Splitsing en overdracht opsporingsvergunning F14

29 december 2009

Nr. ET/EM / 9220495

De Minister van Economische Zaken,

Procesverloop:

  • Grove Energy Limited, Wintershall Noordzee B.V., GDF Suez E&P Nederland B.V., TAQA Licenses Offshore B.V. en Rosewood Exploration Ltd. Zijn thans de houder van de bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 10 oktober 2006 met kenmerk ET/EM/6079304 (Stcrt. 200) verleende opsporingsvergunning voor blok F14 van het continentaal plat, laatstelijk gewijzigd bij het besluit met kenmerk ET/EM/8182320 van 20 november 2008, welk blok is aangegeven op de als bijlage 3 bij de Mijnbouwregeling gevoegde kaart;

  • De vergunninghouder heeft per brief van 30 november 2009 gevraagd om op grond van artikel 19, onder a, van de Mijnbouwwet de vergunning te splitsen, zodat twee nieuwe vergunningen zullen gelden: één voor Vroeg-Krijt en Jura (ondiep) en één voor de rest (diep) van het blok F14;

  • In deze zelfde brief (30 november 2009) vraagt de vergunninghouder om toestemming, op grond van artikel 20, eerste lid van de Mijnbouwwet, voor overdracht van de vergunning voor het ondiepe gedeelte (hierna genoemd F14-ondiep) aan Grove Energy Limited.;

  • Vervolgens vraagt de vergunninghouder om toestemming op grond van artikel 20, eerste lid van de Mijnbouwwet, voor overdracht van de vergunning voor het overige gedeelte (hierna genoemd F14-diep) aan Wintershall Noordzee B.V., GDF Suez E&P Nederland B.V., TAQA Licences Offshore B.V. en Rosewood Exploration Ltd., en daarbij Wintershall Noordzee B.V. aan te wijzen als de persoon die de feitelijke werkzaamheden verricht of daartoe opdracht verleent, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, van de Mijnbouwwet;

  • TAQA Licenses Offshore B.V. heeft samen met haar medevergunninghouders bij brief van 6 november 2009 gevraagd om toestemming op grond van artikel 20 van de Mijnbouwwet voor overdracht van de winningsvergunning F14 zodat TAQA Offshore B.V. in de plaats treedt van TAQA Licenses Offshore B.V. Dit verzoek wordt tezamen met het verzoek van 30 november behandeld, zodat de toestemming wordt beschouwd als te zijn gevraagd voor de overdracht van de vergunningvoor F14-diep aan Wintershall Noordzee B.V., GDF Suez E&P Nederland B.V., Rosewood Exploration Ltd. en TAQA Offshore B.V.;

  • TNO Bouw en Ondergrond, Adviesgroep EZ (hierna genoemd TNO), heeft op verzoek van de Minister van Economische Zaken, op 8 december 2009 advies uitgebracht.

Overwegingen voor splitsing:

  • Op grond van artikel 135, tweede en vierde lid, van het Mijnbouwbesluit gelden na de splitsing van de opsporingsvergunning voor de nieuwe vergunningen dezelfde beperkingen en voorschriften, alsmede dezelfde tijdsduur, als voor de te splitsen vergunning;

  • De twee na splitsing ontstane vergunningen tezamen gelden voor hetzelfde gebied als waarvoor de te splitsen vergunning geldt. Hiermee is voldaan aan het vereiste van artikel 135, derde lid, van het Mijnbouwbesluit;

  • Op basis van de huidige kennis leidt splitsing van het vergunninggebied er niet toe dat een voorkomen zich na splitsing in twee vergunninggebieden zal bevinden. Hiermee is voldaan aan de eis van artikel 136 van het Mijnbouwbesluit;

  • Voor het blok waarvoor na splitsing de opsporingsvergunningen gelden, geldt niet ook een opslagvergunning (artikel 20, eerste lid, Mijnbouwwet in samenhang met artikel 7, tweede lid, Mijnbouwwet);

  • Er bestaat geen reden de toestemming tot splitsing te weigeren op grond van artikel 141 van het Mijnbouwbesluit;

  • TNO heeft geadviseerd in te stemmen met de splitsing van de vergunningen in verticale zin, zoals door de vergunninghouder is voorgesteld, en daar een nadere omschrijving aan te geven

  • Noch de technische of financiële mogelijkheden van de beoogde vergunninghouders, noch de wijze waarop zij voornemens zijn met de vergunning activiteiten te verrichten, noch hun efficiëntie en verantwoordelijkheidszin bij opsporingsactiviteiten geven aanleiding de gevraagde toestemming te weigeren (artikel 20, eerste lid, Mijnbouwwet in samenhang met artikel 9, eerste lid, onder a tot en met c, Mijnbouwwet);

  • In de opsporingsvergunning is in artikel 3 bepaald dat Energie Beheer Nederland B.V. wordt aangewezen als vennootschap als bedoeld in artikel 82 van de Mijnbouwwet. Dit voorschrift kan komen te vervallen als gevolg van de wet van 12 juni 2008 (wijziging van de Mijnbouwwet, Stb. 248). Aanwijzing van Energie Beheer Nederland B.V. is niet meer nodig nu artikel 87 de deelneming in opsporingswerkzaamheden regelt en Energie Beheer Nederland B.V. bij besluit van de Minister van Economische Zaken van 8 augustus 2008 (Stcrt. 155) als vennootschap als bedoeld in artikel 82, eerste lid is aangewezen;

  • Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning geldt, is geen andere vergunning aan derden verleend, anders dan hiervoor genoemd.

Gelet op artikel 19, 20 en artikel 22 van de Mijnbouwwet, hoofdstuk 9 van het Mijnbouwbesluit en artikel 1.3.7, derde lid, van de Mijnbouwregeling;

Besluit:

Artikel 1 Splitsing van de opsporingsvergunning F14

  • 1. De opsporingsvergunning voor blok F14 wordt gesplitst in twee opsporingsvergunningen, elk voor een apart deel (F14-ondiep en F14-diep) van het blok.

  • 2. Het ene deel van het blok F14, dat door de in artikel 2 bedoelde splitsing ontstaat, zal worden aangeduid als blok F14-ondiep.

    Het gebied waarvoor de vergunning geldt, is beperkt tot gesteenten van Vroeg-Krijt en Jura.

    De oppervlakte van dit blok bedraagt 403 km2.

  • 3. Het andere deel van het blok F14, dat door de in artikel 2 bedoelde splitsing ontstaat, zal worden aangeduid als blok F14-diep.

    De vergunning geldt niet voor de gesteenten Vroeg-Krijt en Jura.

    De oppervlakte van dit blok bedraagt 403 km2.

Artikel 2 Opsporingsvergunning F14-ondiep

  • 1. Aan Grove Energy Limited, Wintershall Noordzee B.V., GDF Suez E&P Nederland B.V., TAQA Licenses Offshore B.V., en Rosewood Exploration Ltd. tezamen (hierna vergunninghouder) wordt een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend. De vergunning geldt voor het blok F14-ondiep, zoals aangegeven in Artikel I, onder artikel 2.

  • 2. De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van zijn verzoek tot verlenging van de vergunningtermijn van 30 september 2008 en zet voor afloop van de vergunning een daarop gebaseerde boring.

    De eerste volzin is enkel van toepassing voor zover het werkprogramma en de daarop gebaseerde boring betrekking hebben op het vergunningsgebied zoals bepaald in artikel I lid 2.

  • 3. Grove Energy Limited wordt aangewezen als de persoon die de feitelijke werkzaamheden verricht of daartoe opdracht verleent.

  • 4. Het tijdvak waarvoor de vergunning geldt eindigt op 21 november 2010.

Artikel 3 Opsporingsvergunning F14-diep

  • 1. Aan Grove Energy Limited, Wintershall Noordzee B.V., GDF Suez E&P Nederland B.V., TAQA Licenses Offshore B.V., en Rosewood Exploration Ltd. tezamen (hierna vergunninghouder) wordt een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend. De vergunning geldt voor het blok F14-diep, zoals aangegeven in Artikel I, onder artikel 3.

  • 2. De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van zijn verzoek tot verlenging van de vergunningtermijn van 30 september 2008 en zet voor afloop van de vergunning een daarop gebaseerde boring.

    De eerste volzin is enkel van toepassing voor zover het werkprogramma en de daarop gebaseerde boring betrekking hebben op het vergunningsgebied zoals bepaald in artikel I, artikel 3.

  • 3. Grove Energy Limited wordt aangewezen als de persoon die de feitelijke werkzaamheden verricht of daartoe opdracht verleent.

  • 4. Het tijdvak waarvoor de vergunning geldt eindigt op 21 november 2010.

Artikel 4 Toestemming overdracht opsporingsvergunning F14-ondiep

  • 1. Aan Grove Energy Limited, Wintershall Noordzee B.V., GDF Suez E&P Nederland B.V., TAQA Licenses Offshore B.V., en Rosewood Exploration Ltd. (de houder van de opsporingsvergunning F14-ondiep zoals genoemd in artikel II, artikel 1) wordt toestemming verleend tot het doen overgaan van de opsporingsvergunning F14-ondiep zodat Grove Energy Limited houder worden van deze opsporingsvergunning.

  • 2. De vergunninghouder doet van de overdracht onverwijld schriftelijk mededeling aan de Minister van Economische zaken en aan Energie Beheer Nederland B.V., Postbus 19063, 3501 DB Utrecht.

Artikel 5 Toestemming overdracht opsporingsvergunning F14-diep

  • 1. Aan Grove Energy Limited, Wintershall Noordzee B.V., GDF Suez E&P Nederland B.V., TAQA Licenses Offshore B.V., en Rosewood Exploration Ltd. (de houder van de opsporingsvergunning F14-diep zoals genoemd in artikel III, artikel 1) wordt toestemming verleend tot het doen overgaan van de opsporingsvergunning F14-diep zodat Wintershall Noordzee B.V., GDF Suez E&P Nederland B.V., TAQA Offshore B.V., en Rosewood Exploration Ltd. houder wordt van deze opsporingsvergunning.

  • 2. Wintershall Noordzee B.V. wordt aangewezen als de persoon die de feitelijke werkzaamheden verricht of daartoe opdracht verleent.

  • 3. De vergunninghouder doet van de overdracht onverwijld schriftelijk mededeling aan de Minister van Economische zaken en aan Energie Beheer Nederland B.V., Postbus 19063, 3501 DB Utrecht.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

Y. Peters.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken (ALP: L/204), Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven