Regeling van 24 september 2010, nr. 5668080/10, houdende voorschriften voor de uitvoering van controle van personen, bagage en van vracht op luchtvaartterreinen (Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart 2010)

De Minister van Justitie, in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen, 37h, eerste lid, onder c en d, 37hb, onder b, 37j, tweede lid, onder f, 37k, vierde lid, 37l, tweede lid, onder b, en vierde lid, 37o, eerste lid, 37p, tweede tot en met het zesde lid, van de Luchtvaartwet;

Besluit:

§ 1 Algemeen

Artikel 1

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. de wet:

    de Luchtvaartwet;

    b. erkend agent:

    de natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in artikel 3, onder 26, van Verordening (EG) 300/2008;

    c. bekende afzender:

    de natuurlijk persoon of rechtspersoon, bedoeld in artikel 3, onder 27, van Verordening (EG) nr. 300/2008;

    d. vrachtvlucht:

    een vlucht, die uitsluitend vervoer van vracht ten doel heeft;

    e. EG-verordening 300/2008:

    Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002, met inbegrip van de op grond van artikel 19 van deze verordening genomen maatregelen ter uitvoering van deze verordening;

    f. EU-verordening 185/2010:

    EU-verordening nr. 185/2010 van de Europese Commissie van 4 maart 2010 houdende de vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, welke tevens strekt tot intrekking van, onder meer, Verordening (EG) nr. 820/2008;

    g. verklaring omtrent het gedrag:

    verklaring als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

Artikel 2

  • 1. De luchtvaartmaatschappij stelt een beveiligingsprogramma op, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de EG-verordening 300/2008, waarin wordt beschreven welke methoden en procedures de luchtvaartmaatschappij dient te volgen om te voldoen aan deze verordening en aan het nationaal programma voor de beveiliging van de burgerluchtvaart van de lidstaat van waaruit hij diensten verleent.

  • 2. Het beveiligingprogramma van een luchtvaartmaatschappij, waarvan de exploitatievergunning in Nederland is afgegeven door de Minister van Verkeer en Waterstaat, behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Justitie in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat.

  • 3. De luchtvaartmaatschappij is verplicht het beveiligingsprogramma te overleggen aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee, die indien nodig aanvullende maatregelen kan nemen.

§ 2 Controle van personen en bagage

Artikel 3

Een onderzoek als bedoeld in artikel 37h, eerste lid, onder c en d van de wet, wordt verricht indien bij een verhoogde dreiging op grond van een risicoanalyse Onze Minister van Justitie daartoe beslist.

Artikel 4

Voor bedreiging geschikte voorwerpen, als bedoeld in artikel 37hb, onder b, van de wet, kunnen slechts aan boord van een luchtvaartuig worden gebracht indien:

  • a. deze voorwerpen zodanig zijn verpakt dat onmiddellijk gebruik onmogelijk is;

  • b. deze voorwerpen buiten het bereik van passagiers worden opgeborgen; en

  • c. aan de overige voorwaarden van punt 4.4.2., in aanhangsel 4-C, van de bijlage bij EU-verordening 185/2010 is voldaan.

§ 3 Controle van luchtvracht

Artikel 5

Gevaarlijke goederen als bedoeld in artikel 37k, vierde lid, van de wet, kunnen slechts aan boord van een luchtvaartuig worden gebracht indien deze goederen zodanig zijn verpakt dat onmiddellijk gebruik onmogelijk is.

Artikel 6

Vracht en post wordt op een zodanige wijze verpakt dat zonder verbreking geen gevaarlijke goederen kunnen worden toegevoegd.

Artikel 7

Inschrijving met het oog op opname in de EG-gegevensbank van erkend agenten en bekende afzenders, als bedoeld in punt 6.3.1.2., onder c en d, in aanhangsel 6-B, van de bijlage, bij EU-verordening 185/2010, geschiedt langs elektronische weg, met gebruikmaking van een door Onze Minister van Justitie goedgekeurd elektronisch aanmeldingsformulier.

§ 4 Aanvragen verklaring omtrent het gedrag

Artikel 8

Een achtergrondcontrole die personen op grond van EG-verordening 300/2008 dienen te ondergaan, vindt plaats door overlegging van een verklaring omtrent het gedrag, tenzij de functie, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, is aangewezen als vertrouwensfunctie.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 9

De Regeling van 3 januari 2003 houdende voorschriften voor de uitvoering van controle van personen, bagage en van vracht op luchtvaartterreinen (Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart) wordt ingetrokken.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart 2010.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

TOELICHTING

Algemeen gedeelte

Deze regeling vervangt de Regeling van 3 januari 2003 houdende voorschriften voor de uitvoering van controle van personen, bagage en van vracht op luchtvaartterreinen. Vervanging van die regeling is nodig in verband met de inwerkingtreding van EU-verordening nr. 300/2008 van 11 maart 2008 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart, die een vervanging betreft van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (Pb EU L 355) alsmede Verordening (EG) 272/2009 van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (PB EU L 91) en EU-verordening nr. 185/2010 van de Europese Commissie van 4 maart 2010 houdende de vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (Pb EU L 55). De vervanging van Verordening (EG) nr. 2320/2002 dient te worden bezien in het licht van het streven naar vereenvoudiging, harmonisering en verduidelijking van bestaande regels en naar verbetering van het beveiligingsniveau. Deze verordeningen geven aanleiding tot aanpassing van een aantal artikelen enerzijds en het schrappen van een aantal artikelen anderzijds. Omwille van de leesbaarheid van de regeling is ervoor gekozen de oude regeling in te trekken en een nieuwe regeling vast te stellen.

Een aantal artikelen uit de oude regeling is geschrapt omdat de materie gedetailleerd is uitgewerkt in de EG-verordening 300/2008 en de onderliggende, hierboven genoemde, verordeningen zodat nadere uitwerking op nationaal niveau niet meer is toegestaan. Het betreft:

  • Artikel 3 betreffende ruimbagage;

  • Artikel 5 betreffende vrijstellingen van controle van passagiers en bagage;

  • Artikel 6 betreffende vrijstelling voor controle van passagiers voor kleine luchthavens;

  • Artikel 9 betreffende controle vervoer van vracht met vrachtvluchten;

  • Artikel 10 betreffende vrijstelling controle van vracht;

  • Artikel 11a betreffende voorwaarden vrijstelling controle van vracht afkomstig van een niet-geregistreerde aanbieder;

  • Artikel 12a betreffende voorwaarden vrijstelling controle van vracht die over de weg wordt vervoerd en welke in Nederland wordt aangeboden voor vervoer door de lucht; en

  • Artikel 14 betreffende beveiliging van post.

Artikel 13 van de oude regeling betreffende opleidingen is bij gelegenheid van deze aanpassing eveneens geschrapt. Op grond van het na de laatste wijziging van de oude regeling in 2006 (Stcr. 2006, 253) aan de Luchtvaartwet toegevoegde artikel 37af (Stb. 2007, 257) worden regels met betrekking tot de inhoud van opleidingen en opleidingsorganisaties bij algemene maatregel van bestuur gesteld.

De nieuwe regeling is, net als de oude regeling, te onderscheiden in vier gedeelten. In het algemene deel worden regels gegeven over procedures rondom het indienen van het beveiligingsplan van de luchtvaartmaatschappij. De tweede paragraaf bevat bepalingen over de uitvoering van de controle van personen en bagage, waarna in de derde paragraaf uitvoeringsvoorschriften met betrekking tot de controle van luchtvracht en post aan de orde komen. Tenslotte wordt in de paragraaf 4 aandacht besteed aan het personen werkzaam in de burgerluchtvaart die op grond van de verordening een achtergrondcontrole dienen te ondergaan.

Hieronder wordt in het artikelsgewijze deel van deze toelichting per artikel besproken of het artikel ongewijzigd is gebleven (behoudens de vernummering), dan wel welke wijzigingen zijn doorgevoerd. Om de leesbaarheid te vergroten is daarbij ook de toelichting uit de vorige regeling overgenomen. Voor ongewijzigde bepalingen is deze toelichting integraal overgenomen, voor gewijzigde bepalingen is de toelichting waar nodig aangepast.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Artikel 2 is gewijzigd en teruggebracht tot twee leden. Reden voor de wijziging zijn de verder uitgewerkte voorschriften in artikel 13 van EG-verordening 300/2008 met betrekking tot het indienen van een beveiligingsprogramma door een luchtvaartmaatschappij. Volgens het eerste lid dient een plan te worden opgesteld door de luchtvaartmaatschappij dat moet worden ingediend bij de Commandant van de Koninklijke marechaussee. Voorts geldt, zoals in het tweede deel van het eerste lid is vermeld, dat de Commandant van de Koninklijke marechaussee als bevoegde autoriteit aanvullende maatregelen kan nemen naar aanleiding van de ingediende plannen. Artikel 13 van de EG-verordening 300/2008 geeft expliciet de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteit om aanvullende maatregelen te nemen naar aanleiding van het ingediende beveiligingsplan.

Het eerste lid van artikel 2 beoogt daarmee zeker te stellen dat met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften, indien gewenst, een kwaliteitstoets plaatsvindt en is daarmee te beschouwen als een vorm van preventief toezicht. Ook stelt het de Commandant van de Koninklijke marechaussee in staat om na een gebeurtenis snel inzage te hebben in de beveiligingsprocedures van de luchtvaartmaatschappij en zo nodig aanvullende maatregelen te nemen.

In het tweede lid van artikel 2 is uitgewerkt dat luchtvaartmaatschappijen die in Nederland een exploitatievergunning is verstrekt het beveiligingsplan ter goedkeuring dienen te overleggen aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee. De vereiste goedkeuring van een beveiligingsplan die gold onder de oude regeling is onder EG-verordening 300/2008 alleen van toepassing op luchtvaartmaatschappijen die in de lidstaat een exploitatievergunning hebben verkregen.

Artikel 3

Onder vernummering van artikel 4 in de vorige regeling tot artikel 3 in deze regeling is dit artikel ongewijzigd overgenomen.

In het algemeen geldt dat passagiers en hun handbagage worden onderzocht met detectieapparatuur. Daarnaast omvat de controle, steekproefsgewijs of als gevolg van het gebruik van de apparatuur, een nader onderzoek van de kleding en handbagage van de passagier. Naast deze algemene controle kan het noodzakelijk zijn andere, verdergaande vormen van controle toe te passen. Daarbij kan gedacht worden aan het stelselmatig doorzoeken van de kleding en handbagage of een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de passagier. Door middel van een interview wordt gecontroleerd of de desbetreffende passagier aan boord van een luchtvaartuig een veiligheidsrisico met zich brengt.

In dit artikel is de situatie beschreven waarin toepassing van deze verdergaande vormen van controle zich kan voordoen. Er moet sprake zijn van een verhoogde dreiging, als bedoeld in artikel 37ad, eerste lid van de wet, waarbij uit een risicoanalyse blijkt van een noodzaak tot toepassing van een of meer van de hiervoor genoemde verdergaande vormen van controle. De risicoanalyse wordt uitgevoerd door de Minister van Justitie. Op basis hiervan wordt in overleg met de Commandant van de Koninklijke marechaussee de toepassing van de controle-instrumenten bepaald en volgend daarop een aanwijzing gegeven aan de luchthavenexploitant. De aanwijzing is gebaseerd op artikel 37ab van de wet.

Artikel 4

Onder vernummering van artikel 7 in de vorige regeling tot artikel 4 in deze regeling wordt dit artikel ongewijzigd overgenomen. Onderdeel c en de toelichting betreffende dit onderdeel is toegevoegd.

Bij de uitvoering van de controle kunnen voor bedreiging geschikte voorwerpen worden aangetroffen. Het beveiligingspersoneel doet daarvan onverwijld mededeling aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee ingevolge artikel 37f, derde lid van de wet. Voor zover het voorhanden hebben van deze voorwerpen verboden is, zal de Koninklijke marechaussee deze voorwerpen in beslag nemen. Wanneer deze voorwerpen niet verboden zijn, kunnen deze ingevolge artikel 37hb, onder b, van de wet aan boord van het vliegtuig worden gebracht. In dat geval moet wel voorkomen worden dat personen aan boord van het vliegtuig in de gelegenheid zijn met behulp van deze voorwerpen de veiligheid van de personen en het vliegtuig in gevaar te brengen. Artikel 4 van deze regeling strekt daartoe. De luchthavenexploitant dient de voorwerpen op een zodanige wijze te verpakken en aan boord van het vliegtuig op te bergen dat onmiddellijke aanwending wordt voorkomen. Onderdeel c geeft uitwerking aan de aanscherping van de voorwaarden zoals deze in artikel 4.4.2. van EU-verordening 185/2010 zijn opgesomd waaronder een vrijstelling van verboden voorwerpen kan plaatsvinden.

Artikel 5

Onder vernummering van artikel 8 tot artikel 5 is het eerste lid ongewijzigd overgenomen. Het tweede lid is geschrapt omdat het daarin genoemde artikel van de Regeling Toezicht Luchtvaart is vervallen.

Dit artikel heeft betrekking op de als vracht aangeboden gevaarlijke goederen. Het betreft gevaarlijke goederen of stoffen, met name explosieven, die vanuit beveiligingsoogpunt de veilige overtocht van het vliegtuig in gevaar zouden kunnen brengen als personen tot onmiddellijk gebruik hiervan kunnen overgaan met als doel een kaping, sabotage of een aanslag. Voor zover deze goederen op een zodanige wijze zijn verpakt dat gebruik uitgesloten is, is het vanuit het oogpunt van de beveiliging van de burgerluchtvaart toegestaan deze in het vrachtruim van het vliegtuig te plaatsen. In de regel zal het overigens gaan om goederen die reeds uit anderen hoofde – de vliegveiligheid in algemene zin – aan bijzondere verpakkingsvoorschriften zijn onderworpen. In het concrete geval kan de Minister van Justitie krachtens artikel 37k, vierde lid, van de wet, een aanwijzing geven aan de luchtvaartmaatschappij.

Artikel 6

Onder vernummering van artikel 11 tot artikel 6 is het woord ‘post’ aan het artikel toegevoegd omdat onder Verordening (EG) 300/2008 voor vracht en post hetzelfde regime geldt. Deze bepaling vloeit voort uit artikel 37l van de wet en behelst een voorschrift voor verpakking.

Artikel 7

Onder vernummering van artikel 12 in de vorige regeling tot artikel 7 is dit artikel aanzienlijk gewijzigd. Reden voor de wijziging is een aanscherping van regels voor geregistreerde aanbieders van vracht. De vereisten zoals genoemd in het tweede tot en met het vijfde lid van de vorige regeling zijn uitgewerkt in de EU-verordening 185/2010. Voornoemde leden zijn daarmee overbodig en om die reden geschrapt. Op grond van hoofdstuk 6 van EU-verordening 185/2010 wordt de bekende afzender als geregistreerde aanbieder niet meer door de erkend agent aangewezen maar door de bevoegde autoriteit, in dit geval de Commandant van de Koninklijke marechaussee. De bekende afzender dient zich, evenals de erkende agent, bij de Commandant van de Koninklijke marechaussee te registreren waarna deze door de Commandant van de Koninklijke marechaussee wordt gecertificeerd indien voldaan is aan de geldende voorwaarden.

Iedere erkende agent of bekende afzender die verwacht met een zekere regelmaat bedrijfsmatig vracht aan te bieden aan een luchtvaartmaatschappij en die vanaf Nederlands grondgebied vracht vervoert, kan zich laten inschrijven in de ‘EG-gegevensbank’. Deze inschrijving geschiedt na invulling van de toolkit, welke kan worden gedownload van de website van de Koninklijke marechaussee, een bezichtiging op locatie en goedkeuring door de Commandant van de Koninklijke marechaussee. De inschrijving als geregistreerde aanbieder in de EG-gegevensbank is geldig in de gehele Europese Unie.

Artikel 8

Teneinde de maatregelen ten aanzien van de veiligheid in de burgerluchtvaart zoveel mogelijk te garanderen is het van belang dat men betrouwbaar personeel in dienst heeft. Deze bepaling ziet erop toe dat in de gehele keten van de burgerluchtvaart personeel op grond van de vereisten in van Verordening (EG) 300/2008 een achtergrondcontrole heeft ondergaan. Dit geldt voor zowel personeel dat reeds in dienst is als nieuw aan te nemen personeel. Het betreft een verklaring omtrent het gedrag, tenzij de functie is aangemerkt als een vertrouwensfunctie waarvoor een ander onderzoek geldt. Op termijn wordt dit vereiste uit de verordening nader uitgewerkt in de luchtvaartwet.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

Naar boven