Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 oktober 2010, IVV/FB/2010/19937, tot wijziging van de Regeling WWB en WIJ in verband met de aanpassing van de voorwaarden van de meerjarige aanvullende uitkering

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 10a, eerste lid, van het Besluit WWB 2007;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING WWB EN WIJ

De Regeling WWB en WIJ wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, derde lid, wordt ‘1 april van het kalenderjaar’ vervangen door: 1 april van het tweede kalenderjaar.

B

Artikel 15a komt te luiden:

Artikel 15a. Meerjarige aanvullende uitkering

  • 1. Een verzoek tot een meerjarige aanvullende uitkering wordt door de toetsingscommissie ontvangen in de periode van 1 januari tot en met 31 maart van het eerste kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van gegevens op grond waarvan de toetsingscommissie kan beoordelen of voldaan is aan de vereisten, genoemd in artikel 10a, eerste lid, van het Besluit WWB 2007.

  • 3. Een verzoek dat door de toetsingscommissie wordt ontvangen na 31 maart wordt niet behandeld.

  • 4. De minister:

    • a. beslist uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin het verzoek als bedoeld in het eerste lid is ingediend of dat verzoek wordt gehonoreerd en of de eigen bijdrage 2,5%, 5% of 7,5% bedraagt;

    • b. stelt, na toewijzing van het verzoek, de hoogte van elk van de delen vast binnen zes weken na 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het desbetreffende deel betrekking heeft of, indien een gemeente haar verantwoording over de uitvoering van de wet op de wijze als bedoeld in artikel 17a van de Financiële verhoudingswet niet uiterlijk 15 juli bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft ingediend, binnen zes weken na indiening van de verantwoordingsinformatie.

  • 5. Het percentage, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit WWB 2007, bedraagt 4,3% voor het kalenderjaar 2009 en 4,2% voor het kalenderjaar 2010.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 oktober 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Met het Besluit van 10 september 2010 tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met aanpassing van de voorwaarden voor de toekenning van de incidentele aanvullende uitkering en de meerjarige aanvullende uitkering alsmede enkele andere wijzigingen (Stb. 2010, nr. 707) is de meerjarige aanvullende uitkering (MAU) structureel verbeterd. De hoogte van de uitkering wordt nu achteraf berekend aan de hand van het feitelijk tekort van de gemeente. Dit betekent dat de hoogte van de jaarlijkse uitkering niet meer vooraf kan worden vastgesteld, maar alleen achteraf op basis van de sisaverantwoording als bedoeld in artikel 17a van de Financiële verhoudingswet. Als gevolg van deze wijziging, wijzigt ook het betalingsmoment van de jaarlijkse uitkering. Het betalingsmoment vindt nu plaats in het eerste kwartaal van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waar het desbetreffende deel op ziet (jaar t+2). De betaling van de MAU loopt hiermee in de pas met de betaling van de incidentele aanvullende uitkering. De wijziging van de Regeling WWB en WIJ voorziet in de wijziging van het betalingsmoment van de MAU.

In het Besluit, dat terugwerkt tot en met 1 januari 2009, is voorzien in een overgangsbepaling, die gemeenten de mogelijkheid biedt herziening te vragen van reeds toegekende MAU-uitkeringen (artikel III, eerste lid, van dit Besluit).

Voor gemeenten die niet om herziening van de reeds afgegeven MAU-beschikking verzoeken, blijven de in die beschikkingen vastgelegde betaalmomenten onverminderd van toepassing. Voor gemeenten die wel om herziening van de reeds afgegeven MAU-beschikking verzoeken, vindt een verrekening plaats tussen de hoogte van de opnieuw vastgestelde MAU en de reeds toegekende MAU. Gemeenten ontvangen dan bovenop hetgeen reeds is betaald een extra bedrag. Dit extra bedrag ontvangen gemeenten in jaar t+2.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In artikel 5, derde lid, wordt de betaling van de MAU geregeld. De MAU-uitkering bestaat uit drie delen (U(1), U(2) en U(3)). De hoogte van elk deel wordt vastgesteld op grond van het Besluit WWB 2007. Voor de gemeente die is erkend als MAU-gemeente wordt, na het verstrijken van het uitkeringsjaar, op basis van de sisaverantwoording (uiterlijk 15 juli van het volgend jaar) jaarlijks het feitelijke, actuele tekort vastgesteld. Elk van de delen ziet op één kalenderjaar, waarbij de uitbetaling van elk deel geschiedt vóór 1 april van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het desbetreffende deel betrekking heeft.

Artikel I, onderdeel B

Het verzoek van de gemeente dient door de toetsingscommissie te zijn ontvangen in de periode van 1 januari tot en met 31 maart. De uiterste ontvangstdatum heeft het karakter van een fatale termijn. Overschrijding van de termijn leidt er dus toe dat het verzoek niet meer in behandeling wordt genomen.

Het vierde lid bepaalt dat de primaire beschikking van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alleen betrekking heeft op de erkenning als MAU-gemeente, en, zo die erkenning wordt afgegeven voor maximaal drie jaar, op de eigen bijdrage die de gemeente wordt opgelegd. Voor elk van de drie delen waaruit de uitkering bestaat, geldt dat de hoogte na ontvangst via de sisa-systematiek van de verantwoording over het jaar waarop dat deel van de uitkering ziet, wordt vastgesteld. Op basis van die verantwoording volgt de beschikking waarin de hoogte van het betreffende deel van de MAU-uitkering wordt vastgesteld. Elk deel van de MAU-uitkering wordt uitbetaald in het eerste kwartaal van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de hoogte is vastgesteld. Het betaalmoment loopt hiermee in de pas met de IAU. In het Besluit WWB 2007 is geregeld dat voor de toegang tot de MAU en de hoogte van de MAU-uitkering een percentage bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het percentage hangt samen met de afgesproken bandbreedte uit het bestuursakkoord met de VNG dat tot eind 2011 geldt. Het percentage is bepaald op basis van deze bandbreedte ten opzichte van het totale macrobudget. Voor het kalenderjaar 2009 bedraagt dit percentage 4,3% en voor het kalenderjaar 2010, 4,2%.

Artikel II

Deze regeling werkt evenals het Besluit waarop zij gebaseerd is terug tot en met 1 januari 2009 (artikel III, eerste lid, van genoemd Besluit).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven