Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2010, nr. 2010-0000640635 tot aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingsregeling BES-wetten)

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 20, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Artikel 1.1

De Wet openbaarheid van bestuur BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e, wordt na ‘openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ een puntkomma geplaatst.

2. In onderdeel f wordt na ‘Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ een punt geplaatst.

B

In artikel 9, derde lid, wordt de komma na ‘heeft openbaarmaking plaats’ vervangen door een punt.

C

Voor de tekst van artikel 12 vervalt de aanduiding ‘1.’.

D

In artikel 15 wordt ‘aan aan’ vervangen door ‘aan’ en wordt ‘toepast’ vervangen door ‘toegepast’.

HOOFDSTUK 2. MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Artikel 2.1

De Pensioenwet ambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen en in de opschriften van de onderscheiden hoofdstukken en paragrafen van deze wet worden, behoudens in artikel 3, de termen ‘overheidsdienaar’ en ‘overheidsdienaren’ telkens vervangen door ‘werknemer’ onderscheidenlijk ‘werknemers’.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede ‘fonds: het BES ambtenarenpensioenfonds, bedoeld in artikel 51a’ wordt vervangen door: het fonds: de Stichting BES Pensioenfonds, bedoeld in artikel 11a.

2. Na de omschrijving van het begrip ‘ontslag’ wordt ingevoegd:

deelnemer:

ieder die op grond van artikel 11b verplicht deelneemt in het fonds;

uittreding:

ontslag op eigen verzoek uit een dienstverhouding met het oogmerk de deelneming te beëindigen met recht op ouderdomspensioen;.

3. De omschrijving van het begrip ‘pensioen’ vervalt.

4. In de omschrijving van de begrippen ‘gewezen werknemer’ en ‘gepensioneerd werknemer’ vervalt de zinsnede ‘op grond van artikel 12, tweede lid,’ onderscheidenlijk ‘op grond van artikel 12, tweede lid, of artikel 13’.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de leden van het personeel van bijzondere scholen waarop de Wet materieel ambtenarenrecht BES van overeenkomstige toepassing is verklaard.

2. Onderdeel k wordt vervagen door:

  • k. het personeel van de op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigde instellingen waarmee het Zorgkantoor BES een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering BES, zoals dat luidt op 27 mei 2010;

3. Na onderdeel k worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • l. het personeel van de voogdijraden en van de door Onze Minister voor Jeugd en Gezin gefinancierde Gezinsvoogdijinstelling;

  • m. het personeel van de door Onze Minister voor Jeugd en Gezin gefinancierde stichtingen voor jeugdzorg.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In deze wet worden onder werknemers tevens verstaan de werknemers in dienst van een rechtspersoon, die gelet op zijn doelstelling en zijn financiële verhouding tot Nederland of de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, bij besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is aangewezen als lichaam waarvan het personeel werknemer in de zin van deze wet is. Bij ministeriële regeling kunnen nadere criteria voor de aanwijzing van een zodanige rechtspersoon worden vastgesteld.

2. In het tweede lid wordt ‘een centrale of andere organisatie’ vervangen door: een vakorganisatie.

E

Na Hoofdstuk II wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIA HET FONDS
Artikel 11a

Ter uitvoering van deze wet worden voor de werknemers, de gewezen werknemers of hun nabestaanden en wezen, gelden bijeengebracht en beheerd door de Stichting BES Pensioenfonds.

F

Hoofdstuk III wordt vervangen door een nieuw hoofdstuk III, luidende:

HOOFDSTUK III VERPLICHTSTELLING
Artikel 11b

De werknemers zijn verplicht deel te nemen in de Stichting BES pensioenfonds, bedoeld in artikel 11a.

Artikel 11c

De deelnemers alsmede, voor zover het werknemers betreft, hun werkgevers leven de statuten en reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van het bestuur na.

Artikel 11d

Het fonds draagt er zorg voor dat in het economisch verkeer geen andere rechtspersoon gebruik maakt van een naam of het merk dat door het fonds wordt gebruikt dan wel gebruik maakt van een naam, merk of daarmee overeenstemmend teken indien door dat gebruik de mogelijkheid bestaat dat bij het publiek een associatie wordt gewekt tussen de naam of het merk van het fonds en de naam, het merk of het teken dat die rechtspersoon gebruikt. Onder ‘rechtspersoon’ wordt in dit verband mede verstaan een maat- en vennootschap, een samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens

G

Hoofdstuk IV wordt vervangen door een nieuw hoofdstuk IV, luidende:

HOOFDSTUK IV PENSIOENOVEREENKOMST EN UITVOERINGSREGLEMENT
Artikel 11e
  • 1. De aanspraken van de werknemers, gewezen werknemers en hun nabestaanden ter zake van pensioenen, alsmede daarmee samenhangende verplichtingen worden vastgelegd in een overeenkomst naar burgerlijk recht.

  • 2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vakorganisaties van werknemers die zijn toegelaten tot het overleg, bedoeld in het Besluit overlegstelsel BES, zijn bevoegd tot het vaststellen, wijzigen of vervangen van de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 11f

Het fonds stelt een uitvoeringsreglement op waarin de verhouding tussen de lichamen en het fonds is geregeld.

Artikel 11g

De pensioenuitvoerder stelt een pensioenreglement vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en het uitvoeringsreglement.

H

Hoofdstuk V wordt vervangen door een nieuw hoofdstuk V, luidende:

HOOFDSTUK V RECHTSVORDERING
Artikel 11h
  • 1. Indien een door of voor een deelnemer verschuldigde bijdrage na aanmaning per aangetekende brief niet of niet geheel binnen dertig dagen wordt voldaan, kan het fonds, vertegenwoordigd door de personen die op grond van de statuten bevoegd zijn het fonds in rechte te vertegenwoordigen, de premie, wettelijke of reglementaire boete en de aanmaningskosten invorderen bij dwangbevel.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde aanmaning vermeldt de inhoud van het eerste en vierde tot en met achtste lid van dit artikel en van artikel 11c.

  • 3. Het dwangbevel houdt in:

    • a. de naam en de zetel van het fonds;

    • b. de namen van de vertegenwoordigers, bedoeld in het eerste lid;

    • c. de naam, de functie, de woonplaats en het adres van de schuldenaar;

    • d. het bedrag van de achterstallige bijdragen, dat van de wettelijke of reglementaire renten of reglementaire boeten, voor zover daarop aanspraak wordt gemaakt, alsmede de gronden waarop de vordering berust;

    • e. de datum waarop de in het eerste lid bedoelde aanmaning is geschied.

  • 4. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES kan worden ten uitvoer gelegd.

  • 5. Het dwangbevel kan niet ten uitvoer worden gelegd voordat acht dagen na de betekening daarvan zijn verstreken. De persoon of rechtspersoon aan wie het dwangbevel is gericht kan gedurende dertig dagen na de betekening door middel van dagvaarding tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 6. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel voor zover deze door het verzet wordt bestreden.

  • 7. Indien het verzet zich richt of mede richt tegen de hoogte van de gevorderde reglementaire rente of reglementaire boete, kan de rechter indien deze hem bovenmatig voorkomt, de bedongen reglementaire rente of reglementaire boete matigen, met dien verstande dat deze niet minder kan bedragen dan de wettelijke rente.

  • 8. Het recht tot invorderen bij dwangbevel strekt zich uit tot de kosten van vervolging.

9. De hoofdstukken VI tot en met XI vervallen.

10. In hoofdstuk XII worden voor artikel 113 een artikel en drie paragrafen ingevoegd, luidende:

Artikel 112a

In dit hoofdstuk wordt onder ‘het tijdstip van transitie’ verstaan: het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen.

§ 1 Bestaande rechten, aanspraken en verplichtingen
Artikel 112b
  • 1. De verplichtingen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen jegens werknemers die tot het tijdstip van transitie overheidsdienaar waren in de zin van artikel 1 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en hun nabestaanden ter zake van pensioenaanspraken die zijn opgebouwd op grond van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, gaan over op de Staat der Nederlanden.

  • 2. De verplichtingen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen jegens gewezen en gepensioneerde overheidsdienaren, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, en hun nabestaanden gaan over op de Staat der Nederlanden, indien die overheidsdienaren

    • a. laatstelijk werkzaam waren in openbare dienst van het eilandgebied Bonaire, Sint Eustatius of Saba, dan wel

    • b. laatstelijk werkzaam waren in openbare dienst van het land Nederlandse Antillen en laatstelijk standplaats hadden op Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

  • 3. De verplichtingen van de werkgever die voortvloeien uit de aan de in het eerste en tweede lid bedoelde pensioenaanspraken gekoppelde rechten op duurtetoeslag gaan over op de Staat der Nederlanden.

  • 4. Voor zover gewezen of gepensioneerde overheidsdienaren, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, en hun nabestaanden recht hebben op een uitkering of onderstand bij wijze van pensioen, gaan de verplichtingen van de werkgever die voortvloeien uit dat recht over op de Staat der Nederlanden.

  • 5. Voor zover de pensioenen van werknemers in verband met de gestegen kosten van levensonderhoud een wijziging ondergaan, worden de aan de pensioenen en pensioenaanspraken gekoppelde rechten, bedoeld in het derde lid, met ingang van de dag waarop de wijziging van het pensioen ingaat op gelijke voet aangepast aan die wijziging. Onder pensioen wordt in dit lid mede verstaan een uitkering of onderstand bij wijze van pensioen.

  • 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is gemachtigd om namens de Staat der Nederlanden de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, onder te brengen bij het fonds.

  • 7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in het eerste tot en met vijfde lid. Deze regels kunnen in ieder geval betreffen de aan de aanspraken en rechten, bedoeld in dit artikel, verbonden verplichtingen van de in die leden bedoelde werknemers en gewezen of gepensioneerde overheidsdienaren.

Artikel 112c
  • 1. Indien of zodra op grond van artikel 112b, zesde lid, de verplichtingen zijn ondergebracht bij het fonds, is Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gemachtigd om namens de Staat alle vermogensbestanddelen die de Staat ontvangen heeft of ontvangt ter zake van de overgang van de verplichtingen, bedoeld in artikel 112b, terstond onder algemene titel over te dragen aan het fonds.

  • 2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is gemachtigd om de vermogensbestanddelen, bedoeld in het eerste lid, aan te vullen zoveel als nodig in verband met een toereikende solvabiliteit van het fonds.

  • 3. Ter zake van de overdracht van vermogensbestanddelen, bedoeld in het eerste lid, blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

  • 4. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden. De daartoe vereiste opgaven worden door het bestuur aan de beheerders van de desbetreffende registers gedaan.

§ 2 Bestaande rechten, aanspraken en verplichtingen van politieke gezagsdragers
Artikel 112d
  • 1. De verplichtingen van het land Nederlandse Antillen die voortvloeien uit de Pensioenregeling politieke gezagsdragers, zoals die gold tot het tijdstip van transitie, gaan over op de Staat der Nederlanden, voor zover het aanspraken betreft van gewezen en gepensioneerde gezaghebbers en hun nabestaanden van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

  • 2. De verplichtingen van het land Nederlandse Antillen jegens gewezen en gepensioneerde ministers, gevolmachtigde ministers, staatssecretarissen en Statenleden en hun nabestaanden die voortvloeien uit de Pensioenregeling politieke gezagsdragers, zoals die gold tot het tijdstip van transitie, gaan over op de Staat der Nederlanden, voor zover het aanspraken betreft van politieke gezagsdragers die een partij van het eilandgebied Bonaire, Sint Eustatius of Saba vertegenwoordigden.

  • 3. De verplichtingen van de eilandgebieden die voortvloeien uit de Pensioenregeling politieke gezagsdragers, zoals die gold tot het tijdstip van transitie, gaan over op het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, voor zover het aanspraken betreft van gewezen en gepensioneerde gedeputeerden of eilandsraadsleden en hun nabestaanden van het eilandgebied Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

§ 3 Overgangsregeling ter vervanging van het recht op uitkering bij vervroegd uittreden
Artikel 112e
  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    a. belanghebbende:

    degene die ingevolge artikel 112e, 112f onderscheidenlijk 122g recht heeft op een uitkering;

    b. Pensioenlandsverordening:

    de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, zoals die luidde op de dag voor het tijdstip van transitie

    c. diensttijd:

    de diensttijd, vastgesteld overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 104 van de Pensioenlandsverordening;

    d. middelsom:

    de middelsom van de laatste twee berekeningsgrondslagen als bedoeld in artikel 22 van de Pensioenlandsverordening, zonder toepassing van artikel 21 van die landsverordening;

Artikel 112f
  • 1. Degene die tot het tijdstip van transitie op grond van hoofdstuk 2 van de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 een uitkering genoot en totdat hem ontslag werd verleend standplaats had op Bonaire, Sint Eustatius of Saba, heeft na dat tijdstip recht op eenzelfde uitkering. De uitkering wordt van rechtswege verleend.

  • 2. Het recht op de uitkering eindigt met ingang van:

    • a. de dag, volgende op die waarop de belanghebbende de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, of

    • b. de maand, volgende op die waarop de belanghebbende overleden is.

  • 3. Met de uitkering worden verrekend de inkomsten uit of in verband met arbeid, die direct of indirect ten laste komen van de Staat, het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba of een ander publiekrechtelijk lichaam in Nederland. De verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmee de uitkering, vermeerderd met bedoelde inkomsten, de middelsom overschrijdt.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op een belanghebbende aan wie ingevolge artikel XIII, tweede lid, van de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 voor het tijdstip van transitie ontheffing is verleend van artikel XIII, eerste lid, van die landsverordening.

  • 5. Hoofdstuk XI van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is op de uitkering van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Bij de toepassing van bepalingen inzake de samenloop van een pensioen op grond van deze wet met pensioen op grond van een andere regeling of met een uitkering bij wijze van pensioen, wordt de uitkering gelijkgesteld met een pensioen op grond van de pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 11e.

  • 7. De uitkering wordt in gelijke maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 8. De invorderbare termijnen van een uitkering die gedurende twee achtereenvolgende jaren niet zijn geïnd, worden niet meer uitbetaald.

  • 9. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gegeven omtrent de wijze en de voorwaarden van de betaling.

  • 10. Indien de belanghebbende last geeft de uitkering voor hem te ontvangen, kan hij die lastgeving te allen tijde herroepen.

  • 11. Alle overeenkomsten of beschikkingen, strijdig met het elfde lid zijn nietig.

  • 12. De uitkering komt ten laste van de staat, indien de belanghebbende totdat hem ontslag werd verleend in dienst was van het Land Nederlandse Antillen, en ten laste van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, indien de belanghebbende totdat hem ontslag werd verleend in dienst was van het eilandgebied Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba.

  • 13. In afwijking van artikel 12 van de Wet tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden BES komen de op grond van die wet ten behoeve van een belanghebbende betaalde tegemoetkomingen in de ziektekosten ten laste van de staat, indien de belanghebbende totdat hem ontslag werd verleend in dienst was van het Land Nederlandse Antillen, en ten laste van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, indien de belanghebbende totdat hem ontslag werd verleend in dienst was van het eilandgebied Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba.

Artikel 112g
  • 1. De werknemer die tot het tijdstip van transitie overheidsdienaar was in de zin van de Pensioenlandsverordening en tot dat tijdstip standplaats had op Bonaire, Sint Eustatius of Saba, heeft na eervol ontslag recht op een uitkering indien hij:

    • a. op 31 december 1995 ambtenaar was in de zin van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938; en

    • b. een diensttijd van ten minste 20 jaren, waarvan ten minste vijf in Nederlands-Antilliaanse dienst, heeft vervuld; en

    • c. - in 2010 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt ; of

      • in 2011 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt; of

      • in 2012 de leeftijd heeft van 55 jaar.

  • 2. Het recht op de uitkering, bedoeld in het eerste lid, gaat in met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat. Indien evenwel op dat tijdstip door de betrokkene een wachtgeld ingevolge het Wachtgeldbesluit overheidsdienaren BES wordt genoten, gaat het recht op de uitkering eerst in, zodra de wachtgeldperiode ingevolge artikel 5 van genoemd besluit is verstreken.

  • 3. Het recht op uitkering bestaat ten hoogste gedurende:

    • vijf jaar voor de werknemer die in 2010 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt;

    • vier jaar voor de werknemer die in 2011 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt; en

    • drie jaar voor de werknemer die in 2012 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.

  • 4. De uitkering bedraagt bij een diensttijd van:

    • a. 20 jaar: 50% van de middelsom;

    • b. meer dan 20 jaren, maar minder dan 30 jaren: 50% van de middelsom, vermeerderd met 2% van de middelsom voor elk jaar daarboven vervulde diensttijd;

    • c. 30 of meer jaren: 70% van de middelsom.

  • 5. De uitkering wordt voor zover nodig naar boven afgerond tot het naast hogere bedrag in dollars dat een veelvoud is van 3.

  • 6. De uitkering kan in deeltijd worden genoten in combinatie met een deeltijdontslag. In dat geval wordt de hoogte van de uitkering aangepast naar rato van het ontslag.

  • 7. Artikel 112e, tweede en vijfde tot en met elfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Met de uitkering worden verrekend de inkomsten uit of in verband met arbeid. De verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmee de uitkering, vermeerderd met bedoelde inkomsten, de middelsom overschrijdt.

  • 9. De uitkering komt ten laste van de staat, indien de belanghebbende totdat hem ontslag werd verleend in dienst was van de staat, en ten laste van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, indien de belanghebbende totdat hem ontslag werd verleend in dienst was van het desbetreffende openbaar lichaam.

  • 10. De uitkering wordt slechts verleend op een daartoe strekkend, door of vanwege de belanghebbende schriftelijk ingediend verzoek bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken, voor wat betreft de werknemers in dienst van de staat en bij het bestuurscollege voor wat betreft de werknemers in dienst van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

  • 11. Het recht op de uitkering is onvervreemdbaar.

  • 12. De belanghebbende kan op generlei wijze over zijn uitkering beschikken, ook niet door verpanding of belening.

  • 13. In afwijking van artikel 12 van de Wet tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden BES komen de op grond van die wet ten behoeve van een belanghebbende betaalde tegemoetkomingen in de ziektekosten ten laste van de rechtspersoon waarbij de belanghebbende in dienst was totdat hem ontslag werd verleend.

Artikel 112h
  • 1. Een uitvoeringsorganisatie kan met de uitvoering van deze paragraaf worden belast.

  • 2. De rechtspersoon, bedoeld in artikel 112f, twaalfde lid, onderscheidenlijk artikel 112g, negende lid, betaalt maandelijks de ten laste van haar komende uitkeringen over de voorafgaande kalendermaand aan het fonds.

  • 3. De artikelen 70 en 71 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, zoals die luidde op de dag voor het tijdstip van transitie, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder ‘bestuur’ verstaan wordt het bestuur van het fonds.

  • 4. Over besluiten, handelingen en weigeringen om te besluiten of te handelen, verband houdende met een aanspraak of een vermeende aanspraak op grond van deze paragraaf, oordeelt bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken, óók wanneer de bezwaarde geen ambtenaar is in de zin van de Wet Ambtenarenrechstpraak BES. De bepalingen van die wet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.2

De Wet materieel ambtenarenrecht BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13, tweede lid, wordt ‘bij algemene maatregel van bestuur’ vervangen door: bij ministeriële regeling.

B

In artikel 15, zesde lid, onder a, wordt ‘door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties’ vervangen door: bij ministeriële regeling.

C

In artikel 17 wordt ‘bij algemene maatregel van bestuur’ vervangend door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

D

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

Nadere voorschriften kunnen worden vastgesteld betreffende de uitvoering van de bepalingen van deze paragraaf:

  • a. bij ministeriële regeling voor ambtenaren in dienst van de Staat, en

  • b. bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen voor ambtenaren in dienst van een openbaar lichaam.

Artikel 2.3

De Wet ongevallen ambtenaren buiten diensttijd BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, 312) en van de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren (P.B. 1986, 165) vervangen door: van de Pensioenwet ambtenaren BES en van de Wet vergoeding behandelings- en verplegingskosten ambtenaren BES.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De opleidingen welke van belang zij voor de dienstuitoefening worden aangewezen bij ministeriële regeling voor ambtenaren in dienst van de staat, en bij eilandsverordening voor ambtenaren in dienst van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Deze wet wordt aangehaald als: Wet ongevallen ambtenaren buiten diensttijd BES.

Artikel 2.4

In artikel 12 van de Wet tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden BES wordt ‘het BES ambtenarenpensioenfonds’ vervangen door: de Stichting BES pensioenfonds.

Artikel 2.5

In de Crematiewet BES wordt na artikel 9 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

Zijn er omstandigheden, die een gewelddadige dood doen vermoeden, dan geschiedt de verbranding niet dan met toestemming van de Officier van Justitie, zo mogelijk na voorafgegane gerechtelijke schouwing.

Artikel 2.6

De Wet verklaringen van overlijden BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan bepalen dat deze enveloppen rechtstreeks zullen worden toegezonden aan de medisch ambtenaar van het Centraal bureau voor de statistiek.

2. In het derde lid wordt ‘bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: bij algemene maatregel van bestuur.

B

In artikel 3 wordt ‘eenene door het Bestuur’ vervangen door: door het bestuurscollege.

C

Artikel 5 vervalt.

D

In de artikelen 6, 9, en 10 wordt ‘verordening’ vervangen door: wet.

E

In artikel 8, tweede lid, wordt ‘Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: Wetboek van strafvordering BES.

F

Artikel 12 komt als volgt te luiden:

Artikel 12
  • 1. Met een geldboete van de eerste categorie worden gestraft de geneeskundigen, bij verzuim der verplichtingen hun opgelegd in de artikelen 1, 2 en 4.

  • 2. Met een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft de ambtenaar van de Burgerlijke stand, bij verzuim van het hem opgelegde in de artikelen 9 en 10.

  • 3. Met een geldboete van de eerste categorie worden gestraft de personen, die met de aangifte van het overlijden belast zijn, bij verzuim van het hun opgelegde in artikel 7.

  • 4. De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

G

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

Deze wet wordt aangehaald al ‘Wet verklaringen van overlijden BES’.

Artikel 2.7

De Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel m wordt ‘afnemers of derden’ vervangen door: afnemers, overheidsorganen of derden.

2. Na onderdeel o wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. verstrekkingenvoorziening: de verstrekkingenvoorziening, bedoeld in artikel 3a.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3
  • 1. Het bestuurscollege is verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens over de bevolking in een geautomatiseerde basisadministratie van persoonsgegevens.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het beheer, de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministraties.

  • 3. Het bestuurscollege draagt zorg dat de basisadministratie functioneert overeenkomstig de regels, bedoeld in het tweede lid.

C

Na artikel 3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3a
  • 1. Er is een verstrekkingenvoorziening ten behoeve van de systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministraties van de openbare lichamen op grond van artikel 26, eerste lid. De verstrekkingenvoorziening bevat hiertoe een kopie van de persoonslijsten, die in de basisadministraties van de openbare lichamen zijn opgenomen.

  • 2. Onze Minister is verantwoordelijk voor de verstrekkingenvoorziening en draagt zorg voor een stelsel van berichtuitwisseling ten behoeve van de bijhouding van de basisadministraties van de openbare lichamen en de verstrekkingenvoorziening en de systematische verstrekking van gegevens.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent:

    • a. de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de verstrekkingenvoorziening;

    • b. de uitwisseling van berichten tussen de basisadministraties van de openbare lichamen en de verstrekkingenvoorziening en tussen de verstrekkingenvoorziening en de overheidsorganen en derden aan wie systematisch gegevens worden verstrekt.

  • 4. Het overheidsorgaan of de derde aan wie systematisch gegevens worden verstrekt draagt zorg dat de uitwisseling van berichten in verband met de systematische verstrekking van gegevens van zijn kant geschiedt overeenkomstig de regels, bedoeld in het derde lid.

D

Na artikel 4 worden drie artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 4a

Voor het uitvoeren van de verplichtingen op grond van hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 2, worden geen kosten in rekening gebracht.

Artikel 4b
  • 1. De systematische verstrekking van gegevens op grond van artikel 26, eerste lid, geschiedt kosteloos, onverminderd het bepaalde in artikel 4c.

  • 2. Andere verstrekkingen aan een overheidsorgaan geschieden kosteloos.

Artikel 4c
  • 1. De overheidsorganen en derden aan wie op grond van artikel 26, eerste lid, gegevens worden verstrekt, dragen bij in de kosten in verband met de uitvoering van deze wet. Indien een van deze betrokkenen geen rechtspersoonlijkheid bezit, komt de bijdrage ten laste van de rechtspersoon waartoe de betrokkene behoort.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke categorieën van kosten het betreft en worden de grondslagen bepaald van de bijdragen van de betrokkenen.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdragen. Daarbij kan worden bepaald dat Onze Minister het in rekening te brengen bedrag op nul vaststelt, voor zover een voorziening is getroffen in de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die in de plaats treedt van de bijdrage van de betrokkene.

E

Artikel 20, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien het voor de vervulling van de taak van een overheidsorgaan of het verrichten van werkzaamheden door een derde als bedoeld in artikel 26, vierde lid, noodzakelijk is dat aan het overheidsorgaan of de derde op systematische wijze persoonsgegevens worden verstrekt, en deze gegevens uit de basisadministraties van de openbare lichamen aan het overheidsorgaan of de derde verstrekt kunnen worden, is het overheidsorgaan verplicht onderscheidenlijk de derde bevoegd een verzoek in te dienen bij Onze Minister om een besluit te nemen tot verstrekking van gegevens als bedoeld in artikel 26, eerste lid, uit de verstrekkingenvoorziening. Indien Onze Minister besluit dat gegevens dienen te worden verstrekt, wordt in het besluit in ieder geval bepaald over welke categorieën van personen gegevens worden verstrekt, welke gegevens het betreft en in welke gevallen gegevens worden verstrekt. Het besluit bepaalt tevens aan welk overheidsorgaan of welke derde, op welke wijze en vanaf welke datum de verstrekking plaatsvindt. Het besluit tot verstrekking van gegevens wordt tijdig aan de verzoeker bekend gemaakt.

F

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de indiening van verzoeken tot verstrekking van gegevens en de wijzen van verstrekking van gegevens uit de basisadministraties en de verstrekkingenvoorziening.

G

Paragraaf 3a komt te luiden:

Paragraaf 3a Andere gegevensverstrekkingen
Artikel 27a

Een andere verstrekking uit een basisadministratie of de verstrekkingenvoorziening dan bedoeld in de paragrafen 2 of 3 is slechts toegestaan voor zover:

  • a. de verstrekking plaatsvindt voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, en

  • b. de persoonlijke levenssfeer van de ingeschrevene niet onevenredig wordt geschaad.

H

Voor paragraaf 4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 3b Gegevensuitwisseling tussen de basisadministraties
Artikel 27b
  • 1. Indien een persoon aangifte doet van vertrek naar een ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een gemeente worden, met het oog op de bijhouding van persoonsgegevens in de andere basisadministratie, over die persoon de in artikel 10, onderdeel a, onder 1 tot en met 4, 6, 7 en 9, onderdeel b, onder 1 en onderdeel c, bedoelde gegevens spontaan medegedeeld aan de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de andere basisadministratie.

  • 2. Op verzoek van de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in een andere basisadministratie worden, met het oog op de bijhouding van persoonsgegevens in de andere basisregistratie, gegevens als bedoeld in het eerste lid over een persoon die als ingezetene in de basisadministratie is of was ingeschreven, aan de verzoeker medegedeeld.

  • 3. Indien over een persoon, komende van een ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een gemeente, gegevens als bedoeld in het eerste lid moeten worden opgenomen in de basisadministratie en deze gegevens niet al uit de andere basisadministratie zijn ontvangen, wordt de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de andere basisadministratie verzocht deze gegevens alsnog mede te delen.

I

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30
  • 1. Onze Minister kan een onderzoek verrichten om vast te stellen of:

    • a. een bestuurscollege voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 3, tweede lid;

    • b. een overheidsorgaan of een derde aan wie systematisch gegevens worden verstrekt voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 3a, derde lid.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald op welke wijze het bestuurscollege dan wel het overheidsorgaan of de derde medewerking verleent aan een onderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES, bedoeld in artikel 44 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES, ziet in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toe op de uitvoering van deze wet.

  • 4. De artikelen 50 en 51 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES zijn van overeenkomstige toepassing.

J

Artikel 37 komt te luiden:

Artikel 37

Uiterlijk tot twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet wordt in de in artikel 4c, tweede en derde lid, bedoelde regels voorzien bij ministeriële regeling.

Artikel 2.8

De Wet identiteitskaarten BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a komt de tweede volzin te luiden: Op verzoek van de kaarthouder kan, onder vermelding van diens burgerlijke staat, tevens de geslachtsnaam worden opgenomen van de echtgenoot, echtgenote of geregistreerde partner, dan wel, indien de houder geen echtgenoot, echtgenote of geregistreerde partner meer heeft, de geslachtsnaam van de gewezen echtgenoot, echtgenote of geregistreerde partner met wie het huwelijk of het geregistreerd partnerschap laatstelijk is geëindigd, voor zover het model van de identiteitskaart daartoe voldoende ruimte bevat.

2. In onderdeel e, wordt «de eilanden» vervangen door «de openbare lichamen» en vervallen de zinsneden «van 01 tot en met 39: Curaçao;» en «van 76 tot en met 85; Sint Maarten;». Tevens wordt «de vermelding van het jaar door weglating van het eeuwcijfer» vervangen door: de vermelding van het jaar door middel van vier cijfers.

3. De eerste aanduiding «f» vervalt.

4. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. datum van afgifte van de identiteitskaart en datum waarop de geldigheidsduur van de identiteitskaart eindigt;

5. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. documentnummer.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid en in het tweede lid wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Onze Minister draagt zorg voor de beschikbaarstelling van blanco identiteitskaarten aan de gezaghebbers van de openbare lichamen. Een openbaar lichaam is voor iedere beschikbaar gestelde blanco identiteitskaart een naar kostprijs bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag aan het Rijk verschuldigd.

  • 4. De afdracht van de verschuldigde kosten, bedoeld in het derde lid, aan het Rijk vindt plaats volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

C

In artikel 13 wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

D

Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

De identiteitskaarten die in Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn afgegeven voor de inwerkingtreding van deze wet, behouden de geldigheidsduur die daarin is vermeld tot het bij ministeriele regeling te bepalen tijdstip waarop zij moeten worden vervangen door een identiteitskaart van het model dat na de inwerkingtreding van deze wet is vastgesteld.

Artikel 2.9

De Begrafeniswet BES wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 25 wordt de zinsnede 'door den Gouverneur' vervangen door 'door het bestuurscollege'.

HOOFDSTUK 4. MINISTER VAN DEFENSIE

Artikel 4.1

De Dienstplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 vervalt.

B

In artikel 10, onderdeel d, vervalt ‘een ander eilandgebied van de Nederlandse Antillen of’.

C

In artikel 11, eerste lid, vervalt ‘voor elk eilandgebied’.

D

In artikel 22, tweede lid, wordt ‘in de Nederlandse Antillen’ vervangen door: in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

E

In artikel 25, eerste lid, wordt ‘Het landsbesluit’ vervangen door: Het besluit tot oproeping.

F

Aan het slot van artikel 29 wordt een punt geplaatst.

G

In artikel 46, eerste lid, wordt ‘de Gouverneur’ vervangen door: Onze Minister.

H

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ vervalt.

2. ‘landsverordening’ wordt steeds vervangen door: wet.

3. De derde volzin vervalt.

I

In artikel 71, tweede lid, wordt ‘buiten de Nederlandse Antillen’ vervangen door: buiten Aruba, Curaçao of Sint Maarten of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

J

In artikel 85, tweede lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

K

In artikel 88, eerste lid, wordt ‘Pensioenlandsverordening overheidsdienaren’ vervangen door: Pensioenwet ambtenaren BES.

L

In artikel 109, derde en vierde lid, wordt ‘bij landsbesluit’ steeds vervangen door: bij besluit van Onze Minister.

M

In artikel 116e wordt ‘buiten de Nederlandse Antillen’ vervangen door: buiten Aruba, Curaçao of Sint Maarten of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 4.2

De Wet rechtspositie Kustwacht BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1 en 2 wordt ‘landsverordening’ steeds vervangen door: wet.

B

Artikel 1, onderdeel a, vervalt.

C

Artikel 3 vervalt.

D

In artikel 5a, vierde lid, wordt ‘Pensioenlandsverordening overheidsdienaren’ vervangen door: Pensioenwet ambtenaren BES.

E

In artikel 6, onderdeel h, vervalt de tweede volzin.

F

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘door Onze Minister’.

2. In het derde lid vervalt ‘(P.B. 1986, no. 83)’.

G

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

Deze wet wordt aangehaald als: Wet rechtspositie kustwacht BES.

HOOFDSTUK 5. MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Artikel 5.1

De Handelsregisterwet 2009 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 1 tot en met 3 komen te luiden:

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

a. Kamer:

kamer van koophandel en nijverheid als bedoeld in de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES;

b. Secretaris:

de secretaris van de betreffende kamer van koophandel en nijverheid;

c. eigen vermogen:

het op het ogenblik van aangifte volgens de balans van het laatste boekjaar aanwezige, eventueel volgens de balans van het lopende boekjaar werkelijk aanwezige, eigen vermogen van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging;

d. hoofdvestiging:

het door een onderneming als zodanig aangemerkte onderdeel van de onderneming;

e. nevenvestiging:

een ondernemingsonderdeel, niet zijnde de hoofdvestiging, dat geheel of ten dele elders is ondergebracht in een gebouw of complex van gebouwen, waar duurzaam activiteiten van de onderneming plaatsvinden;

f. hoofdnederzetting:

de in het openbaar lichaam gelegen nevenvestiging van een buiten het openbaar lichaam gevestigde onderneming of, indien er meer nevenvestigingen zijn, de door de onderneming als hoofdnederzetting aangemerkte nevenvestiging;

g. openbaar lichaam:

het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel 2
  • 1. Er is een handelsregister, waarin ondernemingen en rechtspersonen worden ingeschreven overeenkomstig het bepaalde in deze wet.

  • 2. Het handelsregister wordt gehouden door de Kamers.

Artikel 3
  • 1. In het handelsregister worden de ondernemingen ingeschreven die in het openbaar lichaam zijn gevestigd, of in het openbaar lichaam een nevenvestiging hebben.

  • 2. Behoort de onderneming toe aan een natuurlijke persoon, of is een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap aangegaan, dan worden tevens de gegevens daarvan ingeschreven.

  • 3. Aan de in artikel 4, eerste lid, genoemde rechtspersonen, met uitzondering van stichtingen, stichtingen particulier fonds en verenigingen, wordt steeds geacht een onderneming toe te behoren.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing op in het openbaar lichaam gevestigde buitenlandse rechtspersonen.

  • 5. Indien aan een stichting of stichting particulier fonds of een vereniging een onderneming tevens als inschrijving van de stichting, de stichting particulier fonds of de vereniging toebehoort die als zodanig overeenkomstig dit artikel moet worden ingeschreven, geldt de inschrijving van de onderneming.

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen activiteiten waarmee niet wordt beoogd vermogensrechtelijk voordeel te behalen, voor de toepassing van het eerste lid met een onderneming worden gelijkgesteld.

B

De artikelen 5 tot en met 8 komen te luiden:

Artikel 5
  • 1. Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister is verplicht degene aan wie een onderneming toebehoort of, indien het de inschrijving betreft van een aan een rechtspersoon toebehorende onderneming, ieder der bestuurders van de rechtspersoon.

  • 2. Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister van een rechtspersoon en deponering van een authentiek afschrift van de akte en statuten is naast de bestuurders van de rechtspersoon tevens verplicht de notaris ten overstaan van wie de akte van oprichting van de rechtspersoon is verleden.

  • 3. Indien geen van de in het eerste of tweede lid bedoelde personen in het gebied van de bevoegde Kamer is gevestigd, is tot het doen van de opgave tevens verplicht degene die in dat gebied belast is met de dagelijkse leiding.

  • 4. Indien een onderneming buiten het openbaar lichaam is gevestigd, is tot het doen van de opgave tevens verplicht degene die belast is met de dagelijkse leiding van de hoofdnederzetting.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere personen worden aangewezen die verplicht of bevoegd zijn tot het doen van daarbij aangewezen opgaven.

Artikel 6
  • 1. Tot inschrijving van een in het openbaar lichaam gevestigde onderneming of nevenvestiging is bevoegd de Kamer binnen welker gebied de onderneming haar hoofdvestiging respectievelijk hoofdnederzetting heeft.

  • 2. Tot inschrijving van een in het openbaar lichaam gevestigde rechtspersoon is bevoegd de Kamer binnen welker gebied de rechtspersoon volgens zijn statuten zijn zetel heeft.

  • 3. Tot inschrijving van een buiten het openbaar lichaam gevestigde onderneming is bevoegd de Kamer binnen welker gebied de onderneming haar hoofdnederzetting heeft.

Artikel 7
  • 1. De tot opgaaf verplichte personen doen, met inachtneming van het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur en andere wettelijke bepalingen aangewezen gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het deponeren van bescheiden.

Artikel 8
  • 1. De opgave voor de eerste inschrijving van een onderneming wordt gedaan binnen één week na aanvang van de uitoefening van de ondernemingsactiviteiten.

  • 2. De andere voorgeschreven opgaven worden gedaan uiterlijk één week na het plaatsvinden van het feit ten gevolge waarvan de verplichting tot de opgave ontstaat, voor zover bij of krachtens algemene maatregel van bestuur niet anders is bepaald.

  • 3. De verplichting tot het doen van een opgave eindigt zodra die opgave is gedaan door iemand anders die daartoe verplicht of bevoegd was of, voor zover het een wijziging betreft als bedoeld in artikel 9 of artikel 10, zodra de Kamer de desbetreffende wijziging heeft ingeschreven.

C

De artikelen 13 tot en met 18 komen te luiden:

Artikel 13

Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen die in het handelsregister staan ingeschreven kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor daarbij aangewezen gegevens of bescheiden beperkingen worden vastgesteld ten aanzien van het bepaalde in artikel 11.

Artikel 14
  • 1. Bij de eerste inschrijving van een onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging en vervolgens jaarlijks na het jaar van inschrijving, zijn voor elke ingeschreven onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging aan de Kamer verschuldigd, op grondslag van het in de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging aanwezige eigen vermogen, de door de Kamer vast te stellen bedragen, die nimmer minder dan de in de navolgende schalen genoemde minima, noch meer dan de in deze schalen genoemde maxima bedragen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde minimum en maximum bedragen zijn bij een in de onderneming, rechtspersoon, of nevenvestiging per 1 januari aanwezige eigen vermogen van:

    Schaal

    Meer dan

    Doch niet meer dan

    Voor de 1ste inschrijving minimaal

    Voor de 1ste inschrijving maximaal

    Jaarlijks minimaal

    Jaarlijks maximaal

    Schaal 1

    USD 0,–

    USD 8.379,89

    USD 41,90

    USD 83,80

    USD 41,90

    USD 83,80

    Schaal 2

    USD 8.379,89

    USD 27.932,96

    USD 41,90

    USD 139,66

    USD 41,90

    USD 139,66

    Schaal 3

    USD 27.932,96

    USD 41.899,44

    USD 41,90

    USD 195,53

    USD 41,90

    USD 195,53

    Schaal 4

    USD 41.899,44

    USD 55.865,92

    USD 55,87

    USD 251,40

    USD 55,87

    USD 251,40

    Schaal 5

    USD 55.865,92

    USD 83.798,88

    USD 69,83

    USD 279,33

    USD 69,83

    USD 279,33

    Schaal 6

    USD 83.798,88

    USD 111.731,84

    USD 83,80

    USD 307,26

    USD 97,77

    USD 307,26

    Schaal 7

    USD 111.731,84

    USD 279.329,61

    USD 139,66

    USD 418,99

    USD 111,73

    USD 418,99

    Schaal 8

    USD 279.329,61

    USD 558.659,22

    USD 588,66

    USD 698,32

    USD 223,46

    USD 588,66

    Schaal 9

    USD 558.659,22

    USD 1.117.318,44

    USD 588,66

    USD 698,32

    USD 279,33

    USD 588,66

    Schaal 10

    USD 1.117.318,44

    USD 1.675.977,65

    USD 588,66

    USD 698,32

    USD 335,20

    USD 588,66

    Schaal 11

    USD 1.675.977,65

    USD 2.234.636,87

    USD 588,66

    USD 837,99

    USD 418,99

    USD 698,32

    Schaal 12

    USD 2.234.636,87

    USD 2.793.296,09

    USD 588,66

    USD 837,99

    USD 474,86

    USD 698,32

    Schaal 13

    USD 2.793.296,09

     

    USD 588,66

    USD 837,99

    USD 588,66

    USD 698,32

  • 3. Ter bepaling van de grondslag voor de toepassing van de schaal van het tweede lid, is degene die tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister verplicht is, gehouden aangifte te doen van het eigen vermogen van de onderneming, de rechtspersoon of nevenvestiging met uitzondering van de in artikel 15 bedoelde ondernemingen, rechtspersonen, stichtingen, stichtingen particulier fonds en verenigingen.

  • 4. De bedragen voor de inschrijving zijn verschuldigd door degene aan wie de onderneming of nevenvestiging behoort. Behoort de onderneming of nevenvestiging aan meer dan een persoon, dan zijn deze ieder voor het geheel voor de voldoening aansprakelijk. Behoort de onderneming aan een rechtspersoon, dan zijn de bedragen voor de inschrijving door de rechtspersoon verschuldigd. De bedragen voor de inschrijving van een stichting, een stichting particulier fonds en een vereniging aan wie niet een onderneming toebehoort zijn verschuldigd door de stichting, de stichting particulier fonds en de vereniging. Bij ontbinding of omzetting in een buitenlandse rechtspersoon zijn respectievelijk de met vereffening belaste personen en de bestuurders hoofdelijk daarvoor aansprakelijk.

  • 5. De Kamer kan degene die tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister verplicht is, ten hoogste eenmaal per jaar schriftelijk verzoeken aangifte te doen ten behoeve van de rangschikking van de onderneming. Een dergelijk verzoek wordt niet gedaan voordat een jaar is verstreken sinds de aangifte bij de inschrijving of, bij gebreke daarvan, sinds de inschrijving heeft plaatsgevonden.

  • 6. De Kamer kan degene die een aangifte ten behoeve van de rangschikking heeft gedaan, schriftelijk verzoeken een nadere toelichting op die aangifte te verstrekken.

  • 7. Bij gebrek aan aangifte van het eigen vermogen bij de opgave tot inschrijving wordt het in de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging aanwezige eigen vermogen door de Kamer geschat; het geschatte bedrag geldt als grondslag voor de toepassing van de schaal in het tweede lid. Voor de later verschuldigde bedragen blijven degenen, die tot het doen van aangiften voor de inschrijving in het handelsregister zijn gehouden, bevoegd aangifte te doen van het in de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging aanwezige eigen vermogen.

  • 8. De Kamer geeft, in haar gebied, kennis aan belanghebbende van de bedragen verschuldigd ingevolge de voorgaande bepalingen, welke bedragen dan binnen een maand na dagtekening van de mededeling moeten zijn voldaan. Bij gebreke van betaling zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen die bij wanbetaling van de kohierbelastingen gelden.

Artikel 15

Stichtingen, stichtingen particulier fonds en verenigingen, aan wie niet een onderneming toebehoort als bedoeld in artikel 3, derde lid, worden ingedeeld in schaal 4, bedoeld in artikel 14, tweede lid.

Artikel 16

Voor het inzien van het handelsregister en de bescheiden die daarbij krachtens wettelijk voorschrift zijn gedeponeerd, zijn aan de Kamer maximaal verschuldigd de volgende door de Kamer vast te stellen bedragen:

  • a. voor het door middel van een internet verbinding inzien van het elektronische bestand: USD 139,66 per kalenderjaar voor abonnementskosten, vermeerderd met USD 0,08 per inschrijving en USD 0,06 per tijdseenheid van 1 minuut of gedeelte daarvan;

  • b. voor het telefonisch vragen van inlichtingen over hetgeen in het handelsregister is ingeschreven of krachtens wettelijk voorschrift daarbij is gedeponeerd: USD 0,56 per tijdseenheid van 1 minuut of gedeelte daarvan;

  • c. voor het door middel van internet raadplegen van uittreksels uit het elektronisch bestand: USD 1,40 per uittreksel.

Artikel 17

Voor het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit hetgeen in het handelsregister is ingeschreven of krachtens wettelijk voorschrift daarbij is gedeponeerd, zijn aan de Kamer verschuldigd de volgende door de Kamer maximaal vast te stellen bedragen:

  • a. voor fotokopieën: USD 0,56 voor de eerste bladzijde en USD 1,12 voor elke volgende bladzijde per inschrijving;

  • b. voor uittreksels: USD 11,17 voor ieder uittreksel;

  • c. voor een schriftelijke mededeling met betrekking tot hetgeen in het handelsregister is ingeschreven of daarbij is gedeponeerd: USD 8,38 per inschrijving;

  • d. voor het verstrekken van een overzicht van categorieën van in het handelsregister ingeschreven ondernemingen, rechtspersonen of nevenvestigingen, USD 0,56 per onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging, met een minimum van USD 8,38 per overzicht;

  • e. voor het per brief, telefax, e-mail of andere wijze verstrekken van producten genoemd onder a, b, c en d: het tarief voor het desbetreffende product, vermeerderd met de kosten van verzending en betalingsverkeer.

Artikel 17a

De bedragen genoemd in de artikelen 11 tot en met 17 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bijgesteld telkens wanneer de prijsontwikkeling daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18
  • 1. Indien een Kamer of een persoon die belang heeft bij de inschrijving van mening is dat de inschrijving van een onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging onjuist, onvolledig of in strijd met de openbare orde of de goede zeden is of dat een onderneming, rechtspersoon of een nevenvestiging ten onrechte niet is ingeschreven, kan de belanghebbende zich bij verzoekschrift wenden tot het gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba dat zittingsplaats heeft in het openbaar lichaam waar de Kamer is gevestigd, bij welke de inschrijving is geschied of zou moeten geschieden, met het verzoek de doorhaling, aanvulling of wijziging van het ingeschrevene of de inschrijving van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging te gelasten.

  • 2. Een ieder, met betrekking tot wie hetgeen in het handelsregister is ingeschreven, onvolledig of onjuist is, of in strijd met de openbare orde of de goede zeden, kan, indien degene die het handelsregister houdt weigert of nalaat het verzoek tot aanvulling of wijziging te doen, zich op dezelfde wijze met dit verzoek tot het gerecht in eerste aanleg wenden.

  • 3. Indien bij rechterlijke uitspraak hetgeen in het handelsregister is ingeschreven geheel of gedeeltelijk onrechtmatig is verklaard, doet de Kamer op verzoek van een belanghebbende daarvan aantekening in het handelsregister.

D

De artikelen 20 en 21 komen te luiden:

Artikel 20

Alles wat betreft de inrichting van en het toezicht op het handelsregister, de opgaven voor de inschrijving, de inschrijving zelf, de doorhaling, de aanvulling en de wijziging van het ingeschrevene, het ter inzage leggen en het geven van afschriften van en uittreksels uit hetgeen ingeschreven is en hetgeen verder nog ter uitvoering van deze wet nodig is, wordt, voorzover daarin niet bij deze wet is voorzien, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, geregeld.

Artikel 21
  • 1. Hij die opzettelijk een onjuiste of onvolledige opgave doet, bestemd voor inschrijving in het handelsregister, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste USD 28.000.

  • 2. Hij die wettelijk gehouden is een opgave te doen voor inschrijving in het handelsregister, wordt, indien het aan zijn schuld te wijten is dat die opgaaf gedaan door hemzelf of door een ander onjuist of onvolledig is, gestraft met geldboete van ten hoogste USD 11.200.

  • 3. Hij die niet voldoet aan zijn wettelijke verplichtingen tot het doen van opgave voor inschrijving in het handelsregister, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste USD 28.000.

  • 4. Hij die niet voldoet aan zijn wettelijke verplichting tot het op alle van de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging uitgaande brieven, orders, facturen en offertes vermelden van het nummer onder welk de onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging in het handelsregister is ingeschreven, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste USD 28.000.

  • 5. De feiten, strafbaar gesteld in het eerste, derde en vierde lid, zijn misdrijven. Het feit strafbaar gesteld in het tweede lid, is een overtreding.

E

Artikel 22 vervalt.

F

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23
  • 1. Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet schrijft de Kamer – voorzover deze niet reeds zijn ingeschreven – in het handelsregister in alle in het Stichtingenregister voorkomende gegevens als ware opgave gedaan overeenkomstig het handelsregisterbesluit.

  • 2. Overige opgaven ter inschrijving in het handelsregister en deponering van bescheiden ten kantore van het handelsregister, waartoe de verplichting ontstaat als gevolg van de inwerkingtreding van deze wet worden, voor zover betrekking hebbend op ondernemingen, rechtspersonen, waaronder verenigingen zonder volledige rechtsbevoegdheid, nevenvestigingen of persoonlijke gegevens, gedaan binnen een jaar na inwerkingtreding van deze wet, voor zover niet bij de Invoeringswet Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES in een andere overgangstermijn is voorzien.

  • 3. Het bepaalde in artikel 19 geldt voor rechtspersonen die reeds bestaan bij het in werking treden van Boek 2 BW BES eerst nadat twee jaren na inwerkingtreding van deze wet zijn verstreken. Tot dat tijdstip blijft voor deze rechtspersonen het voordien geldend recht van toepassing.

  • 4. Artikel 15 is voor wat betreft naamloze en besloten vennootschappen slechts van toepassing op die vennootschappen die opgericht zijn na 1 maart 2004, dan wel die na 1 maart 2004 hun statuten hebben gewijzigd.

  • 5. Alle opgaven gedaan door stichtingen en stichtingen particulier fonds bij de door de Kamer gehouden registers na 1 maart 2004 en de dag van inwerkingtreding van deze wet, en de inschrijvingen daarvan door de Kamer, worden geacht te zijn gedaan overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de daarop rustende algemene maatregel van bestuur.

G

De artikelen 24 en 25 vervallen.

H

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

Deze wet wordt aangehaald als: Handelsregisterwet 2009 BES.

Artikel 5.2

Artikel 1a, tweede lid, van de Mijnwet BES wordt komt te luiden:

  • 2. Voor zover uit deze wettelijke regeling niet anders voortvloeit, zijn alle delfstoffen eigendom van het Rijk.

Artikel 5.3

De Petroleumwet Saba Bank BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

1. De in of op de Saba Bank aanwezige petroleum is eigendom van het Rijk.

B

In artikel 7, zevende lid, wordt ‘landsbesluit’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

Artikel 5.4

De Prijzenwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 4 en 5, eerste lid, wordt ‘artikel 2, eerste of tweede lid’ vervangen door: artikel 2, eerste of derde lid.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘ten hoogste tienduizend gulden’ vervangen door: de derde categorie.

2. In het tweede en derde lid wordt ‘ten hoogste duidend gulden’ vervangen door: de tweede categorie.

C

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘landsverordening’ vervangend door: wet

2. In het tweede lid wordt ‘ten hoogste zesduizend gulden’ vervangen door: de tweede categorie.

3. In het vierde lid wordt ‘ten hoogste zeshonderd gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

Artikel 5.5

De Wet elektriciteitsconcessies BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid wordt ‘eilandgebieden’ vervangen door: openbare lichamen.

B

In de artikelen 2, zesde lid, 3, eerste lid, onder b, 4, vierde lid, 5, eerste en tweede lid, 9, eerste, tweede en derde lid, 10, 12, 13, 14, eerste lid en 18 wordt ‘eilandgebied’ telkens vervangen door: openbaar lichaam.

C

In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, vervalt ‘bij landsverordening’ en wordt ‘eilandgebied’ vervangen door’ gebied.

D

In artikel 20, eerste lid, wordt ‘verordening’ gewijzigd in: wet.

Artikel 5.6

De Wet merken BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder ‘Onze Minister’ verstaan: Onze Minister van Economische zaken.

B

In de artikelen van deze wet wordt ‘het Bureau’ of ‘Het Bureau’ telkens vervangen door: Onze Minister.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Telkens vervalt ‘of hulpbureau’.

2. De slotwoorden ‘waarop Onze Minister wederom is geopend’ wordt vervangen door: waarop het kantoor wederom is geopend.

D

In de artikelen 9, eerste lid, onderdeel b, 19, eerste lid, 21, tweede lid, onderdeel b, 25, zevende lid, onderdelen c en d, en 47 wordt ‘of Saba’ telkens vervangen door: en Saba.

E

In de artikelen 10, eerste en achtste lid, 18, 20, derde en vierde lid, 21, vierde lid, en 29, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, wordt ‘bij algemene maatregel van bestuur’ telkens vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

F

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid, vervalt telkens ‘althans binnen twee maanden na ontvangst van het depot’.

2. Het tweede lid vervalt.

3. In het vijfde lid vervalt ‘11,’.

G

De artikelen 11 tot en met 17 vervallen.

H

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de laatste volzin.

2. Het tweede, derde en vierde lid alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid vervallen

I

In artikel 23, elfde lid, wordt ‘een van de veelvuldig op Bonaire, Sint Eustatius of Saba gesproken talen’ vervangen door: de Nederlandse of Engelse taal.

J

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. De laatste volzin van het vierde lid vervalt.

2. In het zevende lid, onderdeel d, wordt na ‘toegetreden staten gehouden,’ ingevoegd: overeenkomstig artikel 10 inschrijving.

K

Artikel 29, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het in artikel 10 bedoelde register kan kosteloos worden geraadpleegd.

L

Artikel 32, tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid vervallen.

M

In artikel 35 vervalt ‘, 11’.

N

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘Met inachtneming van het bepaalde bij deze wet en door Onze Minister van Economische Zake nader te stellen regels,’ wordt vervangen door: Onverminderd het bepaalde in artikel 43.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid vervallen.

O

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43
  • 1. Het verkregen recht op een merk eindigt, met terugwerkende kracht tot en met de datum van het in werking treden van deze wet, indien niet bij het verstrijken van een termijn van één jaar te rekenen met ingang van die datum, een bevestigend depot van dat merk is verricht met inachtneming van de vereisten, bepaald bij algemene maatregel van bestuur. De inschrijving van dit depot vermeldt het beroep op een verkregen recht en wat ter zake is opgegeven. Dit bevestigend depot treedt in de plaats van het depot van het merk dat is verricht onder het vóór het in werking treden van deze wet geldende recht. Indien evenwel de deposant beroep doet op een verkregen recht, terwijl hij weet of behoort te weten, dat dit recht niet bestaat, geldt het depot als te kwader trouw verricht.

  • 2. Het op een collectief merk verkregen recht eindigt voorts met terugwerkende kracht tot en met de datum van het in werking treden van deze wet, indien bij het in het eerste lid bedoelde bevestigende depot geen reglement op het gebruik en toezicht is overgelegd. De artikelen 25, 33 en 38, tweede lid, zijn van toepassing.

  • 3. Op depots als bedoeld in het eerste en tweede lid is artikel 10 van toepassing.

  • 4. In afwijking van artikel 20 hebben alle in artikel 42 bedoelde bevestigende depots, die overeenkomstig deze wet zijn verricht tussen 10 oktober 2010 en 10 oktober 2011, een geldigheidsduur van één tot tien jaren. Deze verstrijkt in de maand en op de dag van het bevestigende depot, in het jaar waarvan het jaartal hetzelfde cijfer der eenheden bevat als het jaar, waarin het oudste verkregen recht, waarop beroep wordt gedaan, is ontstaan. De eerste vernieuwing van de inschrijving van deze depots kan op het tijdstip van het bevestigingsdepot gevraagd worden voor de duur van de termijn, genoemd in artikel 20, derde lid, en tegen betaling van de rechten, bepaald bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

P

Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

Bij ministeriële regeling wordt een voorziening getroffen omtrent het inschrijven, vernieuwen, wijzigen van of andere handelingen inzake internationale merken als bedoeld in de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891 en het Protocol bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 27 juni 1989 gedurende de periode die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze wet en eindigt op het tijdstip waarop Bonaire, Sint Eustatius en Saba als gebied kan worden aangewezen krachtens de genoemde Overeenkomst en Protocol.

Artikel 5.7

De Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De kiezers voor het grootbedrijf kiezen 3 leden van elke kamer, de kiezers voor het kleinbedrijf kiezen de overige leden.

2. In artikel 2, derde lid, wordt ‘Naf. 100.000’ vervangen door: USD 55.865,92.

B

In artikel 6 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De aftredende leden kunnen ten hoogste drie maal worden herbenoemd.

2. In het vijfde lid wordt ‘Curaçao en Aruba’ vervangen door: Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

C

In artikel 7, vierde lid, en artikel 9, eerste lid, wordt ‘eiland’ vervangen door ‘openbaar lichaam’ en wordt ‘op’ vervangen door ‘in’.

D

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

De kamers geven sturing aan één uitvoeringsorganisatie welke is gevestigd op Bonaire waar ook voor Bonaire een publiekskantoor is. Daarnaast is er zowel op Sint Eustatius als op Saba een publiekskantoor. Het publiekskantoor krijgt ondersteuning vanuit de uitvoeringsorganisatie bij de taakuitvoering.

E

In artikel 22, vijfde lid, wordt ‘de Rijksvertegenwoordiger openbare lichamen’ vervangen door: de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen.

Artikel 5.8

De Wet post BES wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 15 worden onder vernummering van de leden 1 tot en met 6 tot respectievelijk 3 tot en met 8 twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe door Onze Minister aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn bevoegd te allen tijde inlichtingen te vorderen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. De houder van de concessie is verplicht de gevorderde inlichtingen te geven.

2. In het zevende en achtste lid (nieuw) wordt voor ‘Nederland’ steeds ingevoegd: van.

3. In artikel 18, eerste lid, wordt: ‘De Staatscourant’ gewijzigd in: de Staatscourant.

Artikel 5.9

De Wet telecommunicatievoorzieningen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6 wordt ‘Aangesloten’ wordt vervangen door: aangeslotenen.

B

In artikel 15, zesde lid, onderdeel d, wordt ‘oproepprogramma’s’ vervangen door: omroepprogramma’s.

C

In artikel 23, eerste lid, wordt ‘zijne’ vervangen door: zijnde.

D

In artikel 32, tweede lid, wordt ‘ten hoogste ten hoogste USD 56.000’ vervangen door: ten hoogste USD 56.000.

E

In artikel 33, tweede lid, wordt ‘ten hoogste ten hoogste USD 28.000’ vervangen door: ten hoogste USD 28.000.

F

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt na ‘23, tweede lid’ ingevoegd: , 44e, tweede en vierde lid.

2. In het vierde lid, wordt na ‘23, eerste lid,’ ingevoegd: 44e,tweede lid,.

G

Na artikel 44d wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 44e
  • 1. Bij regeling van Onze Minister worden nummerplannen vastgesteld waarin in ieder geval de bestemming van de daarin opgenomen nummers wordt aangegeven.

  • 2. Het is verboden voor een bestemming die voorkomt in een nummerplan andere nummers te gebruiken dan de nummers die in dat plan voor die bestemming zijn opgenomen;

  • 3. Gedurende de voorbereiding van een nummerplan kunnen, in overeenstemming met door Onze Minister aan te wijzen bestemmingen en de daarbij behorende nummers, nummers worden toegekend gedurende een bij dat besluit vast te stellen termijn. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de door Onze Minister aangewezen nummers.

  • 4. Het is verboden nummers voorkomende in een nummerplan, alsmede nummers door Onze Minister aangewezen overeenkomstig het derde lid te gebruiken voor de in een nummerplan onderscheidenlijk in de aanwijzing opgenomen bestemming zonder of in afwijking van een toekenning door een daartoe bevoegde instantie.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven met betrekking tot het beheer en het gebruik van nummers.

Artikel 5.10

De Wet vestiging bedrijven BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5
  • 1. De vergunning kan worden geweigerd indien de aanvrager in kennelijk onvoldoende mate beschikt over algemene vaardigheden om een zaak te leiden dan wel in kennelijk onvoldoende mate beschikt over de financiële middelen die naar redelijkheid benodigd zijn voor het starten van een zaak als waarvoor de vergunning wordt gevraagd.

  • 2. De omstandigheid dat op Bonaire, Sint Eustatius of Saba dan wel op Aruba, Curaçao of Sint Maarten reeds een zaak is of zal worden gevestigd die op of ter zake van Bonaire, Sint Eustatius of Saba producten of diensten aanbiedt vergelijkbaar met die van de zaak waarvoor een vergunning wordt gevraagd, kan, behoudens voorafgaande instemming van Onze Minister van Economische Zaken, geen grond zijn de vergunning te weigeren.

B

In artikel 6 vervalt de zinsnede: betreffende den aard en de plaats van de zaak, alsmede.

C

In artikel 7, eerste lid, vervallen de onderdelen a en e, onder verlettering van de onderdelen b, c en d, tot onderscheidenlijk a, b en c.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

Verlening, weigering of intrekking van een vergunning heeft niet plaats dan nadat de betrokken Kamer van Koophandel en Nijverheid is gehoord. De betrokken kamer brengt het advies binnen een maand uit.

E

In artikel 13 wordt voor ‘Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ ingevoegd: het.

Artikel 5.11

Artikel 13 van de Wet winkelsluiting BES komt te luiden:

Artikel 13

Deze wet wordt aangehaald als: Wet winkelsluiting BES.

Artikel 5.12

De IJkwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 28, eerste lid, onderdeel f, wordt ‘naar een andere dan in artikel 4 genoemde grondslagen, behoudens de gevallen in artikel 7 genoemd’ vervangen door: in een andere dan op grond van artikel 2 vastgestelde meeteenheid, behoudens de gevallen bedoeld in artikel 6, vierde en vijfde lid.

B

In Artikel 28a, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door ‘wet’en wordt ‘de Staatscourant’ vervangen door: Staatscourant.

C

In de artikelen 29, 30, 31 en 32 wordt ‘Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen’ telkens vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

D

In artikel 41, eerste lid, wordt ‘Het aldaar gestelde’ vervangen door: Het gestelde in artikel 19, onder b,.

Artikel 5.13

In artikel 19 van de Wet Verdrag Chemische Wapens BES wordt ‘Wet verdrag chemische wapens BES’ vervangen door: Wet Verdrag Chemische Wapens BES.

HOOFDSTUK 6. MINISTER VAN FINANCIËN

Artikel 6.1

De Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen van deze wet wordt:

1. ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

2. ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’, ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ en ‘landsbesluit houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

3. ‘de Minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

B

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt "Landsverordening" vervangen door: wet.

2. In onderdeel c wordt ‘Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf (P.B. 1990 no. 77)’ vervangen door: Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES.

C

In artikel 23, derde lid, wordt ‘de Bank’ vervangen door: de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 6.2

De Wet identificatie bij dienstverlening BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt in de aanhef van onderdeel b ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt na onderdeel c een volzin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het eerste lid voorts van toepassing is in bij die regeling aan te geven gevallen.

Artikel 6.3

In de Wet melding ongebruikelijke transacties BES wordt artikel 3 gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt, onder vernummering van onderdeel g tot onderdeel h, na onderdeel f een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • g. het geven van inlichtingen aangaande het meldgedrag van degenen die beroeps- of bedrijfsmatig diensten verlenen aan de personen die krachtens artikel 22, eerste lid, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde alsmede aan bij ministeriële regeling aan te wijzen instanties in het Koninkrijk onder bij die regeling te stellen voorwaarden;

2. In het tweede lid wordt ‘de artikelen 1, 2, 3, eerste en tweede lid, 4, 5, 6, 7, 17, 22 en 23, 25 tot en met 30, 33, 36d, eerste lid, 36e, tweede lid, en artikel 36f van de Wet politiegegevens’ vervangen door: de artikelen 1, 2, 3, eerste en tweede lid, 4, 5, 6, 7, 15, 17, 22 en 23, 25 tot en met 30, 33, 36d, eerste lid, 36e, tweede lid, en artikel 36f van de Wet politiegegevens.

Artikel 6.4

De Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk III wordt ‘de Bank’ vervangen door: de Autoriteit Financiële Markten.

B

Het opschrift van paragraaf 4 van hoofdstuk III komt te luiden: § 4 Vrijstelling of ontheffing.

C

Het opschrift van paragraaf 4 van hoofdstuk IV komt te luiden: § 4 Vrijstelling of ontheffing.

D

In artikel 35, derde lid, wordt ‘de Bank’ vervangen door: de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 6.5

In artikel 17 van de Wet toezicht effectenbeurzen BES wordt voor de tekst voorafgaand aan het tweede lid de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

Artikel 6.6

In artikel 6, derde en vierde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES wordt ‘Wet ondernemingspensioenfondsen BES’ telkens vervangen door: Pensioenwet BES.

HOOFDSTUK 8. MINISTER VAN JUSTITIE

§ 8.1 Privaatrecht

Artikel 8.1

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17a wordt ‘Archieflandsverordening (P.B. 1989, 64)’ vervangen door: Archiefwet BES.

B

Artikel 19h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘Begrafenisverordening (P.B. 1919, 21)’ vervangen door ‘Begrafeniswet BES’ en wordt ‘Crematielandsverordening (P.B. 1989, 93)’ vervangen door: Crematiewet BES.

2. In het derde lid wordt ‘Begrafenisverordening’ vervangen door ‘Begrafeniswet BES’ en wordt ‘Crematielandsverordening’ vervangen door: Crematiewet BES.

C

In artikel 120, derde lid, wordt ‘het blad waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst’ vervangen door: de Staatscourant.

D

Na artikel 202, wordt ‘Erkenning’ vervangen door: AFDELING 3 Erkenning.

E

In artikel 228, tweede lid, onder c, wordt ‘van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: BES.

F

In artikel 302, eerste lid, wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

G

In artikel 339, tweede lid, wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

H

In artikel 391 wordt ‘het gerecht in eerste aanleg, zittingsplaats Curaçao,’ vervangen door ‘de rechtbank te ‘s-Gravenhage’ en wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

I

In artikel 436, vierde lid, wordt ‘Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen’ vervangen door: Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES

J

In de artikelen 26d, 110, tweede lid, 280, onder a, 406 c, eerste lid, onder b, 436, eerste lid, 441, tweede lid, onder e, wordt na ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ telkens ingevoegd: BES.

Artikel 8.2

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10, derde lid, wordt ‘Handelsregister-verordening’ vervangen door: Handelsregisterwet 2009 BES.

B

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid wordt na ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ toegevoegd: BES.

2. In het achtste lid, wordt ‘Faillissementbesluit 1931’ vervangen door: van de Faillissementswet BES.

3. In het tiende lid wordt voor ‘Handelsregisterwet BES’ vervangen door: de Handelsregisterwet 2009 BES.

4. Het elfde lid komt te luiden:

  • 11. De bovenstaande leden zijn van toepassing dan wel van overeenkomstige toepassing op de aansprakelijkheid van bestuurders van niet door het recht van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba beheerste rechtspersonen, indien deze in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba failliet worden verklaard. Als bestuurders zijn eveneens aansprakelijk degenen die met de leiding van de in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verrichte werkzaamheden zijn belast. Bevoegd is de rechter die het faillissement heeft uitgesproken.

C

In artikel 119, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘valtua’ vervangen door: valuta.

D

In artikel 121, zesde lid, wordt ‘de Minister belast met Economische Zaken’ vervangen door: Onze Minister van Financiën en wordt in de laatste volzin ‘de Minister’ vervangen door: Onze Minister.

E

In artikel 130, vierde lid, wordt ‘op de Nederlandse Antillen’ vervangen door: in het openbaar lichaam van de statutaire zetel.

F

In artikel 202, zesde lid, wordt ‘Handelsregisterverordening’ vervangen door: Handelsregisterwet 2009 BES.

G

Na artikel 219 wordt ingevoegd: AFDELING 4 (gereserveerd)

H

In artikel 253 wordt ‘ge-beurtenissen’ vervangen door: gebeurtenissen.

Artikel 8.3

Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24, tweede lid, onder a, wordt na ‘omdat daarop’ ingevoegd: de.

B

In de artikelen 27, eerste en vierde lid, 29, derde lid, 200f, zesde lid, 253, eerste lid, 264, tweede lid, 268, derde en vierde lid, 270, derde lid, 271, eerste lid en 301, tweede lid wordt na ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ telkens ingevoegd: BES.

C

Voor artikel 30, eerste lid, wordt éénmaal de aanduiding ‘1’ verwijderd.

D

Artikel 200b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De woorden ‘hier te lande’ worden vervangen door: in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

2. Na het woord ‘aanhouden’ wordt een spatie geplaatst.

E

In de artikelen 200c, derde lid, 200d, eerste lid, 200e, eerste en tweede lid en artikel 200f, eerste en zesde lid, wordt ‘eilandgebied’ telkens vervangen door: openbaar lichaam.

F

In artikel 200d, tweede lid, wordt ‘Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba’ vervangen door: Het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

G

In artikel 200f, vijfde lid, wordt ‘het nieuwsblad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst’ vervangen door: de Staatscourant.

H

In artikel 206, tweede lid, wordt ‘Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994’ vervangen door: Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES.

I

In artikel 310, vierde lid, wordt na ‘Wetboek van Strafrecht’ ingevoegd: BES.

Artikel 8.4

Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, vijfde lid, wordt ‘eilandgebied’ vervangen door: openbaar lichaam.

B

In artikel 116, vierde lid, wordt na ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ ingevoegd: BES.

C

In artikel 121, eerste lid, wordt ‘verklaArtikel’ vervangen door: verklaart.

Artikel 8.5

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 113 komt te luiden:

Artikel 113

Bij betaling in wettig betaalmiddel van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt de verschuldigde geldsom, indien deze niet vijf cent of een veelvoud daarvan beloopt, afgerond op het meest nabij gelegen bedrag dat deelbaar is door vijf en ten minste vijf cent bedraagt.

B

In de artikelen 96, tweede lid, onder c, 241, tweede lid, en 244, tweede lid, wordt na ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ ingevoegd: BES.

C

In artikel 190, eerste lid, onder b, wordt ‘NAF.1.250,-’ vervangen door: USD 700,-.

Artikel 8.6

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 48b wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

B

Artikel 48c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

2. In het vierde lid wordt ‘de Algemene termijnenlandsverordening’ vervangen door: de Algemene termijnenwet.

C

In artikel 441, derde lid, wordt ‘gehoudendheid’ vervangen door: gehoudenheid.

Artikel 8.7

Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1588, 1595, eerste lid, 1604, 1613x, tweede lid, 1614c, derde en vierde lid, wordt ‘algemene verordening’ telkens vervangen door: algemeen verbindend voorschrift.

B

De aanduiding ‘Artikel 1613 c’, die volgt op Artikel 1613ca wordt vervangen door: Artikel 1613cb.

C

Artikel 1613q wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onder 1°, komt als volgt te luiden:

  • 1°. het beding, waarbij de arbeider deelneemt in enig fonds, dat naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met de Minister van Justitie voldoende waarborg van soliditeit biedt,of waarbij de arbeider toestemt, dat te zijnen behoeve een inlage in de door hem aangewezen bankwordt gestort;

2. In het tweede lid, onder 2º, wordt ‘Curaçaosche Postspaarbank’ vervangen door: door de minderjarige aangewezen bank.

D

In artikel 1614l, derde lid, wordt ‘de Gouverneur’ vervangen door: Onze Minister wie het aangaat.

E

In artikel 1614pa wordt ‘Landsverordening minimumlonen’ vervangen door: Wet minimumlonen BES.

F

Artikel 1614r wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder 3°, vervalt de zinsnede ‘in de Curaçaosche Postspaarbank’.

2. In het eerste lid, onder 3°, wordt na artikel 1613q,’ ingevoegd: tweede lid, onder.

3. In het tweede lid wordt ‘de Gouverneur’ telkens vervangen door: Onze Minister wie het aangaat.

G

Artikel 1614s wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de Curaçaosche Postspaarbank’ vervangen door: bij een door de arbeider aangewezen bank.

2. In het vijfde lid wordt ‘de Gouverneur’ vervangen door: Onze Minister wie het aangaat.

H

In artikel 1614w wordt ‘verordening’ vervangen door: algemeen verbindend voorschrift.

I

In artikel 1614x vervalt de zinsnede ‘, alles behoudens de betrekkelijke bepalingen van de Ongevallenregeling 1936’.

J

Na artikel 1615da wordt ‘VIERDE AFDELING’ vervangen door: VIJFDE AFDELING.

K

In artikel 1615i wordt ‘evengenoemde landsverordening’ vervangen door: evengenoemde wet.

L

In de artikelen 1629 en 1793, derde lid, wordt ‘van de Nederlandse Antillen’ telkens vervangen door: BES.

M

In artikel 1646, tweede lid, vervalt de zinsnede ‘, en zullen alzo de verordeningen van het voorgaande artikel worden in acht genomen’.

N

In artikel 2031, eerste en tweede lid, wordt ‘Algemene termijnenlandsverordening’ vervangen door: Algemene termijnenwet.

Artikel 8.8

Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 169, eerste lid, vervalt na ‘bezit of buiten het grondgebied van’ éénmaal het woord ‘de’.

B

In artikel 194, derde lid, wordt ‘buitenlandse register’ vervangen door: register buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

C

In de artikelen 194, eerste lid, onder a, en vierde lid en 1303, derde en zesde lid, wordt ‘hier te landen’ vervangen door: in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

D

In artikel 195, eerste lid, onder b, onder 4º, vervallen de woorden ‘in het’.

E

In artikel 196, tweede lid, wordt ‘buitenlands register’ vervangen door ‘register buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ en wordt ‘Nederlands-Antilliaanse register’ vervangen door: register in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

F

In artikel 199, tweede lid, vervalt na ‘uitspraak van’ éénmaal het woord ‘de’.

G

In de artikelen 227, tweede lid, en 750 wordt na ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ telkens ingevoegd: BES.

H

In de Slotbepaling vervallen het tweede en derde lid, alsmede de aanduiding ‘1’.

Artikel 8.9

Het Wetboek van Koophandel BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 213, tweede lid, en 270, tweede lid wordt ‘De Gouverneur wijst de instellingen aan’ vervangen door: Bij algemene maatregel van bestuur worden de instellingen aangewezen.

B

In artikel 458, tweede lid, wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

C

In artikel 511, tweede lid, wordt ‘de Gouverneur’ vervangen door: de voorzitter van de Raad voor de Scheepvaart.

D

In artikel 763 wordt ‘Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: Burgerlijk Wetboek BES.

Artikel 8.10

De Faillissementswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13, wordt ‘het de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

B

In artikel 18, eerste lid, onder 1°, wordt ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ vervangen door: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

C

In de artikelen 36, eerste lid, 57, tweede lid, 229, eerste en tweede lid, wordt ‘Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen’ telkens vervangen door: Burgerlijk Wetboek BES.

D

In artikel 55a, eerste lid, wordt ‘Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: Burgerlijk Wetboek BES.

E

In artikel 62, derde lid wordt ‘Wetboek van Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

F

In artikel 196, eerste lid, wordt ‘buiten in het buitenland’ vervangen door: in het buitenland.

G

In artikel 210, tweede lid, wordt ‘het het openbaar lichaam’ vervangen door: het openbaar lichaam.

H

Artikel 217 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘Algemene termijnenlandsverordening’ vervangen door: Algemene termijnenwet.

2. In het tweede lid wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

Artikel 8.11

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 21a wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen, onderscheidenlijk bij algemene maatregel van bestuur,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

B

In de artikelen 103a, vijfde lid, 429j, eerste lid, 448, eerste lid, 466, tweede lid, 476b, 597, 862, eerste lid, 993, tweede lid, 1021, tweede lid wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen, onderscheidenlijk bij algemene maatregel van bestuur’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

C

In artikel 258 wordt ‘landsverordening of bij wet’ vervangen door: wet.

D

In artikel 479c wordt ‘landsverordeningen of wetten’ vervangen door: wetten.

E

In artikel 565 wordt ‘Landsverordening openbare registers’ vervangen door: Wet openbare registers BES.

F

In artikel 584f, derde lid, wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

G

In artikel 642c, achtste lid, wordt ‘het Faillissementsbesluit 1931, onderscheidenlijk de Faillissements-verordening of de Faillissementswet BES ’ vervangen door: de Faillissementswet BES.

H

In artikel 715, tweede lid, tweede volzin, en in artikel 721, eerste volzin, wordt ‘de oproeping’ vervangen door: het bewijs van instellen.

I

In artikel 820, tweede lid, wordt ‘in het nieuwsblad waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst of in de Staatscourant’ vervangen door: in de Staatscourant.

J

In de artikelen 862, eerste lid, en 1021, tweede lid, wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen, onderscheidenlijk bij algemene maatregel van bestuur’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

K

In artikel 1077, eerste en tweede lid, wordt ‘de Algemene termijnenlandsverordening, de Algemene termijnenverordening onderscheidenlijk de Algemene termijnenwet’ telkens vervangen door ‘de Algemene termijnenwet’ en wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

L

Artikel 1078 vervalt.

Artikel 8.12

De Auteurswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt voor de tekst de aanduiding ‘1’.

B

In artikel 37, eerste lid, onder 2º, vervallen de woorden ‘binnen de kolonie’.

C

In artikel 47 wordt ‘algemeene wet’ vervangen door: algemeene landsverordening.

D

Artikel 51 vervalt.

Artikel 8.13

In artikel 18, derde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES wordt ‘landsbesluit houdende algemene maatregelen’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

Artikel 8.14

De Wet aansprakelijkheid olietankschepen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

2. In de begripsbepaling van ‘de minister’ wordt ‘de Onze’ vervangen door: Onze.

3. In de begripsbepaling van ‘olie’ wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

B

In artikel 11, tweede en vierde lid, wordt na ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ ingevoegd: BES.

C

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de woorden ‘Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek’ wordt ingevoegd: BES.

2. Na de woorden ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ wordt ingevoegd: BES.

3. Voor de woorden ‘de openbare lichamen’ vervalt telkens het woord ‘de’.

D

In artikel 14 wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

E

In artikel 16, eerste lid, onder b, vervalt voorafgaand aan de woorden ‘de openbare lichamen’ telkens het woord ‘de’.

F

In artikel 30, derde lid, wordt ‘het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en Aruba’ vervangen door: het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

G

In artikel 32, tweede lid, wordt ‘Algemene maatregel van bestuur’ vervangen door: Bij algemene maatregel van bestuur.

H

In artikel 35 wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

I

Artikel 36 vervalt.

Artikel 8.15

De Wet schadefonds olietankschepen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, eerste lid, en 5, eerste, tweede, derde en vierde lid, wordt ‘de minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

B

In artikel 5, eerste lid, wordt na ‘Een ieder die’ éénmaal het woord ‘in’ verwijderd.

C

In de artikelen 5, eerste lid, 6, tweede lid en 13 wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

D

In artikel 12, vijfde lid, wordt ‘van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: BES.

E

Artikel 14 vervalt.

Artikel 8.16

De Wet overeenkomsten langs elektronische weg BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 14, eerste lid, en 16, eerste lid, wordt na ‘wordt bekendgemaakt’ ingevoegd: in.

B

In artikel 15, onder c, wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen,’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

C

Artikel 34 vervalt.

Artikel 8.17

In de Wet inzake erkenning rechtspersoonlijkheid vreemde vennootschapen BES vervalt artikel 2.

Artikel 8.18

De Uitvoeringswet van het tussen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt ‘de Boven-windsche eilanden’ vervangen door: Sint Eustatius en Saba.

B

In het opschrift boven artikel 2 wordt ‘Curacao’ vervangen door: Curaçao.

C

In artikel 5, eerste lid, eerste gedachtestreepje, wordt ‘de rechter in eerste aanleg op het betrokken eiland’ vervangen door: de betrokken rechter in eerste aanleg.

D

In artikel 10, tweede lid, wordt ‘kantongerechten’ vervangen door: ressorts.

E

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘hof van Justitie’ vervangen door: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2. In het tweede lid wordt ‘hof’ vervangen door: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba .

F

In het opschrift boven artikel 16 wordt ‘den Curaçaoschen rechter’ vervangen door: de rechter van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

G

In de artikelen 1, eerste en tweede lid, 7, eerste en tweede lid en artikel 12 wordt ‘verordening’ telkens vervangen door: wet.

H

Artikel 20 vervalt.

Artikel 8.19

De Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1954 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, aanhef, en 20, tweede lid, wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

B

In de artikelen 2 en 3 wordt ‘bedrag’ telkens vervangen door: verdrag.

C

Artikel 28 vervalt.

Artikel 8.20

In de Uitvoeringswet van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke zaken BES vervalt artikel 8.

Artikel 8.21

In de Uitvoeringswet van de Europese Overeenkomst nopens het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht BES vervalt artikel 3.

Artikel 8.22

De Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 36, eerste en vierde lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

B

In artikel 37o, eerste lid, wordt ‘rechtspersonlijkheid’ vervangen door: rechtspersoonlijkheid.

C

In de artikelen 9, eerste lid, 139, 171, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

D

De artikelen 37v en 37w vervallen.

E

In artikel 178 wordt ‘Wetboek van Koophandel’ vervangen door: Wetboek van Koophandel BES.

F

Artikel 177 vervalt.

Artikel 8.23

In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, tweede gedeelte vervalt artikel II.

§ 8.2 Staats- en bestuursrecht

Artikel 8.24

De Wet administratieve rechtspraak BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15, eerste lid, wordt ‘het eilandgebied’ vervangen in: het openbaar lichaam.

B

In artikel 17, eerste lid, wordt ‘USD 84,–’ vervangen door ‘USD 84’ wordt ‘USD 28,-’ vervangen door ‘USD 28’ en wordt ‘geregeld’ vervangen door: geheven.

C

In de artikel 17, tweede lid, en 23, tweede lid, wordt ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ telkens vervangen door: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

D

In artikel 20, tweede lid, wordt ‘bevogde’ vervangen door: bevoegde.

E

In artikel 26, derde lid, wordt ‘in het nieuwsblad waarin van landswege officiële berichten worden geplaatst’ vervangen door: in de Staatscourant.

F

In artikel 30, negende lid, wordt ‘verenen’ vervangen door: verlenen.

G

In artikel 40 wordt ‘het Land’ vervangen door: het Rijk.

H

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘het het bestuursorgaan’ vervangen door: het bestuursorgaan.

2. In het vijfde lid wordt ‘over lichaam’ vervangen door: overheidslichaam.

3. In het negende lid wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

4. In het twaalfde lid wordt ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES van de Nederlandse Antillen vervangen door ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES’ en wordt ‘het Landsbesluit op de gratis rechtsbijstand’ vervangen door: de Wet kosteloze rechtskundige bijstand BES.

I

In artikel 51, eerste lid, wordt ‘eilandgebied’ vervangen door: openbaar lichaam.

J

In artikel 53 wordt ‘uitreksels’ vervangen door: uittreksels.

K

In artikel 58, vierde lid, wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

L

In artikel 61, tweede lid, wordt ‘het nieuwsblad waarin van landswege officiële berichten worden geplaatst of op een andere passende wijze’ vervangen door: de Staatscourant.

M

In artikel 101, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

N

Artikel 102 vervalt.

Artikel 8.25

De Advocatenwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2 en 3 wordt ‘Hof van Justitie’ telkens vervangen door: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

B

Artikel 2 wordt als volgt aangepast:

1. In het derde lid, onderdeel b vervalt: Aruba,.

2. In het vijfde lid wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

C

In artikel 7 wordt ‘gerecht in eerste aanleg’ vervangen door: Gerecht in eerste aanleg.

D

In artikel 9 wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

E

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘vijfjaren’ vervangen door: vijf jaren.

F

In artikel 22, zesde lid, wordt ‘de de ontvanger’ vervangen door: de ontvanger.

G

In artikel 24, derde lid, wordt ‘Tenzijn’ vervangen door: Tenzij.

H

In artikel 52, vierde lid, vervalt: , niet behorende tot de in het vorige lid bedoelde,.

I

Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54

Zij die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet als advocaat zijn beëdigd en ter griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn ingeschreven, worden geacht overeenkomstig de bepalingen van deze wet als advocaat te zijn beëdigd en ingeschreven.

J

Artikel 55 vervalt.

Artikel 8.26

De Deurwaarderswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, tweede lid, wordt ‘Onze Minister’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

B

In artikel 5, derde lid, wordt ‘het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba’ vervangen door: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

C

In artikel 7, derde lid, wordt ‘dit reglement’ vervangen door: deze wet.

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘dit reglement’ telkens vervangen door: deze wet.

2. In het derde lid wordt ‘Staatscourant’ vervangen door: de Staatscourant.

E

In artikel 9, derde lid, wordt ‘Onze Minister’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

F

In artikel 11 wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

G

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

2. In het vijfde lid wordt ‘Gemeenschappelijk Hof van Justitie’ vervangen door: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

H

Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘Artikel 12a’ wordt vervangen door: Artikel 12a.

2. In het eerste lid wordt ‘Wet toezicht bank- en kredietwezen Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ vervangen door: Wet toezicht bank- en kredietwezen BES.

I

In artikel 13, tweede lid, onderdeel 1, wordt ‘vastgesteld algemene maatregel van bestuur’ vervangen door: vastgesteld bij ministeriële regeling.

J

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba’ vervangen door ‘het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ en wordt ‘eenduizend gulden’ vervangen door: USD 560.

2. In het derde lid wordt ‘de Onze Minister van Justitie’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

K

In artikel 17, eerste lid, wordt ‘Onze Minister’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

L

In artikel 18a, eerste en derde lid, onderdeel a, wordt ‘Onze Minister’ telkens vervangen door: Onze Minister van Justitie.

M

In artikel 19, eerste lid wordt ‘Gemeenschappelijk Hof van Justitie’ vervangen door: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

N

In artikel 21 wordt ‘een eilandgebied’ vervangen door: één openbaar lichaam.

O

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

Deze wet wordt aangehaald als: Deurwaarderswet BES.

Artikel 8.27

De Wet beëdigde vertalers BES wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 1 tot en met 4 komen te luiden:

Artikel 1

Hij, die in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba bevoegd is tot het geven van middelbaar onderwijs in één of meer andere talen dan de Nederlandse, wordt op zijn schriftelijk gedaan verzoek, na overlegging van:

  • a. zijn geboorteakte;

  • b. de betrokken akte(n) van bekwaamheid;

  • c. een verklaring omtrent het gedrag;

door Onze Minister als vertaler voor één of meer van die talen toegelaten, wanneer hij ter beoordeling van Onze Minister, tevens voldoende blijken geeft van kennis van de Nederlandse taal.

Artikel 2

Degene die in het Europese deel van Nederland is beëdigd als vertaler wordt na een daartoe gedaan schriftelijk verzoek door Onze Minister als vertaler in de talen waarvoor hij is beëdigd toegelaten.

Artikel 3

Na overlegging van de stukken, bedoeld in artikel 1, onder a en c, zomede van een getuigschrift als bedoeld in artikel 4 worden anderen dan de in de artikelen 1 en 2 genoemden op hun schriftelijk gedaan verzoek door Onze Minister toegelaten als vertaler in de talen waarin zij voldoende bekwaam zijn.

Artikel 4
  • 1. Een getuigschrift, dat hij voldoende blijken van bekwaamheid heeft gegeven om voor de daarbij te vermelden vreemde taal als vertaler uit en in de Nederlandse taal op te treden, wordt uitgereikt aan ieder die voldaan heeft aan het schriftelijk en mondeling examen, hem afgenomen door de Inspecteur van het Onderwijs en twee door deze aan te wijzen leden van de examen-commissie, met bijstand en raadgevende stem van de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba of een door deze aan te wijzen persoon.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde examen kan in elk openbaar lichaam en op alle dagen en uren plaats hebben, een en ander als door de Inspecteur van het Onderwijs in overleg met de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba te bepalen.

  • 3. Het examen wordt slechts afgenomen op vertoon van het bewijs, dat voor dit doel het bedrag van USD 14 in ’s Rijks kas is gestort. Deze storting geeft het recht zich tweemaal voor het afleggen van het examen bij den Inspecteur van het Onderwijs aan te melden.

Artikel 5

Doctoren in de rechtsgeleerdheid of meesters in de rechten, geen lid van de rechterlijke macht zijnde, notarissen, advocaten en meerderjarigen in het bezit van een akte van bekwaamheid als onderwijzer 3de klasse zijnde personen, alsmede personen, die toegelaten zijn als beëedigd vertaler in één of meer andere talen dan de Nederlandse en tevens, ter beoordeling van Onze Minister, het Papiaments volkomen machtig zijn, worden op hun schriftelijk gedaan verzoek, door Onze Minister als vertaler uit het Papiaments in de Nederlandse taal toegelaten, na overlegging – voor zover een en ander niet reeds uit een andere benoeming of toelating voortvloeit – van hun diploma, getuigschrift, of akte van bekwaamheid en van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 1 onder c.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervalt.

2. In het eerste lid wordt ‘in het buitenland’ vervangen door: buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

3. Het tweede lid vervalt.

C

In artikel 7 wordt ‘in het geheele gebiedsdeel’ vervangen door: in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8
  • 1. Onverminderd het in de voorgaande artikelen bepaalde wordt een toelating als daarin bedoeld, door Onze Minister slechts geweigerd na onherroepelijke veroordeling van de betrokken persoon wegens een misdrijf waarbij voorlopige hechtenis is toegelaten, of op gronden aan de openbare orde ontleend.

  • 2. Een toelating kan door Onze Minister na onherroepelijke veroordeling van de betrokken persoon wegens een misdrijf waarbij voorlopige hechtenis is toegelaten, of op gronden aan de openbare orde of de gegoede zeden ontleend, of wegens gebleken onbetrouwbaarheid van de vertaler, worden ingetrokken.

  • 3. Wanneer de intrekkingsgronden hebben opgehouden te bestaan, is Onze Minister bevoegd de toelating wederom van kracht te verklaren.

E

In artikel 9 wordt ‘in handen van den Rechter in het Kantongerecht zijner woonplaats den eed’ vervangen door: bij de rechter van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba de eed.

F

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

De legalisatie van de handtekening van de beëdigd vertaler op door hem als zodanig uitgegeven stukken geschiedt indien dit is vereist of door belanghebbenden wordt verlangd, door de rechter van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

G

In artikel 11 wordt ‘, voor wat het eiland Curaçao betreft, de gezaghebber, en voor wat de overige eilanden betreft, de betrokken Gezaghebber, op verzoek , naar gelang van het geval, van hetzij het Hof van Justitie of den Rechter in het Kantongerecht, hetzij het Openbaar Ministerie bij het Hof of bij het Kantongerecht’ vervangen door: Onze Minister, op verzoek, naar gelang van het geval, van hetzij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba of de rechter van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hetzij het openbaar ministerie.

H

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beëdigde vertalers BES.

I

De artikelen 13 tot en met 16 vervallen.

Artikel 8.28

De Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, derde lid, wordt ‘artikel 41c’ vervangen door: artikel 41ter.

B

In artikel 3, eerste lid, onderdeel 7, wordt ‘landsbesluit’ vervangen door: koninklijk besluit.

C

In artikel 5, tweede lid, vervalt: of plaatsing in een lands-werkinrichting.

D

In artikel 9 wordt ‘strafkaArtikel’ vervangen door: strafkaart.

E

In artikel 11, onderdeel b, wordt ‘50 NAF of een boete van de eerste categorie’ vervangen door: USD 28.

F

In artikel 14 wordt ‘De justitiële documentatiedienst verstrekt op de door Onze Minister van Justitie te bepalen wijze’ vervangen door: Onze Minister van Justitie verstrekt.

G

In artikel 14a, eerste lid, wordt ‘na deze persoon betreffende’ ingevoegd: in de.

H

In artikel 14b, eerste lid, wordt ten minste een jaar vastgelegd’ vervangen door: ten minste één jaar bewaard.

I

In artikel 14c wordt ‘van identiteit’ vervangen door: van de identiteit.

J

In artikel 14h wordt ‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’ vervangen door: bij ministeriële regeling.

K

In de artikelen 15, derde lid, 17, derde lid, 18, tweede lid, 19, eerste lid, 21, tweede lid, en 32 wordt ‘De Minister van Justitie’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

L

In artikel 19, tweede lid, wordt ‘de minister’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

M

In artikel 20, eerste lid, onderdeel 1, wordt ‘een ander openbaar lichaam’ vervangen door: van een ander openbaar lichaam.

N

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt ‘gezag- hebber’ vervangen door: gezaghebber.

2. In het vierde lid vervalt: 1..

3. Voor ‘Indien de gezaghebber, gelet op het ingestelde onderzoek’ wordt de aanduiding ‘2.’ vervangen door: 5..

4. Voor ‘De in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen’ wordt de aanduiding ‘3.’ vervangen door: 6..

O

In artikel 31, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

Artikel 8.29

De Wet kosteloze rechtskundige bijstand BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘onbepaalde’ vervangen door ‘bepaalde’ , wordt ‘advokaten’ vervangen door ‘advocaten’ en wordt ‘dit landsbesluit’ vervangen door: deze wet.

B

In artikel 2, eerste lid, vervalt zowel ‘in het eilandgebied’ als de punt tussen ‘rechtskundige bijstand’ en ‘behoeft’.

C

In artikel 2a, vierde lid, vervalt na ‘Onze Minister van Justitie’ de puntkomma en wordt ‘de de ontvanger’ vervangen door: de ontvanger.

D

Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de eerste volzin wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid wordt ‘Land’ vervangen door: Rijk.

3. Voor de tweede volzin wordt de aanduiding ‘2.’ geplaatst.

4. In het tweede lid wordt ‘advokaat’ telkens vervangen door: advocaat.

E

Artikel 8 vervalt.

Artikel 8.30

De Wet op het notarisambt BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c onderdeel b.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

C

In artikel 4, eerste lid, tweede volzin, wordt ‘Saba’ vervangen door: het Saba.

D

Artikel 8 wordt als volgt aangepast:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister kan van het vereiste over een stageverklaring te beschikken ontheffing verlenen, indien op een andere wijze blijkt dat de kwaliteit van de dienstverlening is geborgd. Bij het verlenen van de ontheffing kunnen aanwijzingen en voorschriften worden gegeven met het oog op het waarborgen van deze kwaliteit.

E

In artikel 10, derde lid, wordt ‘De Gouverneur’ vervangen door: Onze Minister.

F

In artikel 11, tweede lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

G

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘Gerecht’ vervangen door: Gerecht in eerste aanleg.

H

In artikel 13 wordt ‘Gerecht van zijn standplaats’ vervangen door: Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, komt onderdeel c te luiden:

  • c. en tevens werkzaam is op het kantoor van een notaris.

2. De onderdelen d en d vervallen.

J

In artikel 22, tweede lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

K

In artikel 23, eerste lid, wordt ‘Gerecht van de standplaats van de notaris wiens ambt wordt waargenomen’ vervangen door: Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

L

In de artikelen 27, derde lid en 29, eerste lid, wordt ‘Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: Burgerlijk Wetboek BES.

M

In artikel 28, vierde lid, wordt ‘de de openbare lichamen’ vervangen door: de openbare lichamen.

N

In artikel 32, vijfde lid, wordt ‘gedefinierd’ vervangen door: gedefinieerd.

O

In artikel 34, twaalfde lid, wordt ‘authenciteit’ vervangen door: authenticiteit.

P

In artikel 41 wordt ‘Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: Burgerlijk Wetboek BES.

Q

In artikel 43 vervalt: 2. Indien een onroerend goed dat tot het gouvernementsdomein heeft behoord, maar is overgedragen aan een openbaar lichaam, door dat openbaar lichaam wordt vervreemd, worden het in overgangsbepaling IX van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen (P.B. 1951, no. 39) bedoelde landsbesluit, de daaraan voorafgaande titel van aankomst aan het gouvernement dan wel de rechtspersoon de Nederlandse Antillen, en de dagtekening en het deel en het nummer van die overschrijving in de openbare registers vermeld. Van de onbekendheid van partijen met een of meer van deze gegevens wordt in de akte melding gemaakt.

R

In de artikelen 44, tweede lid en 44a, tweede lid, wordt ‘Landsverordening openbare registers’ vervangen door: Wet openbare registers BES.

S

In artikel 47 wordt ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ vervangen door: ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES’ en wordt ‘Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.

T

In artikel 48, tweede lid, wordt ‘De Minister’ vervangen door: Onze Minister.

U

In de artikelen 50 en 51 telkens het tweede lid, wordt ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ telkens vervangen door: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

V

In artikel 52 wordt ‘Gerecht van zijn standplaats’ vervangen door: Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

W

In artikel 56a wordt ‘Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.

X

In artikel 57, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘tienduizend gulden’ vervangen door: USD 5.600.

Y

In artikel 60, vijfde lid, wordt ‘vindt de artikelen 247, 251 en 252’ vervangen door: vinden de artikelen 247, 251 en 252 van het Wetboek van Strafvordering BES overeenkomstige toepassing.

Z

In artikel 65a wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

AA

In artikel 68, eerste lid, wordt ‘over gedragen’ vervangen door: overgedragen.

BB

In artikel 73, eerste lid, wordt ‘Gerecht’ vervangen door ‘Gerecht in eerste aanleg’ en wordt ‘een andere daardoor’ vervangen door: een ander daartoe.

CC

In artikel 76a, eerste lid, eerste volzin, wordt ‘Wet toezicht bank- en kredietwezen BES kredietinstelling’ vervangen door: Wet toezicht bank- en kredietwezen BES.

DD

In artikel 78, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

EE

Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

2. Aan het tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: In afwijking van artikel 4, eerste lid, zijn de notarissen met als standplaats Curaçao bevoegd hun ambt tevens in het openbaar lichaam Bonaire uit te oefenen, zolang nog niet een notaris is benoemd in wiens benoemingsbesluit dit openbaar lichaam als standplaats is aangewezen.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de functie van notaris of kandidaat-notaris uitoefent, wordt na inwerkingtreding van deze wet geacht aan de voorwaarden voor uitoefening van die functie op grond van deze wet te hebben voldaan.

4. De leden 4 tot en met 9 vervallen.

Artikel 8.31

De Onteigeningswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 4, tweede lid, 5, 5a, 32, vijfde lid en 62, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

B

In de artikelen 7, 14, eerste lid en 15, eerste lid, wordt ‘de Onze Minister wie het aangaat’ vervangen door: Onze Minister wie het aangaat.

C

In de artikelen 5, 30, 46 en 53 wordt ‘het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ telkens vervangen door: het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

D

In artikel 16, derde lid, wordt ‘geschied’ vervangen door: geschiedt.

E

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘landsbesluit’ telkens vervangen door ‘besluit’, wordt ‘rechter in eerste aanleg, binnen wiens rechtsgebied de te onteigenen onroerende zaak is gelegen,’ vervangen door ‘de rechter in eerste aanleg’ en wordt ‘rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de onroerende zaak is gelegen waarop het recht rust’ vervangen door: de rechter in eerste aanleg.

2. In het derde lid wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

F

In artikel 20, eerste lid, wordt ‘de het Koninkrijk’ telkens vervangen door: het Koninkrijk.

G

In artikel 24, onderdeel 3, wordt ‘waarop is de te onteigenen onroerende zaak of de onteigende onroerende zaak waarop het te onteigenen recht rust gelegen’ vervangen door: waarop de te onteigenen onroerende zaak of de onteigende onroerende zaak waarop het te onteigenen recht rust.

H

In artikel 35, derde lid, wordt ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

I

In artikel 42 wordt ‘het eilandgebied’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

J

In artikel 56 wordt ‘op het betrokken eiland’ vervangen door ‘van het openbaar lichaam’ en wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: het Rijk.

K

In artikel 80 wordt ‘door bij koninklijk besluit’ vervangen door: bij koninklijk besluit.

L

Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘publikatie’ vervangen door: publicatie.

2. In het vijfde lid wordt ‘landsbesluit’ vervangen door: besluit.

M

In artikel 88 wordt ‘landsbesluit’ vervangen door: besluit van Onze Minister die het aangaat.

N

In artikel 90, aanhef wordt ‘gerecht’ vervangen door: Gerecht.

O

In artikel 93, tweede lid, wordt ‘LuchtvaArtikel’ vervangen door: luchtvaart.

P

Het artikel 2 dat volgt op artikel 98 vervalt.

Artikel 8.32

De Vuurwapenwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 4 vervalt:, benevens aan de weerkorpsen, bedoeld in de Wet op de weerkorpsen BES.

b. In onderdeel 5 wordt ‘het betrokken Plaatselijk Hoofd van Politie’ vervangen door: de betrokken gezaghebber.

2. In het vierde lid wordt ‘Het plaatselijk hoofd van politie’ vervangen door: De gezaghebber.

B

In artikel 4 wordt ‘het betrokken Plaatselijk Hoofd van Politie’ vervangen door: de betrokken gezaghebber.

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Het Plaatselijk Hoofd van Politie’ vervangen door: De gezaghebber.

2. In het tweede en derde lid, wordt ‘het betrokken Plaatselijk Hoofd van Politie’ telkens vervangen door: de betrokken gezaghebber.

D

Artikel 11a vervalt.

E

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

b. In onderdeel a wordt ‘Wetboek van Strafverordening’ vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.

c. In onderdeel b wordt ‘ambtenaren der invoerrechten en accijnzen’ vervangen door: douaneambtenaren.

2. In het tweede lid wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door ‘wet’ en wordt ‘van sterke arm’ vervangen door: van de sterke arm.

F

In de artikelen 13a en 13b wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

G

Artikel 13b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: en toegelaten weerkorpsen.

2. In het tweede lid wordt ‘, verenigingen en weerkorpsen’ vervangen door: en verenigingen.

Artikel 8.33

De Wapenwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het zevende tot en met elfde onderdeel tot zesde tot en met tiende vervalt het zesde onderdeel.

2. In het nieuwe zesde onderdeel wordt ‘het Vuurwapenbesluit BES’ vervangen door: de Vuurwapenregeling BES.

B

Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de Minister van Justitie’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

2. In het tweede en derde lid, wordt ‘De Minister van Justitie’ telkens vervangen door: Onze Minister van Justitie.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘het betrokken plaatselijk Hoofd van politie’ vervangen door: de betrokken gezaghebber.

2. In onderdeel twee wordt ‘eiland’ vervangen door: openbaar lichaam.

D

In artikel 5, eerste lid, wordt ‘hen’ vervangen door: hem.

E

In artikel 7 wordt ‘Het plaatselijk hoofd van politie’ vervangen door: De gezaghebber.

F

In artikel 8 wordt ‘Het plaatselijke hoofd van politie’ vervangen door: De gezaghebber.

G

In artikel 9 wordt ‘bij zicht’ vervangen door: bij zich.

H

In artikel 11, vierde lid, wordt ‘verordening’ vervangen door: wet.

I

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘art. 184 van het Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES.

b. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. de douaneambtenaren.

2. In het derde lid wordt ‘hulp-officier van justitie’ vervangen door: hulpofficier van justitie.

J

In artikel 13b, eerste lid, wordt ‘11°’ vervangen door: 10°.

K

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

Deze wet wordt aangehaald als: Wapenwet BES.

Artikel 8.34

De Wet op de Weerkorpsen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘Wet’ vervangen door: wet.

2. Onderdeel a komt te luiden:

a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

3. In onderdeel b wordt ‘de Minister van Defensie van het Koninkrijk’ vervangen door: Onze Minister van Defensie.

4. In onderdeel c wordt ‘de minister’ vervangen door; Onze Minister.

5. Aan onderdeel d wordt na ‘rampen’ ingevoegd: en crisis.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘bij’ ingevoegd ‘of krachtens’ en wordt na de punt een zin toegevoegd, luidende: Aan de toelating kunnen voorwaarden worden verbonden.

2. Het vierde lid vervalt.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de eerste zin na ‘bij’ ingevoegd: of krachtens.

2. In het tweede lid wordt ‘In de in het eerste lid bedoelde’ vervangen door: Bij of krachtens.

3. In het derde lid wordt ‘de minister’ vervangen door: Onze Minister.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘De minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

2. Aan het tweede lid wordt na ‘rampen’ ingevoegd: en crisis.

3. In het derde, vierde en vijfde lid, wordt ‘de minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

4. In het zesde lid wordt ‘wordt’ vervangen door ‘kan’ en wordt na derde lid, ingevoegd: worden.

E

In artikel 5 wordt ‘de minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

F

In artikel 8, eerste en tweede lid, vervalt telkens: en vierde.

Artikel 8.35

De Wet hazardspelen BES I wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De vergunninghouder die de in artikel 1 bedoelde voorwaarden of waarborgen niet nakomt, wordt geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.

B

In artikel 5a wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

Artikel 8.36

De Wet hazardspelen BES II wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 wordt ‘Bestuurscollege’ vervangen door: bestuurscollege.

B

In artikel 6 wordt ‘Hazardspelen’ vervangen door: hazardspelen.

Artikel 8.37

De Wet speelvergunningsrecht hazardspelen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘landsbesluiten, houdende algemene maatregelen’ vervangen door ‘algemene maatregelen van bestuur’ en wordt ‘van ten hoogste tienduizend gulden’ vervangen door: van de derde categorie.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘in de op Bonaire’ vervangen door: op Bonaire.

2. In het derde lid wordt ‘aansprakelijk’ vervangen door: aansprakelijkheid.

Artikel 8.38

De Loterijwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a wordt ‘eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen’ vervangen door: eilandsverordening.

B

In de artikelen 2, 6, 7bis en 9 wordt ‘verordening’ telkens vervangen door: wet.

C

In artikel 5 wordt ‘Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen voorschriften worden gegeven’ vervangen door ‘Bij eilandsverordening kunnen voorschriften worden gegeven’ en wordt ‘om redenen eilandsverordening te bepalen’ vervangen door: om redenen bij eilandsverordening te bepalen.

D

In artikel 6, onderdeel 2, wordt ‘op enige ander wijze’ vervangen door: op enige andere wijze.

E

In artikel 7 wordt ‘geldboete van een geldboete van de tweede categorie’ vervangen door: geldboete van de tweede categorie.

F

In artikel 8 wordt ‘geldboete van ten hoogste duizend gulden’ vervangen door: geldboete van de tweede categorie.

G

In artikel 9 wordt ‘op bijzondere schriftelijke last van het plaatselijk Hoofd van politie en in het bijzijn van de rechter in eerste aanleg of een hulpofficier’ vervangen door: met inachtneming van de artikelen 155 tot en met 163 van het Wetboek van Strafvordering BES.

H

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Deze wet wordt aangehaald als: Loterijwet BES

I

De artikelen 11 en 13 vervallen.

§ 8.3 Strafrecht

Artikel 8.39

De Wet beginselen gevangeniswezen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van artikel 1, onderdeel b, wordt de punt vervangen door een puntkomma.

B

In artikel 2 wordt ‘en en door Onze Minister’ vervangen door: en door Onze Minister.

C

Onderdeel a van artikel 6 komt te luiden:

a. hen, wier plaatsing in een instelling op grond van artikel 39 van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht BES moet volgen, indien niet tevens hun plaatsing in een krankzinnigengesticht is gelast, dan wel zodanige plaatsing door verlof of ontslag werd onderbroken of beëindigd;

D

In artikel 15 wordt na ‘wordt’ ingevoegd: door.

E

In artikel 16, tweede lid, onderdeel d, wordt ‘de minister’ vervangen door: Onze Minister.

F

Het opschrift van Hoofdstuk XI komt te luiden:

HOOFDSTUK XI ONDERBREKING VAN DE STRAF EN VERLATEN VAN HET GESTICHT.
Artikel 8.40

De Wet identificatieplicht BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. een geldige identiteitskaart als bedoeld in de Wet identiteitskaarten BES; of.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Onze Minister van Justitie kan, al dan niet voor een bepaald tijdvak, andere dan de in het eerste lid bedoelde documenten aanwijzen ter vaststelling van de identiteit van personen.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘, een geldboete van ten hoogste vijftienduizend gulden of met beide straffen’ vervangen door: of een geldboete van de vierde categorie.

2. In het tweede lid wordt ‘Wetboek van Strafrecht voor de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

Artikel 8.41

De Wet nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na ‘Wetboek van Strafvordering’ ingevoegd: BES.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Aan de artikel 1 bedoelde ambtenaren of personen, belast met de opsporing der strafbare feiten, verstrekt Onze Minister van Justitie een legitimatiebewijs.

2. In het tweede lid wordt ‘bij beschikking van de Minister van Justitie’ vervangen door: bij ministeriële regeling.

3. In het derde lid wordt ‘De Minister van Justitie stelt bij beschikking’ vervangen door: Onze Minister van Justitie stelt bij ministeriële regeling.

C

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4

Deze wet wordt aangehaald als: Wet nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES.

Artikel 8.42

Het Wetboek van Strafrecht BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, onderdelen 5, sub e, 6, sub b, 7, sub c, 15 en 16 wordt na ‘openbare lichamen’ telkens ingevoegd ‘Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ en wordt in onderdeel 5°, sub a, ‘Nederlands-Antilliaans’ vervangen door: Nederlands.

B

In artikel 17j worden voor onderscheidenlijk de tweede, derde, vijfde en zesde volzin de aanduidingen ‘2.’, ‘3.’, ‘4.’ en ‘5.’ geplaatst.

C

Na artikel 28a wordt ‘Artikel 28c’ vervangen door: Artikel 28b.

D

In artikel 31 wordt voor de tekst van de tweede volzin de aanduiding ‘2.’ geplaatst.

E

Na artikel 31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 31bis

De straf van berisping bestaat in een vermanende toespraak tot de veroordeelde, in verband met het gepleegde feit.

F

Het opschrift van Titel IIA van het Eerste Boek komt te luiden:

TITEL IIA ONTTREKKING AAN HET VERKEER, ONTNEMING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL EN SCHADEVERGOEDING

G

In artikel 38b wordt ‘wetboek van Strafvordering’ vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.

H

Artikel 38f, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Artikel 28 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de toepassing van vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

I

In artikel 41quater, eerste lid, wordt ‘de Minister van Justitie’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

J

In artikel 64, tweede lid, wordt ‘bepaald in het vijfde lid van artikel 27’ vervangen door: bepaald in artikel 28, derde lid.

K

In artikel 82b wordt na ‘krachtens’ ingevoegd: de.

L

In artikel 82c wordt ‘de Minister’ vervangen door: Onze Minister.

M

In artikel 96 wordt ‘is bepaald’ vervangen door: bepaalt.

N

In artikel 112 wordt ‘een in artikel 97 omschreven misdrijven’ vervangen door: wegens het in artikel 97 omschreven misdrijf.

O

Het opschrift van Titel II van het Tweede Boek komt te luiden:

TITEL II MISDRIJVEN TEGEN DE KONINKLIJKE WAARDIGHEID

P

In artikel 143c, tweede lid, vervalt na ‘ten hoogste twee jaren’ het woord ‘opgelegd’.

Q

Aan het slot van de artikelen 143d en 143e, eerste lid, vervalt telkens het woord ‘opgelegd’.

R

Artikel 145d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt ‘artikel 145a, eerste lid, 146b of 146c’ vervangen door: artikel 144a, eerste lid, 144b of 145c.

2. In het derde lid wordt ‘artikel 145a, tweede of derde lid’ vervangen door: artikel 144a, tweede of derde lid.

S

In artikel 167f wordt in onderdeel 3° ‘ten hoogste tienduizend gulden’ vervangen door: de derde categorie.

T

In artikel 189 wordt ‘het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen [nu het Wetboek van Strafvordering]’ vervangen door: het Wetboek van Strafvordering BES.

U

Na artikel 190a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 191

Hij die bij eene terechtzitting of ter plaatse waar een ambtenaar in het openbaar in de rechtmatige uitoefening zijner bediening werkzaam is, opschudding veroorzaakt en na het door of van wege het bevoegd gezag gegeven bevel zich niet verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van de eerste categorie.

V

Voor de eerste volzin van artikel 195 wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.

W

In de artikelen 198b en 198c wordt ‘een geldboete’ telkens vervangen door: geldboete.

X

In artikel 203 wordt ‘of een geldboete’ vervangen door: of geldboete.

Y

In artikel 203a, eerste lid, vervallen na ‘doorreis door’ de woorden ‘dan wel vertrek uit’ en wordt ‘de aanwezigheid van die andere’ vervangen door: die toegang of doorreis.

Z

In artikel 227 wordt ‘de Nederlands Antillen’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

AA

Het opschrift van Titel XII van het Tweede Boek komt te luiden:

TITEL XII VALSHEID IN GESCHRIFTEN, OPGAVE VAN ONWARE GEGEVENS EN SCHENDING VAN DE VERPLICHTING GEGEVENS TE VERSTREKKEN

BB

In artikel 266 wordt voor ‘Indien de schuldige’ de aanduiding ‘2.’ geplaatst en wordt voor ‘Onder hazardspel’ de aanduiding ‘3.’ geplaatst.

CC

In de artikelen 298, eerste lid, 314a en 314b wordt ‘der’ telkens vervangen door: van de.

DD

In artikel 299 wordt ‘de artikelen 287 - 295ao’ vervangen door: de artikelen 287 tot en met 295ao.

EE

Voor de eerste volzin van artikel 331 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

FF

In artikel 334 wordt ‘ten hoogste zestig gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

GG

In artikel 353, onder 3°, wordt ‘administatie [bedoeld zal zijn: administratie]’ vervangen door: administratie.

HH

In de artikelen 354, onderdeel 4°, en 356, onderdeel 4°, wordt na ‘Burgerlijk Wetboek’ telkens ingevoegd: BES.

II

In artikel 368 wordt een komma ingevoegd na ‘telecommunicatie’.

JJ

In artikel 378, eerste lid, aanhef, wordt ‘vierde categorie’ vervangen door: vijfde categorie.

KK

In artikel 380a, tweede lid, wordt ‘de artikelen 377, onder 2° en 4°, en 378, onder 2° en 4°’ vervangen door: de artikelen 378, onder 2° en 4°, en 379, onder 2° en 4°.

LL

Voor artikel 404 worden de twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 403bis
  • 1. De schipper van een Nederlands vaartuig, die een scheepsverklaring doet opmaken, waarvan hij weet dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

  • 2. De schepeling die medewerkt tot het doen opmaken van eene scheepsverklaring, waarvan hij weet, dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel 403ter

Hij die ter voldoening aan het voorschrift van het vierde lid van artikel 194 of van het vierde lid van artikel 1303 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES een schriftelijke verklaring overlegt van welke hij weet dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

MM

In artikel 429 vervalt ‘of een Nederlands-Antilliaans’.

NN

In artikel 437 vervalt de laatste volzin.

OO

In de artikelen 448d, 460 en 466b wordt ‘ten hoogste vijfduizend gulden’ telkens vervangen door: de tweede categorie.

PP

In artikel 454a wordt ‘hoogstens vijftig gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

QQ

In artikel 457, onderdeel 1°, wordt ‘het plaatselijk hoofd aangewezen ambtenaar’ vervangen door: de gezaghebber of een door hem aangewezen ambtenaar.

RR

In artikel 457ter wordt ‘het plaatselijke hoofd van politie of een door dat hoofd aangewezen ambtenaar’ vervangen door: de gezaghebber of een door hem aangewezen ambtenaar.

SS

Artikel 465a wordt als volgt gewijzigd:

1. in onderdeel 1° vervalt ‘[nu: artikel 522, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.’

2. in onderdeel 3° wordt ‘dat [bedoeld zal zijn: nadat]’ vervangen door ‘nadat’ en vervalt ‘[nu: artikel 522, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering]’.

TT

In artikel 466a wordt in de onderdeel 1° en 2 ° ‘het algemene maatregel van bestuur’ telkens vervangen door ‘de algemene maatregel van bestuur’ en in onderdeel 2° wordt ‘in het onder 1° genoemde algemene maatregel van bestuur’ vervangen door: in de onder 1° genoemde algemene maatregel van bestuur.

UU

In artikel 474 worden ‘ten hoogste vijftien gulden’ en ‘ten hoogste dertig gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

VV

In artikel 476 wordt ‘ten hoogste driehonderd gulden’ vervangen door: de eerste categorie

WW

In artikel 477 wordt ‘ten hoogste zeshonderd gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

XX

In artikel 488 wordt ‘ten hoogste vijftig gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

YY

In artikel 491a vervalt ‘[nu: artikel 541 van het Wetboek van Strafvordering]’.

ZZ

Artikel 495 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1° wordt ‘de wet vereischte’ vervangen door: de bij wet vereiste.

2. In onderdeel 2° vervalt ‘[nu: artikel 542 van het Wetboek van Strafvordering]’.

3. Onderdeel 4° wordt vernummerd tot onderdeel 3°.

AAA

In de artikelen 498 en 500 wordt ‘Nederlands-Antilliaans’ telkens vervangen door: Nederlands.

BBB

De slotbepaling van het Derde Boek komt te luiden:

Slotbepaling

Deze wet wordt aangehaald als: Wetboek van Strafrecht BES

Artikel 8.43

Het Wetboek van Strafvordering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de aanhef wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

aanbieder van een communicatiedienst: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf aan de gebruikers van zijn dienst de mogelijkheid biedt te communiceren met behulp van een geautomatiseerd werk, of gegevens verwerkt of opslaat ten behoeve van een zodanige dienst of de gebruikers van die dienst;

2. Na de definitie van ‘einduitspraken’ worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

gebruiker van een communicatiedienst: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die met de aanbieder van een communicatiedienst een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot het gebruik van die dienst of die feitelijk gebruik maakt van een zodanige dienst;

gegevens: iedere weergave van feiten, begrippen of instructies, op een overeengekomen wijze, geschikt voor overdracht, interpretatie of verwerking door personen of geautomatiseerde werken;

3. Na de definitie van ‘opsporingsambtenaren’ wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

opsporingsonderzoek: het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen;

4. In de begripsbepaling van ‘schipper’ wordt ‘landsbesluit’ vervangen door: ministeriële regeling.

5. Na de definitie van ‘voorlopige hechtenis’ wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

voorwerpen: alle zaken en vermogensrechten.

6. De begripsbepalingen ‘gegevensverkeer’, ‘telecommunicatie’ en ‘telecommunicatie-infrastructuur’ vervallen.

B

In artikel 90a wordt ‘een bijzondere landsverordening’ vervangen door: wet.

C

Artikel 119a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voorwerpen die toebehoren aan een ander dan degene aan wie, in het in het eerste lid bedoelde geval, de geldboete kan worden opgelegd of degene aan wie, in het in het tweede lid bedoelde geval, het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen, kunnen in beslag worden genomen indien:

    • a. die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig zijn van het misdrijf in verband waarmee de geldboete kan worden opgelegd onderscheidenlijk het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen, en

    • b. voldoende aanwijzingen bestaan dat die voorwerpen aan die ander zijn gaan toebehoren met het doel de uitwinning van die voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen, en

    • c. die ander ten tijde van dat gaan toebehoren wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat die voorwerpen van enig misdrijf afkomstig waren.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In het geval, bedoeld in het derde lid, kunnen tevens andere aan de betrokken persoon toebehorende voorwerpen in beslag worden genomen, tot ten hoogste de waarde van de in het derde lid bedoelde voorwerpen.

D

Artikel 119c komt te luiden:

Artikel 119c

Op het beslag, bedoeld in artikel 119a, Boek 3, Titel 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES van overeenkomstige toepassing, behoudens dat:

  • a. voor het leggen van het beslag geen verlof van de rechter in eerste aanleg vereist is, noch vrees voor verduistering behoeft te bestaan;

  • b. een maximum bedrag waarvoor het recht tot verhaal zal worden uitgeoefend in het proces-verbaal van inbeslagneming of het beslagexploit dient te worden vermeld;

  • c. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan voorschriften omtrent termijnen waarbinnen na het beslag de eis in de hoofdzaak dient te zijn ingesteld;

  • d. voor roerende zaken die geen registergoederen zijn en rechten aan toonder of order ook volstaan kan worden met het door een opsporingsambtenaar opmaken van een proces-verbaal van inbeslagneming en het afgeven van een bewijs van ontvangst aan degene bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen;

  • e. het niet in acht nemen van termijnen waarbinnen betekening van het beslag moet plaatsvinden, buiten de gevallen van artikel 119b, onderdeel b, geen nietigheid van het beslag meebrengt;

  • f. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 721 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES. De officier van justitie geeft, indien de hoofdzaak na het beslag ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt, daarvan zo spoedig mogelijk aan de derde schriftelijk kennis;

  • g. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 722 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES;

  • h. op in beslag genomen roerende zaken die in bewaring worden genomen de artikelen 141 tot en met 143 van toepassing zijn;

  • i. de beëindiging van het beslag met inachtneming van de bepalingen van dit wetboek geschiedt.

E

In artikel 119d, tweede lid, wordt na ‘bedoelde’ ingevoegd: vermoeden.

F

Het derde boek wordt als volgt gewijzigd:

1. Titel XIV vervalt.

2. Onder vernoeming van Titel XVII tot Titel XXII worden na Titel XVI de volgende titels ingevoegd, luidende:

TITEL XVII
BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN TOT OPSPORING
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 177h
  • 1. Bevelen tot toepassing van een bevoegdheid als bedoeld in titel XVIII en XIX alsmede een wijziging, aanvulling, verlenging of intrekking daarvan worden schriftelijk gegeven. Aan een schriftelijk bevel staat gelijk een mondeling bevel dat binnen drie dagen op schrift is gesteld.

  • 2. Een schriftelijk bevel vermeldt:

    • a. het misdrijf en in geval van verdenking indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;

    • b. de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld;

    • c. de wijze waarop aan het bevel uitvoering moet worden gegeven, en

    • d. de geldigheidsduur van het bevel.

  • 3. Elk bevel kan worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of ingetrokken.

  • 4. Teneinde toepassing te geven aan een bevel, als bedoeld in het eerste lid, kan een technisch hulpmiddel worden ingezet.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de technische eisen waaraan de hulpmiddelen, bedoeld in het vierde lid, moeten voldoen, onder meer met het oog op de onschendbaarheid van de vastgelegde waarnemingen.

Artikel 177i
  • 1. Een machtiging van de rechter-commissaris als bedoeld in titel XVIII is schriftelijk. Aan een schriftelijke machtiging staat gelijk een mondelinge machtiging die binnen drie dagen op schrift is gesteld.

  • 2. De machtiging betreft alle onderdelen van het bevel. Indien ter uitvoering van het bevel een woning mag worden betreden, wordt dat uitdrukkelijk in de machtiging vermeld.

  • 3. Indien voor een bevel van de officier van justitie een machtiging van de rechter-commissaris is vereist, is ook voor een wijziging, aanvulling of verlenging van dat bevel een machtiging vereist.

Artikel 177j

Bij ministeriële regeling kunnen personen in de openbare dienst van de andere landen van het Koninkrijk of van een vreemde staat die voldoen aan in de algemene maatregel van bestuur te stellen eisen voor de toepassing van daarin aan te wijzen bevoegdheden met een opsporingsambtenaar gelijk worden gesteld.

Artikel 177k
  • 1. De officier van justitie voegt de processen-verbaal en andere voorwerpen waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door de uitoefening van een van de bevoegdheden genoemd in de titels XVIII en XIX, voor zover die voor het onderzoek in de zaak van enige betekenis zijn, bij de processtukken.

  • 2. Voor zover de processen-verbaal of andere voorwerpen mededelingen behelzen gedaan door of aan een persoon die zich op grond van artikel 252 zou kunnen verschonen indien hem als getuige naar de inhoud van die mededelingen zou worden gevraagd, worden deze processen-verbaal en andere voorwerpen vernietigd. Voor zover de processen-verbaal of andere voorwerpen andere mededelingen dan bedoeld in de eerste volzin behelzen gedaan door of aan een in die volzin bedoelde persoon, worden zij niet bij de processtukken gevoegd dan na voorafgaande machtiging door de rechter-commissaris.

  • 3. Onverminderd artikel 53, vindt de voeging bij de processtukken plaats zodra het onderzoek dat toelaat.

  • 4. Indien geen processen-verbaal van de uitoefening van één van de bevoegdheden, bedoeld in de titels XVIII en XIX, bij de processtukken zijn gevoegd, wordt van het gebruik van deze bevoegdheid in de processtukken melding gemaakt.

  • 5. De verdachte of diens raadsman kan de officier van justitie schriftelijk verzoeken bepaalde door hem aangeduide processen-verbaal of andere voorwerpen bij de processtukken te voegen.

  • 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop de processen-verbaal en andere voorwerpen, bedoeld in het eerste lid, worden bewaard en vernietigd.

TITEL XVIII
BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN
Eerste afdeling
Stelselmatige observatie
Artikel 177l
  • 1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar een persoon stelselmatig observeert in geval van:

    • a. verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

    • b. aanwijzingen van een terroristisch misdrijf.

  • 2. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek, indien het een misdrijf in het eerste lid, onderdeel a, bedoeld betreft dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het een misdrijf als in onderdeel b bedoeld betreft, bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid een besloten plaats, niet zijnde een woning, kan worden betreden zonder toestemming van de rechthebbende.

  • 3. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid een technisch hulpmiddel kan worden aangewend, voor zover daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens toestemming.

  • 4. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van drie maanden worden verlengd.

  • 5. Het bevel tot stelselmatige observatie vermeldt, behalve de gegevens bedoeld in artikel 177h, tevens:

    • a. de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de in het eerste lid bedoelde persoon;

    • b. bij toepassing van het tweede lid, de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in dat lid, zijn vervuld, alsmede de plaats die zal worden betreden.

Tweede afdeling
Infiltratie
Artikel 177m
  • 1. In geval van verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar deelneemt of medewerking verleent aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd.

  • 2. In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar deelneemt of medewerking verleent aan een groep van personen ten aanzien waarvan aanwijzingen bestaan dat daarbinnen een terroristisch misdrijf wordt beraamd of gepleegd.

  • 3. De opsporingsambtenaar brengt bij de uitoefening van het bevel een ander niet tot strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.

  • 4. Het bevel tot infiltratie vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 177h, tevens:

    • a. een omschrijving van de groep van personen;

    • b. de wijze waarop aan het bevel uitvoering moet worden gegeven, daaronder begrepen strafbaar gesteld handelen, voor zover bij het geven van het bevel te voorzien.

  • 5. Toepassing van het eerste en tweede lid vindt alleen plaats na voorafgaande schriftelijke toestemming van de procureur-generaal.

Derde afdeling
Pseudo-koop of -dienstverlening
Artikel 177n
  • 1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar goederen afneemt van of gegevens, die zijn opgeslagen of worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een aanbieder van een communicatiedienst afneemt van of diensten verleent aan een persoon in het geval dat:

    • a. die persoon verdacht wordt van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

    • b. er aanwijzingen zijn van een terroristisch misdrijf.

  • 2. De opsporingsambtenaar brengt bij de uitoefening van het bevel een ander niet tot strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.

  • 3. Het bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 177h, tevens, de aard van de goederen, gegevens of diensten.

Vierde afdeling
Stelselmatig inwinnen van informatie
Artikel 177o
  • 1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over een persoon in geval dat:

    • a. die persoon verdacht wordt van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

    • b. er aanwijzingen zijn van een terroristisch misdrijf.

  • 2. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van drie maanden worden verlengd.

Vijfde afdeling
Bevoegdheden in een besloten plaats
Artikel 177p
  • 1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar zonder toestemming van de rechthebbende een besloten plaats, niet zijnde een woning, betreedt, dan wel een technisch hulpmiddel aanwendt, teneinde die plaats op te nemen, aldaar sporen veilig te stellen of aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen teneinde de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen, in geval van:

    • a. verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

    • b. aanwijzingen van een terroristisch misdrijf.

  • 2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 177h, tevens de plaats waarop het bevel betrekking heeft.

Zesde afdeling
Opnemen en onderzoek communicatie
Artikel 177q
  • 1. De officier van justitie kan indien het onderzoek dit dringend vordert, na op zijn vordering door de rechter-commissaris verleende machtiging, bevelen dat een opsporingsambtenaar met een technisch hulpmiddel vertrouwelijke communicatie opneemt in geval van:

    • a. verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert;

    • b. aanwijzingen van een terroristisch misdrijf.

  • 2. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. Hij kan, na op diens vordering door de rechter-commissaris daartoe verleende machtiging, bepalen dat ter uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende wordt betreden, indien het onderzoek dit dringend vordert. In het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, betreft het een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. De artikelen 155 tot en met 163, met uitzondering van artikel 162, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het bevel vermeldt, behalve de gegevens bedoeld in artikel 177h, tevens:

    • a. ten minste één van de personen die aan de communicatie deelneemt en, indien het bevel communicatie betreft op een besloten plaats of in een vervoermiddel, bovendien een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van die plaats of dat vervoermiddel;

    • b. bij toepassing van het tweede lid, de plaats die kan worden betreden.

  • 4. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 5. Van het opnemen wordt binnen drie dagen proces-verbaal opgemaakt.

Artikel 177r
  • 1. De officier van justitie kan indien het onderzoek dit dringend vordert, na op diens vordering door de rechter-commissaris verleende machtiging, bevelen aan een opsporingsambtenaar dat met een technisch hulpmiddel niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, wordt opgenomen, in geval van:

    • a. verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert;

    • b. aanwijzingen van een terroristisch misdrijf.

  • 2. Het bevel vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 177h, tevens zo mogelijk het nummer of een andere aanduiding waarmee de individuele gebruiker van de communicatiedienst wordt geïdentificeerd alsmede, voor zover bekend, de naam en het adres van de gebruiker en een aanduiding van de aard van het technisch hulpmiddel of de technische hulpmiddelen waarmee de communicatie wordt opgenomen.

  • 3. Het bevel kan in het belang van het onderzoek ten uitvoer worden gelegd met medewerking van de aanbieder van een communicatiedienst, In dat geval gaat het bevel vergezeld van de vordering van de officier van justitie aan de aanbieder om medewerking te verlenen.

  • 4. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 5. Van het opnemen wordt binnen drie dagen proces-verbaal opgemaakt.

Zevende afdeling
Vorderen van gegevens
Artikel 177s
  • 1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek van degene die daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt en die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, vorderen bepaalde opgeslagen gegevens of vastgelegde gegevens van een persoon te verstrekken. De vordering kan betrekking hebben op gegevens die ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel na het tijdstip van de vordering worden verwerkt, in geval van:

    • a. verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

    • b. aanwijzingen van een terroristisch misdrijf.

  • 2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gericht tot de verdachte noch tot de verschoningsgerechtigde, bedoeld in de artikelen 251, 252 of 253. De vordering kan geen betrekking hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging.

  • 3. Een vordering als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en vermeldt:

    • a. indien bekend en noodzakelijk, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon of de personen over wie gegevens worden gevorderd;

    • b. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gegevens die worden gevorderd en de termijn waarbinnen, alsmede de wijze waarop deze dienen te worden verstrekt;

    • c. de grondslag van de vordering.

  • 4. Indien de vordering van gegevens betrekking heeft op gegevens die na het tijdstip van de vordering worden verwerkt, wordt de vordering gedaan voor een periode van ten hoogste vier weken en kan telkens met maximaal vier weken worden verlengd. De officier van justitie vermeldt deze periode in de vordering.

  • 5. Bij dringende noodzaak kan de vordering mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt de vordering in dat geval achteraf op schrift en verstrekt deze binnen drie dagen nadat de vordering is gedaan aan degene tot wie de vordering is gericht.

  • 6. De officier van justitie doet van de verstrekking van gegevens proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:

    • a. de gegevens, bedoeld in het derde lid;

    • b. de verstrekte gegevens;

    • c. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;

    • d. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;

    • e. de reden waarom de gegevens in het belang van het onderzoek worden gevorderd.

  • 7. In geval van verdenking van een ander strafbaar feit dan bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek een vordering als bedoeld in dat lid slechts doen na op diens vordering door de rechter-commissaris verleende machtiging. Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens worden gevorderd en verstrekt.

Artikel 177t
  • 1. De officier van justitie kan, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot gegevens als bedoeld in artikel 177s, tweede lid, tweede volzin, deze gegevens vorderen, in geval van:

    • a. verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert;

    • b. aanwijzingen van een terroristisch misdrijf.

  • 2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gericht tot de verdachte noch tot de verschoningsgerechtigde, bedoeld in de artikelen 251, 252 en 253.

  • 3. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden gedaan na voorafgaande machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris.

  • 4. Artikel 177s, derde, vijfde, zesde, en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Achtste afdeling
Steunbevoegdheden
Artikel 177u
  • 1. Teneinde toepassing te kunnen geven aan artikel 177r of artikel 177s kan de officier van justitie bevelen dat met behulp van bij ministeriële regeling omschreven apparatuur het nummer, waarmee een gebruiker van een communicatiedienst kan worden geïdentificeerd, wordt verkregen.

  • 2. Het bevel wordt gegeven aan een ambtenaar aan te wijzen door Onze Minister van Justitie.

  • 3. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste één week en vermeldt:

    • a. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 177r of artikel 177s en

    • b. de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gebruiker van een communicatiedienst van wie het nummer moet worden verkregen.

  • 4. De officier van justitie doet te zijnen overstaan de processen-verbaal of andere voorwerpen, waaraan een gegeven kan worden ontleend dat is verkregen door toepassing van het eerste lid vernietigen indien dat gegeven niet gebruikt wordt voor de toepassing van artikel 177r of artikel 177s.

Artikel 177v
  • 1. De officier van justitie kan, indien het belang van het onderzoek dit vordert, bij of terstond na de toepassing van artikel 177r, eerste lid, artikel 177s, eerste lid, of 177t, eerste lid, degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis draagt van de wijze van versleuteling van de in deze artikelen bedoelde gegevens, bevelen medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van de gegevens door de versleuteling ongedaan te maken, dan wel deze kennis ter beschikking te stellen.

  • 2. Het bevel wordt niet gegeven aan de verdachte noch aan de verschoningsgerechtigde, bedoeld in de artikelen 251, 252 of 253.

TITEL XIX
BIJSTAND AAN OPSPORING DOOR BURGERS
Eerste afdeling
Burgerpseudokoop of -dienstverlening en inwinning van informatie
Artikel 177w
  • 1. Een opsporingsambtenaar kan, bij bevel daartoe van de officier van justitie, in het belang van het onderzoek met een persoon, die geen opsporingsambtenaar is, overeenkomen dat deze voor de duur van het bevel bijstand verleent aan de opsporing door goederen af te nemen van of gegevens, die zijn opgeslagen of worden verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk, door tussenkomst van een aanbieder van een communicatiedienst af te nemen van of diensten te verlenen aan een persoon of stelselmatig informatie in te winnen omtrent een persoon in geval dat:

    • a. die persoon verdacht wordt van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

    • b. er aanwijzingen zijn van een terroristisch misdrijf.

  • 2. Toepassing van het eerste lid vindt alleen plaats indien de officier van justitie van oordeel is dat geen bevel als bedoeld in artikel 177n, eerste lid, en artikel 177o, eerste lid, kan worden gegeven.

  • 3. De persoon die op grond van het eerste lid bijstand verleent aan de opsporing brengt bij de uitvoering daarvan een ander niet tot strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds van tevoren was gericht.

  • 4. De overeenkomst is schriftelijk en vermeldt de rechten en plichten van de persoon die bijstand verleent aan de opsporing, de wijze waarop aan de overeenkomst uitvoering wordt gegeven, alsmede de geldigheidsduur van de overeenkomst. De overeenkomst kan schriftelijk worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of beëindigd.

  • 5. Het bevel tot uitoefening van de bevoegdheid, wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van drie maanden worden verlengd.

  • 6. Toepassing van het eerste lid vindt alleen plaats na voorafgaande schriftelijke toestemming van de procureur-generaal.

Tweede afdeling
Burgerinfiltratie
Artikel 177x
  • 1. In geval van verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, met een persoon die geen opsporingsambtenaar is, overeenkomen dat deze bijstand verleent aan de opsporing door deel te nemen aan of medewerking te verlenen aan een groep waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd.

  • 2. In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, met een persoon die geen opsporingsambtenaar is, overeenkomen dat deze bijstand verleent aan de opsporing door deel te nemen aan of medewerking te verlenen aan een groep van personen ten aanzien waarvan aanwijzingen bestaan dat daarbinnen een terroristisch misdrijf wordt beraamd of gepleegd.

  • 3. Toepassing van het eerste lid vindt alleen plaats indien de officier van justitie van oordeel is dat geen bevel als bedoeld in artikel 177m, eerste lid, kan worden gegeven.

  • 4. De persoon die op grond van het eerste lid bijstand verleent aan de opsporing brengt bij de uitvoering daarvan een ander niet tot strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.

  • 5. Bij de toepassing van het eerste lid legt de officier van justitie schriftelijk vast:

    • a. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte;

    • b. een omschrijving van de groep van personen;

    • c. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn vervuld.

  • 6. De overeenkomst tot infiltratie is schriftelijk en vermeldt:

    • a. de rechten en plichten van de persoon die op grond van het eerste lid bijstand verleent aan de opsporing, alsmede de wijze waarop aan de overeenkomst uitvoering wordt gegeven, en

    • b. de geldigheidsduur van de overeenkomst.

  • 7. De persoon die op grond van het eerste lid bijstand verleent aan de opsporing, verricht bij de uitvoering daarvan geen strafbare handelingen, tenzij vooraf schriftelijk toestemming door de officier van justitie is gegeven om dergelijke handelingen te verrichten. Bij dringende noodzaak kan de toestemming mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt in dat geval de toestemming binnen drie dagen op schrift.

  • 8. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van de overeenkomst wordt beëindigd.

  • 9. De overeenkomst kan schriftelijk worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of beëindigd. De officier van justitie legt de redenen daarvan uiterlijk binnen drie dagen schriftelijk vast.

  • 10. Toepassing van het eerste en tweede lid vindt alleen plaats na voorafgaande schriftelijke toestemming van de procureur-generaal.

TITEL XX
DOORLATEN
Artikel 177y
  • 1. De opsporingsambtenaar is verplicht van de hem in de wet verleende inbeslagnemingsbevoegdheden gebruik te maken, indien hij tijdens het opsporingsonderzoek de vindplaats weet van voorwerpen waarvan het aanwezig hebben of voorhanden hebben ingevolge de wet verboden is vanwege hun schadelijkheid voor de gezondheid of hun gevaar voor de veiligheid. Uitstel tot inbeslagneming wordt slechts in het belang van het onderzoek toegestaan met het oogmerk om op een later tijdstip daartoe over te gaan.

  • 2. Uitstel van inbeslagneming vindt alleen plaats na voorafgaand bevel van de officier van justitie.

  • 3. Het bevel is schriftelijk en vermeldt:

    • a. de voorwerpen waarop het betrekking heeft;

    • b. de wijze waarop aan het bevel uitvoering moet worden gegeven;

    • c. het tijdstip waarop of de periode waarin het bevel geldt.

  • 4. De verplichting tot inbeslagneming, bedoeld in het eerste lid, geldt niet in het geval de officier van justitie op grond van een zwaarwegend opsporingsbelang anders beveelt.

  • 5. Een bevel als bedoeld in het vierde lid is schriftelijk en vermeldt:

    • a. de voorwerpen waarop het betrekking heeft;

    • b. het zwaarwegende opsporingsbelang;

    • c. het tijdstip waarop of de periode gedurende welke de verplichting tot inbeslagneming niet geldt.

  • 6. Toepassing van het vierde lid vindt alleen plaats na voorafgaande schriftelijke toestemming van de procureur-generaal.

TITEL XXI
VERKENNEND ONDERZOEK
Artikel 177z
  • 1. Indien uit feiten of omstandigheden aanwijzingen voortvloeien dat binnen verzamelingen van personen misdrijven worden beraamd of gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die binnen die verzamelingen van personen worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, kan de officier van justitie bevelen dat opsporingsambtenaren daarnaar een onderzoek instellen met als doel de voorbereiding van opsporing.

  • 2. Indien een onderzoek als bedoeld in het eerste lid de voorbereiding van de opsporing van terroristische misdrijven tot doel heeft, kan de officier van justitie na voorafgaande schriftelijke machtiging, op zijn vordering te verlenen door de rechter-commissaris, in het belang van het onderzoek van degene die daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt en die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, vorderen bepaalde opgeslagen gegevens of vastgestelde gegevens van een persoon te verstrekken, teneinde de gegevens te doen bewerken.

  • 3. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan niet worden gericht tot de personen bedoeld in het eerste lid noch tot de verschoningsgerechtigde, bedoeld in de artikelen 251, 252 of 253.

  • 4. De bewerking als bedoeld in het tweede lid kan bestaan uit het onderling vergelijken dan wel het in combinatie met elkaar verwerken van de gegevens met gegevens uit de politieregisters.

  • 5. De bewerking wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van personen zo veel mogelijk wordt gewaarborgd.

  • 6. Van de verstrekking van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, doet de officier van justitie proces-verbaal opmaken, waarin wordt vermeldt:

    • a. de verstrekte gegevens;

    • b. de reden waarom de gegevens in het belang van het onderzoek worden gevorderd.

  • 7. De officier van justitie doet van de bewerking proces-verbaal opmaken, waarin wordt vermeld:

    • a. een aanduiding van de gegevens waarop de bewerking is uitgevoerd;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop de bewerking is uitgevoerd;

    • c. de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, zijn vervuld.

  • 8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop de gegevens die voortvloeien uit een onderzoek als bedoeld in het eerste lid worden bewaard en vernietigd.

G

Artikel 184 wordt als volgt aangepast:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden: Tenzij bij of krachtens de wet anders is bepaald, zijn met de opsporing van strafbare feiten belast:

b. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. de buitengewone agenten van politie aan wie door Onze Minister van Justitie een akte van opsporingsbevoegdheid is verleend;

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven omtrent de verlening van de akte van opsporingsbevoegdheid, de reikwijdte van de opsporingsbevoegdheid, het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt, de beëdiging en de instructie van de buitengewone agenten van politie, het toezicht waaraan zij zijn onderworpen en de wijze waarop Onze Minister van Justitie de opsporingsbevoegdheid van afzonderlijke personen kan beëindigen. Voorts kunnen regels worden gegeven over de eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen.

H

Artikel 191, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘onderinspekteur’ vervangen door: inspecteur.

2. Onder vervanging van een punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. de officieren van de Koninklijke marechaussee;

  • f. andere door Onze Minister van Justitie aangewezen personen.

I

In artikel 561, eerste lid, komt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt onderdeel d te vervallen.

J

Artikel 562 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘, het in beslag nemen van stukken van overtuiging en het aftappen van gegevensverkeer’ vervangen door: en het in beslag nemen van stukken van overtuiging.

2. Het derde lid vervalt.

K

In artikel 570, tweede lid, wordt na ‘feit’ ingevoegd: dat.

L

In de artikelen 574, eerste en tweede lid, en 579b, derde lid, wordt ‘Nederlandse Antillen’ telkens vervangen door: openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

M

In artikel 591, derde lid, wordt ‘de Minister’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

N

In artikel 592 wordt ‘Wetboek van Strafrecht’ vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

O

In artikel 635a, tweede lid, wordt ‘strafrecht’ vervangen door: Strafrecht.

P

In de artikelen 630, vierde lid, en 631, vierde lid, wordt na ‘Rechtsvordering’ telkens ingevoegd: BES.

Q

In artikel 177g, tweede lid, wordt ‘van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: BES.

R

Na artikel 651 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 652

Degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet bevoegd zijn tot de opsporing van strafbare feiten, behouden deze bevoegdheid voor de duur van maximaal vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 8.44

Aan de Wet, houdende bepalingen tegen verstekelingen BES wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3

Deze wet wordt aangehaald als: Wet, houdende bepalingen tegen verstekelingen BES.

Artikel 8.45

Aan de Wet inzake bevolen of toegelaten vrijheidsbeneming BES wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 5

Deze wet wordt aangehaald als: Wet inzake bevolen of toegelaten vrijheidsbeneming BES.

§ 8.4 Vreemdelingenrecht

Artikel 8.46

De Wet toelating en uitzetting BES wordt gewijzigd als volgt.

A

Voor artikel 1 wordt ingevoegd: HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a
  • 1. Deze wet is, met uitzondering van hoofdstuk 2, van overeenkomstige toepassing op:

    • a. Nederlanders, geboren buiten Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • b. Nederlanders die buiten Bonaire, Sint Eustatius en Saba de Nederlandse nationaliteit verkregen hebben.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, is deze wet niet van overeenkomstige toepassing op Nederlanders die op dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland zijn geboren of de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, indien en voor zover deze wet niet op de vader of de moeder van toepassing is.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, is deze wet evenmin van overeenkomstige toepassing op Nederlanders, die:

    • a. direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 gedurende een ononderbroken periode van tenminste een jaar hun woonplaats als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen hebben gehad op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius of Saba en die geboren zijn op dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland, dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland de Nederlandse nationaliteit verkregen hebben;

    • b. kinderen zijn van de onder a bedoelde Nederlanders en direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 gedurende een ononderbroken periode van tenminste een jaar hun woonplaats hebben gehad op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

C

Aan artikel 2t wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. In afwijking van artikel 1a is het eerste lid niet van overeenkomstige toepassing op Nederlanders.

D

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 2v, tweede lid, onderdeel d, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. op de sédula waarvan een Nederlander de houder is.

E

Na artikel 2w wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2x
  • 1. In afwijking van de artikelen 2s en 2t behoeven niet aan grenscontroles te worden onderworpen:

    • a. staatshoofden en hoogwaardigheidsbekleders, wier aankomst langs diplomatieke weg officieel is aangekondigd;

    • b. piloten en bemanningsleden die houder zijn van een ‘crew member licence’ of ‘crew member certificate’ tijdens de uitoefening van hun functie; en

    • c. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen andere categorieën van personen.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen specifieke grenscontrolevoorschriften worden vastgesteld ten aanzien van de bij of krachtens het eerste lid aangewezen categorieën van personen, de verschillende soorten grenzen en de vervoermiddelen die voor de overschrijding van de grenzen van de openbare lichamen worden gebruikt.

F

In artikel 22k, eerste lid, wordt ‘de ophouding, bedoeld in artikel 22d, tweede, derde en vierde lid’ vervangen door: de ophouding, bedoeld in artikel 22d, tweede, derde en vierde lid, de weigering van de toegang, bedoeld in artikel 2r.

G

Artikel 22s, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Toevoeging van een andere raadsman geschiedt door de instantie, bedoeld in artikel 22r, derde lid.

HOOFDSTUK 9. MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Artikel 9.1

De Visserijwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

B

In artikel 3, eerste en derde lid, wordt ‘bij of krachtens’ telkens vervangen door: Bij of krachtens.

C

In artikel 5 wordt ‘De Minister’ vervangen door: Onze Minister.

D

In artikel 7, eerste lid, tweede zin, wordt ‘Onze minister’ vervangen door: Onze Minister.

E

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘vijfhonderdduizend gulden’ vervangen door: de zesde categorie.

2. In het tweede lid wordt ‘driehonderd gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

3. In het derde lid wordt ‘duizend gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

F

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘deze landsverordening’ wordt vervangen door: deze wet.

2. ‘de Minister van Justitie’ wordt vervangen door: Onze Minister van Justitie.

Artikel 9.2

De Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel g, wordt ‘op de openbare lichamen lichamen Bonaire’ vervangen door: op de openbare lichamen Bonaire.

B

In artikel 3, derde lid, wordt ‘bezolding’ vervangen door: bezoldiging.

C

In artikel 5, vierde lid, vervalt de komma na ‘Bij ministeriële regeling’.

D

In artikel 7b, derde lid, wordt ‘worden’ vervangen door: wordt.

E

In artikel 15, eerste lid, wordt ‘deze landsverordening’ vervangen door: deze wet.

F

In artikel 16, vijfde lid, wordt ‘Strafvordering’vervangen door: Strafvordering BES.

G

In artikel 18, eerste lid, wordt ‘Strafvordering’vervangen door: Strafvordering BES.

H

In artikel 19 wordt ‘deze landsverordening’ vervangen door: deze wet.

I

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘van Bonaire, Sint Eustatius en Saba’vervangen door: BES.

2. In het vierde lid wordt ‘Op verzoek van het de Staat’ vervangen door: Op verzoek van de Staat.

J

In artikel 24 wordt na ‘onderdeel 4°’ een komma geplaatst.

K

In artikel 30, eerste lid, wordt ‘de staat’ vervangen door: de Staat.

L

Artikel 40, tweede lid, wordt als volgt gewijizgd:

1. ‘regeister’ wordt vervangen door: register;

2. ‘subsonderdeel’ wordt vervangen door: subonderdeel.

Artikel 9.3

De Wet voorschriften bestrijdingsmiddelen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In eerste lid wordt ‘bekend gemaakt’ vervangen door: bekendgemaakt.

2. In het vierde lid vervalt de komma na ‘Bij ministeriële regeling’.

B

In artikel 9, tweede lid, wordt ‘van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: BES.

C

In artikel 10, eerste lid, wordt ‘het artikel 8’ vervangen door: artikel 8.

D

In artikel 12 wordt ‘met de in deze wet of en’ vervangen door: met in deze wet of.

E

In artikel 13, derde lid, wordt ‘rechthebbende’ vervangen door: rechthebbenden.

F

In artikel 14, vijfde lid, wordt ‘onrechtmatige situatie’ vervangen door: de onrechtmatige situatie.

G

In artikel 20, vierde lid, wordt ‘wordt van de opbrengst uit de kosten’ vervangen door: worden van de opbrengst de kosten.

H

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In eerste lid wordt ‘deovertreding’ vervangen door: de overtreding.

2. In het vierde lid wordt na ‘het beëindigen’ een komma geplaatst.

I

In artikel 23, eerste lid, wordt ‘ingeval’ vervangen door: in geval.

J

In artikel 30, derde lid wordt ‘Ministerie’ vervangen door: ministerie.

K

In artikel 36, eerste lid, wordt ‘bekend gemaakt’ vervangen door: bekendgemaakt.

HOOFDSTUK 10. MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Artikel 10.1

De Mediawet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In deze wet wordt ‘Minister‘ en ‘de Minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

In deze wet wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

2. In deze wet wordt ‘landsbesluit houdende algemene maatregelen’ en ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

3. In deze wet wordt ‘eilandgebied’ telkens vervangen door ‘openbaar lichaam’ en ‘eilandgebieden’ door: openbare lichamen.

4. In deze wet wordt ‘bij landsbesluit’ telkens vervangen door ‘bij beschikking’ en ‘het landsbesluit’ door: de beschikking.

5. In deze wet wordt ‘De Curaçaose Courant’ telkens vervangen door: de Staatscourant.

B

In artikel 1 wordt ‘Minister van Financiën’ vervangen door: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘artikel 15 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen’ vervangen door: artikel 15 van de Wet op de telecommunicatie-voorzieningen BES.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De vergunning kan bij een met redenen omklede beschikking worden ingetrokken, indien een of meer voorwaarden van de vergunning, dan wel een of meer der voorschriften, bij of krachtens deze wet gegeven, niet of niet voldoende worden nageleefd.

D

In artikel 4 wordt ‘van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder e, wordt ‘Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening (P.B. 1969, no.24)’ vervangen door: Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid kan de gezaghebber van het betrokken openbaar lichaam onder door hem te stellen voorwaarden toestemming verlenen tot het uitzenden van films of gedeelten van films, welke niet zijn gekeurd door de filmkeuringscommissie van het betrokken openbaar lichaam. Bij gemis aan overeenstemming tussen de exploitant en de gezaghebber beslist Onze Minister.

F

In artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. In ieder openbaar lichaam, waar een of meer televisie-inrichtingen worden geëxploiteerd, is een commissie bestaande uit de gezaghebber van het openbaar lichaam of een door hem aan te wijzen persoon en twee bij beschikking van Onze Minister aan te wijzen leden.

2. In het tweede lid wordt ‘van de Ministers en Onze Minister (nieuw) van Justitie’ vervangen door: van Onze Minister.

G

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

De exploitant dient te allen tijde in staat te zijn uitzendingen te verzorgen in het Nederlands en in het Papiaments voor wat het openbaar lichaam Bonaire betreft en in het Nederlands en in het Engels voor wat de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba betreft.

H

Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:

2. Op eerste vordering van of vanwege Onze Minister stelt de exploitant de vastgestelde tekst aan hem ter beschikking.

I

In artikel 13 wordt ‘Onze Minister (nieuw) van Justitie’ vervangen door: Onze Minister.

J

In artikel 14 wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

K

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘f 10 000’ vervangen door: USD 5.600.

2. In het tweede lid wordt ‘f 1000,-‘ vervangen door: USD 560.

L

In artikel 17, eerste lid, wordt ‘Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.

M

Artikel 20 vervalt.

N

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

Deze wet wordt aangehaald als: Mediawet BES.

Artikel 10.2

De Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In deze wet wordt ‘landsverordening’ en ‘lands-verordening’ telkens vervangen door: wet.

In deze wet wordt ‘Minister", ‘de minister’ en ‘De minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

2. In deze wet wordt ‘eilandgebied’ telkens vervangen door: openbaar lichaam.

3. In deze wet wordt ‘Nederlandse Antillen’ telkens vervangen door: openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

B

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze wet en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften wordt verstaan onder:

a. Onze Minister:

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. school:
  • een school voor primair onderwijs als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES, of

  • een school voor voortgezet onderwijs als bedoelde in de Wet voortgezet onderwijs BES,of

  • een instelling voor secundair beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, voorzover het betreft een erkende opleiding.

c. hoofd:

hij die met de leiding van de school is belast.

d. toezichthoudende instantie:

de krachtens artikel 6 bij eilandsverordening met het toezicht op de naleving van deze wet en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften belaste instantie.

C

In artikel 5, eerste lid, onderdeel e, wordt ‘Dienstplicht-verordening 1961 (P.B. 1961, no. 223)’ vervangen door: Dienstplichtwet BES.

D

In artikel 6a, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘ij’ vervangen door: hij

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘bij ministeriële beschikking met algemene werking’ vervangen door: bij ministeriële regeling.

2. In het vijfde lid wordt ‘Staten’ vervangen door: Staten-Generaal.

F

In artikel 10 wordt ‘Wetboek van strafvordering’ vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.

G

Artikel 11a, zevende lid komt te luiden:

  • 7. De hoogte van de administratieve boete, bedoeld in het eerste lid, is:

    • a. indien het feit, bedoeld in het eerste lid, voor de eerste keer wordt gepleegd: ten minste USD 14 en ten hoogste USD 280;

    • b. in geval van het herhaald plegen van het feit, bedoeld in het eerste lid: ten minste USD 56 en ten hoogste USD 1400.

H

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘duizend gulden’ vervangen door: USD 560.

2. In het tweede lid wordt ‘vijfduizend gulden’ vervangen door: USD 2800.

I

Artikel 15 vervalt.

J

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

Deze wet wordt aangehaald als: Leerplichtwet BES

Artikel 10.3

De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In deze wet wordt ‘Minister’, ‘De Minister’ en ‘de Minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

2. In deze wet wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

3. In deze wet wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

4. In deze wet wordt ‘ministeriële beschikking met algemene werking’ telkens vervangen door: ministeriële regeling.

5. In deze wet wordt ‘eilandgebied’ telkens vervangen door: openbaar lichaam.

B

In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘belast met Onderwijs’ vervangen door: van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

C

In artikel 6, derde lid, wordt ‘Het in het tweede lid bedoelde landsbesluit’ vervangen door: De in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.

D

Artikel 10, tweede lid, komt te luiden:

2. Het Centraal register heeft betrekking op het studiejaar dat aanvangt in datzelfde jaar.

E

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘Wetboek van Strafrecht’ vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

F

In artikel 13, eerste lid, worden de woorden ‘en Curaçao’ geschrapt.

G

In artikel 34, eerste lid, wordt ‘de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (P.B. 1968, no. 213)’ vervangen door: de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES.

H

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no 29)’ vervangen door: de Wet voortgezet onderwijs BES.

2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘buiten de Nederlandse Antillen’ geschrapt.

I

In artikel 36, eerste lid, wordt ‘Wetboek van Strafrecht’ vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

J

Artikel 44, eerste lid, komt te luiden:

1. Een eilandsraad kan bij eilandsverordening een openbaar orgaan instellen dat tot doel heeft een openbare instelling in het openbaar lichaam in stand te houden, al dan niet samen met openbare scholen voor funderend onderwijs als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES of openbare scholen als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES.

K

In artikel 50, tweede lid, wordt ‘Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: Burgerlijk Wetboek BES.

L

Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘de gouverneur’ wordt telkens vervangen door: Onze Minister.

2. In het tweede lid wordt ‘krachtens artikel 140, achtste lid, van de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen jaarlijks’ geschrapt en wordt ‘de Staten’ vervangen door: de Staten-Generaal.

M

In Hoofdstuk 7 vervallen titel 2 en titel 3.

N

Hoofdstuk 8 vervalt.

O

De artikelen 73 en 76 vervallen.

P

Artikel 77 komt te luiden:

Artikel 77

Voor zover deze wet betrekking heeft op educatie, treedt hij in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip.

Q

Artikel 78 komt te luiden:

Artikel 78

Deze wet wordt aangehaald als: Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

Artikel 10.4

De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In deze wet wordt ‘Minister’, ‘de Minister’ en ‘De Minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

2. In deze wet, met uitzondering van artikel 54, wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

3. In deze wet wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

4. In deze wet wordt ‘eilandgebied’ telkens vervangen door ‘openbaar lichaam’ en ‘eilandgebieden’ door: openbare lichamen.

5. In deze wet wordt ‘ministeriële beschikking met algemene werking’ telkens vervangen door: ministeriële regeling.

6. In deze wet wordt ‘de ingevolge artikel 6 met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie’ telkens vervangen door: de inspectie.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘belast met Onderwijs’ vervangen door: van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

n. inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (P.B. 1995, no. 235)’ vervangen door: de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt het zinsdeel ‘bij ministeriële beschikking’ geschrapt.

3. In het derde en vierde lid wordt ‘buiten de Nederlandse Antillen’ telkens vervangen door: buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

4. In het vierde en zesde lid wordt ‘Bij ministeriële beschikking’ telkens vervangen door: Door Onze Minister.

D

Artikel 6 vervalt.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

2. In het eerste en het tweede lid wordt ‘Wetboek van Strafvordering’ telkens vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.

F

Artikel 15 derde lid, wordt ‘de met de uitoefening van het toezicht belaste instantie’ vervangen door: de inspectie.

G

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘de terzake ingevolge artikel 6 met het uitoefenen van het toezicht belaste instantie’ vervangen door: de inspectie.

2. In het vijfde lid wordt ‘de Landsverordening administratieve rechtspraak (P.B. 2001, no. 79)’ vervangen door: de Wet administratieve rechtspraak BES.

H

Artikel 25, derde lid, tweede volzin, komt te luiden:

Het bevoegd gezag zendt een exemplaar van het directiestatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling ter kennisneming aan de inspectie.

I

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Wetboek van strafrecht BES.

2. In het tweede lid wordt ‘Bij ministeriële beschikking’ vervangen door ‘Door Onze Minister’ en wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

J

In artikel 32, vijfde lid, wordt ‘ingevolge artikel 6 met het uitoefenen van het toezicht terzake belaste instantie’ vervangen door: inspectie.

K

Artikel 35, eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een eilandsraad kan bij eilandsverordening een openbaar orgaan instellen die tot doel heeft een of meer openbare scholen voor funderend onderwijs in het openbaar lichaam in stand te houden, al dan niet samen met openbare scholen voor speciaal funderend onderwijs, openbare scholen als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES of een openbare instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

L

Artikel 47, eerste lid, laatste volzin, komt te luiden:

De behoefte wordt niet in voldoende mate aanwezig geacht indien de school naar mening van de eilandsraad bezocht zal worden door minder dan 75 leerlingen.

M

De artikelen 55 tot en met 57 vervallen.

N

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ Voor het eerste lid vervallen.

O

De artikelen 59 tot en met 61 vervallen.

P

In artikel 63, tweede lid wordt de zinsnede ‘van de Landsverordening funderend onderwijs’ geschrapt.

Q

Artikel 64 komt te luiden:

Artikel 64 Documentatie rechtspersoonlijkheid

De daarvoor in aanmerking komende rechtspersonen brengen voor zover noodzakelijk binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de Landsverordening funderend onderwijs hun statuten of reglementen in overeenstemming met de in deze wet gegeven voorschriften.

R

De artikelen 65 tot en met 68 vervallen.

S

Artikel 71 komt te luiden:

Artikel 71 Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet primair onderwijs BES.

T

Artikel 72 vervalt.

Artikel 10.5

De Wet sociale kanstrajecten jongeren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In deze wet wordt ‘minister’, ‘de minister’ en ‘De minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

2. In deze wet wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

3. In deze wet wordt ‘eilandgebied’ telkens vervangen door: openbaar lichaam.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de bij het begrip ‘Onze Minister’ (nieuw) behorende omschrijving wordt ‘belast met Onderwijs en jeugdzaken’ vervangen door: van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. In de bij het begrip ‘jongere’ behorende omschrijving wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

3. het begrip ‘Directie Jeugd- en Jongerenontwikkeling’ en de daarbij behorende omschrijving wordt geschrapt.

4. In de bij het begrip ‘Inspecteur’ behorende omschrijving wordt ‘de inspecteur van het onderwijs, belast met het toezicht op scholen voor voortgezet en beroepsonderwijs’ vervangen door: Inspecteur, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht.

C

In artikel 5, onderdeel a, wordt ‘de Dienstplichtverordening 1961 (P.B. 1961, no. 223)’ vervangen door: de Dienstplichtwet BES.

D

In artikel 8, vierde lid, wordt ‘de Curaçaosche Courant’ vervangen door: de Staatscourant.

E

Hoofdstuk 8 vervalt.

F

Artikel 19, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. De hoogte van de administratieve boete, bedoeld in het eerste lid, is:

    indien het feit, bedoeld in het eerste lid, voor de eerste keer wordt gepleegd: tenminste USD 14 en ten hoogste USD 280;

    in geval van het herhaald plegen van het feit, bedoeld in het eerste lid: tenminste USD 56 en ten hoogste USD 1400.

G

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘ten hoogste duizend gulden’ vervangen door: ten hoogste USD 560.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘ten hoogste vijfduizend gulden’ vervangen door: ten hoogste USD 2.800.

H

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a,wordt ‘ten hoogste vijftien duizend gulden’ vervangen door: ten hoogste USD 8.400.

2. In het eerste lid, onderdeel b,wordt ‘ten hoogste zeven duizend en vijfhonderd gulden’ vervangen door: USD 4.200.

3. In het derde lid wordt ‘klachte’ vervangen door: klachten.

I

In artikel 23 en artikel 24 wordt ‘ten hoogste vijftien duizend gulden’ telkens vervangen door: ten hoogste USD 8.400.

J

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘NAF. 500,-‘ vervangen door ‘USD 280’ en wordt ‘NAF 200,-‘ vervangen door: USD 56.

2. In het derde en vierde lid wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

K

In artikel 26, eerste lid, wordt ‘het Land’ vervangen door: Onze Minister.

L

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28
  • 1. Bij een met redenen omklede aanvraag, met inachtneming van de artikelen 26 en 27, verzoekt het betrokken bestuurscollege Onze Minister het ingevolge artikel 27, eerste lid, ten laste van het Rijk komende deel in de kosten en kostenvergoedingen ten laste te brengen van ’s Rijks kas. Bij beschikking wordt binnen één maand na de datum van ontvangst omtrent deze aanvraag beslist.

  • 2. Indien een openbaar lichaam kan aantonen dat het niet in staat is het in artikel 26, eerste lid, genoemde, ten laste van hem komende deel in de kosten en onkostenvergoedingen geheel of gedeeltelijk te dragen, kan het betrokken bestuurscollege bij een met redenen omklede aanvraag Onze Minister verzoeken dat deel geheel of gedeeltelijk ten laste te brengen van ’s Rijks kas.

M

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de Landskas’ vervangen door: ’s Rijks kas

2. In het vierde lid wordt ‘het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: het Wetboek van Koophandel BES.

N

In artikel 32 wordt ‘landsbijdrage’ vervangen door: rijksbijdrage.

O

Artikel 34, derde en vierde lid vervalt.

P

Artikel 35 vervalt.

Q

Artikel 36 komt te luiden:

Onze Minister verleent aan een ieder aan wie geen kanstraject kan worden aangeboden ontheffing van de verplichting tot het volgen van een kanstraject.

R

Artikel 37 komt te luiden:

Artikel 37

De jongere die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Landsverordening sociale vormingsplicht de leeftijd van 16 jaar en één maand reeds heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 25 jaar wordt binnen één maand na bedoeld tijdstip door de oproepingsinstantie van het openbaar lichaam waarvan hij ingezetene is opgeroepen.

S

In artikel 38, tweede lid, wordt ‘bij landsbesluit’ vervangen door: door het bestuurscollege.

T

Artikel 39 vervalt.

U

Artikel 40 komt te luiden:

Artikel 40

Deze wet wordt aangehaald als: Wet sociale kanstrajecten jongeren BES.

Artikel 10.6

De Wet studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In deze wet wordt ‘De Minister’ en ‘de Minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

2. In deze wet wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

3. In deze wet wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door: algemene maatregelen van bestuur.

4. In deze wet wordt ‘Nederlandse Antillen ’telkens vervangen door: openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba,

5. In deze wet wordt ‘Antilliaanse jongelieden’ telkens vervangen door: jongelieden.

B

In artikel 1 wordt aan de bij het begrip ‘Onze Minister’ (nieuw) behorende omschrijving toegevoegd: , Cultuur en Wetenschap.

C

Artikel 2, eerste lid komt te luiden:

1. Overeenkomstige de bepalingen van deze wet kunnen aan jongelieden ten laste van ’s Rijks kas studietoelagen worden verleend, teneinde hen in de gelegenheid te stellen hetzij de Rechtshogeschool te Willemstad op Curaçao, hetzij de opleiding van Leraren bij het voorgezet onderwijs, uitgaande van het Departement van Onderwijs, hetzij het Hoger Technisch Onderwijs op Curaçao, hetzij elders een in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba dan wel op Curaçao of Sint Maarten, niet bestaande onderwijsinrichting te bezoeken of een opleiding te volgen, wanneer dit in het belang van de gemeenschap op Bonaire, Sint Eustatius of Saba is dan wel de kwaliteiten van gegadigden dit billijken.

D

In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: het Burgerlijk Wetboek BES.

E

In artikel 4, tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘, uitgaande van het Departement van Onderwijs’ geschrapt.

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘vierduizend gulden’ vervangen door: USD 2240.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Bij het verlenen van studietoelage kunnen aan de student een tegemoetkoming van ten hoogste USD 224 in uitrustingskosten, alsmede de vergoeding van de reiskosten heen en terug naar het land waar de studie zal worden gevolgd, worden toegekend. Een student aan de Rechtshogeschool te Willemstad, of een student aan een opleiding van leraren bij het voortgezet onderwijs in een van de eilandgebieden van de voormalige Nederlandse Antillen, of een student in opleiding bij het Hoger Technisch Onderwijs op Curaçao afkomstig van een ander eilandgebied van de voormalige Nederlandse Antillen, komt in aanmerking voor vergoeding der reiskosten heen en terug.

G

In artikel 6A wordt ‘’s Lands kas’ vervangen door: ’s Rijks kas’.

H

In artikel 7, tweede lid, wordt de zin ‘De inspecteur van het Onderwijs is voorzitter tevens lid van de studietoelagencommissie.’ geschrapt.

I

In artikel 8 wordt ‘van Landswege’ vervangen door: van Rijkswege.

J

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Indien de overgelegde stukken volledig zijn en de gegadigde voldoet aan het bepaalde in artikel 3:

  • a. wint de voorzitter van de studietoelagencommissie bij de hoofden van de onderwijsinrichtingen welke de gegadigde heeft bezocht, inlichtingen in omtrent diens aanleg, geschiktheid, ijver en gedrag;

  • b. gaat de voorzitter van de studietoelagencommissie na, welk bedrag nodig zal zijn om de kosten van onderhoud en studie te dekken;

  • c. verzoekt de voorzitter van de studietoelagencommissie Onze Minister de eigen bijdrage overeenkomstig de regelen bedoeld in artikel 6 te doen berekenen, zulks met inachtneming van het vastgestelde bedrag der kosten van onderhoud en studie.

K

Artikel 11 vervalt.

L

In artikel 12, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba’ (nieuw) ingevoegd: dan wel Curaçao of Sint Maarten.

M

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15
  • 1. Zodra de studietoelage is verleend, legt Onze Minister schriftelijk het bedrag der eigen bijdrage vast, met vermelding van de betalingstermijnen en de vervaldata.

  • 2. Onze Minister kan dit bedrag zonodig door middel van een dwangschrift invorderen.

N

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt ‘De administrateur van Financiën’ vervangen door: Onze Minister.

2. In het zesde lid wordt ‘Bij beschikking van Onze (nieuw) Minister’ vervangen door: Bij ministeriële regeling.

O

In artikel 17, eerste lid, wordt de zinsnede ‘op voorstel van de Administrateur van Financiën’ geschrapt.

P

Artikel 18, derde en vierde lid, komen te luiden:

  • 3. In de gevallen als voorzien onder b en c van het eerste lid van dit artikel zijn de ouders en de student, indien hij meerderjarig is, hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van hetgeen aan de student is uitbetaald aan studietoelage, uitrustings-en toezichtkosten, alsmede aan reiskosten, vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met de eventuele eigen bijdragen.

  • 4. Onze Minister legt het bedrag dat ingevolge het derde lid van dit artikel verschuldigd is vast. Het tweede lid van artikel 15 is hierbij van toepassing.

Q

In artikel 20 wordt ‘hetgeen het Land voor de student heeft uitbetaald aan studietoelage’ vervangen door: de uitbetaalde studietoelage.

R

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21
  • 1. Indien Onze Minister dit binnen zes maanden na het voleindigen van de voorgenomen studie verlangt, is degene, die zijn studie heeft volbracht, hierna te noemen de afgestudeerde, verplicht:

    • a. zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek van een commissie van geneeskundigen, door Onze Minister aangewezen;

    • b. indien hij bij voormeld geneeskundig onderzoek wordt goedgekeurd en zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba danwel Curaçao of Sint Maarten bevindt, terstond naar de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba terug te keren;

    • c. indien hij bij voormeld geneeskundig onderzoek wordt goedgekeurd, onmiddellijk na zijn aankomst in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba:

      • als hij is opgeleid voor het geven van onderwijs, in dienst te treden bij het openbaar of het gesubsidieerd bijzonder onderwijs,

      • als hij niet is opgeleid voor het geven van onderwijs, in overheidsdienst te treden, wanneer hem een betrekking wordt aangeboden welke naar het oordeel van Onze Minister in verband met de door hem genoten opleiding redelijk moet worden geacht.

  • 2. Aan de verplichtingen genoemd in het eerste lid van dit artikel zijn tevens onderworpen de studenten aan wie een aanvullende studietoelage als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 is verleend en de bezitters,van rijksstudietoelagen, aan wie een tegemoetkoming in de uitrustingskosten en/of een vergoeding van reiskosten heen en terug naar het Europese deel van Nederland overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 zijn verleend, alsmede degenen, aan wie op grond van een voordracht van Onze Minister een studiebeurs vanwege de Europese Economische Gemeenschap is verleend.

  • 3. De verplichtingen van de afgestudeerde voortvloeiende uit het eerste lid sub c van dit artikel gelden voor de duur van vijf jaren, gerekend van de dag af waarop zijn dienstverband bij de overheid of bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs aanvangt.

  • 4. Onze Minister kan aan een afgestudeerde op diens verzoek, of indien deze minderjarig is, op dat van diens ouders, toestemming verlenen voor een bepaalde tijd buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba te blijven vertoeven, teneinde hem in de gelegenheid te stellen buiten bezwaar van ‘s Rijks kas zijn studiën voort te zetten of in de door hem verworven bekwaamheid praktijk op te doen of zich verder te ontwikkelen. In dit geval rusten op de afgestudeerde dezelfde verplichtingen als omschreven in het eerste lid van dit artikel en wel van de dag af dat de daartoe in dit lid gestelde termijn is verstreken.

S

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het Land voor hem heeft’ vervangen door: aan hem.

2. het derde lid komt te luiden:

3. Onze Minister legt het bedrag dat ingevolge de vorige leden van dit artikel verschuldigd is vast. Het tweede lid van artikel 15 is hierbij van toepassing.

T

In artikel 23 wordt ‘dat het Land voor hem aan studietoelage’ wordt vervangen door: aan hem is uitbetaald aan studietoelage.

U

In artikel 24 wordt ‘op ’s Lands kosten’ vervangen door: op overheidskosten.

V

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

Aan jongelieden, die op grond van de Wet studiefinanciering 2000 een studietoelage ontvangen, kan een tegemoetkoming van ten hoogste USD 224 in uitrustingskosten, alsmede de vergoeding van de reiskosten heen en terug naar Nederland worden toegekend.

W

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

Een overeenkomst met betrekking tot een studielening gesloten tussen een student en de Stichting Fundashon Finansiamentu di Estudio di Bonaire, geldt met ingang van het tijdstip van de Transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, als een overeenkomst tussen de desbetreffende student en het Rijk. De overeenkomst wordt van de kant van het Rijk uitgevoerd door Onze Minister.

X

Artikel 29 vervalt.

Y

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

Deze wet wordt aangehaald als: Wet studiefinanciering BES

Artikel 10.7

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In deze wet wordt ‘Minister’, ‘de Minister’, ‘de minister’, ‘De Minister’ en ‘De minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

2. In deze wet wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

3. In deze wet wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ en ‘landsbesluit houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door ‘algemene maatregel van bestuur’ en wordt ‘Het landsbesluit’ en ‘Het landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door: De algemene maatregel van bestuur.

4. In deze wet wordt ‘eilandgebied’ telkens vervangen door ‘openbaar lichaam’ en wordt ‘eilandgebieden’ telkens vervangen door: openbare lichamen.

5. In deze wet wordt ‘de ingevolge artikel 2 met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie’ telkens vervangen door: de inspectie

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel a, komt te luiden:

a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot in een puntkomma, wordt een onderdeel g toegevoegd, luidende:

g. inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht.

C

Artikel 2 vervalt.

D

In artikel 3 wordt ‘de Landsverordening secundair beroepsonderwijs (P.B. 2008, no.37)’ vervangen door: de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

E

Artikel 10, tweede lid, tweede volzin, komt te luiden:

In het openbare lichaam Bonaire wordt tevens onderwijs gegeven in het vak Papiamentu.

F

Artikel 10a, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. voor de leerlingen in het openbare lichaam Bonaire het vak Papiamentu;

G

Artikel 10c wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid, komt te luiden:

Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs omvat voor de leerlingen in het openbare lichaam Bonaire:

2. De aanhef van het tweede lid, komt te luiden:

Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs omvat voor de leerlingen in de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius:

H

Artikel 10d wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat

voor de leerlingen in het openbare lichaam Bonaire:

2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:

Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat voor de leerlingen in de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius:

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het vrije deel omvat voor de leerlingen in hoger algemeen voortgezet onderwijs in het openbare lichaam Bonaire tenminste één vak, en voor de leerlingen in de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius tenminste twee vakken, uit het geheel van:

I

Artikel 11a, tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het gemeenschappelijk deel van de leerwegen omvat Nederlandse taal, Engelse taal, mens en maatschappij, lichamelijke opvoeding, culturele en artistieke vorming en tevens voor het openbare lichaam Bonaire Papiamentu en Spaans en voor de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius de Franse taal, Spaanse taal of Papiamentu.

J

In artikel 12 wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

K

In artikel 16, derde en vierde lid, wordt ‘bij landsbesluit’ telkens vervangen door: bij ministeriële regeling.

L

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘honderd gulden’ vervangen door: USD 56

2. In het tweede lid wordt ‘tweehonderd gulden’ vervangen door: USD 112.

M

In artikel 36, vierde lid, wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

N

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘de Gouverneur’ wordt telkens vervangen door: Onze Minister.

van het onderwijs dat Onze Minister jaarlijks aan de Staten-Generaal doet geven.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien het bestuurscollege bij dit overleg een door Onze Minister gedaan voorstel niet kan overnemen, brengt het dit schriftelijk onder opgave van de redenen te zijner kennis.

    Van deze kennisgeving wordt melding gemaakt in het verslag van de staat van het onderwijs dat Onze Minister jaarlijks aan de Staten-Generaal doet geven.

O

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Wetboek van Strafrecht’ vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

2. In het tweede lid wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

3. In het vijfde lid wordt ‘de Gouverneur’ vervangen door: Onze Minister.

P

In artikel 40a, eerste lid, wordt ‘de Landsverordening funderend onderwijs’ vervangen door ‘de wet primair onderwijs BES’ en wordt ‘de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie’ vervangen door: de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

Q

Artikel 102 komt te luiden:

Artikel 102

Deze wet wordt aangehaald als: Wet voortgezet onderwijs BES.

R

In artikel 104 wordt ‘de Gouverneur’ vervangen door: Onze Minister.

S

Artikel 107 komt te luiden:

Artikel 107

Als bevoegd tot het geven van voortgezet onderwijs wordt tevens aangemerkt hij die tot aan de inwerkingtreding van de Landsverordening voortgezet onderwijs heeft gegeven in een vak waarvoor hij niet beschikt over een daartoe in de bijlage van de Landsverordening voortgezet onderwijs genoemd bewijs van bekwaamheid, indien hij ingevolge de tot bedoelde inwerkingtreding geldende voorschriften als daartoe bevoegd is aangemerkt.

HOOFDSTUK 11. MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Artikel 11.1

Artikel 17 van de Arbeidsgeschillenwet BES komt te luiden:

Artikel 17
  • 1. Het is aan de bemiddelaar, de buitengewone bemiddelaars en het hun toegevoegde personeel, aan de bijzondere bemiddelaars, bedoeld in artikel 8 en de hun toegevoegde commissieleden en aan de in artikel 9 bedoelde deskundigen verboden om hetgeen hun in hunne hoedanigheid gebleken of medegedeeld is, verder bekend te maken dan voor de vervulling van de hun bij of krachtens deze wet opgedragen taak of ter voldoening aan eene bij de wet opgelegde verplichting gevorderd wordt.

  • 2. Hij, die opzettelijk de bij of krachtens het vorig lid opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de eerste categorie.

  • 3. Geen vervolging heeft plaats dan op klachte van hem, ten aanzien van wie die geheimhouding is geschonden.

Artikel 11.2

De Arbeidsgeschillenwet BES wordt als volgt gewijzigd :

A

In artikel 2, tweede en derde lid, wordt ‘De Minister van Sociale Zaken’ telkens vervangen door: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

B

In artikel 2, zevende lid, wordt ‘zullen bij landsbesluit’ vervangen door: kunnen bij ministeriële regeling.

C

Artikel 4b wordt ‘bij landsbesluit houdende algemene maatregelen’ vervangen door ‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’, wordt ‘Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen’vervangen door ‘Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’, wordt ‘bij dat landsbesluit gestelde voorschriften’ vervangen door ‘bij die algemene maatregel van bestuur gestelde voorschriften’ en wordt ‘bij dat landsbesluit aangewezen toestellen en vaten’ vervangen door ‘bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen toestellen en vaten’.

D

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘de Gouverneur’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

Artikel 11.3

De Arbeidswet 2000 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, onderdeel b, wordt «Vestigingsregeling voor bedrijven BES» vervangen door: Wet vestiging bedrijven BES.

B

In artikel 34, derde lid, derde zin, wordt ‘toezichthoudende ambtenaren’ vervangen door: toezichthoudende ambtenaar.

Artikel 11.4

In artikel 2a, vierde lid, onderdeel c, van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES wordt ‘hier te lande’ vervangen door: binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 11.5

De Wet minimumlonen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13, eerste lid, van de Wet minimumlonen BES komt te luiden:

1. Indien uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vast te stellen consumentenprijsindexcijfers voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba blijkt, dat het prijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het lopende jaar, vergeleken met het prijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het voorafgaande jaar is gestegen of gedaald, kan Onze Minister bedragen vaststellen, die met ingang van 1 januari van het komende jaar in de plaats treden van de in artikel 9, eerste lid, genoemde bedragen. Onze Minister bepaalt welke consumentenprijsindexcijfers, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor de toepassing van de eerste zin worden gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen verschillend zijn.

B

In artikel 19, tweede en derde lid, wordt ‘of of’ vervangen door: of.

Artikel 11.6

De Pensioenwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    aanspraakgerechtigde:

    persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;

    afkoop:

    iedere handeling waardoor pensioenaanspraken of pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen;

    Bank:

    De Nederlandsche Bank N.V.;

    bedrijfstakpensioenfonds:

    een pensioenfonds ten behoeve van een of meer bedrijfstakken of delen van een bedrijfstak;

    bijdrage:

    iedere onder de naam van bijdrage, premie, inleg, contributie, koopsom, dan wel, indien de betaling in termijnen is overeengekomen, aflossing, of onder welke andere naam ook, ineens of periodiek verschuldigde geldsom bestemd voor de verzekering van pensioen;

    deelnemer:

    de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst aanspraken verwerft jegens een pensioenuitvoerder;

    externe deskundige:

    externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;

    gepensioneerde:

    pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;

    gewezen deelnemer:

    de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;

    Hof van Justitie:

    Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    ondernemingspensioenfonds:

    een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of aan een groepsmaatschappij als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;

    Onze Minister:

    Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    openbaar lichaam:

    het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    pensioen:

    ouderdoms- , invaliditeits-, weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen;

    pensioenfonds:

    een rechtspersoon, waarin ten behoeve van ten minste twee deelnemers, gewezen deelnemers of hun nabestaanden gelden worden of werden bijeengebracht en worden beheerd ter uitvoering van een pensioenregeling;

    pensioengerechtigde:

    persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan;

    pensioenovereenkomst:

    hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overgekomen betreffende pensioen;

    pensioenuitvoerder:

    een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar die zetel hebben in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    transitiedatum:

    het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt;

    uitvoeringsovereenkomst:

    de overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenuitvoerder over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten;

    werkgever:

    het hoofd van een onderneming of, zo deze een rechtspersoon is, die rechtspersoon zelve;

    werknemer:

    ieder, die in dienst van een onderneming is.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van deze wet wordt:

    • a. met een onderneming gelijkgesteld elke instelling van welke aard ook;

    • b. degene die een vrij beroep uitoefent geacht een onderneming te drijven;

    • c. met een bedrijfstak gelijkgesteld een groep van instellingen, die niet, of niet alle ondernemingen zijn.

3. Het vierde lid vervalt.

4. In het vijfde lid wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

B

Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a
  • 1. De werkgever brengt een pensioenovereenkomst, uiterlijk wanneer een werknemer pensioenaanspraken verwerft, onder door onmiddellijk een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst te sluiten met en in stand te houden bij:

    • a. een pensioenuitvoerder;

    • b. een pensioenfonds uit een ander deel van het Koninkrijk; of

    • c. een verzekeraar met een zetel buiten de openbare lichamen, mits die verzekeraar op grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.

  • 2. De in het eerste lid opgenomen verplichting van de werkgever tot het sluiten en in standhouden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst geldt niet bij uitvoering door een bedrijfstakpensioenfonds, mits de werkgever:

    • a. gehouden is of zich verbonden heeft door lid te zijn van een werkgeversvereniging tot naleving van de statuten en reglementen van dit bedrijfstakpensioenfonds; of

    • b. ten aanzien van zijn werknemers gebonden is door de Pensioenwet ambtenaren BES.

  • 3. De in het eerste lid opgenomen verplichtingen van de werkgever tot onderbrenging en het sluiten en in stand houden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst gelden niet wanneer een pensioenovereenkomst is gesloten door een werkgever die tevens pensioenuitvoerder is, mits de pensioenovereenkomsten van deze werknemers worden ondergebracht bij de werkgever in zijn hoedanigheid van pensioenuitvoerder.

C

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De werkgever die ter uitvoering van pensioenovereenkomsten een ondernemingspensioenfonds aan zijn onderneming heeft verbonden, is toegetreden tot een bedrijfstakpensioenfonds of een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten met een verzekeraar, is gehouden ervoor zorg te dragen dat de pensioenuitvoerder de overeengekomen bijdragen ontvangt.

2. In het tweede en derde lid wordt ‘toezegging’ vervangen door: pensioenovereenkomst.

3. In het derde lid wordt ‘het fondsbestuur’ telkens vervangen door: de pensioenuitvoerder.

D

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De werkgever komt met het aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds schriftelijk een regeling omtrent de betaling van de bijdragen overeen, die ten minste voldoet aan de voorschriften van het tweede lid. Een werkgever die is toegetreden tot een bedrijfstakpensioenfonds, treft eveneens een zodanige regeling met het bedrijfstakpensioenfonds, indien en voor zover statuten en reglementen van dit fonds niet overeenkomstige voorschriften omtrent de betaling van de bijdragen bevatten. Een werkgever die pensioenovereenkomsten heeft ondergebracht bij een verzekeraar, komt met die verzekeraar een regeling omtrent de betaling van bijdragen overeen, die ten minste voldoet aan de voorschriften van het tweede lid.

2. In het tweede lid wordt ‘het ondernemingspensioenfonds’ vervangen door: de pensioenuitvoerder.

3. In het derde lid wordt ‘van het fonds’ vervangen door: van het fonds respectievelijk is de verzekeraar.

E

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ vervangen door: pensioenfonds.

2. In het tweede lid, eerste zin, wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ vervangen door ‘pensioenfonds’ en wordt ‘de Minister van Arbeid en Sociale Zaken’ vervangen door: Onze Minister.

3. In het tweede lid, derde zin, wordt ‘wijzigingen van de reglementen, en’ vervangen door: wijzigingen van de reglementen, en voor zover het een ondernemingspensioenfonds betreft,.

4. Het derde lid vervalt.

F

Artikel 5, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds hebben de vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersverenigingen in de betrokken bedrijfstak in gelijken getale zitting.

G

Na artikel 5 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5a
  • 1. Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijks beleid van een pensioenfonds.

  • 2. De personen die het beleid van een pensioenfonds bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.

  • 3. Het beleid van een pensioenfonds wordt bepaald of mede bepaald door personen die deskundig zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds.

  • 4. Iedere bestuurder van een pensioenfonds is bevoegd een deskundige te raadplegen, of zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde van de bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.

  • 5. Het bestuur van een pensioenfonds draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het pensioenfonds bepalen of mede bepalen buiten twijfel staat.

  • 6. Het bestuur van het pensioenfonds meldt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van het pensioenfonds bepalen of mede bepalen vooraf aan de Bank.

  • 7. Een wijziging als bedoeld in het zesde lid wordt niet doorgevoerd indien:

    • a. de Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het pensioenfonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of

    • b. de Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het pensioenfonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt.

  • 8. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in het vijfde lid, stelt het pensioenfonds de Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 9. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de Bank voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.

  • 10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het derde en het vijfde tot en met het achtste lid.

Artikel 5b
  • 1. Een pensioenfonds richt zijn organisatie zodanig in dat deze een beheerste en integere bedrijfsvoering waarborgt.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid. De regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s;

    • b. integriteit;

    • c. de soliditeit van het pensioenfonds, waaronder wordt verstaan:

      • 1°. het beheersen van financiële risico’s; en

      • 2°. het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen aantasten;

    • d. het beheersen van de financiële positie over de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse te maken.

Artikel 5c
  • 1. Een pensioenuitvoerder richt zijn organisatie zodanig in dat een goed bestuur is gewaarborgd waardoor er in ieder geval:

    • a. verantwoording wordt afgelegd aan de aanspraak- en pensioengerechtigden en de werkgever; en

    • b. intern toezicht is.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid regels worden gesteld.

H

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ vervangen door: pensioenfonds.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De statuten en reglementen van een bedrijfstakpensioenfonds omvatten tevens een omschrijving van de bedrijfstak of de bedrijfstakken of het deel van de bedrijfstak waarvoor het fonds geldt.

I

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘de statuten en reglementen van het fonds’ vervangen door ‘het pensioenreglement’ en in het eerste en tweede lid, eerste zin, wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ vervangen door: pensioenregeling.

2. In het tweede lid, eerste zin, wordt ‘weduwenpensioen’ vervangen door: weduwen- of weduwnaarspensioen.

3. In het tweede lid, tweede zin, wordt ‘het fondsbestuur’ vervangen door: het fondsbestuur of de verzekeraar.

4. In het derde lid wordt ‘regeling inzake ouderdomspensioen van het fonds’ vervangen door ‘regeling inzake ouderdompensioen’ , wordt ‘regeling van het fonds’ vervangen door ‘regeling van de pensioenuitvoerder’ en wordt ‘zijn deelneming aan het fonds’ vervangen door: zijn deelneming aan de pensioenregeling.

5. In het vierde lid wordt ‘geëmigreerd te zijn’ vervangen door: geëmigreerd te zijn buiten het Koninkrijk.

6. In het derde, vierde en vijfde lid wordt ‘De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds kunnen’ vervangen door: Het pensioenreglement kan.

J

Na artikel 7 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7a
  • 1. Afkoop is slechts mogelijk in bij of krachtens de artikelen 7, 7b en 13e bedoelde situaties of in geval van toepassing van artikel 60 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES.

  • 2. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

Artikel 7b
  • 1. De pensioenuitvoerder heeft het recht om bij ingang van een pensioen een pensioen dat minder bedraagt dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag per jaar, behoudens in bij die regeling aan te wijzen gevallen, af te kopen.

  • 2. De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde ter beschikking aan de pensioengerechtigde.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt bij regeling van Onze Minister jaarlijks herzien op basis van een door Onze Minister aan te wijzen consumentenprijsindexcijfer, vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen als een eenheid beschouwd.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de afkoopwaarde wordt berekend.

Artikel 7c
  • 1. Een pensioenuitvoerder is bevoegd om op verzoek van een gewezen deelnemer de waarde van zijn pensioenaanspraken die voortvloeien uit een pensioenovereenkomst over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer, mits onder pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever wordt verstaan:

    • a. een pensioenfonds;

    • b. een verzekeraar die het levensverzekeringsbedrijf uitoefent en in het bezit is van een vergunning, bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES;

    • c. een instantie die een pensioenregeling uitvoert van een volkenrechtelijke organisatie waarin het Koninkrijk der Nederlanden deelneemt; of

    • d. een pensioenuitvoerder die door Onze Minister gelijkgesteld is met een instelling als bedoeld in een van de onderdelen a, b of c.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de berekening van de overdrachtswaarde alsmede de in acht te nemen procedures.

Artikel 7d

De uitkering, het kapitaal en de premie in het kader van een pensioenovereenkomst worden vastgesteld in US dollars.

Artikel 7e

In de pensioenovereenkomst wordt bepaald of er toeslagen worden verleend en, zo ja, wat het ambitieniveau is en welke voorwaarden gelden bij de toeslagverlening.

Artikel 7f
  • 1. Bij voorwaardelijke toeslagverlening dient er een consistent geheel te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kan invulling worden gegeven aan het begrip consistentie, bedoeld in het eerste lid.

K

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8
  • 1. De echtgenoot wiens huwelijk met een deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt ten minste een zodanige premievrije aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen, als de deelnemer ten behoeve van hem zou hebben behouden, indien op het tijdstip van de echtscheiding of van de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zijn deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De echtgenoot ontvangt op zijn verzoek een bewijs van zijn aanspraak.

  • 2. De echtgenoot wiens huwelijk met een gewezen deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige premievrije aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen, als de gewezen deelnemer ten behoeve van hem heeft behouden bij het eindigen van zijn deelneming. De echtgenoot ontvangt op zijn verzoek een bewijs van zijn aanspraak.

  • 3. De echtgenoot wiens huwelijk met een gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige premievrije aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen, als de gepensioneerde ten behoeve van zijn echtgenoot heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen. De echtgenoot ontvangt op zijn verzoek een bewijs van zijn aanspraak.

  • 4. Het bepaalde in het eerste, het tweede en derde lid vindt geen toepassing, indien de echtgenoten bij notarieel verleden akte anders overeenkomen, of de rechter bij het vonnis tot echtscheiding of tot ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op hun gemeenschappelijk verzoek anders beslist. Partijen leggen daarbij aan de notaris onderscheidenlijk de rechter een verklaring van de pensioenuitvoerder over, waarin die verklaart dat hij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.

  • 5. De aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen ten behoeve van de echtgenoot van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde kan zonder zijn toestemming niet bij overeenkomst tussen zijn echtgenoot en de pensioenuitvoerder of de werkgever worden verminderd. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin, is nietig.

L

Artikel 9 vervalt.

M

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een pensioenfonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust gemotiveerd omschreven zijn en waaruit blijkt dat wordt voldaan aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het bestuur van een pensioenfonds legt de in het eerste lid bedoelde nota over aan de Bank. Het bestuur van het fonds legt een wijziging in de nota onverwijld over aan de Bank.

3. In het derde lid wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ vervangen door ‘pensioenfonds’, wordt ‘deze landsverordening’ vervangen door ‘deze wet’, wordt ‘deelnemers en gewezen deelnemers’ vervangen door ‘deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden’ en vervalt: , ten aanzien waarvan geen overdracht of herverzekering van het uit aangegane verplichtingen voortspruitende risico behoeft plaats te hebben,.

N

Artikel 11 vervalt.

O

In artikel 12, eerste lid, wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ vervangen door: pensioenfonds.

P

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13
  • 1. Een pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen.

  • 2. De berekening wordt uitgevoerd met inachtneming van de volgende beginselen:

    • a. de voor de berekening van de technische voorzieningen gebruikte grondslagen inzake overlijden of arbeidsongeschiktheid en levensverwachting worden gebaseerd op prudente beginselen; en

    • b. de methode en de grondslag van de berekening van de technische voorzieningen blijven van boekjaar tot boekjaar ongewijzigd, tenzij wijzigingen daarin gerechtvaardigd zijn als gevolg van een verandering van de juridische, demografische of economische omstandigheden die aan de hypothesen ten grondslag liggen.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze van berekening van de toereikende technische voorzieningen, de daarbij in acht te nemen voorzichtigheidsmarges en kunnen regels worden gesteld over de frequentie waarmee de technische voorzieningen worden berekend.

Q

Na artikel 13 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

Ouderdomspensioen wordt gefinancierd op basis van kapitaaldekking.

Artikel 13b
  • 1. Een pensioenfonds stelt een kostendekkende premie vast die bestaat uit de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld inzake het eerste lid.

Artikel 13c
  • 1. Een pensioenfonds beschikt over een vereist eigen vermogen.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld inzake de berekening en de samenstelling van het vereist eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13d

De technische voorzieningen en de aan het pensioenfonds verstrekte leningen worden volledig door waarden gedekt.

Artikel 13e
  • 1. Een pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:

    • a. de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;

    • b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en

    • c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 16b.

  • 2. Een pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.

  • 3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.

R

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14
  • 1. Een pensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent-person regel en met name gebaseerd is op de volgende uitgangspunten:

    • a. de waarden worden belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden;

    • b. beleggingen in de bijdragende onderneming worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel, en ingeval de bijdragende onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het pensioenfonds premies betaalt, geschieden beleggingen in deze bijdragende ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie; en

    • c. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter waarborging van het prudente beleggingsbeleid nadere regels gesteld.

  • 3. De eisen die zijn opgenomen in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, en de regels die op grond van het tweede lid worden gesteld ten aanzien van de diversificatie van waarden zijn niet van toepassing op beleggingen in staatsobligaties.

  • 4. Ten aanzien van enig ondernemingspensioenfonds mag van het bepaalde in het eerste lid, onder b, worden afgeweken, indien en voor zover de werkgever nieuwe financiële verplichtingen op zich heeft genomen, alsook indien en voor zover het betreft financiële verplichtingen van de werkgever, die verband houden met verhogingen van aanspraken op pensioen over reeds verstreken jaren; zulks onder voorwaarde, dat de aanpassing aan dat artikel wordt nagestreefd volgens een door de Bank goedgekeurd plan.

S

Na artikel 14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 14a
  • 1. Een pensioenfonds gaat geen leningen aan, tenzij de lening tijdelijk wordt aangegaan voor liquiditeitsdoelstellingen en treedt niet namens derde partijen op als garant.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het eerste lid met betrekking tot de tijdelijkheid van de lening en de liquiditeitsdoelstellingen.

Artikel 14b
  • 1. Pensioenfondsen kunnen de voorwaardelijke toeslagverlening financieren door:

    • a. het creëren van technische voorzieningen;

    • b. het creëren van eigen vermogen boven het vereist eigen vermogen ten behoeve van de toeslagverlening;

    • c. het putten uit het eigen vermogen boven het vereist eigen vermogen ten behoeve van de toeslagverlening;

    • d. het hanteren van een opslag op de premie; of

    • e. overrendement.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake het eerste lid.

T

Artikel 15 vervalt.

U

Artikel 16 vervalt.

V

Na artikel 16 worden acht artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 16a
  • 1. Wanneer een pensioenfonds voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet meer voldoet of zal voldoen aan de bij of krachtens artikel 13c gestelde vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen, meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan de Bank.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde situatie dient het pensioenfonds binnen drie maanden of zoveel eerder als de Bank bepaalt ter instemming bij de Bank een concreet en haalbaar langetermijnherstelplan in. In dit langetermijnherstelplan werkt het pensioenfonds uit hoe het uiterlijk binnen 15 jaar zal voldoen aan artikel 13c.

  • 3. Het pensioenfonds handelt onverwijld overeenkomstig het langetermijnherstelplan.

  • 4. Het pensioenfonds rapporteert gedurende de uitvoering van het langetermijnherstelplan de Bank jaarlijks of het herstel verloopt overeenkomstig de doelstellingen van het langetermijnherstelplan; waarbij wordt aangegeven:

    • a. welke activiteiten het pensioenfonds in het afgelopen jaar heeft uitgevoerd;

    • b. welke resultaten deze activiteiten tot dan toe hebben gehad; en

    • c. hoe de actuele positie van het pensioenfonds is.

  • 5. De Bank beoordeelt ten minste eenmaal per drie jaar of aanvullende maatregelen nodig zijn zodat het langetermijnherstelplan ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd.

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud en opstelling van een langetermijnherstelplan.

Artikel 16b
  • 1. Wanneer een pensioenfonds voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet meer voldoet of niet zal voldoen aan de bij of krachtens de artikelen 13 en 13d gestelde vereisten ten aanzien van de toereikende technische voorzieningen, meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan de Bank.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde situatie dient het pensioenfonds binnen twee maanden of zoveel eerder als de Bank bepaalt, een concreet en haalbaar kortetermijnherstelplan ter instemming bij de Bank in. In dit kortetermijnherstelplan werkt het pensioenfonds uit hoe het uiterlijk binnen drie jaar zal voldoen aan de artikelen 13 en 13d waarbij:

    • a. de kans op herstel verbetert;

    • b. de risico’s voor de aanspraak- en pensioengerechtigden niet toenemen; en

    • c. de kans op toeslagverlening niet negatief wordt beïnvloed.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt voor het kortetermijnherstelplan een termijn van een jaar indien niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in het tweede lid, onder a, b en c.

  • 4. Het pensioenfonds handelt onverwijld overeenkomstig het kortetermijnherstelplan.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud en opstelling van een kortetermijnherstelplan.

Artikel 16c
  • 1. Wanneer gedurende de looptijd van het langetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 16a, ingrijpende wijzigingen plaatsvinden in:

    • a. de samenstelling van de technische voorzieningen; of

    • b. de samenstelling, de omvang en de waarde van de beleggingen;

    meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan de Bank.

  • 2. De Bank geeft aan of:

    • a. het bestaande langetermijnherstelplan kan worden gehandhaafd;

    • b. het langetermijnherstelplan binnen drie maanden dan wel eerder moet worden vervangen door een nieuw langetermijnherstelplan, waarbij rekening gehouden wordt met de reeds verstreken looptijd van het te vervangen langetermijnherstelplan. Dit nieuwe langetermijnherstelplan wordt ter instemming bij de Bank ingediend; dan wel

    • c. het bestaande langetermijnherstelplan kan worden ingetrokken en niet vervangen hoeft te worden door een nieuw langetermijnherstelplan.

Artikel 16d
  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden, ten behoeve van de berekeningen, bedoeld bij de artikelen 5b, 13, 13b en 16a en 16b, regels gesteld over:

    • a. het minimale percentage van het gemiddelde loon- of prijsindexcijfer;

    • b. het maximaal te hanteren gemiddelde rendement op vastrentende waarden; en

    • c. de maximaal te hanteren risicopremies op onder andere aandelen en onroerend goed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen worden aangepast wanneer dat noodzakelijk is, rekening houdend met financieel-economische ontwikkelingen in het verleden en realistische inzichten ten aanzien van toekomstige financieel-economische verwachtingen.

Artikel 16e
  • 1. Het pensioenfonds stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bij of krachtens de artikelen 5b, 7f en 13 tot en met 14a bepaalde.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de actuariële en bedrijfstechnische nota.

  • 3. Voor zover risico's zijn overgedragen, herverzekerd of ondergebracht kan de omschrijving, bedoeld in het eerste lid, beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen daarover in de betreffende overeenkomsten is opgenomen.

Artikel 16f
  • 1. Een pensioenfonds doet het boekjaar gelijk lopen met het kalenderjaar.

  • 2. Een pensioenfonds verstrekt periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen staten aan de Bank die de Bank nodig heeft voor de juiste uitoefening van haar taak, bedoeld in artikel 19a.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:

    • a. de inhoud en de modellen van de staten; en

    • b. de wijze, de periodiciteit en de termijnen van de verstrekking.

Artikel 16g
  • 1. De bevoegde actuaris die het actuarieel verslag waarmerkt, is onafhankelijk van het pensioenfonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds.

  • 2. Het is de waarmerkende actuaris niet toegestaan de werkzaamheden, bedoeld in artikel 16e, uit te oefenen voor een pensioenfonds wanneer een andere actuaris of andere deskundige die behoort tot dezelfde organisatie als de waarmerkende actuaris, andere werkzaamheden verricht voor hetzelfde pensioenfonds, tenzij de organisatie van de waarmerkende actuaris een door de Bank goedgekeurde gedragscode heeft over de onafhankelijkheid van de waarmerkende actuaris.

Artikel 16h

De Bank kan een pensioenfonds de verplichting opleggen om binnen een door de Bank te stellen termijn over te gaan tot herverzekering bij een verzekeraar, overdracht aan een verzekeraar of onderbrenging bij een pensioenfonds indien dit naar het oordeel van de Bank noodzakelijk is in verband met:

  • a. de actuariële en bedrijfstechnische opzet van het pensioenfonds; of

  • b. de deskundigheid en betrouwbaarheid van het bestuur.

W

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

Het bestuur van een pensioenfonds zorgt dat de deelnemers in het bezit gesteld worden van een exemplaar van de geldende statuten en reglementen van het fonds. De verzekeraar zorgt dat de deelnemers in het bezit worden gesteld van een exemplaar van de voor hen geldende reglementen. Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds en de verzekeraar zorgen ervoor dat deelnemers in het bezit worden gesteld van een afschrift van de mededeling die de werkgever overeenkomstig artikel 2, derde lid, eerste volzin, aan het fonds of de verzekeraar heeft gedaan.

X

In artikel 18 wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ wordt vervangen door ‘pensioenfonds’ en wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

Y

In artikel 19 vervallen de woorden ‘ter zake’ en wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ vervangen door: pensioenfonds of van een verzekeraar.

Z

Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe bij besluit van de Bank aangewezen personen.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, met uitzondering van de artikelen 5.18 en 5.19.

AA

Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘van een ondernemingspensioenfonds’ vervangen door ‘van een pensioenuitvoerder’, wordt ‘toezeggingen omtrent pensioen’ vervangen door ‘pensioenovereenkomsten’ en wordt ‘een aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds’ vervangen door: een aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds dan wel bij een bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar.

2. Onder vernummering van het zesde lid tot het zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Degene die een woning binnentreedt, legitimeert zich vooraf en doet vooraf mededeling van het doel van het binnentreden.

BB

Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘ondernemingspensioenfonds’ vervangen ‘pensioenfonds’, wordt ‘de artikelen 5 tot en met 11, 15 en 17’ vervangen door ‘deze wet’, wordt ‘deze landsverordening’ vervangen door ‘deze wet’ en wordt ‘toezeggingen omtrent pensioen’ vervangen door: pensioenovereenkomsten.

2. In het tweede lid wordt ‘de Gouverneur’ vervangen door: Onze Minister.

CC

Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21a
  • 1. De Bank kan een pensioenuitvoerder die niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, door middel van het geven van een aanwijzing verplichten om binnen een door de Bank gestelde redelijke termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aangegeven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.

  • 2. De Bank kan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid eveneens aan een pensioenfonds geven indien zij tekenen ontwaart van een ontwikkeling die het eigen vermogen, de solvabiliteit, de liquiditeit of de bedrijfsvoering van het pensioenfonds in gevaar kunnen brengen.

DD

Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Op verzoek van de Bank kan het Hof van Justitie over een pensioenfonds een bewindvoerder aanstellen indien:

    • a. het beheer van het fonds blijk geeft van een zodanig wanbeleid dat de belangen van de deelnemers en andere gerechtigden een onmiddellijke voorziening vereisen;

    • b. het bestuur van het fonds is komen te ontbreken.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien het Hof van Justitie het verzoek toewijst, bepaalt het de duur waarvoor de bewindvoerder is aangesteld. Het kan deze duur op verzoek van de Bank of van de bewindvoerder verlengen dan wel verkorten. Het Hof van Justitie kan de bewindvoerder een bezoldiging toekennen ten laste van:

    • a. het pensioenfonds of, wanneer de financiële omstandigheden van het pensioenfonds dit niet toestaan;

    • b. de werkgever of, wanneer de financiële omstandigheden van de werkgever dit niet toestaan;

    • c. de Bank.

3. In het vierde lid wordt ‘het bestuur’ vervangen door: het bestuur of een of meer door het Hof van Justitie aangewezen leden van het bestuur.

4. In het vijfde lid wordt ‘op de grond, genoemd in het eerste lid, onder a, van dit artikel’ vervangen door: op een van de gronden, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, van dit artikel.

EE

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a
  • 1. Onverminderd artikel 27 kan de Bank indien niet of niet tijdig wordt voldaan aan een uit deze wet voortvloeiende verplichting, een geldboete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1a, 5a, eerste, tweede en vijfde tot en met achtste lid, 5b, 7e, 13b, 13c, tweede lid, 13e, 14, eerste en tweede lid, 14a, eerste en tweede lid, 14b, 16a, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 16b, eerste tot en met derde lid, 16c, 16e, tweede lid, 16f, eerste tot en met derde lid, 21a, eerste lid en 26b, eerste lid, van de wet en van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zoals van toepassing verklaard in artikel 19a van de wet.

  • 2. De hoogte van de boete voor de verscheidene overtredingen wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij kan worden bepaald dat de boete wordt opgelegd voor elke dag die de betrokkene in overtreding is.

  • 3. Alvorens over te gaan tot oplegging van een boete stelt de Bank de betrokkene schriftelijk op de hoogte van het voornemen een boete op te leggen, onder vermelding van de gronden waarop dat voornemen berust.

  • 4. De artikelen 4:97, 4:98, 4:116, 5:1, 5:9, 5:10a, 5:41, 5:44, 5:45, 5:46, derde lid, 5:49, 5:50, 5:54 en 10:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    • a. voor de in artikel 4:98, tweede lid, en 5:53, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde bedragen in euro’s van € 20, € 10 respectievelijk € 340 gelezen moet worden USD 15, USD 7 respectievelijk USD 250;

    • b. voor de in artikel 4:98, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen verwijzing naar artikel 119, eerste en tweede lid, 120, eerste lid, en 125 van Boek 6 het Burgerlijk Wetboek gelezen moet worden: artikel 119, eerste en tweede lid, 120 en 125 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES;

    • c. voor de in artikel 4:116 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen verwijzing naar het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelezen moet worden: het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

    • d. voor de in artikel 5:1 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen verwijzing naar artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht gelezen moet worden: artikel 53, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES.

FF

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23
  • 1. De Bank stelt jaarlijks een begroting, een verantwoording en een jaarverslag op terzake van de haar op grond van deze wet opgedragen taken en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. De artikelen 154 tot en met 157 en 159 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de inhoud en indiening van de begroting, het jaarverslag en de verantwoording.

  • 3. Tegen besluiten van Onze Minister inzake instemming met de begroting of de verantwoording staat geen beroep open.

GG

Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

De Bank verstrekt Onze Minister desgevraagd de gegevens of inlichtingen die deze behoeft om zich over de uitvoering van deze wet in de praktijk of over de uitvoerbaarheid van beleidsvoornemens of voorgenomen wettelijke voorschriften een oordeel te vormen.

HH

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24
  • 1. De Bank brengt de kosten van de werkzaamheden die zij verricht in verband met de uitvoering van de taken op grond van deze wet in rekening bij de pensioenuitvoerders ten aanzien waarvan die werkzaamheden worden verricht, voor zover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting. Tot de kosten behoren onder meer de kosten die zij ter voorbereiding op de uitvoering van nieuwe onderdelen van haar taak heeft gemaakt, voordat deze aan haar werden opgedragen. De kosten voor verzekeraars en pensioenfondsen worden gescheiden in rekening gebracht.

  • 2. De kosten worden gebaseerd op de begroting waarmee Onze Minister heeft ingestemd en op het exploitatiesaldo, indien Onze Minister heeft ingestemd met de verantwoording waarin een voorstel als bedoeld in artikel 159, tweede lid, van de Pensioenwet is opgenomen.

  • 3. Op de begrote kosten worden de opbrengsten uit bestuurlijke boeten, voor zover de hieraan ten grondslag liggende besluiten van de Bank in het voorafgaande jaar onherroepelijk zijn geworden, in mindering gebracht.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel. De nadere regels hebben onder meer betrekking op de wijze waarop de toezichtkosten worden berekend, de toerekening van toezichthandelingen en -kosten aan pensioenuitvoerders en de doorberekening van de toezichtkosten aan de pensioenuitvoerders.

II

In artikel 25 wordt ‘landsbesluit’ vervangen door ‘algemene maatregel van bestuur’, wordt ‘landsverordening’ vervangen door ‘wet’ en vervalt de zinsnede ‘, de Sociaal Economische Raad en de Bank gehoord,’.

JJ

Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

Bij regeling van Onze Minister kunnen met het oog op een goede invoering van deze wet aanvullende regels van overgangsrecht worden gesteld.

KK

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26
  • 1. De Bank kan, rekening houdend met de specifieke situatie van het pensioenfonds en in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden, op aanvraag van een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van het bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6, 7, 10, 13, 14, eerste lid, onder b, 16b, 17, 19 en 25 bepaalde, indien het pensioenfonds aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

  • 2. De Bank kan in bijzondere gevallen, rekening houdend met de specifieke situatie van het pensioenfonds en in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden, op aanvraag van een pensioenfonds, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van het bij of krachtens artikel 16a bepaalde.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waaraan de houder van een ontheffing dient te voldoen en met betrekking tot het verlenen van de ontheffing.

LL

Na artikel 26 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 26a

Onze Minister kan na overleg met de Bank vrijstelling verlenen van de in artikel 16a en 16b genoemde termijnen van 15 jaar respectievelijk drie en een jaar, indien er sprake is van een uitzonderlijke economische situatie waardoor de meeste pensioenfondsen niet kunnen voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde vereisten inzake het vereiste eigen vermogen, de toereikende technische voorzieningen en de dekking daarvan door waarden.

Artikel 26b
  • 1. Indien een pensioenuitvoerder werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt hij er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens deze wet gestelde regels, die van toepassing zijn op de uitbestedende pensioenuitvoerder, naleeft.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen:

    • a. werkzaamheden worden aangewezen die niet mogen worden uitbesteed;

    • b. regels worden gesteld met betrekking tot de uitbesteding in verband met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

    • c. regels worden gesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die verband houden met de uitbesteding.

MM

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27
  • 1. Overtreding van het bepaalde bij de artikelen 4, tweede lid, 18, 19, 20, tweede lid, en 30, tweede en derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Met dezelfde straf wordt gestraft overtreding van voorschriften, krachtens deze wet bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van deze wet aangeduid.

  • 3. De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

NN

In artikel 28 wordt ‘landsverordening’vervangen door ‘wet’ en wordt ‘ondernemingspensioenfondsen’ vervangen door: pensioenuitvoerders.

OO

Artikel 29 vervalt.

PP

Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een voor 30 maart 1985 opgericht ondernemingspensioenfonds dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, wordt geacht rechtspersoon te zijn vanaf 31 maart 1985. Het bepaalde in artikel 4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een voor 30 maart 1985 opgericht ondernemingspensioenfonds met dien verstande dat de verplichting, bedoeld in de eerste volzin, van dat artikellid, binnen een maand vanaf 31 maart 1985 wordt nagekomen.

3. Het derde en vierde lid vervallen.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Een ondernemingspensioenfonds is niet verplicht tot toekenning van een premievrije aanspraak op weduwenpensioen op grond van artikel 8 van deze wet aan de vrouw wier huwelijk met een deelnemer voor 31 maart 1985 is geëindigd.

    Een bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar is niet verplicht tot toekenning van een premievrije aanspraak op weduwenpensioen op grond van artikel 8 van deze wet aan de vrouw wier huwelijk met een deelnemer voor de transitiedatum is geëindigd.

    Een pensioenuitvoerder is niet verplicht tot toekenning van een premievrije aanspraak op weduwnaarspensioen op grond van artikel 8 van deze wet aan de man wiens huwelijk met een deelnemer voor de transitiedatum is geëindigd.

5. Het zesde lid vervalt.

QQ

Na artikel 30 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 31
  • 1. De vrouw met wie een gewezen deelnemer aan een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door een ondernemingspensioenfonds op 31 maart 1985 is gehuwd, verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gewezen deelnemer heeft behouden bij het eindigen van zijn deelneming; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De vrouw met wie een gepensioneerde die deelnam aan een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door een ondernemingspensioenfonds op 31 maart 1985 is gehuwd, verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gepensioneerde heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De vrouw met wie een gewezen deelnemer aan een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door een bedrijfstakpensioenfonds of verzekeraar op de transitiedatum is gehuwd, verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gewezen deelnemer heeft behouden bij het eindigen van zijn deelneming; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De vrouw met wie een gepensioneerde die deelnam aan een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door een bedrijfstakpensioenfonds of verzekeraar op de transitiedatum is gehuwd, verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gepensioneerde heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De man met wie een gewezen deelnemer aan een pensioenregeling op de transitiedatum is gehuwd verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwnaarspensioen als de gewezen deelnemer heeft verkregen bij het eindigen van zijn deelneming; iedere andere aanspraak op weduwnaarspensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De man ontvangt op zijn verzoek een bewijs van zijn aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32
  • 1. In afwijking van artikel 1a geldt de verplichting tot onderbrenging door het sluiten van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst niet ten aanzien van pensioenaanspraken die zijn verworven voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 1a van deze wet, dat is gelegen een jaar na de transitiedatum.

  • 2. In afwijking van artikel 16f is het eerste boekjaar na de transitiedatum langer dan het kalenderjaar omdat de periode vanaf de transitiedatum tot 1 januari mede in aanmerking wordt genomen wanneer de transitiedatum niet op 1 januari ligt.

  • 3. Tot drie jaar na de transitiedatum luidt de tekst van artikel 14b, eerste lid, onderdelen b en c:

    • b. het creëren van eigen vermogen ten behoeve van de toeslagverlening;

    • c. het putten uit het eigen vermogen behoeve van de toeslagverlening.

  • 4. De artikelen 13c en 16a treden in werking drie jaar na de transitiedatum.

Artikel 33

Deze wet wordt aangehaald als: Pensioenwet BES.

Artikel 11.7

De Wet op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, wordt ‘eilandsbesluit houdende algemene maatregelen’ vervangen door ‘eilandsverordening’ en wordt ‘dat besluit’ vervangen door ‘die verordening’.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt ‘algemene maatregel van bestuur’vervangen door: eilandsverordening.

C

In artikel 11, eerste lid, wordt ‘eilandsbesluit houdende algemene maatregelen’ vervangen door ‘eilandsverordening’, wordt ‘de maatregel’ vervangen door ‘de verordening’ en wordt ‘dat eilandsbesluit’ vervangen door ‘die eilandsverordening’.

D

In artikel 12, vierde lid, wordt ‘algemene maatregel van bestuur,’ vervangen door ‘eilandsverordening’.

E

Artikel 18 vervalt.

Artikel 11.8

De Stuwadoorswet 1946 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zin ’Het bestuurscollege wijst de ambtenaren aan, belast met de naleving der krachtens dit lid uitgevaardigde voorschriften.’.

2. In het derde lid wordt  "bij besluit ’ vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

B

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Deze wet wordt aangehaald als: Stuwadoorswet 1946 BES.

Artikel 11.9

De Wet arbeid vreemdelingen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt te luiden:

d. verblijfsvergunning: de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet toelating en uitzetting BES;.

2. Onderdeel f komt te luiden:

f. lokale arbeidsmarkt: de arbeidsmarkten van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba samen.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt de zinsnede ‘, onderdelen a, b, c, d, e, g, h en i,’.

2. Onderdeel b vervalt.

3. In onderdeel d wordt ‘de minister van Justitie’ vervangen door: Onze Minister van Justitie.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het negende en tiende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 7. In afwijking van het vijfde lid, aanhef en onderdeel c, wordt een aanvraag onmiddellijk in behandeling genomen, indien Onze Minister van oordeel is:

    • a. dat sprake is van buitengewone omstandigheden die een spoedige vervulling van de arbeidsplaats noodzakelijk maken en deze omstandigheden niet door de werkgever waren te voorzien of door hem waren te beïnvloeden; of

    • b. dat het vanwege het specifieke karakter van de werkzaamheden op voorhand duidelijk is dat voor de desbetreffende arbeidsplaats geen arbeidskrachten beschikbaar zijn op de lokale arbeidsmarkt.

  • 8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die per openbaar lichaam kunnen verschillen, waarbij kan worden afgeweken van het vijfde lid, aanhef en onderdeel c:

    • a. ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten;

    • b. in het kader van scholing en opleiding;

    • c. vanwege de aard van de te verrichten werkzaamheden;

    • d. ten behoeve van vreemdelingen die beschikken over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning;

    • e. ten behoeve van vreemdelingen die een aanvraag hebben ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met internationale bescherming.

2. In het tiende lid (nieuw) wordt ‘zes’ vervangen door: vijf.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘arbeidsverhouding’ vervangen door: arbeidsverhoudingen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.

E

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7
  • 1. Een tewerkstellingsvergunning wordt voor ten hoogste drie jaar verleend.

  • 2. Een tewerkstellingsvergunning kan worden verlengd, waarbij de gehele duur van de tewerkstellingsvergunning en de verlenging de termijn van drie jaar niet overschrijdt.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor de daarbij aangewezen categorieën van vreemdelingen of categorieën van werkzaamheden een tewerkstellingsvergunning die voor minder dan drie jaar is verleend, niet wordt verlengd.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. indien naar het oordeel van het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de arbeid uitsluitend of in hoofdzaak wordt of zal worden verricht, voor het doen verrichten van de arbeid waarop de tewerkstellingsvergunning betrekking heeft arbeidskrachten op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn;.

2. Het eerste lid, onderdeel e, vervalt.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt een tewerkstellingsvergunning toegekend, indien Onze Minister van oordeel is, dat sprake is van buitengewone omstandigheden die een spoedige vervulling van de arbeidsplaats noodzakelijk maken en deze omstandigheden niet door de werkgever waren te voorzien of door hem waren te beïnvloeden.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die per openbaar lichaam kunnen verschillen, waarbij kan worden afgeweken van het eerste lid, aanhef en onderdeel a:

    • a. ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten;

    • b. in het kader van scholing en opleiding;

    • c. vanwege de aard van de te verrichten werkzaamheden;

    • d. ten behoeve van vreemdelingen die beschikken over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning;

    • e. ten behoeve van vreemdelingen die een aanvraag hebben ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met internationale bescherming.

G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘arbeidsverhouding’ vervangen door: arbeidsverhoudingen.

2. De punt aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door een puntkomma.

H

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ voor de tekst vervalt.

2. De zinsnede ‘artikel 5, achtste lid,’ wordt vervangen door: artikel 5, tiende lid,.

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘toezicht houdende’ vervangen door: toezichthoudende.

2. In het tweede lid wordt ‘het toezicht houdende’ vervangen door: de toezichthoudende.

J

In de artikelen 15, tweede lid, en 17, eerste lid, wordt ‘toezicht houdende’ vervangen door: toezichthoudende.

HOOFDSTUK 12. MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Artikel 12.1

In de artikelen 1, aanhef, en 18, derde lid, van de Havenbeveiligingswet BES wordt ‘dit landsbesluit’ vervangen door: deze wet.

Artikel 12.2

De Vaartuigenwet 1930 BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 16, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

B

In artikel 18 wordt ‘verordening’ vervangen door: wet.

Artikel 12.3

De Wet maritiem beheer BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Het opschrift van hoofdstuk 5 komt te luiden: Handhaving.

B

Het opschrift van paragraaf 5.1 komt te luiden: Toezicht en opsporing.

C

In artikel 5, vierde lid, wordt ‘de Minister’ vervangen door: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

D

In de artikelen 22, zesde lid, 35, eerste lid, aanhef, en artikel 84, eerste lid, wordt ‘landsverordening’vervangen door: wet.

E

Artikel 29 vervalt.

F

In artikel 40, vijfde lid, wordt ‘Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ vervangen door: Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

G

Artikel 50 wordt geplaatst onder paragraaf 5.1 Toezicht en komt te luiden:

Artikel 50
  • 1. Met de opsporing van de in deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij besluit van Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

H

In de artikelen 53, eerste lid, en 80, derde lid, vervalt het zinsdeel ‘artikel 29, vijfde lid,’.

I

Artikel 96 vervalt.

Artikel 12.4

De Wet opruiming van schepen en wrakken BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2, eerste en vierde lid, wordt ‘De minister’ vervangen door: Onze Minister.

B

In artikel 16, vierde lid, wordt ‘de rechtspersoon de Nederlandse Antillen’ vervangen door: de Staat der Nederlanden.

Artikel 12.5

De Wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 29, eerste lid, en 32, eerste lid, wordt ‘landsverordening’ vervangen door: wet.

B

In de artikelen 29, eerste en vierde lid, en 30, vierde lid, wordt ‘de minister’ vervangen door: Onze Minister.

C

In artikel 30, eerste en derde lid, wordt ‘De minister’ vervangen door: Onze Minister.

D

In artikel 38, eerste lid, wordt na ‘bij of krachtens’ ingevoegd: de artikelen.

Artikel 12.6

De Luchtvaartwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘deze landsverordening’ vervangen door: deze wet.

2. In het eerste lid, onderdeel b wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

B

In artikel 22a wordt ‘Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’ telkens vervangen door: Bij ministeriële regeling.

C

In artikel 58, vierde lid, vervalt: USD.

D

Artikel 69 komt te luiden:

Artikel 69
  • 1. Op verzoek wordt een bewijs van inschrijving, luchtwaardigheid, bevoegdheid of gelijkstelling, of een ontheffing afgegeven bij of krachtens hoofdstuk II van de Luchtvaartlandsverordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES, en die haar geldigheid niet verloren heeft voor een periode van vijf jaren vanaf de datum van inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES gelijkgesteld met een bewijs van inschrijving, luchtwaardigheid, bevoegdheid of gelijksteling, of een ontheffing afgegeven bij of krachtens hoofdstuk 2 of 3 van de Wet luchtvaart.

  • 2. Op verzoek wordt een vergunning of ontheffing afgegeven bij of krachtens hoofdstuk III, afdeling 2 en afdeling 3, paragraaf 5, van de Luchtvaartlandsverordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES, en die haar geldigheid niet heeft verloren voor een periode van vijf jaren vanaf de datum van inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES gelijkgesteld met een vergunning afgegeven bij of krachtens hoofdstuk 4 van de Wet luchtvaart.

  • 3. Andere dan de in het eerste of tweede lid genoemde bij of krachtens de Luchtvaartlandsverordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES, afgegeven beschikkingen die hun geldigheid niet hebben verloren behouden vanaf de inwerkingtreding van de Aanpassingwet BES gedurende 5 jaren hun geldigheid voor zover gedurende die periode aan het bij of krachtens de Luchtvaartlandsverordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES, is voldaan.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de procedure voor de afgifte van een gelijkstelling.

Artikel 12.7

De Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, eerste lid, aanhef, en tweede lid, en 3, eerste lid, wordt ‘verordening’ vervangen door: wet.

B

In artikel 3, tweede lid, wordt "Wetboek van Strafrecht Bonaire, Sint Eustatius en Saba" vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

C

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

Deze wet wordt aangehaald als: "Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES.

D

De artikelen 7 en 8 vervallen.

Artikel 12.8

In artikel 3a, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt ‘bij of krachtens die maatregel’ vervangen door: bij die regeling.

HOOFDSTUK 13. MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Artikel 13.1

De Wet Inspectie voor de Volksgezondheid BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdeel a wordt ‘de Landsverordening, regelende de uitoefening van de geneeskunde’ vervangen door: het Besluit geneeskunde BES.

2. In het tweede lid, onderdeel b wordt ‘Landsverordening houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid tot uitoefening van de artsenijbereidkunde als apotheker of als apothekersassistent (P.B. 1960, no. 58)’ vervangen door: Besluit bevoegdheid apothekers en apothekersassistenten BES.

3. In het derde lid wordt ‘bij landsbesluit’ vervangen door: bij algemene maatregel van bestuur.

B

In artikel 11, eerste lid, wordt ‘blad waarin van landswege officiële berichten worden geplaatst’ vervangen door: Staatscourant en wordt ‘bij landsbesluit’ vervangen door: bij algemene maatregel van bestuur.

C

In artikel 15 wordt ‘landsverordeningen’ vervangen door: wetten.

D

In artikel 18, tweede lid, wordt ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ vervangen door: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

E

In artikel 19 wordt ‘Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: Burgerlijk Wetboek BES.

F

Artikel 22 komt te luiden als volgt:

Artikel 22
  • 1. Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist.

  • 2. Indien zaken zijn meegevoerd en opgeslagen, doet de Inspectie daarvan procesverbaal opmaken, waarvan afschrift wordt verstrekt aan de rechthebbende.

  • 3. De Inspectie draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende, zodra dat redelijkerwijze nodig is.

  • 4. De Inspectie is bevoegd de afgifte op te schorten totdat de verschuldigde kosten zijn voldaan.

  • 5. Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, is de Inspectie bevoegd de afgifte op te schorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan.

  • 6. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn niet aansprakelijk voor afgifte van het opgeslagene aan een onbevoegde.

G

In artikel 28, derde lid, wordt ‘Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Wetboek van Strafrecht BES.

H

In artikel 28, eerste lid, wordt ‘van ten hoogste een miljoen gulden’ vervangen door: van ten hoogste een geldboete van de zesde categorie.

I

In artikel 37, tweede lid, wordt ‘Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ vervangen door: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.

J

In artikel 39, eerste lid, wordt ‘blad waarin van landswege officiële berichten worden geplaatst’ vervangen door: Staatscourant en wordt ‘bij landsbesluit’ vervangen door: bij algemene maatregel van bestuur.

K

In artikel 40, eerste lid, wordt ‘van ten hoogste NAF. 50.000,’ vervangen door: van ten hoogste een geldboete van de vijfde categorie.

L

Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘van ten hoogste NAF. 250.000, vervangen door: van ten hoogste een geldboete van de vijfde categorie.

2. In het tweede lid wordt ‘van ten hoogste honderdduizend gulden’ vervangen door: van ten hoogste een geldboete van de zesde categorie.

Artikel 13.2

De Wet medisch tuchtrecht BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 6, tweede lid, wordt ‘verklaArtitel’ vervangen door: verklaard.

B

Artikel 12, tweede lid, tweede volzin, komt te luiden als volgt:

Blijkt dat de klacht kennelijk ongegrond of van onbeduidende aard is, dan kan het College haar zonder nader onderzoek afwijzen.

C

In artikel 15a, eerste volzin, wordt ‘deze verordening’ vervangen door: deze wet en wordt ‘Artikel’ vervangen door: artikel.

D

In artikel 15 a wordt ‘v.h.’ telkens vervangen door: van het en wordt ‘t.a.v.’ telkens vervangen door: ten aanzien van.

E

Artikel 17, tweede lid, komt te luiden als volgt:

  • 2. Hoger beroep kan worden ingesteld:

    • a. door degeen, ten aanzien waarvan een der maatregelen, bedoeld in artikel 7, lid l is toegepast;

    • b. door degeen, op wiens schriftelijke klacht, als bedoeld in artikel 12, de zaak aanhangig is gemaakt, doch alleen indien niet-ontvankelijkverklaring, afwijzing zonder nader onderzoek, of niet-toepassing na onderzoek, van een der in artikel 7, lid l bedoelde maatregelen is gevolgd.

F

In artikel 19 wordt ‘Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur,’ vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel 13.3

De Warenwet BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden als volgt:

a. de Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

B

In de artikelen 2, vijfde lid, 3, zesde en zevende lid, wordt ‘landsbesluit’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

C

In artikel 2, vijfde lid, wordt ‘de Staten’ vervangen door: de Staten-Generaal.

D

In artikel 9, eerste lid, wordt ‘het bepaalde in de Vergunninglandsverordening (P.B. 1963, no. 28) vervangen door: het bepaalde in de Vergunningwet BES.

E

In artikel 19a wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

F

Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘geldboete van ten hoogste een miljoen (NAF. 1.000.000,–) gulden’ vervangen door: een geldboete van ten hoogste de zesde categorie.

2. In het tweede lid wordt ‘geldboete van ten hoogste honderdduizend (NAF. 100.000,–) gulden’ vervangen door: een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie.

3. In het derde lid wordt ‘geldboete van ten hoogste duizend (NAF. 1.000,–) gulden’ vervangen door: een geldboete van ten hoogste de tweede categorie.

G

In artikel 28, eerste lid, wordt ‘Publicatieblad’ vervangen door: Staatsblad.

H

Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de eerste volzin wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Voor de tweede volzin wordt de aanduiding ‘2.’ geplaatst.

Artikel 13.4

De Opiumwet 1960 BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 11, vierde lid, wordt ‘twaalfduizend’ vervangen door: de derde categorie.

B

In artikel 14, tweede lid, wordt ‘landsverordeningen’ vervangen door: wetten.

C

In artikel 7, derde lid, onderdeel a, wordt ‘Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening (P.B. 1960, no. 59)’ vervangen door: Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES.

D

In artikel 14, derde lid, wordt ‘de Strafwet van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: het Wetboek van Strafrecht BES.

Artikel 13.5

De Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel c, wordt ‘Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid’ vervangen door: Wet Inspectie voor de Volksgezondheid BES.

2. In artikel 1, onderdeel d, wordt ‘Zelfstandigheden’ vervangen door: zelfstandigheden.

3. Inartikel 1, onderdeel f, wordt ‘Verpakte’ vervangen door: verpakte.

B

In artikel 3, tweede lid, wordt ‘De minister’ vervangen door: De Minister.

C

In de artikelen 5, tweede lid, onderdeel c, artikel 5, vijfde lid, onderdeel b, artikel 6, artikel 16 tweede lid, artikel 27 derde lid, en artikel 37, eerste lid, wordt ‘landsbesluit houdende algemene maatregelen’ telkens vervangen door: bij algemene maatregel van bestuur.

D

Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘geneeskundigen, die zich in een der buitendistricten in het eilandgebied Aruba of Curaçao, of in een der eilandgebieden Bonaire of de Bovenwindse Eilanden vestigen, doch uitsluitend in het district of het eilandgebied waar zij zich vestigen’ vervangen door: geneeskundigen, die zich in een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba vestigen, doch uitsluitend in dat openbaar lichaam.

2. In het derde lid wordt ‘district of eilandgebied’ vervangen door: openbaar lichaam.

E

In artikel 37, tweede lid, wordt ‘Het in het vorige lid bedoelde landsbesluit’ vervangen door: De in het vorige lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.

F

In artikel 40 wordt ‘een in de Nederlandse Antillen’ vervangen door: een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

G

In artikel 49 wordt ‘geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden’ vervangen door’ geldboete van ten hoogste de tweede categorie.

Artikel 13.6

De Wet organisatie bloedvoorziening BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt ‘bestuurscollege : het bestuurscollege van elk der eilandgebieden van de Nederlandse Antillen;’ vervangen door: bestuurscollege: het bestuurscollege van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

B

In artikel 3, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of in Nederland.

C

In de artikelen 12, onderdeel b, en 13, onderdeel b, wordt ‘Landsverordening op de Geneesmiddelenvoorziening (P.B. 1960, no. 59)’ telkens vervangen door: Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES.

D

In artikel 19, eerste lid, wordt ‘het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: het Wetboek van Strafrecht BES’.

E

In artikel 20 wordt ‘NAF. 50.000,– vervangen door: een boete van de vijfde categorie.

F

Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘NAF. 25.000,–‘ vervangen door: een boete van de vierde categorie.

2. In het tweede lid wordt ‘NAF. 50.000,–‘ vervangen door: een boete van de vijfde categorie.

Artikel 13.7

De Wet toezicht op krankzinnigen BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 4 wordt ‘den Inspectie voor de Volksgezondheid’ vervangen door: de inspecteur.

B

In de artikelen 6, tweede lid, 11 , 12 en 28 wordt ‘Inspectie voor de Volksgezondheid’ vervangen door: inspecteur.

C

In artikel 10, tweede lid, wordt ‘Inspecteur voor de Volksgezondheid’ vervangen door: inspecteur.

D

In artikel 21 wordt voor de tweede volzin de aanduiding ‘2.’ geplaatst.

E

In artikel 35 wordt ‘ten hoogste zeshonderd gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

F

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt ‘ten hoogste driehonderd gulden’ vervangen door: de eerste categorie;

b. in onderdeel E wordt ‘ten hoogste zestig gulden’ vervangen door: de eerste categorie.

Artikel 13.8

De Wet zorginstellingen BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, onderdeel d, wordt ‘Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid (P.B. 2003, no. 8)’ vervangen door: Wet Inspectie voor de Volksgezondheid BES.

B

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘eilandelijke dienst of raad’ vervangen door: dienst van het openbaar lichaam belast met de openbare gezondheidszorg.

C

In artikel 21 wordt ‘eilandgebied’ vervangen door: openbaar lichaam.

D

In de artikelen 23 en 24 wordt ‘Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid’ vervangen door: Wet Inspectie voor de Volksgezondheid BES.

E

Artikel 27, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. ‘de Staten’ wordt vervangen door: de Staten-Generaal.

2. ‘het bestuurscollege van elk der eilandgebieden doet’ wordt vervangen door: De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba doen.

3. ‘eilandgebied’ wordt vervangen door: openbaar lichaam.

Artikel 13.9

De Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES wordt gewijzigd als volgt:

A

1. In de artikelen van deze wet wordt ‘landsverordening’ telkens vervangen door: wet.

2. In de artikelen van deze wet wordt ‘landsbesluit, houdende algemene maatregelen’ en ‘landsbesluit’ telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

3. In de artikelen van deze wet wordt ‘eilandgebieden’ vervangen door: openbare lichamen.

4. In de artikelen van deze wet wordt ‘de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

B

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel a komt te luiden als volgt: Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Onderdeel e. vervalt.

C

In artikel 4, derde lid, wordt ‘de Staten’ telkens vervangen door: de Staten-Generaal.

D

In artikel 8, vierde lid, wordt ‘Minister van Algemene Zaken’ vervangen door: Minister.

E

In artikel 11, zesde lid, wordt ‘Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen’ vervangen door: Wetboek van Koophandel BES.

F

Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, wordt ‘De Bank’ vervangen door: Onze Minister’ en wordt ‘Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf (P.B. 1990, no. 77)’ vervangen door: Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES.

2. Het tweede en derde lid vervallen.

G

Artikel 20, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. ‘Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (PB. 1956, no. 9)’ en ‘Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943’ wordt vervangen door: Wet op de inkomstenbelasting BES.

2. ‘Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) wordt vervangen door: Wet algemene ouderdomsverzekering BES.

3. ‘Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) wordt vervangen door: Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES.

H

In artikel 21, vierde lid, wordt ‘NAF. 361.677,–‘ vervangen door: USD 202.054,19.

I

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254)’ vervangen door: Wet loonbelasting BES.

2. In het derde lid wordt ‘Landsverordening ondernemingspensioenfondsen (P.B. 1985, no. 44)’ vervangen door: Wet ondernemingspensioenfondsen BES.

3. In het derde lid wordt ‘’Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen’ vervangen door: Algemeen Pensioenfonds BES.

4. In het vijfde lid wordt ‘Landsontvanger’ vervangen door: ontvanger.

5. In het zesde lid wordt ‘de Landsverordening op de invordering van directe belastingen 1943 (P.B. 1942, no. 248)’ vervangen door: Hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES.

J

In artikel 27, vierde lid, wordt ‘van de Landsverordening houdende regeling van de invoerdering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspeging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen (P.B. 1942, no. 246)’ vervangen door: in Hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES.

K

In artikel 28, tweede lid, wordt ‘NAF. 50,-‘ vervangen door: USD 27,93.

L

In artikel 39, eerste lid, wordt ‘de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (P.B. 1941, no. 12)’ vervangen door: Hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES.

M

In artikel 40, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘Departement van Volksgezondheid en Milieuhygiëne’ vervangen door: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

N

In artikel 42, vijfde lid, wordt ‘Wetboek van Strafvordering’ vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.

O

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘vijfduizend gulden’ vervangen door: een boete van de tweede categorie.

2. In het derde lid wordt ‘honderd gulden’ vervangen door: ten hoogste de eerste categorie.

P

In de artikelen 48, eerste en tweede lid, 49, 50, tweede lid en 53 wordt ‘vijftigduizend gulden’ telkens vervangen door:de vijfde categorie.

Q

In de artikelen 50, eerste lid, 51 en 52 wordt ‘honderdduizend gulden’ telkens vervangen door: de zesde categorie.

HOOFDSTUK 14. MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Artikel 14.1

De Wet drinkwater BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Vóór de tekst van de eerste volzin wordt de aanduiding ‘1.’ Geplaatst.

2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel d komt te luiden:

d. inspecteur: inspecteur als bedoeld in artikel 24, eerste lid;.

b. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;.

B

In de artikelen 4, eerste lid, 12, tweede, derde, vierde en zesde lid, 14, eerste lid, 17, eerste lid, 18, tweede lid, onderdeel b, en 25, vierde lid, wordt ‘algemene maartregel van bestuur’ telkenmale vervangen door: algemene maatregel van bestuur.

C

In artikel 5, eerste lid, onderdelen e en f, wordt ‘Wet VROM BES’ vervangen door: Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES.

D

Vóór de tekst van artikel 14, eerste en tweede volzin, wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

E

In artikel 24, zesde lid, wordt ‘artikel 157, tweede en vierde lid’ vervangen door:artikel 157, tweede en derde lid.

F

Vóór de tekst van artikel 36, eerste en tweede volzin, wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

Artikel 14.2

De Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘regeringsbeleid’vervangen door: rijksbeleid.

2. In het tweede lid wordt ‘de bestuurscolleges der eilandgebieden’ vervangen door: de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

B

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘het ‘rijksbeleid’ wordt’ vervangen door: het rijksbeleid wordt.

C

In artikel 5, tweede lid, wordt ‘de eilandgebieden’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

D

In de titel van Hoofdstuk III wordt ‘de eilandgebieden’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

E

In artikel 7, eerste lid, wordt ‘eilandgebied’ vervangen door: openbaar lichaam.

F

In artikel 14, eerste lid en tweede lid, onder a, wordt ‘het eilandgebied’ vervangen door: het openbaar lichaam.

G

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. in het tweede lid, wordt ‘Het in de aanhef’ vervangen door: De in de aanhef;

2. in het vierde lid wordt ‘de eilandgebieden’ vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

H

In artikel 16, derde lid, wordt ‘ieder eilandgebied’ vervangen door: ieder openbaar lichaam.

I

In artikel 17 wordt ‘een eilandgebied’ vervangen door: een openbaar lichaam.

Artikel 14.3

De Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a, eerste lid, wordt ‘kadaster,’ vervangen door: kadaster.

B

In artikel 3 wordt ‘bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen’ vervangen door: bij algemene maatregel van bestuur.

C

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6
  • 1.  De percelen gronds, welke op aanvraag van belanghebbenden zijn opgemeten, worden op hun kosten, ten genoegen van het Kadaster, van duurzame officiële grenstekenen voorzien, welke grenstekenen zullen bestaan uit baksteen, betonnen of ijzeren kentekenen.

  • 2. De percelen gronds, welke ten behoeve van de inrichting van het Kadaster zijn opgemeten, worden op kosten van het betrokken openbaar lichaam van gelijke grenstekenen voorzien.

  • 3. Verplaatsing van eenmaal aangebrachte grenstekenen, zonder toestemming van het Kadaster, is verboden.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘ter beoordeeling’ vervangen door: ter beoordeling.

2. In het tweede lid wordt ‘Door den Het Kadaster’ vervangen door: Door het Kadaster.

Artikel 14.4

De Wet openbare registers BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt ‘artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: titel 1, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES.

B

In artikel 10 wordt ‘voor het openbaar lichaam waarbinnen’ vervangen door: van het openbaar lichaam waarbinnen.

C

In artikel 21, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘de aanwijzing van de rubriek waartoe dat schip behoort’ vervangen door: de door het Kadaster vastgestelde afkorting van een schip ter onderscheiding van andere schepen dan bedoeld in artikel 1, eerste lid.

D

In artikel 22, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 6, eerste lid, van het Curaçaosch Luchtvaartbesluit 1935’ vervangen door: artikel 3.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart.

E

In artikel 24, eerste lid, tweede volzin, wordt ‘een verklaring van de’ vervangen door: een verklaring van.

F

In artikel 29 wordt ‘er’ vervangen door: Ter.

G

In artikel 46, vierde lid, wordt ‘ten kantore’ vervangen door: in het openbaar lichaam.

HOOFDSTUK 15. MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Artikel 15.1

De Wet huurcommissie-regeling BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In de inleidende bepaling wordt ‘Burgerlijk Wetboek voor Curaçao’ vervangen door: Burgerlijk Wetboek BES.

B

In de artikelen 5 en 83 wordt ‘De Kantonrechter’ vervangen door: Het Gerecht in eerste aanleg.

C

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

De verhuurder, die een der bepalingen van artikelen 2 bis of 8 overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie. Is een naamloze vennootschap, een coöperatieve of andere rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging of een stichting verhuurder, dan worden de bestuurders, leden van het bestuur of commissarissen met dezelfde straf gestraft. De bij dit besluit strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

D

In artikel 66 wordt ‘Indien de huurcommissie voor de schatting van de huurprijs van 1 augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) van een woning’ vervangen door: Indien de huurcommissie voor de schatting van de huurprijs van 1 maart 1977 voor wat betreft de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van een woning.

E

In artikel 82 wordt ‘het Kantongerecht’ vervangen door: het Gerecht in eerste aanleg.

HOOFDSTUK 16. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16.1

Deze regeling treedt in werking met ingang van 10 oktober 2010 om 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en om 06:00 uur in het Europese deel van Nederland.

Artikel 16.2

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanpassingsregeling BES-wetten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten

TOELICHTING

Algemeen

In de onderhavige regeling worden een aantal wetten van Nederlands-Antilliaanse oorsprong gewijzigd. Tot wet omgevormde regelingen van Antilliaanse oorsprong kunnen op grond van artikel 20, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover dit noodzakelijk is voor de toepassing van die regelingen of ter voorkoming van onaanvaardbare gevolgen.

Een groot deel van de wetswijzigingen die in deze regeling worden doorgevoerd, was aanvankelijk opgenomen in het voorstel voor de Derde Aanpassingswet BES. Dit wetsvoorstel kan echter niet meer tijdig door het parlement behandeld worden om op de transitiedatum inwerking te kunnen treden. Voor een gedeelte van de in dat wetsvoorstel geregelde onderwerpen, levert een latere inwerkingtreding dan 10 oktober 2010 geen overwegende bezwaren op. Voor enkele onderwerpen is het echter noodzakelijk dat zij op het tijdstip van de transitie inwerking treden. Omdat in deze gevallen voldaan wordt aan het urgentiecriterium, kunnen zij bij ministeriële regeling worden doorgevoerd. De onderhavige regeling strekt daartoe.

Daarnaast zijn ook de technische aanpassingen die aanvankelijk in het wetsvoorstel Derde Aanpassingswet BES waren opgenomen en die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de desbetreffende regelingen in de nieuwe staatskundige structuur in de onderhavige regeling opgenomen.

Tot slot worden op grond van de onderhavige regeling nadere, noodzakelijk gebleken wijzigingen van verschillende BES-wetten doorgevoerd. Dit betreft veelal correctie van kleine fouten die in de Aanpassingswet BES zijn gemaakt, technische aanpassingen die abusievelijk nog niet eerder waren doorgevoerd of andere technische wijzigingen. Voor zover de onderhavige regeling nadere inhoudelijke wijzigingen bevat, zijn deze van een toelichting voorzien.

Artikel 21, eerste lid, van de Invoeringswet BES schrijft een goedkeuringsprocedure bij formele wet voor ten aanzien van de wetswijzigingen die bij ministeriële regeling zijn aangebracht. Hiertoe zal zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel worden ingediend.

De regeling heeft dezelfde hoofdstuknummering als de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

HOOFDSTUK 2. MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONNIKRIJKSRELATIES

Algemeen

In de onderhavige regeling worden een aantal wetten van Nederlands-Antilliaanse oorsprong gewijzigd. Tot wet omgevormde regelingen van Antilliaanse oorsprong kunnen op grond van artikel 20, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover dit noodzakelijk is voor de toepassing van die regelingen of ter voorkoming van onaanvaardbare gevolgen.

Een groot deel van de wetswijzigingen die in deze regeling worden doorgevoerd, was aanvankelijk opgenomen in het voorstel voor de Derde Aanpassingswet BES. Dit wetsvoorstel kan echter niet meer tijdig door het parlement behandeld worden om op de transitiedatum inwerking te kunnen treden. Voor een gedeelte van de in dat wetsvoorstel geregelde onderwerpen, levert een latere inwerkingtreding dan 10 oktober 2010 geen overwegende bezwaren op. Voor enkele onderwerpen is het echter noodzakelijk dat zij op het tijdstip van de transitie inwerking treden. Omdat in deze gevallen voldaan wordt aan het urgentiecriterium, kunnen zij bij ministeriële regeling worden doorgevoerd. De onderhavige regeling strekt daartoe.

Daarnaast zijn ook de technische aanpassingen die aanvankelijk in het wetsvoorstel Derde Aanpassingswet BES waren opgenomen en die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de desbetreffende regelingen in de nieuwe staatskundige structuur in de onderhavige regeling opgenomen.

Artikel 21, eerste lid, van de Invoeringswet BES schrijft een goedkeuringsprocedure bij formele wet voor ten aanzien van de wetswijzigingen die bij ministeriële regeling zijn aangebracht. Hiertoe zal zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel worden ingediend.

Artikel 2.1 (wijziging van de Pensioenwet ambtenaren BES)

In de periode rond de indiening van het wetsvoorstel Derde Aanpassingswet BES bij de Tweede Kamer is met de vakorganisaties van overheidspersoneel een overeenstemming bereikt over een (privaatrechtelijke) pensioenovereenkomst en de uitwerking daarvan in een pensioenreglement. In verband hiermee zijn de meeste bepalingen van de Pensioenwet ambtenaren BES overbodig geworden. De desbetreffende bepalingen worden thans uit de wet geschrapt.

Voorts is een verplichting van het fonds in de wet opgenomen om een uitvoeringsreglement op te stellen (artikel 11g). Een uitvoeringsreglement is namelijk hét vehikel voor een bedrijfstakpensioenfonds om afspraken te maken met de werkgevers. Een uitvoeringsovereenkomst is daarbij niet toereikend, omdat dat een heronderhandeling vergt bij iedere werkgever die wordt toegevoegd aan de regeling.

Ten slotte is in de wet de mogelijkheid tot het opleggen van een dwangbevel opgenomen voor premiebetaling. In het kader van het toezicht op de beheerste en integere bedrijfsvoering kan daarmee zo nodig het fonds worden gedwongen daarvan gebruik te maken.

Daarnaast is het noodzakelijk de Pensioenwet ambtenaren BES aan te vullen met regels van overgangsrecht met betrekking tot vóór de transitie reeds opgebouwde rechten. Deze aanvullingen worden hierna toegelicht.

Reeds opgebouwde rechten

Het APNA is een pensioenfonds op basis van een publiekrechtelijke regeling van het land Nederlandse Antillen. De consequentie hiervan is dat bij opheffing van het land ook het APNA automatisch ophoudt te bestaan. In die situatie is het dus noodzakelijk een regeling te treffen met betrekking tot de overname van de verplichtingen die het APNA heeft ten aanzien van de deelnemers in het fonds én met betrekking tot het daarbij behorende vermogen.

De boedelscheiding en vereffening van het APNA wordt geregeld in een afzonderlijk traject. Bepaald zal moeten worden hoe de boedel (inclusief de daarbij behorende verplichtingen, dat wil zeggen de rechten van de deelnemers) zal worden gewaardeerd en verdeeld onder de rechtsopvolgers. Dit traject zal echter niet op de beoogde transitiedatum van 10 oktober 2010 zijn afgerond.

Om toch op de transitiedatum duidelijkheid te hebben voor de deelnemers en voor zover het de verantwoordelijkheid van Nederland betreft, voorziet de onderhavige regeling in een overgangsregeling, die nauw samenhangt met de boedelscheiding en vereffening van het APNA.

Op grond van deze overgangsregeling zullen de onder de huidige Antilliaanse regelingen opgebouwde rechten van deelnemers in APNA worden gerespecteerd, maar aan deze regelingen kunnen vanaf de transitiedatum geen nieuwe rechten worden ontleend. Dit geldt ook voor wat betreft de tot die datum opgebouwde aanspraken op de zogenaamde ‘duurtetoeslag’.

Met betrekking tot vóór de transitiedatum opgebouwde rechten moet onderscheid worden gemaakt tussen:

  • overheidsdienaren in de zin van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, die op de transitiedatum reeds met pensioen zijn;

  • gewezen overheidsdienaren in de zin van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, dat wil zeggen overheidsdienaren die op het tijdstip van transitie nog niet met pensioen zijn, maar die niet meer in overheidsdienst zijn (‘slapers’); en

  • de werknemers in de zin van de Pensioenwet ambtenaren BES, die reeds vóór de transitie in overheidsdienst waren en pensioen hebben opgebouwd op grond van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (‘actieven’).

Daarnaast moet worden onderscheiden tussen de opbouw van pensioenrechten, die ten laste komen van het APNA, en de opbouw van ‘duurtetoeslag’. De duurtetoeslag is een toeslagregeling die al sinds 1944 wordt ingezet om bepaalde ongewenste pensioeneffecten te compenseren. Zo bevat de duurtetoeslag onder andere de volledige (onvoorwaardelijke) indexatie over de pensioenopbouw van de mensen die vóór 1 januari 1998 deelnemer zijn geworden.1 Daarnaast voorziet de duurtetoeslag erin dat bij volledige opbouw (30 jaar) de uitkering wordt vastgesteld op 70% eindloon, zonder dat rekening wordt gehouden met een franchise. De aanvulling bestaat daarom uit drie componenten: aanvulling van 66,6% naar 70%, de volledige indexatie en de aanvulling van het franchisedeel.

De duurtetoeslag wordt pas aan het einde van de carrière (op het moment van pensionering) berekend en kan na ingang worden herrekend in verband met indexatie. De duurtetoeslag is niet kapitaalgedekt en komt ten laste van de werkgever.

Ten slotte is er nog de uitkering bij wijze van pensioen onderscheidenlijk de onderstand bij wijze van pensioen. Dit is een uitkering voor mensen die weliswaar overheidsdienaar waren, maar geen deelnemer bij het APNA in de periode vóór 1998. Een mogelijke oorzaak daarvoor was bijvoorbeeld het feit dat iemand al ouder dan 35 jaar was bij indiensttreding. De ‘onderstand bij wijze van pensioen’ is van toepassing op mensen die in dienst waren bij een van de eilandgebieden, de ‘uitkering bij wijze van pensioen’ heeft betrekking op de mensen in dienst van het land. De uitkering onderscheidenlijk onderstand komt ten laste van de werkgever.

Op grond van de overgangsregeling worden de vóór de transitie opgebouwde pensioenaanspraken en duurtetoeslag in artikel 112b ten eerste veilig gesteld voor degenen die tot de transitie in dienst waren van het land en standplaats hadden op Bonaire, Sint Eustatius of Saba dan wel in dienst waren van een van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius of Saba en na de transitie in dienst komen van de rijksoverheid of van een van de openbare lichamen (artikel 112b, eerste lid).

Ten tweede worden in een aantal gevallen aanspraken van reeds gepensioneerden en ‘slapers’ door het BES Pensioenfonds overgenomen. Het gaat hierbij om:

  • degenen die op de transitiedatum reeds gepensioneerd zijn en tot hun pensioen in dienst waren van een van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • ‘slapers’ die aan het eind van de periode waarin pensioen is opgebouwd in dienst waren van een van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • ‘slapers’ en gepensioneerde overheidsdienaren van het land en van wie de laatste standplaats voor uittreden of pensionering op Bonaire, Sint Eustatius of Saba was (artikel 112b, tweede lid).

De overgangsregeling voor pensioengerelateerde rechten op duurtetoeslag is neergelegd in derde lid van artikel 112b.

In het vierde lid is de borging van de rechten op een uitkering dan wel een onderstand bij wijze van pensioen geregeld.

De tot de transitiedatum opgebouwde aanspraken en rechten zullen worden vastgesteld en als het ware ingeblikt voor zowel slapers als actieven. Daarbij is tot de transitiedatum sprake van onvoorwaardelijke indexatie en over de verstreken diensttijd aanvulling voor de franchise en in voorkomende gevallen tot het 70% -niveau.

Na de transitie zal het totale bedrag aan aanspraken en rechten op dezelfde wijze worden geïndexeerd als de onder de nieuwe regeling opgebouwde rechten. Dit volgt uit het voorgestelde vijfde lid van artikel 112b.

De verplichtingen worden in eerste instantie van het APNA overgenomen door de Staat der Nederlanden. In het zesde lid van artikel 112b wordt de minister gemachtigd om deze onder te brengen bij het BES pensioenfonds.

In het zevende lid wordt ten slotte een grondslag geboden om de overgangsregeling nader uit te werken. In ieder geval kan deze nadere uitwerking de verplichtingen betreffen van de betrokken deelnemers.

Overgang vermogen APNA

In artikel 112c wordt de overgang van het bij de pensioenverplichtingen bijbehorende vermogen geregeld. Beoogd is, dat de Minister van BZK alle vermogensbestanddelen die de Staat zal ontvangen met betrekking tot de verplichtingen die voortvloeien uit de overgangsregeling op grond van de machtiging die hem ingevolge het eerste lid wordt verleend, overdraagt aan het (privaatrechtelijke) BES Pensioenfonds. Beoogd is hierbij zo veel mogelijk incidenteel fiscaal voor- en nadeel te voorkomen. Overdrachtsbelasting wordt geheven ter zake van de verkrijging van onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen. Gelet op het streven incidentele fiscale effecten te voorkomen, is in artikel 112c, derde lid, bepaald dat de heffing van overdrachtsbelasting achterwege blijft.

In het vierde lid is bepaald dat ten aanzien van onder de overgang begrepen vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, verandering van tenaamstelling in die registers moet plaatsvinden. Deze bepaling is nodig omdat bij de overgang onder algemene titel geen akten tot levering worden opgemaakt die in de registers zouden kunnen worden ingeschreven.

In §2 is een overgangsregeling opgenomen voor gewezen en gepensioneerde politieke gezagsdragers. De uitkeringen en pensioenen van deze groep kwam tot de transitie ten laste van de eilandgebieden voor zover het gedeputeerden en eilandsraadsleden betrof, terwijl de uitkeringen en pensioenen van de overige politieke gezagsdragers (de gezaghebbers, ministers en Statenleden) voor rekening van het land kwamen.

Op grond van artikel 112d komen de aanspraken van voormalige gezaghebbers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor rekening van Nederland. Hetzelfde geldt ten aanzien van de aanspraken van voormalige ministers en Statenleden, voor zover zij namens een partij van de BES-eilanden zitting hadden in de Staten of het kabinet. De verplichtingen jegens gewezen en gepensioneerde gedeputeerden en eilandsraadsleden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba gaan over op het desbetreffende openbaar lichaam.

Overgangsregeling Vut (§3)

Als gevolg van gerechtelijke uitspraken bestond tot de transitie nog een VUT regeling voor iedere ambtenaar die in 1995 al in dienst was en 20 dienstjaren heeft vervuld. Deze regeling was opgenomen in de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996. Omdat die landsverordening het karakter had van een wijzigingsverordening en in zoverre reeds was uitgewerkt, is deze niet opgenomen op de zogenaamde ‘IBES-lijst’. De in die verordening opgenomen VUT regeling is in overleg met de bonden evenmin overgenomen, zij het dat wel een overgangsregeling is overeengekomen.

Op grond van de Antilliaanse regeling, althans zoals die naar aanleiding van bedoelde gerechtelijke uitspraken tot de transitie werd toegepast, kon een ambtenaar onder bepaalde voorwaarden met 55 jaar met VUT. De regeling gaf een uitkering ter hoogte van het pensioen tot 60 jaar (de nu nog pensioengerechtigde leeftijd).

In de overeenkomst met de bonden is afgesproken dat lopende VUT rechten wel worden gerespecteerd en er in een speciale tijdelijke overgangsregeling wordt voorzien. De belangrijkste kenmerken van de overgangsregeling zijn :

  • 1. Alle op transitiedatum lopende vut uitkeringen op basis van de landsverordening leeftijdsgrens 1996 worden ook na transitiedatum gerespecteerd.

  • 2. Er komt een speciale overgangsregeling voor:

    • personen die in 2010 werknemer zijn in de zin van de Wet materieel Ambtenarenrecht en in 2010, 2011 of 2012 55 jaar of ouder en nog in actieve dienst zijn en

    • op 31 december 1995 ambtenaar waren in de zin van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938, en

    • een diensttijd van tenminste 20 jaren, waarvan tenminste 5 in Nederlands-Antilliaanse dienst hebben vervuld,

    • met dien verstande dat:

      • ° de regeling alleen geldt voor personen die op transitiedatum ambtenaar worden in de zin van de wet materieel ambtenarenrecht en dat op de dag voor ontslag nog zijn,;

      • ° de uitkering op basis van deze regeling onder alle omstandigheden eindigt op 60-jarige leeftijd;

      • ° de uitkering op basis van deze regeling wordt geanticumuleerd indien de uitkering plus eventuele inkomsten uit arbeid meer bedragen dan 100% van het salaris dat betrokkene bij ontslag uit overheidsdienst ontving;

      • ° onder geen enkele voorwaarde ontheffing mogelijk is op vorenstaande bepaling.

        De betrokkene kan zelf in overleg met de werkgever het ingangsmoment van zijn uitkering kiezen. Dit heeft geen invloed op de beëindiging met 60 jarige leeftijd. De uitkering kan ook in deeltijd worden genoten in combinatie met een deeltijd ontslag. De hoogte van de uitkering wordt op gelijke wijze berekend als in de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 voor de VUT is bepaald.

De uitkeringsduur bedraagt maximaal:

  • 5 jaar voor ambtenaren die in 2010 de leeftijd van 55 jaar bereiken;

  • 4 jaar voor ambtenaren die in 2011 de leeftijd van 55 jaar bereiken en

  • 3 jaar voor ambtenaren die in 2012 de leeftijd van 55 jaar bereiken.

Artikel 2.7 (wijziging van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES)

De voorgestelde aanpassingen van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES hebben, afgezien van een enkele redactionele wijziging, betrekking op een viertal onderwerpen. Het eerste onderwerp betreft de invoering van de zogenaamde verstrekkingenvoorziening. Deze centrale voorziening maakt het mogelijk om op doelmatige wijze gegevens uit de basisadministraties van de openbare lichamen te verstrekken aan overheidsorganen en derden op grond van een daartoe strekkend autorisatiebesluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de tweede plaats wordt een regeling getroffen in verband met de vergoeding van kosten die aan de uitvoering van de wet zijn verbonden. Het gaat hier meer specifiek om het vaststellen van de categorieën van kosten en de grondslagen van de bijdragen die samenhangen met het gebruik van de verstrekkingenvoorziening. Ten derde is een uitgebreidere regeling in de wet opgenomen met betrekking tot de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de verschillende basisadministraties binnen het Koninkrijk met het oog op een goede bijhouding van deze administraties en om te voorkomen dat dezelfde persoon in meer dan één basisadministratie als ingezetene is ingeschreven. Het vierde onderwerp tenslotte betreft een wijziging in de regeling van het toezicht op de uitvoering van de wet.

1. De verstrekkingenvoorziening

De verstrekkingenvoorziening heeft tot doel overheidsorganen en derden die regelmatig of in grotere aantallen gegevens uit de basisadministraties van de openbare lichamen nodig hebben voor de uitvoering van hun taak of het verrichten van aan hen opgedragen werkzaamheden, op systematische wijze van deze gegevens te kunnen voorzien. In tegenstelling tot de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) in het Europese deel van Nederland, waarbij sprake is van een stelsel van basisadministraties die door een berichtennetwerk met elkaar en met gebruikers van de gegevens (overheidsorganen en derden) zijn verbonden, staan de basisadministraties van de openbare lichamen op zichzelf. Er is geen sprake van een berichtennetwerk dat gericht is op systematische verstrekking van gegevens aan gebruikers buiten een openbaar lichaam. Mede als gevolg van de staatkundige veranderingen, waardoor de openbare lichamen onderdeel worden van Nederland, ontstaat echter de behoefte om daartoe geautoriseerde Nederlandse overheidsorganen en derden ook op doelmatige wijze te kunnen voorzien van gegevens uit de basisadministraties van deze openbare lichamen. Er is niet voor gekozen om daartoe een stelsel in het leven te roepen, vergelijkbaar met het GBA stelsel. Het bestaande GBA stelsel wordt immers in het kader van de modernisering van de GBA geleidelijk vervangen door een nieuwe opzet. Hierin vindt de systematische verstrekking van gegevens aan gebruikers niet meer plaats vanuit de op het berichtennetwerk aangesloten gemeentelijke systemen, maar vanuit een centrale voorziening, de zogenaamde GBA verstrekkingenvoorziening (GBA-V), die wordt beheerd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor de verstrekking van gegevens uit de basisadministraties van de openbare lichamen wordt bij de nieuwe opzet en de nieuwe technieken van de GBA-V aangesloten.

De invoering van de verstrekkingenvoorziening leidt tot een uitbreiding van artikel 1 van de wet met een nieuw onderdeel o, waarin een definitie van de verstrekkingenvoorziening is opgenomen (onderdeel A).

Artikel 3a van de wet bepaalt dat er een verstrekkingenvoorziening is ten behoeve van de systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministraties van de openbare lichamen op grond van artikel 26, eerste lid, van de wet. Evenals de GBA-V bevat de verstrekkingenvoorziening van de openbare lichamen een kopie van alle persoonslijsten met de gegevens van de personen die in de afzonderlijke basisadministraties zijn ingeschreven. Dit kopiebestand wordt voortdurend bijgewerkt vanuit de afzonderlijke basisadministraties.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de bijhouding van de gegevens in de verstrekkingenvoorziening en voor de systematische verstrekking van die gegevens aan de daartoe geautoriseerde overheidsorganen en derden. Hij draagt in dat verband tevens zorg voor een stelsel van berichtuitwisseling, waarmee de bijhouding van de basisadministraties en de verstrekkingenvoorziening en de systematische verstrekking van gegevens daaruit kunnen plaatsvinden.

Over de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de verstrekkingenvoorziening worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld. De voorziening wordt technisch en organisatorisch ondergebracht in dezelfde omgeving als de GBA-V. Hierdoor kunnen de kosten voor het in stand houden van de verstrekkingenvoorziening worden beperkt en is de continuïteit van het systeem in technische en organisatorische zin afdoende gewaarborgd.

Ook over de uitwisseling van berichten tussen enerzijds de basisadministraties van de openbare lichamen en de verstrekkingenvoorziening en anderzijds tussen de verstrekkingenvoorziening en de overheidsorganen en derden aan wie systematisch gegevens worden verstrekt, worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld. De bij deze berichtenuitwisseling betrokken overheidsorganen en derden zijn verplicht er zorg voor te dragen dat deze uitwisseling kan plaatsvinden overeenkomstig de gestelde regels (onderdeel C).

De verstrekkingenvoorziening heeft voorts gevolgen voor de bestuurscolleges van de openbare lichamen. Zij zijn er voor verantwoordelijk dat vanuit hun basisadministraties berichten kunnen worden uitgewisseld met de verstrekkingenvoorziening in verband met het voortdurend bijwerken van de daarin opgenomen gegevens. Dit heeft er toe geleid de in artikel 3 neergelegde grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te kunnen stellen omtrent het beheer, de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministratie te wijzigen in een wettelijke opdracht om de genoemde regels te stellen. Voorts is aan het artikel een derde lid toegevoegd, waarin wordt bepaald dat het bestuurscollege zorg draagt dat de basisadministratie functioneert overeenkomstig de desbetreffende regels (onderdeel B).

Als gevolg van de invoering van de verstrekkingenvoorziening is ook artikel 20, derde lid, van de wet aangepast. De verstrekkingenvoorziening wordt daarin nu met name genoemd, in relatie tot de systematische verstrekking van persoonsgegevens uit de basisadministraties van de openbare lichamen (onderdeel E).

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 21 te herformuleren. Het artikel bepaalt nu dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de indiening van verzoeken tot verstrekking van gegevens en de wijzen van verstrekking van gegevens uit de basisadministraties en de verstrekkingenvoorziening. Daardoor is er onder meer een duidelijke wettelijke grondslag om regels te stellen met betrekking tot de verschillende wijzen van systematische verstrekking van gegevens (onderdeel F).

Tenslotte is in het gewijzigde artikel 27a van de wet bepaald dat niet alleen uit de basisadministraties van de openbare lichamen, maar ook uit de verstrekkingenvoorziening gegevens kunnen worden verstrekt ten behoeve van historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden (onderdeel G).

2. De regeling van de vergoeding van de kosten

De regeling van de vergoeding van de kosten in verband met de verstrekking van gegevens, is neergelegd in de artikelen 4a, 4b en 4c van de wet (onderdeel D). Aan de uitvoering van de wet zijn kosten verbonden, die uiteenvallen in kosten die verband houden met de bijhouding van de basisadministraties door de openbare lichamen en de kosten die betrekking hebben op het beheer van de verstrekkingenvoorziening en het verstrekken van gegevens daaruit door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De wet bevat geen grondslag voor vergoeding van kosten in verband met de bijhouding van gegevens in de basisadministratie. Evenals bij gemeenten die uit het Gemeentefonds worden gecompenseerd voor het uitvoeren van deze taak is ook voor de openbare lichamen, op grond van andere wettelijke regelingen, voorzien in de financiering van hun werkzaamheden op dit gebied. Artikel 4a van de wet bepaalt dan ook dat voor het uitvoeren van de verplichtingen in het kader van de bijhouding van gegevens in de basisadministraties geen kosten in rekening worden gebracht.

Wat betreft de verstrekking van gegevens uit de basisadministraties en de verstrekkingenvoorziening, bepaalt de wet, in navolging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA), in artikel 4b dat verstrekkingen aan overheidsorganen kosteloos zijn. Dit betekent dat aan derden wel kosten in rekening kunnen worden gebracht. Met betrekking tot de systematische verstrekking van gegevens op grond van artikel 26, eerste lid, van de wet aan overheidsorganen en derden is, evenals in de Wet GBA, een afzonderlijke regeling getroffen. De verstrekking van deze gegevens is kosteloos, behoudens een bijdrage ter vergoeding van de kosten in verband met de uitvoering van deze wet. In artikel 4c is een wettelijke grondslag opgenomen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de categorieën van kosten en de grondslagen van de bijdragen van de betrokkenen te bepalen. Eveneens worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdragen. Daarbij kan worden bepaald dat de bijdrage op nul wordt vastgesteld, voor zover een voorziening is getroffen in de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die in de plaats treedt van de bijdrage van de betrokkene (budgetfinanciering).

Aangezien met de uitvoering van deze wet nog geen ervaring is opgedaan, met name waar het gaat om de kosten van het gebruik van de verstrekkingenvoorziening, bestaat er op het moment van inwerkingtreding van deze wet geen volledig referentiekader voor het berekenen van de kosten. Ook is nog niet met zekerheid te zeggen wat de beste methode is voor het vaststellen van de grondslagen voor de bijdragen van de betrokkenen in de kosten. Om die reden is in artikel 37 van de wet voorzien in een overgangsbepaling, die het mogelijk maakt om uiterlijk tot twee jaar na inwerkingtreding van deze wet bij ministeriele regeling te voorzien in de hierop betrekking hebbende regels (onderdeel J). Hierdoor kan, in overleg met de betrokken overheidsorganen en derden aan wie systematisch gegevens worden verstrekt, een op die beginperiode toegesneden regeling worden getroffen, die later kan worden vervangen door een definitieve regeling bij en krachtens algemene maatregel van bestuur.

3. Uitwisseling van persoonsgegevens tussen de basisadministraties binnen het Koninkrijk

De regeling in de wet met betrekking tot de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de verschillende basisadministraties binnen het Koninkrijk is uitgebreid. Het gaat hier niet om verstrekking van gegevens uit de basisadministraties aan afnemers, overheidsorganen of derden, die plaatsvindt op basis van een besluit van een bestuurscollege of de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als bedoeld in artikel 20 van de wet. De hier bedoelde gegevensuitwisseling vindt uitsluitend plaats tussen de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens in een basisadministratie, gewoonlijk op het moment dat een persoon verklaart te vertrekken naar, dan wel bij binnenkomst meldt afkomstig te zijn uit een ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een gemeente. Bij dergelijke verhuizingen is de betrokken persoon verplicht in de nieuwe plaats van vestiging een verhuisbericht over te leggen, dat hem in de plaats van zijn vertrek is meegegeven. De overgelegde verhuisberichten zijn echter onvoldoende om de noodzakelijke gegevens over een persoon op te nemen in de basisadministratie van de nieuwe woonplaats. Met het oog op een goede bijhouding van deze administraties en om te voorkomen dat dezelfde persoon binnen het Koninkrijk in meer dan één basisadministratie als ingezetene wordt ingeschreven, is een rechtstreekse uitwisseling van op hem betrekking hebbende persoonsgegevens tussen de betrokken basisadministraties noodzakelijk. De regeling in artikel 27a, eerste lid, van de wet beperkte zich tot een spontane verstrekking van gegevens als hier bedoeld in het geval een persoon aangifte doet van vertrek naar het Europese deel van Nederland.

Het voorgaande heeft er toe geleid dat in de wet een uitvoeriger regeling is opgenomen met betrekking tot de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de verschillende basisadministraties. Het nieuwe artikel 27b van de wet bepaalt in de eerste plaats dat over een persoon die aangifte doet van vertrek naar een ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een gemeente de in het eerste lid genoemde gegevens spontaan worden medegedeeld aan de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de andere basisadministratie. In het geval een persoon geen aangifte van vertrek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, maar zich later toch meldt bij een andere basisadministratie dan wel anderszins van belang zijn voor de bijhouding van die basisadministratie, dienen ingevolge het tweede lid de op deze persoon betrekking hebbende gegevens desgevraagd aan de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in die andere basisadministratie te worden medegedeeld. Tenslotte bepaalt het derde lid dat indien over een persoon, komende van een ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een gemeente, gegevens als bedoeld in het eerste lid moeten worden opgenomen in de basisadministratie en deze gegevens niet al uit de andere basisadministratie zijn ontvangen, aan de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de andere basisadministratie wordt verzocht deze gegevens alsnog mede te delen (onderdeel H).

4. Het toezicht op de uitvoering van de wet

De regeling met betrekking tot het toezicht in artikel 30 van de wet wordt gewijzigd en bevat nu een aantal specifieke bepalingen die duidelijker dan voorheen aangeven in welke gevallen toezicht aan de orde kan zijn en wie voor de uitoefening daarvan verantwoordelijk is (onderdeel I).

Evenals in de Wet GBA is er sprake van een gedeelde vorm van toezicht. Enerzijds is er een rol weggelegd voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als verantwoordelijke voor het functioneren van de basisadministraties en de verstrekkingenvoorziening als geheel. Deze uit zich in de aan de minister toegekende wettelijke bevoegdheid om onderzoek te verrichten om vast te stellen of een bestuurscollege dan wel een overheidsorgaan of een derde voldoet aan de regels die in de artikelen 3 en 3a van de wet met betrekking tot de basisadministratie en de uitwisseling van gegevens zijn gesteld. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald op welke wijze door de betrokkenen medewerking moet worden verleend aan een eventueel ingesteld onderzoek. In dit verband kan worden gedacht aan het verstrekken van alle inlichtingen en het geven van inzage in alle bescheiden die voor het onderzoek van belang zijn.

Anderzijds wordt er een toezichthoudende rol toebedeeld aan de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES, bedoeld in artikel 44 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES. Op grond van die wet zijn in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan deze commissie gelijkwaardige taken toegekend als aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP) in Nederland. In artikel 30 wordt daarom nu bepaald dat de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toeziet op de uitvoering van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES. Voorts worden de artikelen 50 en 51 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent onder andere dat de commissie ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende een onderzoek kan instellen naar de wijze waarop ten aanzien van de gegevensverwerking toepassing wordt gegeven aan het bepaalde bij of krachtens deze wet. Tevens is de commissie bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel 2.8 (wijziging van de Wet identiteitskaarten BES)
Onderdeel A

De wijzigingen in artikel 2, eerste lid, van de wet hebben betrekking op de navolgende onderwerpen. De aanpassing van onderdeel a, maakt het mogelijk dat op verzoek van een kaarthouder die een geregistreerd partnerschap is aangegaan ook de geslachtsnaam van de geregistreerd partner op de identiteitskaart kan worden vermeld. Tevens is verduidelijkt dat de opneming van de geslachtsnaam van de (gewezen) echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner gepaard gaat met de vermelding van de burgerlijke staat van de kaarthouder. De wijziging in onderdeel e, heeft een louter technische betekenis. In de gewijzigde onderdelen f en g worden nog twee gegevens genoemd die in iedere identiteitskaart worden vermeld. Het betreft de datum waarop de geldigheidsduur van de identiteitskaart eindigt en het documentnummer. Aan de vermelding van de naam en het zetten van een stempel van het eilandgebied waar de identiteitskaart is uitgegeven (onderdeel g, oud) bestaat geen behoefte meer, omdat voor ieder openbaar lichaam een afzonderlijk model van de identiteitskaart zal worden vastgesteld.

Onderdeel B

Artikel 8, derde en vierde lid, van de wet bevatte aanvankelijk een regeling met betrekking tot het beschikbaar stellen van blanco identiteitskaarten door het eilandgebied Curaçao aan de andere eilandgebieden van de Nederlandse Antillen. Deze bepalingen zijn bij de wijziging van deze wet door de Aanpassingswet BES komen te vervallen. Inmiddels is gebleken dat er niettemin behoefte is aan een specifieke regeling omtrent het beschikbaar stellen van blanco identiteitskaarten. In het nieuwe derde lid van artikel 8 is bepaald dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorg draagt voor de beschikbaarstelling van blanco identiteitskaarten aan de gezaghebbers van de openbare lichamen. Aan een openbaar lichaam wordt voor iedere identiteitskaart een bedrag in rekening gebracht dat overeenkomt met de kostprijs voor de vervaardiging en distributie van de identiteitskaarten. Dit bedrag wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

De verschuldigde bedragen dienen door de openbare lichamen te worden afgedragen aan ’s Rijks schatkist. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het tijdstip en de wijze waarop de afdracht van de kosten moet plaatsvinden.

Onderdeel C

In het nieuwe artikel 13a is een overgangsregeling opgenomen met betrekking tot de identiteitskaarten, die op het moment van inwerkingtreding van deze wet nog in omloop zijn in de openbare lichamen. De regeling houdt in dat deze documenten de geldigheidsduur behouden die daarin is vermeld tot het bij ministeriele regeling te bepalen tijdstip waarop zij moeten worden vervangen door een identiteitskaart van het model dat na de inwerkingtreding van deze wet is vastgesteld. Dit maakt het mogelijk om, afhankelijk van de lokale situatie, te bepalen of, en zo ja op welk moment, tot omwisseling van geldige identiteitskaarten van het oude model wordt overgegaan.

HOOFDSTUK 5. MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Artikel 5.1 (wijziging van de Handelsregisterwet BES)

Artikel 5.2. van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba regelt de wijziging van de Handelsregisterwet BES. Op de BES-eilanden zal echter niet deze wet maar de Handelsregisterwet 2009 BES gaan gelden. Artikel 5.2 van de Aanpassingswet zal daarom niet op de transitiedatum in werking treden. Dit artikel zal worden geschrapt bij tweede nota van wijziging op de Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De wijzigingen van de Handelsregisterwet 2009 BES zijn integraal in deze regeling opgenomen.

Artikel 5.6 (Wijziging van de Wet merken BES)
Onderdelen A, B en C

Opgemerkt wordt dat na ampel beraad is besloten de Wet merken BES in die zin te wijzigen dat de uitvoering ervan formeel komt te berusten bij de Minister van Economische Zaken. De wijzigingen in de onderdelen A, B en C strekken daartoe.

Onderdeel D

Bij nader inzien dienen de in dit onderdeel opgenomen artikelen betrekking te hebben op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gezamenlijk. Dit wordt bewerkstelligd door de in dit onderdeel opgenomen wijziging.

Onderdeel E

Naar verwachting zullen de bedragen die voor indiening van een merk, vernieuwing ervan of anderszins moeten worden betaald regelmatig worden aangepast. Het ligt dan ook voor de hand de bevoegdheid tot vaststelling van zulke bedragen door te delegeren naar een ministeriële regeling,

Onderdeel F

De zinsnede ‘althans binnen twee maanden na ontvangst van het depot’ in artikel 10, eerste en derde lid, heeft geen toegevoegde waarde aangezien het bestendig gebruik is binnen uiterlijk één maand te reageren. Een hulpbureau komt in de nieuwe opzet niet langer voor zodat het tweede lid van artikel kan vervallen. Omdat de artikelen 11 tot en met 17 vervallen, dient de verwijzing naar artikel 11 te worden geschrapt.

Onderdeel G

De artikelen 11 tot en met 16 behelzen een regeling over de ambtshalve weigering op absolute gronden, inhoudende toetsing van een merk bij aanmelding voor registratie in het register. Deze toets kan vooral een nuttige functie vervullen in een omvangrijke markt waar de kans op conflicten of misbruik van oneigenlijke merkregistraties aanzienlijk kan zijn. Ambtshalve toetsing van een merk dat wordt aangemeld voor registratie in het BES-register lijkt dan ook niet een noodzakelijk of nuttig instrument gezien de naar verwachting beperkte omvang van dat register. Aangezien Bonaire, Sint Eustatius en Saba een kleine markt vormen, waarin relatief weinig merkhouders zullen opereren zal er een kleinere kans op conflicten en op misbruik van oneigenlijke merkregistraties waardoor de civiele rechter in voorkomend geval de eventuele nadelen van het ontbreken van deze toetsing in voldoende mate zal kunnen corrigeren. De artikel 11 tot en met 16 kunnen derhalve vervallen.

Met het vervallen van artikel 17 wordt aansluiting verkregen bij het in Nederland gehanteerde systeem. Een ambtshalve onderzoek naar mogelijk conflicterende merken bij een depot wordt ook in de Benelux niet meer verricht.

Onderdeel H

De laatste volzin van artikel 19, eerste lid, alsmede het tweede tot en met vierde lid dienen te worden geschrapt omdat de artikelen 11 tot en met 16, waarnaar wordt verwezen, zijn vervallen.

Onderdeel I

Ten einde het talenregime te vereenvoudigen, wordt volstaan met het gebruik van de Nederlandse of Engelse taal. Aangenomen mag worden dat een ieder tenminste een van de genoemde voldoende beheerst.

Onderdeel J

De laatste volzin van het vierde lid van artikel 25 blijkt een overgangsrechtelijke voorziening te bevatten in verband met de Merkenlandsverordening (P.B. 1961, 191). Deze voorziening is uitgewerkt en kan dus vervallen. Door de inlas ‘overeenkomstig artikel inschrijving’ is de strekking van die bepaling verduidelijkt.

Onderdeel K

Naar verwachting is het stellen van regels omtrent raadpleging van het register niet nodig. Bovendien zal de mogelijkheid van een abonnement niet worden gecontinueerd. Daarom kan deze bepaling naar haar essentie worden teruggebracht.

Onderdeel L

Het tweede lid van artikel 32 strookt niet met de Overeenkomst van Madrid en dient dan ook te vervallen.

Onderdeel M

De verwijzing naar artikel 11 moet worden geschrapt omdat deze bepaling is vervallen.

Onderdelen N en O

Vastgesteld is dat de artikelen 42 en 43 in onderlinge samenhang moeten worden bezien. De koppeling is nu gelegd door de nieuwe redactie van de aanvangswoorden van artikel 42. Daarbij is tevens de mogelijkheid vervallen om bij ministeriële regeling een voorziening te treffen voor het voortzetten van rechten verkregen op grond van de Merkenlandsverordening 1995 onder de Wet merken BES. Geconstateerd is dat het de voorkeur geniet het bedoelde overgangsrecht bij deze wet te formaliseren, zie het eerste tot en met derde lid van artikel 43 (onderdeel O).

Gebleken is dat het overgangsrecht inzake een bevestigend depot van een merk op grond van de Merkenlandsverordening (P.B. 1961, 191) – zie het tweede lid van artikel 42 – is uitgewerkt en daarom kan vervallen.

Onderdeel P

Op grond van artikel 44 wordt bij ministeriële regeling een tijdelijke voorziening getroffen voor het indienen van een aanvraag om een depot, een aanvraag om vernieuwen van een internationaal merk en andere handelingen omtrent een internationaal merk. Deze tijdelijke voorziening zal gelden voor de periode gelegen tussen 10 oktober 2010 en het tijdstip waarop het aanmelden van een merk voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba bij WIPO mogelijk is geworden.

Artikel 5.7 (wijziging van de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES)

Deze wijziging van Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES was aanvankelijk opgenomen in artikel I, onderdeel J, van het voorstel van de Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze wijziging dient echter gelijktijdig in werking te treden met artikel 5.7 van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Daarmee kan artikel I, onderdeel J, van de Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba komen te vervallen.

Artikel 5.9 (wijziging van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES)
Onderdeel D

Op de Nederlandse Antillen worden door aanbieders van telecommunicatiediensten nummers gebruikt uit een voor de Nederlandse Antillen geldend nummerplan. Dit nummerplan blijft na 10 oktober 2010 gelden voor de gehele Nederlandse Antillen. De Wet telecommunicatievoorzieningen bevat geen wettelijke grondslag voor het nummerplan en het beheer en gebruik er van. Hierin wordt met het voorgestelde artikel alsnog voorzien. Artikel 44e regelt bevoegdheden inzake het beheer en het gebruik van nummers. Op basis van het nieuwe artikel 44e, eerste lid, is de Minister bevoegd tot het vaststellen van nummerplannen. Het tweede lid bevat een algemene verbodsbepaling met betrekking tot het gebruik van nummers voor een in het nummerplan opgenomen bestemming. In het derde lid wordt geregeld dat gedurende de voorbereiding van een nummerplan in overeenstemming met door Onze Minister aan te wijzen bestemmingen en de daarbij behorende nummers, nummers kunnen worden toegekend gedurende een bij dat besluit vast te stellen termijn. Ook voor deze nummers gelden de eerdergenoemde verbodsbepalingen. Op grond van het vierde lid mogen nummers voorkomende in een nummerplan en nummers bedoeld in het derde lid niet worden gebruikt zonder of in afwijking van een toekenning. Op grond van het vijfde lid tenslotte kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gegeven met betrekking tot het beheer en het gebruik van nummers. Hieronder vallen bijvoorbeeld regels over de wijze waarop nummerplannen worden gewijzigd, de uitgifte van nummers en nummerportabiliteit.

Artikelen 5.10 (wijziging van de Wet vestiging bedrijven BES)

Deze wijziging van de Wet vestiging bedrijven BES was aanvankelijk opgenomen in artikel I, onderdeel B, van de Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – A. Deze wijziging dient echter gelijktijdig in werking te treden met artikel 5.11 van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Deze wijziging vervangt de bestaande weigeringsgronden voor de afgifte van een vestigingsvergunning door criteria van economische aard. Uitgangspunt blijft dat slechts in uitzonderingsgevallen een vergunning voor de vestiging van een zaak wordt geweigerd. Weigering is alleen mogelijk indien de aanvrager in onmiskenbaar onvoldoende mate beschikt over algemene vaardigheden om een zaak te leiden dan wel in onmiskenbaar onvoldoende mate beschikt over de financiële middelen die naar redelijkheid benodigd zijn voor het starten van een zaak als waarvoor de vergunning wordt gevraagd. In die gevallen is een zaak op voorhand niet levensvatbaar. Dat zou ten koste kunnen gaan van de economie op de BES-eilanden die immers in een ontwikkelingsfase verkeren.

De omstandigheid dat op een van de BES-eilanden dan wel of op een van de andere eilanden behorend tot het voormalige land Nederlandse Antillen reeds bedrijvigheid bestaat die grotendeels of geheel voorziet in de bestaande behoefte, kan expliciet geen aanleiding zijn de gevraagde vergunning te weigeren. Immers nieuwe bedrijvigheid zet bestaande aanbieders daarvan ertoe hun prijzen te verlagen en brengt veelal productverbetering en -vernieuwing met zich mee, tot voordeel van de afnemers. Daarmee bevordert nieuwe bedrijvigheid, ook indien bestaande aanbieders daardoor hun marktaandeel zien aangetast, een gezonde economische ontwikkeling op de eilanden.

Daarmee kan artikel I, onderdeel B, van de Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – A komen te vervallen.

HOOFDSTUK 6. MINISTER VAN FINANCIËN

Algemeen

De artikelen 6.1 tot en met 6.6 strekken tot wijziging van enkele wetten ter regulering van de financiële markten. De bepalingen corresponderen grotendeels met onderdelen van de Derde Aanpassingswet BES; verder zijn enkele omissies hersteld.

Artikel 6.1 (wijziging van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES)

De wijzigingen in onderdelen A en B betreffen technische aanpassingen die door een omissie niet zijn opgenomen in artikel 6.2, onderdelen A en B, van de (eerste) Aanpassingswet BES. De wijziging in onderdeel C was aanvankelijk voorzien in artikel I, onderdeel K, van het wetsvoorstel Derde Aanpassingswet BES.

Artikel 6.2 (wijziging van de Wet identificatie bij dienstverlening BES)

Deze wijzigingen waren reeds beoogd in de (eerste) Aanpassingswet BES. De betreffende wijzigingsopdrachten in artikel 6.4, onderdeel B, subonderdeel 1, en onderdeel Bb, subonderdeel 2, van die wet bevatten echter omissies waardoor die wijzigingen niet op de juiste wijze aangrijpen. Hier is alsnog voorzien in de beoogde wijzigingen.

Artikel 6.3 (wijziging van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES)

Deze wijzigingen waren aanvankelijk voorzien in artikel I, onderdeel L van het wetsvoorstel Derde Aanpassingswet BES.

Artikelen 6.4 en 6.5 (wijziging van de Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES en Wet toezicht effectenbeurzen BES)

Deze aanpassingen zijn van technische aard en strekken tot herstel van omissies; de wijziging in artikel 6.4, onderdeel D, was aanvankelijk voorzien in artikel I, onderdeel M van het wetsvoorstel Derde Aanpassingswet BES.

Artikel 6.6 (wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES)

Deze wijzigingen waren aanvankelijk voorzien in artikel I, onderdeel N, van het wetsvoorstel Derde Aanpassingswet BES.

HOOFDSTUK 8. MINISTER VAN JUSTITIE

Artikel 8.27

De Wet beëdigde vertalers BES is technische aangepast. Door de veelheid aan aanpassingen is ervoor gekozen verscheidene artikelen opnieuw uit te schrijven. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt de leesbaarheid van de bepalingen te verduidelijken.

Artikel 8.30

Als een vereiste voor benoeming als notaris moet betrokkene een stageverklaring overleggen waaruit blijkt dat hij drie jaar heeft gewerkt op een notariskantoor in Curaçao, Sint Maarten, of op Bonaire, Sint Eustatius of Saba. In artikel 8 van de Wet op het notarisambt BES is de bepaling opgenomen dat de Minister van Justitie van dit vereiste ontheffing mag verlenen, indien op een andere wijze blijkt dat de kwaliteit van de dienstverlening is geborgd. Op deze wijze wordt het mogelijk dat meer gekwalificeerde personen opteren voor de functie van notaris op Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

In artikel 79 is bepaald dat de notarissen met als standplaats Curaçao bevoegd zijn hun ambt tevens in het openbaar lichaam Bonaire uit te oefenen, zolang nog niet een notaris is benoemd in wiens benoemingsbesluit dit openbaar lichaam als standplaats is aangewezen. Hiermee wordt voorkomen dat in het geval zich geen geschikte kandidaat aanmeld voor een leeggevallen post op Bonaire geen notariële activiteiten kunnen worden verricht.

Artikel 8.43 (wijziging van het Wetboek van Strafvordering BES)

Op zowel Aruba als de Nederlandse Antillen is het wetgevingsproces waarbij een regeling wordt voorgesteld met betrekking tot de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden, zoals het stelselmatig observeren en het infiltreren, in een stroomversnelling geraakt. Dit betekent dat het niet ondenkbeeldig is dat binnen afzienbare tijd deze regeling een plaats krijgt in de (eenvormige) Wetboeken van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (na de transitie: van Curaçao en Sint Maarten) en van Aruba.

Ten behoeve van de rechtsprekende taak van het Gemeenschappelijk Hof en het goed functioneren van de opsporings- en vervolgingsinstanties is het van belang de strafvorderlijke regels van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zoveel mogelijk aan te laten sluiten op het eenvormig strafprocesrecht van Aruba en de Nederlandse Antillen (na de transitie: Curaçao en Sint Maarten). Voorgesteld wordt daarom deze regeling, zoals neergelegd in de eenvormige Landsverordening houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering (Bijzondere opsporingsbevoegdheden) thans ook in het Wetboek van Strafvordering BES op te nemen.

Artikel 8.46 (wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES)
A

Het bij nota van wijziging (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 282, nr. 5) ingevoegde artikel I, onderdeel Ca, van de Wet houdende wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES heeft geen effect als gevolg van een technische onvolkomenheid, waardoor de beoogde verruiming van het toepassingsbereik van de Wet toelating en uitzetting BES ten aanzien van Nederlanders niet tot stand is gekomen. Beoogd werd deze wet van overeenkomstige toepassing te verklaren op bepaalde groepen Nederlanders in de openbare lichamen, vervat in het ontwerp artikel 1a. Deze van overeenkomstige toepassingverklaring strekte ertoe de Nederlands-Antilliaanse toelatingsregeling voor Nederlanders bij wijze van overgangsmaatregel voort te laten bestaan, teneinde een ongeregelde toestroom van Nederlanders te voorkomen. Met dit onderdeel wordt het beoogde toepassingsbereik alsnog gerealiseerd.

Daarbij is tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 1a, tweede lid, te vereenvoudigen onder gelijktijdige aanpassing van het toepassingsbereik ervan.

In het oorspronkelijk voorgestelde tweede lid was bepaald dat de Wet toelating en uitzetting BES in afwijking van het eerste lid niet van overeenkomstige toepassing was op Nederlanders die op dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland waren geboren, indien die wet niet van toepassing was op beide ouders of indien die wet niet van toepassing was op de moeder, in geval het kind alleen een moeder had.

Deze kinderen zouden daarmee worden aangemerkt als eilandskind van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, hoewel niet daar, maar elders binnen het Koninkrijk geboren.

Van de zijde van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is erop gewezen dat de oorspronkelijke bepaling tot gevolg zou hebben dat het Nederlandse kind met hetzij een Nederlandse moeder en een vader van vreemde nationaliteit, hetzij met een Nederlandse vader en een moeder van vreemde nationaliteit niet wordt aangemerkt als eilandskind.

Dat zou kunnen worden gezien als een onvoldoende te rechtvaardigen onderscheid ten opzichte van het Nederlandse kind van welk zowel de vader als de moeder de Nederlandse nationaliteit bezit en dat wel als eilandskind worden aangemerkt.

In al die gevallen gaat het om een Nederlands kind dat via een of beide ouders een band heeft met een eilandskind van Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Zonder de voorgestelde wijziging zou ook een ongerechtvaardigd onderscheid worden gemaakt ten opzichte van het Nederlandse kind dat alleen een moeder heeft die eilandskind is, ten opzichte van een Nederlands kind dat wel een Nederlandse moeder heeft die eilandskind is, maar het kind ook een vader heeft, zij het van vreemde nationaliteit.

Daarom is het tweede lid in die zin aangepast dat de Wet toelating en uitzetting BES niet van overeenkomstige toepassing is indien, voor zover hier van belang, die wet niet op de vader of de moeder van het kind van toepassing is. In geval het Nederlandse kind als eilandskind wordt aangemerkt, is de Wet toelating en uitzetting BES niet van toepassing, terwijl in geval het Nederlandse kind niet als eilandskind wordt aangemerkt dat kind voor verblijf in de openbare lichamen een toelating behoeft die van rechtswege moet worden toegekend of bij vergunning verleend.

B

Het vijfde lid van artikel 2t strekt ertoe te voorkomen dat Nederlanders als gevolg van artikel 1a worden onderworpen aan een grondige controle bij de inreis of ook de uitreis, doordat is bepaald dat in afwijking van artikel 1a het eerste lid niet van overeenkomstige toepassing is op Nederlanders. Nederlanders worden op grond van artikel 2s als regel slechts onderworpen aan een minimale controle.

C

Onderdeel e van artikel 2v, tweede lid, houdt verband met het in de Caribische delen van het Koninkrijk in gebruik zijnde bewijs van inschrijving in de basisadministratie persoonsgegevens, aangeduid als sédula, en waarmee het voor legale ingezetenen mogelijk was om tussen de Caribische delen te reizen zonder in het bezit te zijn van een geldig document voor grensoverschrijding. Hoewel dit document de vorm heeft van een kaart, en het daarom fysiek al niet mogelijk is om daarop stempels betreffende de inreis of ook de uitreis te plaatsen, is voor de duidelijkheid bepaald dat geen stempels worden aangebracht op een sédula waarvan een Nederlander houder is. Als gevolg van deze bepaling is het ook niet nodig en is het ook niet de bedoeling om in die gevallen stempels betreffende de inreis of uitreis te plaatsen op een afzonderlijk blad.

Deze uitzondering op de stempelplicht is niet van toepassing op de sédula waarvan een vreemdeling houder is. De sédula geldt ten aanzien van vreemdelingen immers tijdelijk, dat wil zeggen tot de invoering van de Nederlandse identiteitskaart voor uitsluitend Nederlanders in de openbare lichamen en de gelijktijdige invoering van afzonderlijke verblijfsdocumenten voor vreemdelingen ter vervanging van de sédula, slechts als verblijfsdocument. Vreemdelingen behoeven daarom voor het reisverkeer als regel een nationaal document voor grensoverschrijding naast hun sédula.

D

Ingevolge artikel 2v, tweede lid, onderdeel d, geldt de stempelplicht niet voor, voor zover hier van belang, documenten voor grensoverschrijding van personen die uit hoofde van door deze wet gestelde regels niet aan grenscontroles zijn onderworpen. Zodanige regels waren nog niet opgenomen. Het onderhavige artikel 2x, eerste lid, voorziet daarin.

De artikelen 2s en 2t voorzien in een algemene controleplicht van personen bij grensoverschrijding. Voor de uitzonderingen daarop is in artikel 2x is aangesloten bij de ontheffing van de stempelplicht, voorzien in artikel 2v, tweede lid, onderdelen a en b. Het betreft de documenten voor grensoverschrijding van staatshoofden en hoogwaardigheidsbekleders wier aankomst vooraf langs diplomatieke weg officieel is aangekondigd en voorts de ‘crew member licenses’ en ‘crew member certificates’ van piloten en bemanningsleden (eerste lid, onderdelen a en b).

Met het oog op de beschrijving van de overige categorieën is in artikel 2x, eerste lid, onderdeel c, een delegatiebepaling opgenomen, in verband met de voorziene gedetailleerdheid van de vast te stellen regeling, namelijk een regeling naar analogie van de bijlage VII van de Schengengrenscode (Bijzondere regels voor bepaalde categorieën personen) . Die bijzondere categorieën betreffen staatshoofden en piloten en bemanningsleden van vliegtuigen. Zij worden in beginsel niet onderworpen aan grenscontroles en mitsdien evenmin aan de stempelplicht. Voor houders van diplomatieke, officiële dan wel dienstpaspoorten en leden van internationale organisaties geldt ingevolge bedoelde bijlage een voorrangsregeling bij de afhandeling van de grenscontrole.

Het tweede lid strekt ertoe om bij gedelegeerde regelgeving specifieke grenscontrolevoorschriften te kunnen vaststellen ten aanzien van de bij of krachtens het eerste lid aangewezen categorieën van personen, de grenscontroles voor de verschillende soorten grenzen en de vervoermiddelen die voor de overschrijding van de grenzen van de openbare lichamen worden gebruikt, naar analogie van de bijlage VI bij de Schengengrenscode (Specifieke voorschriften voor de verschillende soorten grenzen en de verschillende vervoermiddelen die voor de overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten worden gebruikt). Gelet op de voorziene omvang en gedetailleerdheid van de vast te stellen voorschriften is ook hier gekozen voor neerlegging ervan in gedelegeerde regelgeving.

E
Concentratie van rechtsbescherming

Met dit onderdeel wordt een omissie hersteld bij de vaststelling van artikel 22k. In de opsomming van artikel 22k, eerste lid, is alsnog de weigering van de toegang opgenomen.

Aangezien aan vreemdelingen, die niet aan de voorwaarden voor toegang voldoen, de toegang wordt of kan worden geweigerd op grond van artikel 2r en daarbij tegelijk een vrijheidsbeperkende of vrijheidontnemende maatregel kan worden opgelegd, is het wenselijk dat de rechter in voorkomend geval tegelijk met het beroep tegen de vrijheidsbeperkende of vrijheidontnemende maatregel ook de weigering van de toegang kan beoordelen. Het is daarom niet wenselijk dat er op het moment van het beroep tegen de vrijheidsbeperkende of vrijheidontnemende maatregel nog een bezwaarschrift aanhangig is tegen de weigering van de toegang. Met onderhavige aanpassing wordt dat laatste voorkomen.

F

Deze aanpassing strekt ertoe een verschrijving te herstellen in artikel 22r. In plaats van naar artikel 22k, tweede lid, wordt thans juister verwezen naar artikel 22r, derde lid. Een inhoudelijke wijziging is hiermee niet beoogd.

HOOFDSTUK 12. MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Artikel 12.1 (wijziging van de Arbeidsgeschillenwet 1946 BES)

De tekst van artikel 17 wordt opnieuw vastgesteld omdat de onderverdeling in drie leden niet opgenomen in de op 15 december 2008 vastgestelde tekst van de Arbeidsgeschillenlandsverordening waardoor de in de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba opgenomen wijzigingsopdracht met betrekking tot dit artikel niet correct kon worden uitgevoerd.

Artikel 11.3 (wijziging van de Arbeidswet 2000 BES)

De wijzigingen in artikel 1 en 34 betreffen technische correcties.

Artikel 11.4 (wijziging van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES)

De wijziging in artikel 2a betreft een technische correctie.

Artikel 11.5 (wijziging van de Wet minimumlonen BES)

De wijziging van artikel 13 is toegelicht in Kamerstukken II 2009/10, 32 428, nr. 3, blz. 12 en 13.

De wijzigingen van artikel 19 betreffen een technische correctie.

Artikel 11.6 (wijziging van de Pensioenwet BES)

De wijzigingen van deze artikelen zijn toegelicht in Kamerstukken II 2009/10, 32 428, nr. 3, blz. 16 t/m 28.

Nieuw is de definitie van het begrip ‘transitiedatum’ in artikel 1 dat relevant is voor de artikelen 30, 31 en 32.

In aanvulling op de toelichting op artikel 30 kan worden opgemerkt dat het zesde lid kan vervallen omdat de inhoud ervan in het eerste en tweede lid van artikel 31 wordt uitgewerkt.

In aanvulling op de toelichting op artikel 32 kan worden opgemerkt dat er het derde lid is toegevoegd omdat de zinsnede ‘boven het vereist eigen vermogen’ in artikel 14b, eerste lid, onderdeel b en c pas betekenis kan krijgen bij de inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot het vereist eigen vermogen, dat wil zeggen na drie jaar.

Het vierde lid regelt de latere inwerkingtreding van de twee genoemde artikelen. De inwerkingtredingsdatum is gedefinieerd in artikel 1 als de transitiedatum.

Artikel 11.7 (wijziging van de Wet op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES)

In de tekst van de artikelen 2 en 11 is de term «eilandsbesluit houdende algemene maatregelen» alsnog vervangen door het begrip eilandsverordening.

Bij nader inzien is ervoor gekozen de oorspronkelijke term landsbesluit in artikel 3, eerste lid, en 12, vierde lid, alsnog te vervangen door de term eilandsverordening in plaats van door de term algemene maatregel van bestuur.

Geconstateerd is dat artikel 18 kan vervallen omdat dat een uitgewerkte bepaling van overgangsrecht betreft.

Artikel 11.9 (wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen BES)

Met dit artikel wordt de Wet arbeid vreemdelingen BES (Wav BES), zoals deze luidt na de wijzigingen op grond van artikel 11.23 van de ABES, op enkele onderdelen aangepast.

Op grond van artikel 2 van de Wav BES is het een werkgever verboden een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. In artikel 3 van de Wav BES is bepaald dat dit verbod niet van toepassing is op een vreemdeling die ingevolge de Wet toelating en uitzetting BES (Wtu BES) van rechtswege toelating tot verblijf heeft in de openbare lichamen. Op grond van de definitie van het begrip vreemdeling in artikel 1 van de Wav BES worden ook Nederlanders aangemerkt als vreemdeling. Ingevolge artikel 1a in samenhang met artikel 3, vijfde en zesde lid, van de Wtu BES hebben namelijk ook enkele groepen Nederlanders onder bepaalde voorwaarden van rechtswege toelating tot de openbare lichamen. De verwijzing in artikel 3 van de Wav BES naar de Wtu BES is dienovereenkomstig aangepast (Onderdeel B).

Op grond van artikel 5 van de Wav BES wordt een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning niet in behandeling genomen, indien het een arbeidsplaats betreft waarvan de beschikbaarheid niet ten minste vijf weken vóór het indienen van de aanvraag is gemeld aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de arbeid uitsluitend of in hoofdzaak wordt of zal worden verricht. Daarnaast wordt op grond van artikel 8 van de Wav BES een tewerkstellingsvergunning geweigerd indien voor het doen verrichten van de arbeid waarop de tewerkstellingsvergunning betrekking heeft arbeidskrachten op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn. De voorgestelde wijzigingen van de Wav BES strekken ertoe dat de minister in niet te voorziene buitengewone omstandigheden van deze bepalingen kan afwijken. Als voorbeeld kan genoemd worden de situatie dat meerdere arbeidskrachten tegelijkertijd afwezig zijn, bijvoorbeeld door ziekte.

Een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning kan eveneens onmiddellijk in behandeling worden genomen, indien op voorhand duidelijk is dat vanwege het specifieke karakter van de werkzaamheden op de lokale arbeidsmarkt geen arbeidskrachten beschikbaar zijn (Onderdelen C en F).

Daarnaast wordt in de Wav BES geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur, die per openbaar lichaam kan verschillen, in een aantal specifieke situaties kan worden afgeweken van de verplichting om de vacature vooraf te melden aan het eilandsbestuur en van de weigeringsgrond dat op de lokale arbeidsmarkt arbeidskrachten beschikbaar zijn. Van de bepalingen kan onder andere worden afgeweken ten behoeve van beschermingzoekers die een aanvraag doen tot het verlenen verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (Onderdelen C en F).

In artikel 5 van de Wav BES wordt geregeld dat op een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning uiterlijk binnen vijf weken na ontvangst wordt beslist (Onderdeel C).

In artikel 7 van de Wav BES wordt geregeld dat de tewerkstellingsvergunning voor een termijn van maximaal drie jaar wordt afgegeven. Daarnaast wordt bepaald dat de totale vergunningsduur, met inbegrip van de verlengingen, de termijn van drie jaar niet mag overschrijden (Onderdeel E).

De arbeidsmarkttoets zal worden uitgevoerd door het eilandsbestuur. Dit houdt in dat het eilandsbestuur beoordeelt of er lokaal aanbod beschikbaar is (artikel 8, eerste lid, onderdeel a). Dit geschiedt met name op basis van de kennis die het eilandsbestuur heeft in het kader van de arbeidsbemiddeling naar aanleiding van de vacaturemelding door de werkgever voorafgaand aan aanvraag van de tewerkstellingsvergunning (artikel 5, vijfde lid, onderdeel c, van de Wav BES) (Onderdeel F).

Verder zijn enkele wijzigingen van redactionele aard opgenomen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,


XNoot
1

Alleen voor mensen die op of na 1 januari 1998 deelnemer zijn geworden, komt de indexatie volledig voor rekening van het APNA.

Naar boven