ARTIKEL I
De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:
2. Het eerste lid, onderdeel o, komt te luiden:
3. In het eerste lid, onderdeel p, wordt ‘aanvraagformulier’ vervangen door: foto- en handtekeningformulier.
4. Het eerste lid, onderdeel q, komt te luiden:
q. administratienummer: het administratienummer, bedoeld in artikel 50 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
dan wel in de artikelen 10 en 11 van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES;
5. Het eerste lid, onderdeel r, komt te luiden:
r. burgerservicenummer : het nummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
6. In het eerste lid wordt na onderdeel bb een onderdeel ingevoegd, luidende:
cc. transporteur: het bedrijf dat, in voorkomende gevallen met inschakeling van tussenpersonen, zorg draagt voor de distributie
van reisdocumenten, bijschrijvingsstickers, identificatiekaarten en overige materialen tussen het ministerie van Buitenlandse
Zaken en de bevoegde autoriteiten in de openbare lichamen;
7. In het eerste lid, onderdeel dd, wordt ‘de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door: de Vreemdelingenwet 2000 of de Wet toelating
en uitzetting BES.
8. In het tweede lid wordt ‘de burgemeesters’ vervangen door: de burgemeesters en de gezaghebbers.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘Burgemeester’ vervangen door: Burgemeester en gezaghebber.
2. In de aanhef wordt ‘De burgemeester’ vervangen door ‘De burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘zijn gemeente’ vervangen
door ‘zijn gemeente, onderscheidenlijk openbaar lichaam’.
3. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ Geplaatst.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De gezaghebber neemt ten behoeve van een persoon die in aanmerking komt voor een reisdocument als bedoeld in de artikelen
9, 11, 12, 13, 14 of 15, tweede lid, van de wet, maar op het moment van vertrek uit het openbaar lichaam niet in het bezit
is van een geldig nationaal paspoort, reisdocument voor vluchtelingen of reisdocument voor vreemdelingen, met inachtneming
van het bepaalde in hoofdstuk XIVa, een aanvraag in ontvangst voor en gaat over tot de verstrekking van:
a. een noodpaspoort, indien de aanvrager Nederlander is;
b. een laissez-passer, indien verstrekking van een noodpaspoort met gebruikmaking van het reisdocumentenstation niet mogelijk
is of de aanvrager vreemdeling is.
C
In artikel 8 wordt ‘De burgemeester’ vervangen door ‘De burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘de burgemeester’ vervangen
door ‘de burgemeester of de gezaghebber’.
D
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11. Vaststelling aanspraken op reisdocumenten als bedoeld in artikel 11 en 13 van de wet
1. De vaststelling van het recht op een reisdocument voor vluchtelingen als bedoeld in artikel 11 van de wet geschiedt op grond
van de gegevens die over het verblijfsrecht en de nationaliteit van de aanvrager in de basisadministratie zijn opgenomen,
alsmede aan de hand van het door de aanvrager overgelegde verblijfsdocument waaruit diens nationaliteit blijkt, en:
a. waaruit diens verblijfsrecht ingevolge artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000 blijkt, of
b. waaruit diens verblijfsrecht ingevolge artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES blijkt.
2. De vaststelling van het recht op een reisdocument voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 13 van de wet geschiedt op grond
van de gegevens die over het verblijfsrecht en de staatloosheid van de aanvrager in de basisadministratie zijn opgenomen,
alsmede aan de hand van het door de aanvrager overgelegde verblijfsdocument, waaruit het gegeven van diens staatloosheid blijkt,
en:
a. waaruit diens verblijfsrecht ingevolge artikel 14 of 20 van de Vreemdelingenwet 2000 blijkt, of
b. waaruit diens toelating als staatloze in de openbare lichamen blijkt.
3. Indien de in de basisadministratie opgenomen gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid afwijken van de gegevens die
zijn vermeld in het door de aanvrager overgelegde verblijfsdocument dan wel anderszins onzekerheid bestaat over deze gegevens,
wordt daarnaar een gericht onderzoek ingesteld waarbij de gegevens die over het verblijfsrecht en de nationaliteit dan wel
staatloosheid van de aanvrager in de vreemdelingenadministratie zijn opgenomen, mede worden betrokken.
E
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘artikel 14 en 15, tweede lid,’ vervangen door: artikel 12, 14 en 15, tweede lid,.
2. Het eerste lid komt te luiden:
3. Het tweede lid, onderdeel III, komt te luiden:
4. In het tweede lid, onderdeel V, in de aanhef, vervalt ‘als bedoeld in artikel 14 of 15, tweede lid, van de wet’.
5. Het tweede lid, onderdeel V, onderdeel d, komt te luiden:
d. indien de aanvrager van een reisdocument als bedoeld in artikel 12 of 15, tweede lid, van de wet niet in het bezit is van
een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd, met welk doel hij zich wenst te begeven buiten het Europese
dan wel het Caribische deel van Nederland.
6. In het vierde lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
F
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a. Beslissing inzake de aanspraak op een reisdocument als bedoeld in artikel 12 van de wet, aangevraagd in de openbare
lichamen
1. De Minister van Justitie vermeldt in het formulier of tegen het verlenen van een reisdocument voor vluchtelingen als bedoeld
in artikel 12 van de wet op verblijfsrechtelijke gronden bedenkingen bestaan. Indien dit het geval is, vermeldt de Minister
van Justitie in het formulier zijn bedenkingen.
2. De daartoe aangewezen ambtenaar voorziet het formulier op de bestemde plaats van zijn handtekening en zendt het aan de Minister
van Buitenlandse Zaken.
3. De Minister van Buitenlandse Zaken vermeldt in het formulier of en zo ja, welke bedenkingen hij heeft tegen de verstrekking
van het aangevraagde reisdocument. Het formulier wordt door de daartoe aangewezen ambtenaar op de bestemde plaats voorzien
van zijn handtekening en teruggezonden aan de gezaghebber waar de aanvraag is ingediend. Het teruggezonden formulier wordt
door de gezaghebber aangemerkt als de in artikel 40, zesde lid, van de wet vereiste vaststelling door de Minister van Justitie
in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken of door de aanvrager is voldaan aan de voorwaarden voor een aanspraak
op verstrekking van een reisdocument voor vluchtelingen als bedoeld in artikel 12 van de wet. In dat geval is het in het teruggezonden
formulier neergelegde oordeel van de Minister van Buitenlandse Zaken doorslaggevend.
G
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de burgemeester’ telkens vervangen door ‘de burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘artikel 40,
tweede lid,’ vervangen door ‘artikel 40, vijfde en zesde lid,’.
2. In het derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt ‘burgemeester’ telkens vervangen door: burgemeester of de gezaghebber.
3. In het vierde lid wordt ‘artikel 40, tweede lid’ vervangen door: artikel 40, vijfde en zesde lid.
H
In artikel 15 wordt ‘de burgemeester’ telkens vervangen door ‘de burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘artikel 40, tweede
lid,’ vervangen door ‘artikel 40, vijfde en zesde lid,’.
I
Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘een verblijfsrecht ingevolge artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door ‘een
verblijfsrecht ingevolge artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel ingevolge artikel 12a van de Wet toelating
en uitzetting BES’ en wordt ‘artikel 40, tweede lid,’ vervangen door ‘artikel 40, vijfde en zesde lid,’.
2. In het tweede lid wordt ‘artikel 14 of 20 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door: artikel 14 of 20 van de Vreemdelingenwet
2000, dan wel ingevolge de Wet toelating en uitzetting BES,.
J
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door: als bedoeld in artikel 28
van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel als bedoeld in artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES,.
2. In het derde lid wordt ‘als bedoeld in artikel 20 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door: als bedoeld in artikel 20
van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel als bedoeld in de Wet toelating en uitzetting BES,.
3. In het vierde lid wordt ‘als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door: als bedoeld in artikel 14
van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel als bedoeld in de Wet toelating en uitzetting BES,.
K
In artikel 23, achtste lid, wordt ‘tevens het sofi-nummer’ vervangen door: ,indien de aanvrager een burgerservicenummer heeft,
tevens het burgerservicenummer.
L
In het opschrift van artikel 32 wordt ‘gezaghebber’ vervangen door: degene die het gezag uitoefent.
M
In artikel 33, tweede lid, wordt ‘de burgemeester van de gemeente’ vervangen door: de burgemeester van de gemeente of de
gezaghebber van het openbaar lichaam.
N
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de gemeente’ vervangen door ‘de gemeente of het openbaar lichaam’ en wordt aan het slot een punt
toegevoegd.
2. In het tweede lid wordt ‘de in het eerste lid bedoelde basisadministratie’ vervangen door ‘de basisadministratie van de gemeente
waar de aanvraag in ontvangst wordt genomen,’ en wordt ‘in enige basisadministratie’ vervangen door ‘in enige basisadministratie
van een gemeente’.
3. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd,
luidende:
3. Indien het bij te schrijven kind niet als ingezetene in de basisadministratie van het openbaar lichaam waar de aanvraag in
ontvangst wordt genomen, is ingeschreven, worden de in het eerste lid bedoelde gegevens geverifieerd:
a. in het openbaar lichaam waar het bij te schrijven kind als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, dan wel
b. aan de hand van de bewijsstukken die, door degene die het verzoek tot bijschrijving doet, worden overgelegd, indien het bij
te schrijven kind niet als ingezetene in enige basisadministratie van een openbaar lichaam is ingeschreven.
O
In artikel 35 wordt ‘Artikel 34, tweede lid,’ vervangen door: Artikel 34, tweede en derde lid,.
P
In artikel 37 wordt ‘kan verzoeken’ vervangen door: kan de burgemeester verzoeken.
Q
Aan het opschrift van artikel 43 wordt toegevoegd: in de gemeenten
R
Na artikel 43 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 43a. In ontvangstneming van geleverde documenten in de openbare lichamen
1. De gepersonaliseerde reisdocumenten, bijschrijvingsstickers en identificatiekaarten die bestemd zijn voor de openbare lichamen,
worden in Nederland bij het ministerie van Buitenlandse Zaken afgeleverd. De artikelen 57 tot en met 60 van de Paspoortuitvoeringsregeling
Buitenland 2001 zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De in het eerste lid bedoelde documenten worden door de transporteur afgeleverd bij de uitgiftelocatie in de openbare lichamen.
3. Op de uitgiftelocatie worden de in het eerste lid bedoelde documenten in ontvangst genomen door een daartoe aangewezen ambtenaar
als bedoeld in artikel 81a, eerste lid, die zich legitimeert met een geldig identiteitsdocument.
4. De aflevering van de zending vindt plaats op het voor de desbetreffende uitgiftelocatie afgesproken tijdstip.
5. Indien de persoon die de zending in ontvangst neemt zich desgevraagd niet of niet voldoende kan legitimeren dan wel onvoldoende
zekerheid bestaat met betrekking tot zijn bevoegdheid om de zending in ontvangst te nemen, dan wel om enige andere reden door
een handelen of nalaten van de bevoegde autoriteit een veilige aflevering op de uitgiftelocatie niet mogelijk is, wordt de
zending niet overgedragen.
S
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het opschrift wordt toegevoegd: bij gemeenten.
2. In het eerste lid wordt ‘na de controle van de zending als bedoeld in artikel 44 of 45’ vervangen door ‘na de controle van
de zending als bedoeld in artikel 44 of 45 in een gemeente’ en wordt ‘voor een andere autoriteit’ vervangen door ‘voor een
andere burgemeester’.
T
Na artikel 46 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 46a. Vernietigen van verkeerd geleverde documenten bij de openbare lichamen
De documenten die na de controle van de zending als bedoeld in de artikelen 44 of 45 in de openbare lichamen voor een andere
autoriteit blijken te zijn bestemd, worden op de uitgiftelocatie vernietigd op de in artikel 67, tweede lid, aangegeven wijze.
U
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt ‘bij de leverancier’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In het geval de zending zich nog onder de distributeur bevindt, draagt deze er zorg voor dat de zending alsnog de volgende
dag wordt afgeleverd bij de uitgiftelocatie in het Europese deel van Nederland, onderscheidenlijk bij de Minister van Buitenlandse
Zaken, indien de zending bestemd is voor een gezaghebber.
3. In het derde lid wordt ‘uitgiftelocatie’ telkens vervangen door: uitgiftelocatie in het Europese deel van Nederland.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
V
In artikel 48 wordt ‘tweede of derde lid’ vervangen door: tweede, derde of vijfde lid.
W
Aan het opschrift van artikel 51 wordt ’binnen het Europese deel van Nederland’ toegevoegd.
X
Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘een reisdocument’ vervangen door: een reisdocument waarvan de aanvraag is ingediend bij een burgemeester.
2. In het derde lid wordt ‘een gemeente’ vervangen door: de burgemeester van een gemeente.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
Y
In artikel 58, eerste en derde lid, wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
Z
In artikel 59 wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
AA
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de burgemeester van de gemeente’ vervangen door: de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber
van het openbaar lichaam.
2. In het tweede en het derde lid wordt ‘de gemeente’ vervangen door: de gemeente of het openbaar lichaam.
3. In het vierde lid wordt ‘basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: basisadministratie van een gemeente is ingeschreven.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
BB
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door ‘De burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘de burgemeester van
de gemeente’ vervangen door ‘de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam’.
2. In het tweede lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘bevoegde burgemeester’
vervangen door ‘bevoegde burgemeester of gezaghebber’.
CC
In artikel 63 wordt ‘burgemeester’ telkens vervangen door: burgemeester of de gezaghebber.
DD
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘de burgemeester van de gemeente’ vervangen door: de burgemeester van de gemeente of
de gezaghebber van het openbaar lichaam.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘de burgemeester’ vervangen door ‘de burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘in welke
gemeente’ vervangen door ‘in welke gemeente of in welk openbaar lichaam’.
EE
In artikel 65, eerste lid, wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
FF
In artikel 66 wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
GG
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door ‘De burgemeester of de gezaghebber’ en wordt in onderdeel e ‘van
zijn gemeente’ vervangen door ‘van zijn gemeente of openbaar lichaam’.
2. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Voordat het reisdocument wordt teruggegeven aan de houder, wordt gecontroleerd
of de chip onbruikbaar is.
HH
In artikel 68 wordt ‘de gemeente’ vervangen door: de gemeente of het openbaar lichaam.
II
In artikel 69 wordt ‘de burgemeester’ vervangen door: de burgemeester, de gezaghebber.
JJ
In artikel 70 wordt ‘de gemeente’ vervangen door: de gemeente of het openbaar lichaam.
KK
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘de Nederlandse Antillen dan wel Aruba’ vervangen door: Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
2. In het eerste lid, onderdeel d, en in het tweede lid wordt ‘de burgemeester van de gemeente’ vervangen door: de burgemeester
van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam.
LL
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of van Aruba’ vervangen door: de Gouverneur van Aruba, Curaçao
of Sint Maarten.
2. In onderdeel c wordt ‘artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: artikel 141 en 142 van het Wetboek
van Strafvordering en artikel 184 en 185 van het Wetboek van Strafvordering BES.
3. In onderdeel d wordt ‘het openbaar ministerie’ vervangen door: het openbaar ministerie van het Europese deel van Nederland
en het openbaar ministerie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
4. In onderdeel g wordt ‘het college van burgemeester en wethouders’ vervangen door: het college van burgemeester en wethouders
of het bestuurscollege.
MM
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
2. In het tweede lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door ‘De burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘zijn gemeente’ vervangen
door ‘zijn gemeente of openbaar lichaam’.
3. In het vierde en het vijfde lid wordt ‘de burgemeester van de gemeente’ vervangen door: de burgemeester van de gemeente of
de gezaghebber van het openbaar lichaam.
NN
Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘de burgemeester’ vervangen door ‘de burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘diens
gemeente’ vervangen door ‘diens gemeente of openbaar lichaam’.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘in de Nederlandse Antillen of Aruba’ vervangen door ‘in Aruba, Curaçao of Sint Maarten’.
3. In het derde lid wordt ‘de burgemeester van de gemeente’ vervangen door ‘de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber
van het openbaar lichaam’.
OO
Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester dan wel de gezaghebber,’.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De burgemeester of de gezaghebber draagt er zorg voor dat de handelingen, bedoeld in het eerste lid, die plaatsvinden in
een niet tot de gemeentelijke organisatie, onderscheidenlijk de organisatie van het openbaar lichaam, behorende uitgiftelocatie
uitsluitend worden verricht door bezoldigde ambtenaren van de gemeente onderscheidenlijk het openbaar lichaam.
PP
Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘burgemeester’ telkens vervangen door ‘burgemeester of de gezaghebber’ en vervalt telkens ‘van zijn
gemeente’.
2. In het derde en vierde lid wordt ‘burgemeester’ vervangen door: burgemeester of de gezaghebber.
QQ
In artikel 80, tweede lid, vervalt ‘binnen de gemeente’.
RR
In artikel 80b, eerste lid, wordt ‘De burgemeester’ vervangen door ‘De burgemeester dan wel de gezaghebber,’ en vervalt ‘van
zijn gemeente’.
SS
Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het opschrift wordt toegevoegd ‘bij de gemeenten’.
2. Het vijfde lid vervalt.
TT
Artikel 82 komt te luiden:
Artikel 82. De tot ontvangst van zendingen bevoegde ambtenaren bij de openbare lichamen
1. De gezaghebber of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar wijst ten minste drie ambtenaren aan om zendingen van gepersonaliseerde
documenten in ontvangst te nemen.
2. De aanmelding, registratie en vervanging van de tot ontvangst bevoegde ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats
bij de transporteur.
UU
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door ‘De burgemeester dan wel de gezaghebber,’, wordt ‘in zijn gemeente’
vervangen door ‘in zijn gemeente of openbare lichaam’ en wordt ‘de distributeur’ vervangen door ‘de distributeur of de transporteur’.
2. In het tweede lid wordt ‘in de gemeente’ vervangen door: in de gemeente of het openbaar lichaam.
3. In het vijfde lid wordt ‘aan de burgemeester van de desbetreffende gemeente’ vervangen door: aan de burgemeester dan wel
de gezaghebber.
VV
Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
WW
Artikel 85, eerste lid, komt te luiden:
XX
In artikel 87, eerste en tweede lid, wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
YY
In artikel 88 wordt ‘het gemeentewapen’ vervangen door: het gemeentewapen of het wapen van het openbaar lichaam.
ZZ
Artikel 91, tweede lid, komt te luiden:
2. De plaatsen waar de reisdocumenten, de bijschrijvingsstickers, de documentatie en de overige materialen zijn opgeslagen,
alsmede de ruimte waarin de apparatuur en de programmatuur zich bevinden, zijn uitgerust met een electronisch inbraakalarmeringssysteem
dat voorziet in een zogenoemde permanente vaste-lijn-verbinding met een door de rijksoverheid toegelaten alarmcentrale. Voor
zover een openbaar lichaam niet beschikt over een inbraakalarmeringssysteem, bedoeld in de eerste zin van dit lid, dienen
deze plaatsen en deze ruimte onder permanente fysieke (24-uurs) bewaking te staan.
AAA
In artikel 93, vijfde, achtste, twaalfde en dertiende lid, wordt ‘burgemeester’ vervangen door: burgemeester of de gezaghebber.
BBB
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vijfde lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
2. In het derde lid wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘in de gemeeente’ vervangen
door ‘in de gemeente of in het openbaar lichaam’.
CCC
In artikel 96 wordt ‘de burgemeester’ vervangen door ‘de burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘zijn gemeente’ vervangen
door ‘zijn gemeente of openbare lichaam’.
DDD
In de artikelen 97, eerste lid, en 98, tweede lid, wordt ‘De burgemeester’ vervangen door: De burgemeester of de gezaghebber.
EEE
Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het bestuurscollege stelt het agentschap BPR op de hoogte van het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van
rechten als bedoeld in in artikel 2a, tweede lid, van het Besluit paspoortgelden, door het zenden van een afschrift van de
beschikking waarbij de kwijtschelding is verleend.
FFF
In artikel 100 wordt ‘het college van burgemeester en wethouders’ vervangen door ‘het college van burgemeester en wethouders
of het bestuurscollege’, wordt ‘artikel 22 van de Comptabiliteitswet’ vervangen door ‘artikel 66 van de Comptabiliteitswet
2001’ en wordt ‘artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet’ vervangen door ‘artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet en
artikel 38, derde lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba’.
GGG
Voor hoofdstuk XV wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK XIVA. DE VERSTREKKING VAN NOODDOCUMENTEN IN DE OPENBARE LICHAMEN
§ 1. Aanspraak en geldigheid nooddocumenten
Artikel 100a. Aanspraak
1. Het verstrekken van een nooddocument kan uitsluitend geschieden ten behoeve van een aanvrager ten aanzien van wie, vanwege
aantoonbare medische of humanitaire redenen, voldoende aannemelijk is dat zijn reis geen uitstel gedoogt, en die niet in staat
moet worden geacht op tijd een ander geldig reisdocument te verkrijgen.
2. In verband met het eerste lid wordt van de aanvrager overlegging van bescheiden verlangd waaruit de medische of humanitaire
redenen en de spoedeisendheid van de reis kunnen worden afgeleid, zoals bewijzen van de noodzakelijkheid van een ziekenhuisopname
van betrokkene, dan wel van ziekenhuisopname of overlijden van familieleden van betrokkene, uitnodigingen van officiële instanties,
alsmede vervoersbewijzen of hotelreserveringen die met het voorgaande verband houden.
Artikel 100b. Geldigheid
1. Een nooddocument is maximaal een jaar geldig.
2. Bij het vaststellen van de geldigheidsduur wordt rekening gehouden met de duur van de reis, alsmede de door het land van
bestemming en de landen van doorreis vereiste minimale geldigheid van het reisdocument na binnenkomst, dan wel vertrek van
de houder.
3. De territoriale geldigheid van een noodpaspoort omvat alle landen.
4. De territoriale geldigheid van een laissez-passer omvat het land van bestemming en de landen waarvan de houder op zijn doorreis
de grens passeert, behoudens het bepaalde in het vijfde lid.
5. Indien de verstrekking van een laissez-passer geschiedt ten behoeve van een vreemdeling, omvat de territoriale geldigheid
nimmer het land waarvan de houder de nationaliteit bezit.
§ 2. Aanvraagprocedure
Artikel 100c. Verificatie identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie
1. Op het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit, de nationaliteit en, voor zover het een vreemdeling betreft,
tevens de verblijfsrechtelijke positie van de aanvrager, zijn de artikelen 9, 11 en 12, eerste en tweede lid, met uitzondering
van onderdeel II, derde lid en artikel 22, met uitzondering van het derde lid, van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de aanvrager als ingezetene is ingeschreven in een basisadministratie van een ander openbaar lichaam, in de basisadministratie
van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, dan wel in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens vindt zover mogelijk verificatie
van diens identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie in die basisadministratie plaats.
Artikel 100d. Het opmaken van de aanvraag
1. Op het opmaken van de aanvraag voor een nooddocument zijn de artikelen 21, met uitzondering van het vierde lid, 23, met uitzondering
van het achtste lid, 26, met uitzondering van het tweede lid, 27, met uitzondering van het zesde lid, 28, 29, 30, 31 en 32
van overeenkomstige toepassing.
2. Op het opnemen van de foto en de handtekening van de aanvrager is artikel 38, met uitzondering van het vierde lid, van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 100e. Beslissing op de aanvraag en machtiging tot verstrekking
1. Indien de aanvraag voor een nooddocument betrekking heeft op een Nederlander dan wel op een als ingezetene in de basisadministratie
van een openbaar lichaam ingeschreven vreemdeling die recht heeft op verstrekking van een reisdocument als bedoeld in artikel
11 of 13 van de wet, beslist de gezaghebber of het aangevraagde nooddocument kan worden uitgereikt, onverminderd het bepaalde
in het derde lid.
2. In alle andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen vindt verstrekking van een nooddocument door de gezaghebber slechts
plaats na machtiging van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan wie daartoe per fax of op een andere
beveiligde wijze een kopie van de aanvraaggegevens, waaronder het formulier C1, ter beschikking wordt gesteld.
3. De gezaghebber die een aanvraag in behandeling neemt betreffende een persoon die blijkens de in artikel 5 bedoelde administratie
in het register paspoortsignaleringen is vermeld, legt deze aanvraag onverwijld voor aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties die beslist of hij de gezaghebber machtigt om tot verstrekking van een nooddocument over te gaan.
Artikel 100f. Afhandeling van de aanvraag na de beslissing
1. De daartoe aangewezen ambtenaar vermeldt na de beslissing dat het nooddocument kan worden verstrekt, in de aanvraag:
a. het gegeven dat de verstrekking heeft plaatsgevonden;
b. de datum van de verstrekking;
c. de datum waarop de geldigheidsduur van het uit te reiken nooddocument eindigt;
d. de verstrekkende autoriteit.
2. Indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 100e, derde lid, of een aanvraag voor een laissez-passer, wordt
in de aanvraag vermeld voor welke landen het nooddocument geldig is.
Artikel 100g. Vastlegging aanvraaggegevens, foto en handtekening
1. De daartoe aangewezen ambtenaar draagt zorg dat de aanvraaggegevens in het reisdocumentenstation en de foto en handtekening
in het aanvraagstation worden vastgelegd.
2. De in het aanvraagstation vastgelegde gegevens worden verwerkt en doorgezonden naar het reisdocumentenstation.
3. Indien de beslissing op de aanvraag ingevolge artikel 100e, tweede of derde lid, is aangehouden, worden de in de artikel
100f genoemde gegevens in het reisdocumentenstation vastgelegd, nadat de verstrekking heeft plaatsgevonden.
Artikel 100h. Vastlegging tijdstip en autoriteit van inlevering nooddocument
1. Na de verstrekking worden de datum waarop het nooddocument uiterlijk moet worden ingeleverd en de autoriteit bij wie de inlevering
dient plaats te vinden, in het reisdocumentenstation vastgelegd.
2. De in het eerste lid bedoelde datum is de datum waarop de geldigheidsduur van het nooddocument eindigt.
3. De ingevolge het eerste lid te vermelden autoriteit is:
a. de burgemeester of de gezaghebber van de woon- of verblijfplaats van de houder, dan wel
b. de door de Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten aangewezen autoriteit, bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen
voor nationale paspoorten, indien de houder in Aruba, Curaçao of Sint Maarten woonachtig is, dan wel
c. de Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, indien de houder het nieuwe reisdocument bij de Gouverneur zal aanvragen,
dan wel
d. het hoofd van de Nederlandse consulaire post in het buitenland, waar de houder het nieuwe reisdocument zal aanvragen.
§ 3. Personaliseren en uitreiking
Artikel 100i. Personaliseren
1. De daartoe aangewezen ambtenaar controleert het aanvraagbestand in het reisdocumentenstation op volledigheid en autoriseert
het gebruik van dit bestand voor het personaliseren van het nooddocument.
2. Het personaliseren van een noodpaspoort geschiedt met behulp van het in het reisdocumentenstation opgenomen aanvraagbestand
en met gebruikmaking van de daartoe bestemde reisdocumentenprinter, overeenkomstig de gebruikershandleiding bij het reisdocumentenstation.
3. Het personaliseren van een laissez-passer geschiedt door de gegevens met de pen op onuitwisbare wijze in de daartoe bestemde
rubrieken van het reisdocument in te vullen, overeenkomstig de in bijlage J opgenomen invulinstructie laissez-passer. Vervolgens
wordt op de in de invulinstructie aangegeven wijze de autoriteit vermeld, die het document heeft verstrekt en het laissez-passer
gewaarmerkt met het in artikel 88 bedoelde dienststempel.
4. Na het personaliseren van het nooddocument wordt het bijbehorende laminaat over de houderpagina aangebracht.
Artikel 100j. Uitreiking en registratie in het reisdocumentenstation
1. Tot uitreiking van het aangevraagde nooddocument wordt slechts overgegaan, nadat de identiteit van de aanvrager in zijn aanwezigheid
is vastgesteld en de aanvrager de in het document weergegeven persoonsgegevens op juistheid heeft gecontroleerd, tenzij artikel
28, derde lid, van de wet van toepassing is.
2. De daartoe aangewezen ambtenaar registreert de uitreiking van het nooddocument in het reisdocumentenstation.
3. Indien bij de uitreiking blijkt dat het nooddocument is beschadigd, onjuist is geproduceerd of gepersonaliseerd dan wel uit
de opslag is verdwenen, wordt dit in het reisdocumentenstation geregistreerd.
4. Indien het nooddocument niet binnen drie maanden, nadat het voor uitreiking beschikbaar is gesteld, door de aanvrager in
ontvangst is genomen, wordt dit geregistreerd in het reisdocumentenstation.
§ 4. Administratie nooddocumenten en verstrekking van gegevens daaruit
Artikel 100k. Administratie van nooddocumenten
1. De gezaghebber voert een administratie van de door hem verstrekte nooddocumenten.
2. De in het eerste lid bedoelde administratie wordt bijgehouden in het reisdocumentenstation, voor zover het de daarin overeenkomstig
de artikelen 100g en 100j opgenomen gegevens betreft.
3. De overige gegevens met betrekking tot de aanvraag, verstrekking en uitreiking worden als afzonderlijke documenten in de
administratie opgenomen op een wijze die raadpleging in samenhang met de in het tweede lid bedoelde gegevens mogelijk maakt.
4. De in de administratie opgenomen gegevens worden gedurende elf jaren na de datum van verstrekking van het betreffende nooddocument
bewaard.
Artikel 100l. Verstrekking van gegevens
Artikel 73 is van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van gegevens uit de administratie van nooddocumenten.
§ 5. Bestelling, aflevering en beheer van nooddocumenten
Artikel 100m. De tot bestelling en ontvangst van blanco documenten bevoegde ambtenaren
1. De gezaghebber of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar wijst ten minste drie ambtenaren aan om namens hem bestellingen
te doen van blanco noodpaspoorten en laissez-passer's bij de leverancier en tevens drie ambtenaren om leveringen daarvan in
ontvangst te nemen.
2. De aanmelding van de tot bestelling en van de tot ontvangst bevoegde ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, alsmede wijzigingen
in deze gegevens, vindt plaats bij het agentschap BPR, met gebruikmaking van de standaardformulieren B6 en B7.
3. Het ingevulde registratieformulier wordt gewaarmerkt met een afdruk van het in artikel 88 bedoelde dienststempel.
4. Het agentschap BPR houdt een registratie bij van de ingevolge het eerste lid aangemelde personen en geeft deze gegevens door
aan de leverancier.
Artikel 100n. Bestelling en aflevering nooddocumenten
1. De nooddocumenten worden met gebruikmaking van modelformulier C11 door de daartoe aangewezen ambtenaar maximaal vier maal
binnen een jaar bij de leverancier besteld. De bestelopdracht wordt gesteld op briefpapier van het openbaar lichaam en, na
ondertekening van de daartoe aangewezen ambtenaar, gewaarmerkt met een afdruk van het in artikel 88 bedoelde dienststempel.
2. Het aantal blanco noodpaspoorten en laissez-passer's dat binnen een jaar kan worden besteld, wordt bepaald door de leverancier
en is gebaseerd op het jaarlijkse aantal verstrekte documenten, in de periode tussen 1 oktober en 30 september, vermeerderd
met vijf procent. De leverancier maakt jaarlijks voor 1 november het aantal te bestellen nooddocumenten voor het daaropvolgende
jaar bekend aan de gezaghebber.
3. Indien tussen twee bestellingen blijkt dat de voorraad noodpaspoorten dan wel laissez-passer's ontoereikend zal zijn, kan
een opdracht voor een spoedbestelling worden geplaatst. De opdracht voor een spoedbestelling kan slechts worden gedaan, nadat
in overleg met de leverancier is vastgesteld dat het aflevertijdstip van de eerstvolgende bestelopdracht niet kan worden vervroegd.
De omvang van de spoedbestelling is niet groter dan noodzakelijk om de periode tot de levering van de eerstvolgende bestelling
te overbruggen.
4. Alvorens een bestelopdracht te plaatsen, wordt nagegaan of de in artikel 100m bedoelde gegevens nog juist zijn.
5. Indien gegevens zijn gewijzigd, dient het nieuwe registratieformulier minstens vijf werkdagen voor het plaatsen van een nieuwe
bestelopdracht in het bezit van het agentschap BPR te zijn.
6. De bestelling wordt door de leverancier bevestigd door toezending van een leveringsbevestiging aan de gezaghebber.
7. De daadwerkelijke aflevering vindt gemiddeld maximaal tien werkdagen na de op de leveringsbevestigingen vermelde dagtekening
plaats door de transporteur.
8. Bij aflevering ondertekent de tot ontvangst bevoegde persoon, bedoeld in artikel 100m, eerste lid, de strook die aan de leveringsbevestiging
is gehecht.
9. De tot ontvangst bevoegde persoon legitimeert zich, op verzoek van de transporteur, met een binnen het koninkrijk uitgegeven
reisdocument of rijbewijs.
10. De aflevering van de zending vindt plaats in de kluisruimte. Indien aflevering in de kluisruimte niet mogelijk of niet doelmatig
is, vindt aflevering plaats in een voor het publiek afgesloten ruimte zo dicht mogelijk bij de kluis.
11. De tot ontvangst bevoegde persoon controleert in het bijzijn van de transporteur aan de hand van de leveringsbevestiging
het aantal pakketten alsmede de verzegeling. Indien de zending niet voor de gezaghebber bestemd is, afwijkingen vertoont,
beschadigd is dan wel documenten ontbreken, wordt hiervan aantekening gemaakt op de aan de leveringsbevestiging gehechte strook
en het agentschap BPR hiervan terstond in kennis gesteld.
12. De ingevulde en ondertekende strook wordt aan de transporteur overhandigd.
13. Indien de persoon die de zending in ontvangst neemt zich desgevraagd niet of niet voldoende kan legitimeren dan wel onvoldoende
zekerheid bestaat met betrekking tot zijn bevoegdheid om de zending in ontvangst te nemen, dan wel om enige andere reden door
een handelen of nalaten van de gezaghebber een veilige aflevering niet mogelijk is, draagt de transporteur de zending niet
over.
Artikel 100o. Ontvangst, veiligstellen en controle ontvangen nooddocumenten
1. Na ontvangst van de zending wordt deze terstond veilig gesteld. Indien de aflevering niet aan de kluis geschiedt, ziet de
ambtenaar die de zending in ontvangst heeft genomen erop toe, dat de zending terstond in de kluis wordt opgeslagen.
2. De bij de zending gevoegde ontvangstbevestiging wordt na vergelijking van de verpakkingseenheden van de zending met de opgave
in de leveringsbevestiging binnen vijf werkdagen na aflevering van de zending, aan de leverancier geretourneerd.
3. De controle van de inhoud van de verpakkingseenheden als bedoeld in het tweede lid geschiedt door de tot ontvangst bevoegde
persoon, en tenminste één andere persoon. Van de controle wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat bij de in artikel 100p bedoelde
voorraadadministratie wordt gearchiveerd.
4. Bij constatering van afwijkingen tussen de inhoud van de zending en de opgave in de leveringsbevestiging wordt terstond contact
opgenomen met de leverancier. De geconstateerde afwijkingen worden schriftelijk medegedeeld aan het agentschap BPR.
Artikel 100p. Voorraadadministratie nooddocumenten
1. De gezaghebber houdt een voorraadadministratie bij van de aan hem beschikbaar gestelde nooddocumenten.
2. Uit de voorraadadministratie dient, uitgesplitst naar soort, aan de hand van de documentnummers te allen tijde te blijken
hoeveel nooddocumenten:
a. in de voorraad aanwezig zijn;
b. aan de voorraad zijn toegevoegd;
c. aan de voorraad zijn onttrokken in verband met uitreiking;
d. zijn verschreven, gestolen, vermist of anderszins als onbruikbaar moeten worden beschouwd.
3. Met betrekking tot de uitgereikte nooddocumenten wordt per opeenvolgend documentnummer apart geregistreerd aan wie uitreiking
van het desbetreffende nooddocument heeft plaatsgevonden.
4. De gezaghebber houdt de voorraadadministratie bij in het reisdocumentenstation.
Artikel 100q. Inventarisatie van de voorraad
1. Eén maal per jaar wordt het aantal in voorraad zijnde blanco nooddocumenten met vermelding van soort en documentnummer vastgesteld.
2. Indien op enig moment een omissie in de voorraad of in de administratie wordt geconstateerd, maakt de gezaghebber terstond
een inventarisatie op van de aanwezige nooddocumenten.
3. De inventarisatie wordt opgesteld door tenminste twee personen.
4. Van de inventarisatie wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat naar het agentschap BPR wordt gezonden.
Artikel 100r. Verbruik van nooddocumenten
1. De blanco nooddocumenten worden in volgorde van de nummers verbruikt.
2. Het is een tot verstrekking bevoegde autoriteit niet toegestaan nooddocumenten te verbruiken die aan een andere autoriteit
daartoe ter beschikking zijn gesteld.
Artikel 100s. Verantwoording nooddocumenten
1. De gezaghebber verstrekt, met gebruikmaking van modelformulier C12, een keer per kwartaal een schriftelijke verantwoording
van het totale voorraadverloop met betrekking tot nooddocumenten over het voorgaande jaar aan het agentschap BPR.
2. Deze verantwoording bevat, uitgesplitst naar noodpaspoorten en laissez-passer's:
a. de totale voorraad blanco nooddocumenten aan het begin van het kwartaal;
b. de in de loop van het kwartaal aan de voorraad toegevoegde blanco nooddocumenten;
c. de in de loop van het kwartaal aan de voorraad onttrokken nooddocumenten die zijn uitgereikt;
d. de in de loop van het kwartaal aan de voorraad onttrokken nooddocumenten die niet zijn uitgereikt, omdat zij zijn verschreven,
gestolen, vermist of anderszins als onbruikbaar moeten worden beschouwd;
e. de totale voorraad blanco nooddocumenten aan het einde van het kwartaal.
3. Nooddocumenten die onjuist blijken te zijn geproduceerd of beschadigd worden met het in het eerste lid bedoelde verantwoordingsformulier
meegezonden aan de leverancier.
4. Nooddocumenten die als gevolg van verschrijvingen of anderszins onbruikbaar zijn geworden, worden definitief aan het verkeer
onttrokken door ze deugdelijk te vernietigen op de in artikel 67, tweede lid, aangegeven wijze.
5. Het in het eerste lid bedoelde verantwoordingsformulier wordt ondertekend door of namens de gezaghebber.
III
In artikel 105 wordt ‘De burgemeester’ vervangen door ‘De burgemeester of de gezaghebber’ en wordt ‘in zijn gemeente’ vervangen
door ‘in zijn gemeente of openbaar lichaam’.
ARTIKEL II
De Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel f komt te luiden:
f. basisadministratie: de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens, dan wel een basisadministratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisadministraties
persoonsgegevens BES, dan wel een bij Landsverordening van Aruba, Curaçao of Sint Maarten ingestelde bevolkingsadministratie;
2. Onderdeel p komt te luiden:
3. In onderdeel q wordt ‘aanvraagformulier’ vervangen door: foto- en handtekeningformulier.
4. Onderdeel r komt te luiden:
r. administratienummer: het administratienummer, bedoeld in artikel 50 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
dan wel in de artikelen 10 en 11 van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES;
5. Onderdeel s komt te luiden:
s. burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
6. Onderdeel bb komt te luiden:
bb. verblijfsdocument: een document waaruit het verblijfsrecht van de vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000, de Wet
toelating en uitzetting BES of de Landsverordening Toelating en Uitzetting van Aruba, Curaçao of Sint Maarten blijkt;
B
In het opschrift van § 2.1 wordt ‘in Nederland’ vervangen door: in het Europese dan wel Caribische deel van Nederland.
C
In artikel 11, derde lid, komen de onderdelen III en IV te luiden:
III. met betrekking tot de binnenkomst in het Europese dan wel Caribische deel van Nederland:
a. de datum van binnenkomst van de aanvrager;
b. het land van waar de aanvrager voor binnenkomst laatstelijk was vertrokken of het deel van Nederland, indien de aanvrager
voor binnenkomst laatstelijk was vertrokken uit het Europese dan wel Caribische deel van Nederland;
c. de gemeente dan wel het openbaar lichaam waar de aanvrager bij binnenkomst voor het eerst als ingezetene in de basisadministratie
is ingeschreven;
d. het documentnummer, de geldigheidsduur, alsmede de datum en autoriteit van vertrekking van het reisdocument waarover de aanvrager
bij binnenkomst beschikte;
IV. met betrekking tot het rechtmatig verblijf van de aanvrager in het Europese dan wel Caribische deel van Nederland:
a. de in de basisadministratie opgenomen gegevens over het verblijfsrecht van de aanvrager;
b. het door de aanvrager ter inzage overgelegde verblijfsdocument met vermelding van het verblijfsrecht, het documentnummer en
de geldigheidsduur van het document, dan wel de reden waarom geen geldig verblijfsdocument ter inzage kan worden overgelegd;
c. de datum van vertrek en de gemeente dan wel het openbaar lichaam waar betrokkene als ingezetene in de basisadministratie is
of voor het laatst was ingeschreven;
d. de reden van het buitenlands verblijf of van het verblijf in het andere deel van Nederland, indien de aanvrager in het Europese
dan wel het Caribische deel van Nederland verblijft.
D
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Opmerkingen van de Nederlandse Minister van Justitie.
2. In het eerste, vierde en zesde lid wordt ‘de Minister van Justitie in Nederland’ telkens vervangen door: de Nederlandse Minister
van Justitie.
E
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13. Vaststelling aanspraken op reisdocumenten als bedoeld in artikel 11 en 13 van de wet
1. De vaststelling van de aanspraak op een reisdocument voor vluchtelingen als bedoeld in artikel 11 van de wet geschiedt op
grond van de gegevens die in het formulier zijn opgenomen, alsmede aan de hand van het door de aanvrager overgelegde verblijfsdocument
waaruit diens nationaliteit blijkt, en:
a. waaruit diens verblijfsrecht ingevolge artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000 blijkt, of
b. waaruit diens verblijfsrecht ingevolge artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES in de openbare lichamen blijkt.
2. De vaststelling van het recht op een reisdocument voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 13 van de wet geschiedt op grond
van de gegevens die in het formulier zijn opgenomen, alsmede aan de hand van het door de aanvrager overgelegde verblijfsdocument,
waaruit het gegeven van diens staatloosheid blijkt, en:
a. waaruit diens verblijfsrecht ingevolge artikel 14 of 20 van de Vreemdelingenwet 2000 blijkt, of
b. waaruit diens toelating als staatloze in de openbare lichamen blijkt.
F
In artikel 14 wordt ‘Indien de aanvrager geen aanspraak heeft op een reisdocument als bedoeld in artikel 11 of 13 van de wet’
vervangen door ‘Indien de aanvraag betrekking heeft op een reisdocument als bedoeld in artikel 14 van de wet’ en wordt ‘artikel
14 of 20 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door: artikel 14 of 20 van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel ingevolge de
Wet toelating en uitzetting BES,.
G
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Reisdocumenten als bedoeld in artikel 12 en 15, tweede lid, van de wet.
2. In het eerste lid wordt ‘Indien de aanvrager geen aanspraak heeft op een reisdocument als bedoeld in artikel 11, 13 of 14
van de wet’ vervangen door ‘Indien de aanvraag betrekking heeft op een reisdocument als bedoeld in artikel 12 of 15, tweede
lid, van de wet’, wordt ‘de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door ‘de Vreemdelingenwet 2000, dan wel de Wet toelating en uitzetting
BES,’ en wordt ‘het land van bestemming’ vervangen door: het land van bestemming of het andere deel van Nederland indien de
aanvrager zich naar het Europese dan wel het Caribische deel van Nederland wenst te begeven.
H
In het opschrift van § 2.2 wordt ‘de Nederlandse Antillen dan wel Aruba’ vervangen door: Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
I
In artikel 18, eerste lid, wordt ‘de Nederlandse Antillen of Aruba’ vervangen door: Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
J
In artikel 19, eerste lid, wordt ‘in een der landen van het Koninkrijk’ vervangen door: in het Europese dan wel Caribische
deel van Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
K
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba’ vervangen door ‘Aruba, Curaçao of Sint Maarten’.
2. In het tweede lid wordt ‘als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door ‘als bedoeld in artikel 28
van de Vreemdelingenwet 2000 of als bedoeld in artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES’ en wordt ‘de Nederlandse
Antillen onderscheidenlijk Aruba’ vervangen door ‘Aruba, Curaçao of Sint Maarten’.
3. In het derde lid wordt ‘als bedoeld in artikel 20 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door ‘als bedoeld in artikel 20
van de Vreemdelingenwet 2000 of als bedoeld in de Wet toelating en uitzetting BES’ en wordt ‘de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk
Aruba’ vervangen door ‘Aruba, Curaçao of Sint Maarten’.
4. In het vierde lid wordt ‘als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door ‘als bedoeld in artikel 14
van de Vreemdelingenwet 2000 of als bedoeld in de Wet toelating en uitzetting BES’ en wordt ‘de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk
Aruba’ vervangen door ‘Aruba, Curaçao of Sint Maarten’.
L
In artikel 26, eerste lid, wordt ‘de korpschef in wiens vreemdelingenadministratie de aanvrager is opgenomen’ vervangen door
‘de Minister van Justitie’, wordt ‘in Nederland’ vervangen door ‘tot het Europese of Caribische deel van Nederland’ en wordt
‘in de Nederlandse Antillen dan wel Aruba’ vervangen door ‘in Aruba, Curaçao of Sint Maarten’.
M
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het derde lid komt te luiden:
N
In artikel 37, zesde lid, wordt ‘het sofi-nummer’ vervangen door: het burgerservicenummer.
O
In artikel 42, zevende lid, komt de een na laatste volzin te luiden: In het laissez-passer wordt aangetekend tezamen met welk
ander reis- of identiteitsdocument het laissez-passer aldus bruikbaar is.
P
In het opschrift van artikel 46 wordt ‘gezaghebber’ vervangen door: degene die het gezag uitoefent.
Q
In artikel 47, eerste lid, wordt ‘, het laissez-passer en het reisdocument waarin een noodverlenging is aangebracht’ vervangen
door: en het laissez-passer.
R
Artikel 54, zevende lid, vervalt.
S
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen a en d, en in het tweede lid wordt ‘de burgemeester van de gemeente’ vervangen door: de burgemeester
van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘de Nederlandse Antillen of Aruba’ vervangen door: Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
T
Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘van de Nederlandse Antillen of van Aruba’ vervangen door: van Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
2. In onderdeel c wordt ‘artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: artikel 141 en 142 van het Wetboek
van Strafvordering en artikel 184 en 185 van het Wetboek van Strafvordering BES.
U
In artikel 87, eerste lid, vervalt ‘van zijn gemeente’.
ARTIKEL III
De Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel f, komt te luiden:
f. basisadministratie: de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens, dan wel een basisadministratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisadministraties
persoonsgegevens BES, dan wel een bij Landsverordening van Aruba, Curaçao of Sint Maarten ingestelde bevolkingsadministratie;.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
In het opschrift van artikel 21 wordt ‘gezaghebber’ vervangen door: degene die het gezag uitoefent.
C
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het derde lid komt te luiden:
D
Artikel 30, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘de burgemeester van de woonplaats’ vervangen door: de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber
van het openbaar lichaam.
2. In onderdeel c wordt ‘in de Nederlandse Antillen dan wel Aruba’ vervangen door: in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
E
Artikel 31 onderdeel a komt te luiden:
a. de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam waar de houder woonachtig is.
F
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a en d wordt ‘de burgemeester van de gemeente’ vervangen door: de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber
van het openbaar lichaam.
2. In onderdeel b wordt ‘in de Nederlandse Antillen of Aruba’ vervangen door: in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
G
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of van Aruba’ vervangen door: de Gouverneur van Aruba, Curaçao
of Sint Maarten.
2. In onderdeel c wordt ‘artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: artikel 141 en 142 van het Wetboek
van Strafvordering en artikel 184 en 185 van het Wetboek van Strafvordering BES.
ARTIKEL IV
De bijlagen bij de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001, de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 en de Paspoortuitvoeringsregeling
Koninklijke Marechaussee 2001 worden als volgt gewijzigd:
A
De inhoudsopgave van de bijlagen wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘locatie Enschedé/Sdu’ wordt vervangen door: locatie leverancier.
2. ‘Nederlandse Antillen en Aruba (Autoriteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba)’ wordt vervangen door ‘Aruba, Curaçao en
Sint Maarten (Autoriteiten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten)’.
B
De modelformulieren C4, C5, C6, C11 en C12 in bijlage C (Modelformulieren) worden vervangen door de modelformulieren C4, C5,
C6, C11 en C12 die in bijlage 1 van deze regeling zijn opgenomen.
C
Bijlage D (Foutafhandelingsprocedures) wordt vervangen door Bijlage D (Foutafhandelingsprocedures) die als bijlage 2 bij de
regeling is opgenomen..
D
In bijlage F, onderdeel 1, wordt ‘Sofi-nummer’ vervangen door: burgerservicenummer.
ARTIKEL V
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 1.1 van de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting
van de nieuwe landen in werking treedt.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling wijzigt de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001, de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 en de
Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001. Het doel van deze wijzigingen is het aanpassen van de genoemde
regelingen aan de opheffing van de Nederlandse Antillen, de verkrijging van Curaçao en Sint Maarten van de hoedanigheid van
land in het Koninkrijk en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het staatsbestel van Nederland.1
Hiernaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal kleine verbeteringen in de genoemde regelingen door te voeren.
Deze verbeteringen worden in het artikelsgewijze deel toegelicht.
Op de gezaghebbers van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn grotendeels dezelfde regels van toepassing
als op de burgemeesters van de gemeenten. Om deze reden zijn de regels die van toepassing zijn op de verstrekking van reisdocumenten
door de gezaghebbers opgenomen in de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001.
Artikelsgewijs
Artikel I (Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001)
Onderdelen A (artikel 1), K (artikel 23) en SS (artikel 81)
Ten tijde van de geleidelijke invoering in 2009 van de aanvraagstations voor het opnemen c.q. digitaliseren van foto, handtekening
en vingerafdrukken van de aanvrager, is naast elkaar gebruik gemaakt van het oude aanvraagformulier en het zogenaamde foto-
en handtekeningformulier dat het nieuwe aanvraagstation hoort. Bij regeling van 9 september 2009 (Stcrt. 2009, 13960) zijn de bepalingen met betrekking tot het gebruik van het oude aanvraagformulier uit de paspoortuitvoeringsregelingen geschrapt,
waarbij echter enige bepalingen over het hoofd zijn gezien. Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt om die omissie te herstellen.
Voorts bleek abusievelijk nog het sofi-nummer in de regeling te zijn genoemd. Deze term is in de desbetreffende bepalingen
vervangen door het burgerservicenummer.
Onderdeel B (artikel 6)
Aan dit artikel is een bepaling toegevoegd, waarin de bevoegdheid wordt geregeld van de gezaghebbers van de openbare lichamen
om aanvragen in ontvangst te nemen voor noodpaspoorten en laissez-passer’s en over te gaan tot verstrekking van deze nooddocumenten.
De toekenning van deze bevoegdheden aan de gezaghebbers is gebaseerd op overwegingen van doelmatigheid. Het lag niet voor
de hand om deze taak op te dragen aan de lokale autoriteiten, belast met de grensbewaking, gezien de investeringen in huisvesting,
apparatuur en (opleidingen van) personeel die daarvoor nodig zouden zijn. De gezaghebbers daarentegen hebben al geruime tijd
ervaring opgedaan met de uitgifte van nooddocumenten, waartoe zij destijds door de Gouverneur van Nederlandse Antillen bij
mandaat waren gemachtigd. Ook beschikken zij al over de daarvoor noodzakelijke apparatuur. Zij blijven derhalve deze taak
vervullen, waarbij zij echter in het vervolg de bepalingen van deze regeling dienen te volgen. Deze zijn voornamelijk terug
te vinden in het nieuwe hoofdstuk XIVa.
Onderdelen D (artikel 11), I (artikel 15a) en J (artikel 16)
Deze wijzigingen zijn nodig omdat de Vreemdelingenwet 2000 niet van toepassing is in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba. In deze openbare lichamen geldt in plaats van de Vreemdelingenwet 2000 de Wet toelating en uitzetting BES.
Onderdelen E (artikel 12) en F (artikel 13a)
Artikel 12 van de Paspoortwet was vóór de inwerkingtreding van de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de
nieuwe landen niet van toepassing in Nederland. Om deze reden was er geen voorziening getroffen in de Paspoortuitvoeringsregeling
Nederland 2001 voor de verstrekking van reisdocumenten als bedoeld in artikel 12 van de Paspoortwet. Nu artikel 12 van de
Paspoortwet wel van toepassing is in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is er een voorziening getroffen
voor de verstrekking van reisdocumenten als bedoeld in artikel 12 van de Paspoortwet door de gezaghebbers.
De wijziging van artikel 12, tweede lid, onderdeel III, is het gevolg van het feit dat met betrekking tot vreemdelingen er
in Nederland aparte wetgeving bestaat voor personen die in het Europese dan wel in het Caribische deel van Nederland toegang
en verblijf hebben verkregen. Het daaruit voortvloeiende verschil in verblijfsrechtelijke positie is van belang bij de beoordeling
van de aanspraken op een reisdocument door de betrokken vreemdeling.
Artikel 12, tweede lid, onderdeel V, onder d, is redactioneel aangepast, zodat het niet meer van toepassing is op de aanvraag
van een reisdocument voor vreemdelingen, bedoeld in artikel 14 van de wet. Het is voor een aanspraak op een reisdocument als
bedoeld in artikel 14 van de wet immers altijd noodzakelijk dat de aanvrager in het bezit is van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd. De oude bepaling wekte ten onrechte de indruk dat dit niet het geval zou zijn. Tegelijkertijd
is het desbetreffende onderdeel aangepast in verband met het feit dat artikel 12 van de wet van toepassing is in de openbare
lichamen. Deze omstandigheid heeft ook geleid tot het opnemen van het nieuwe artikel 13a.
Onderdeel L (artikel 32)
Het woord gezaghebber is in het opschrift van dit artikel vervangen door ‘degene die het gezag uitoefent’ om begripsverwarring
te voorkomen. In het onderhavige artikel wordt namelijk niet de gezaghebber van een openbaar lichaam bedoeld, maar degene
die het gezag over een minderjarige uitoefent.
Onderdelen N (artikel 34) en X (artikel 56)
In deze artikelen is wat betreft de mogelijkheden om een kind bij te laten schrijven in een reisdocument voor de openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een andere regeling getroffen dan voor de gemeenten. In Bonaire, Sint Eustatius en
Saba kan een kind uitsluitend worden bijgeschreven door de gezaghebber van het openbaar lichaam waar het kind als ingezetene
in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven. De reden hiervan is dat de basisadministratie in een openbaar lichaam,
in tegenstelling tot een gemeente in het Europese deel van Nederland, als zelfstandige eenheid wordt bijgehouden en geen onderdeel
uitmaakt van een stelsel zoals dat functioneert onder de werking van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
(Wet GBA).
Onderdeel P (artikel 37)
Deze wijziging brengt tot uitdrukking dat dit artikel alleen van toepassing is in het Europese deel van Nederland.
Onderdeel R (artikel 43a)
Vanwege de grote afstand tussen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het Europese deel van Nederland is met betrekking tot de
in ontvangstneming van geleverde documenten voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een andere regeling
getroffen dan voor gemeenten. De regeling voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeenkomstig de regeling die geldt voor
de Caribische landen van het Koninkrijk (vroeger artikel 55 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederlandse Antillen en Aruba
2001, nu artikel 55 van de Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen).
Onderdelen S (artikel 46) en T (artikel 46a)
In het Europese deel van Nederland kunnen verkeerd geleverde documenten in het algemeen makkelijk en snel bij een andere burgemeester
worden afgeleverd. Vanwege de geografische ligging van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en hun insulaire
karakter is dat voor deze openbare lichamen lastiger en is er voor gekozen verkeerd geleverde documenten ter plaatse te laten
vernietigen.
Onderdeel W (artikel 51)
Artikel 51 is niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De daarin neergelegde regeling
is niet uitvoerbaar, omdat de basisadministraties van de openbare lichamen geen onderdeel uitmaken van een stelsel zoals dat
functioneert onder de werking van de Wet GBA (zie ook de onderdelen N en X).
Onderdeel AA (artikel 60)
Vanwege de geografische ligging en het insulaire karakter van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het in de openbare lichamen
bezwaarlijk voor de persoon die een verklaring van vermissing wil laten opnemen om naar een ander openbaar lichaam te reizen.
Om deze reden neemt de gezaghebber ook de verklaringen van vermissing op van personen die niet als ingezetenen zijn ingeschreven
in de basisadministratie van zijn openbaar lichaam.
Onderdeel GG (artikel 67)
Een niet langer geldig reisdocument kan onbruikbaar gemaakt aan de houder worden teruggegeven. Het onbruikbaar maken van het
document geschiedt onder meer door het onbruikbaar maken van de chip. Bepaald is dat moet worden gecontroleerd dat de chip
daadwerkelijk niet meer functioneert.
Onderdeel EEE (artikel 99)
Evenals de gemeenten kunnen de openbare lichamen een aanvrager van een reisdocument die niet over voldoende inkomsten beschikt
geheel of gedeeltelijk kwijtschelding verlenen van de voor de uitgifte van een reisdocument verschuldigde rechten. Indien
het college van burgemeester en wethouders of het bestuurcollege hiertoe besluit, is op grond van artikel 2, tweede lid, onderscheidenlijk
artikel 2a, tweede lid, van het Besluit paspoortgelden voor het uitgegeven document – naar rato van de omvang van kwijtschelding
– geen afdracht van kosten aan het Rijk verschuldigd. In het gewijzigde artikel is tevens vastgelegd op welke wijze het agentschap
BPR over de aan de aanvrager verleende kwijtschelding wordt geïnformeerd.
Onderdeel FFF (artikel 100)
In dit artikel is de verouderde verwijzing naar artikel 22 van de Comptabiliteitswet geactualiseerd door deze te vervangen
door een verwijzing naar artikel 66 van de Comptabiliteitswet 2001.
Onderdeel GGG (hoofdstuk XIVa)
Aangezien de gezaghebbers van de openbare lichamen ook bevoegd zijn tot het uitgeven van nooddocumenten, is daarover een apart
hoofdstuk opgenomen. Het grootste deel van de in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen is ontleend aan de Paspoortuitvoeringsregeling
Nederlandse Antillen en Aruba 2001, waarin al een regeling was opgenomen met betrekking tot de uitgifte van nooddocumenten
door de gezaghebbers. De meeste verschillen met de oorspronkelijke regeling hebben betrekking op het zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing verklaren van bepalingen die in de onderhavige regeling al zijn opgenomen met betrekking tot het aanvragen, verstrekken
en uitreiken van andere reisdocumenten dan nooddocumenten.
De belangrijkste nieuwe bepalingen zijn de volgende. In artikel 100a is uitgebreid omschreven in welke gevallen aanspraak
kan worden gemaakt op verstrekking van een nooddocument. Daarbij kan van de aanvrager worden verlangd dat deze bescheiden
overlegt ter onderbouwing van de aanspraak. In artikel 100e is vastgelegd in welke gevallen de beslissing op een aanvraag
door de gezaghebber zelf kan worden genomen en in welke gevallen daarvoor een machtiging van de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties is vereist. Tenslotte is in artikel 100h bepaald dat zowel in het noodpaspoort als in het laissez-passer
de datum waarop het nooddocument moet worden ingeleverd de datum is waarop de geldigheidsduur van het document eindigt.
Onderdeel HHH (artikel 104)
Dit artikel kan vervallen, omdat het is uitgewerkt.
Artikel II (wijziging Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001)
Onderdelen A (artikel 1), N (artikel 37) en R (artikel 54)
De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn nieuwe bestuurlijke eenheden in het Nederlandse staatsbestel, waarin
aan de gezaghebbers bevoegdheden zijn toegedeeld op het terrein van de paspoortuitgifte. Dit betekent onder andere dat er
tussen de openbare lichamen en andere autoriteiten die Nederlandse reisdocumenten uitgeven, gegevensuitwisseling plaatsvindt
over uitgereikte of definitief aan het verkeer onttrokken reisdocumenten. Hieraan zijn in de paspoortuitvoeringsregelingen
verschillende bepalingen gewijd, hetgeen het opnemen van een definitie van openbare lichamen in artikel 1 wenselijk maakt
(zie ook de onderdelen M en S).
Ten tijde van de geleidelijke invoering in 2009 van de aanvraagstations voor het opnemen c.q. digitaliseren van foto, handtekening
en vingerafdrukken van de aanvrager, is naast elkaar gebruik gemaakt van het oude aanvraagformulier en het zogenaamde foto-
en handtekeningformulier dat het nieuwe aanvraagstation hoort. Bij regeling van 9 september 2009 (Stcrt. 2009, 13960) zijn de bepalingen met betrekking tot het gebruik van het oude aanvraagformulier uit de paspoortuitvoeringsregelingen geschrapt,
waarbij echter enige bepalingen over het hoofd zijn gezien. Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt om die omissie te herstellen.
Voorts bleek abusievelijk nog het sofi-nummer in de regeling te zijn genoemd. Deze term is in de desbetreffende bepalingen
vervangen door het burgerservicenummer.
Onderdelen B tot en met L (artikelen 11, 12, 13, 14, 16, 18, 19, 20 en 26)
Deze wijzigingen komen grotendeels overeen met de wijzigingen van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001, genoemd in
artikel I, onderdelen D en E, van deze regeling. Gemakshalve wordt verwezen naar de toelichting bij de desbetreffende onderdelen.
Onderdeel P (artikel 46)
Het woord gezaghebber is in het opschrift van dit artikel vervangen door ‘degene die het gezag uitoefent’ om begripsverwarring
te voorkomen. In het onderhavige artikel wordt namelijk niet de gezaghebber van een openbaar lichaam bedoeld, maar degene
die het gezag over een minderjarige uitoefent.
Onderdeel Q (artikel 47)
Bij regeling van 5 juli 2006 (Stcrt. 2006, nr. 136) is de mogelijkheid tot het aanbrengen van een noodverlenging in Nederlandse reisdocumenten vervallen. Artikel 45, eerste
lid, ziet op het bijschrijven van kinderen in paspoorten waarin een noodverlenging is aangebracht. Reisdocumenten die als
gevolg van een daarin aangebrachte noodverlenging nog geldig zijn, zijn echter niet meer in omloop. De betreffende bepaling
is daarmee op dit onderdeel uitgewerkt.
Onderdeel V (artikel 116)
Dit artikel kan vervallen, omdat het is uitgewerkt.
Artikel III (wijziging Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001)
Dit artikel bevat uitsluitend wijzigingen van bepalingen die hiervoor al zijn toegelicht bij vergelijkbare wijzigingen in
artikel I en II van deze regeling. Gemakshalve wordt naar de toelichting bij die artikelen verwezen.
Artikel IV (wijziging bijlagen)
Wijziging inhoudsopgave
Met enige regelmaat verandert de naam van de leverancier. Om te voorkomen dat een wijziging van de naam er toe leidt dat de
uitvoeringsregelingen moeten worden aangepast, wordt afgezien van een nadere aanduiding van de leverancier en volstaan met
een verwijzing naar de "leverancier", zoals deze in artikel 1, eerste lid, van deze regeling is gedefinieerd.
Wijziging bijlage C (modelformulieren)
In de modelformulieren C4, C5, C6, C11 en C12 zijn redactionele toevoegingen aangebracht in verband met de bevoegdheden van
de Gouverneurs en de Gezaghebbers.
Wijziging bijlage D
De redactie is in overeenstemming gebracht met de gewijzigde staatkundige verhoudingen.
Wijziging bijlage F
Abusievelijk werd in bijlage F nog het sofi-nummer genoemd. Bij deze is dit vervangen door het burgerservicenummer.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten.