zoals bedoeld in artikel 5.18.1 , zesde lid van de Regeling voertuigen.

4. in artikel F, eerste lid wordt ‘artikel 5.3.48, achtste lid’ vervangen door: artikel 5.3.48, vijfde lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Zoetermeer, 14 oktober 2010

De directie van de RDW,

J.G. Hakkenberg,

Algemeen Directeur.

TOELICHTING

Deze wijziging behelst voornamelijk verduidelijkingen van bestaande teksten dan wel herstel van omissies.

De wijzigingen van bijlage B:

In artikel 1, eerste lid, is in onderdeel d duidelijker beschreven dat trekkende motorrijtuigen met uitzondering van trekkers van opleggers voorzien moeten zijn van zijafscherming en is in onderdeel f verduidelijkt dat trekkende voertuigen zonder uitzondering dienen te zijn voorzien van opvallende markering.

In, artikel 2, eerste lid, is onderdeel c tussengevoegd en zijn de oude onderdelen c tot en met g vernummerd tot d tot en met h. Het nieuwe onderdeel c schrijft voor dat van alle assen in een LZV-combinatie de aslast afleesbaar moet zijn. Onderdeel f is duidelijker opgeschreven.

In artikel 2, tweede lid, is verhelderd dat getrokken voertuigen die zijn ingericht om een ander voertuig te trekken aan alle eisen moeten voldoen die aan getrokken voertuigen zijn gesteld, en daarboven een drietal aanvullende eisen gelden die zijn opgenomen in de onderdelen a tot en met c. Onderdeel d kan daarom vervallen.

Aan artikel 2 is een derde lid toegevoegd waarin bepaald is dat uitschuifbare opleggers en opleggers die door met een dolly verlengd worden qua lengte moeten blijven voldoen aan artikel 5.12.6, derde lid van de Regeling voertuigen.

In bijlage D is aan artikel E van de Algemene voorschriften een tweede lid toegevoegd waarin bepaald is dat het trekkende motorvoertuig voldoende asdruk heeft op de aangedreven as, zodat voldoende tractie is gewaarborgd. In het nieuwe derde lid is bepaald dat een samenstel van een oplegger met een dolly die niet horizontaal ten opzichte van elkaar kunnen verdraaien, voor het gebruik als één oplegger wordt gezien en dat dit samenstel qua bouw, inrichting en gedrag moet voldoen aan de eisen die aan een vergelijkbare oplegger uit één stuk worden gesteld.

De aanpassing in artikel F van de Algemene voorschriften betreft het herstel van een omissie.

De directie van de RDW,

J.G. Hakkenberg,

Algemeen Directeur.

Naar boven