TOELICHTING
Algemeen
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt ook de landelijke voorziening (artikel
7.6 Wabo) operationeel. Deze landelijke voorziening wordt verder in deze toelichting aangeduid als het omgevingsloket.
Via dit digitale omgevingsloket kunnen aanvragers van een omgevingsvergunning een aanvraag langs elektronische weg indienen
bij het bevoegd gezag, dat de aanvraag eveneens via het loket kan behandelen.
Een aanvrager om een omgevingsvergunning is verplicht om bij het indienen van een digitale aanvraag gebruik te maken van de
aanvraagmodule van het omgevingsloket (artikel 1.2, eerste lid, Regeling omgevingsrecht (Mor)). In dat geval worden ook de
daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden in principe langs elektronische weg aangeleverd (artikel 4.3, tweede lid, Besluit
omgevingsrecht (Bor)). Het bevoegd gezag moet een elektronische aanvraag in ontvangst nemen (artikel 4.3, eerste lid, Bor).
Het bevoegd gezag kan de aanvraag via de behandelmodule van het omgevingsloket behandelen, maar is daartoe niet verplicht.
Het bevoegd gezag kan er ook voor kiezen de aanvraag te behandelen via het eigen digitale systeem in zijn backoffice. Na de
beslissing op de aanvraag vindt de archivering van de stukken in alle gevallen plaats in het eigen digitale systeem. Het omgevingsloket
bevat geen archieffunctie.
Op grond van artikel 7.6, derde lid, van de Wabo draagt de minister zorg voor de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging
van het omgevingsloket. De minister zal er alles aan doen om het omgevingsloket draaiend te houden en te zorgen dat gegevens
niet zoekraken of verminkt worden. Deze inspanningsverplichting geldt gedurende de gehele periode dat de aanvraag of de melding
met daarbij behorende gegevens en bescheiden op het omgevingsloket staat.
Het bevoegd gezag krijgt de beschikking over een eigen domein binnen het omgevingsloket en is verantwoordelijk voor het beheer
van de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bij hem worden ingediend (artikel 1.2, derde
lid, Mor). Beheer van de gegevens in het omgevingsloket omvat in ieder geval de verlening en beperking van toegang tot die
gegevens met betrekking tot de aanvraag en de zorg voor archiefbescheiden. De zorgplicht van de minister betreft het in werking
houden van het omgevingsloket als zodanig.
In de onderhavige regeling, die is gebaseerd op artikel 4.3, vierde lid, van het Bor, zijn de verantwoordelijkheden van de
minister en van het bevoegd gezag voor de respectievelijke onderdelen van het omgevingsloket vastgelegd. Het is een regeling
die het kader voor de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van het omgevingsloket aangeeft. Een verdere gedetailleerde
uitwerking van de wederzijdse verplichtingen van de minister en het bevoegd gezag zal wat betreft de gemeenten en provincies
plaatsvinden in een Service Level Agreement. Deze zal voor het einde van 2010 door partijen worden geaccordeerd.
De regeling heeft geen betrekking op de werking van de aan het omgevingsloket gerelateerde e-bouwstenen, zoals DigiD, e-herkenning
en berichtenbox, omdat die niet onder de bevoegdheid van de minister vallen. Er zullen wel afspraken met de betrokken partijen
worden gemaakt over de beschikbaarheid van deze functionaliteiten. De regeling bevat uitsluitend verplichtingen voor de minister
en het bevoegd gezag en heeft daarom geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers of het bedrijfsleven.
Ten aanzien van de inhoud van de regeling heeft afstemming plaatsgevonden met het IPO en de VNG, alsmede met de ministeries
die eigenaar zijn van wet- en regelgeving die is geïntegreerd in dan wel aangehaakt aan de Wabo.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In algemene zin kan voor de in deze regeling gebruikte begrippen worden aangesloten bij de begripsomschrijvingen van de Wabo
en het Bor, die doorwerken in deze regeling. In artikel 1 zijn enkele begrippen die in de Wabo en het Bor als zodanig niet
voorkomen nader omschreven. Nieuw zijn de begripsomschrijvingen van calamiteit, helpdesk, minister, werkdag en werkuur. Het
begrip ‘minister’ is opgenomen omdat in de context van de Wabo en het Bor wordt gesproken over ‘Onze Minister’ hetgeen op
het niveau van deze regeling niet wenselijk is. De helpdesk ter ondersteuning van het bevoegd gezag voor vragen over het omgevingsloket
is ondergebracht bij het Agentschap NL (voorheen: SenterNovem). De definitie van werkuur is opgenomen in verband met de snelheid
waarmee eventuele storingen worden verholpen. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 4 en 5 van de regeling.
Artikel 2
In artikel 7.6, derde lid, van de Wabo is de zorgplicht van de minister voor het functioneren van het omgevingsloket als digitaal
systeem neergelegd. De minister moet ervoor zorgen dat het omgevingsloket als technisch en juridisch systeem up-to-date is.
Dit omvat de zorg voor een vergunningcheck, een elektronisch aanvraagformulier en een behandelmodule. Deze verantwoordelijkheid
is verder uitgewerkt in de artikelen 4 tot en met 6 van deze regeling.
In artikel 2, eerste lid, is bepaald dat de minister het bevoegd gezag ondersteunt bij het aansluiten en in gebruik nemen
van het omgevingsloket. In de loop van 2009 zijn steeds meer gemeenten, provincies en andere overheidsinstanties aangesloten
op het omgevingsloket. Hierbij zijn zij zo nodig actief ondersteund door het Agentschap NL. Begin 2010 was de situatie zo
dat alle bovengenoemde overheidsinstanties zijn aangesloten op het omgevingsloket. Zodoende hebben zij tot 1 oktober 2010
met het omgevingsloket kunnen oefenen en daarmee ervaring kunnen opdoen.
Op grond van artikel 2, tweede lid, draagt de minister zorg voor de instandhouding van de helpdesk. De helpdesk zal voor het
bevoegd gezag als centraal aanspreekpunt fungeren voor vragen en bij storingen. Hij is per e-mail bereikbaar en verder, op
iedere werkdag van 09.00 – 12.00 uur, telefonisch. Voor de aanvrager fungeert het bevoegd gezag als eerste aanspreekpunt bij
vragen over het doen van een digitale aanvraag.
In het derde lid zijn de samenwerkingsverbanden geregeld.
Op strategisch niveau zal overleg plaatsvinden tussen de minister (als eigenaar van het loket) en de eigenaren van de betrokken
wet- en regelgeving die is geïntegreerd in dan wel aangehaakt aan de Wabo. Daarnaast zullen in ieder geval IPO, VNG (vertegenwoordigers
van de uitvoerende overheden) en het Ministerie van BZK (e-overheid) aan dit overleg deelnemen. In dit overleg zullen onder
andere aan de orde komen:
a. de doelstellingen en reikwijdte van de Wabo en de gevolgen daarbij voor het omgevingsloket (wat gaat er in de toekomst vallen
onder de Wabo);
b. het jaarplan en de meerjarenraming voor de Wabo;
c. knelpunten in de uitvoering die op tactisch of operationeel niveau niet opgelost zijn.
Op tactisch niveau zal het strategisch overleg ambtelijk worden voorbereid.
Op operationeel niveau zullen twee gebruikersoverleggen worden ingericht. Een voor branchepartijen (Stadswerk, Vereniging
BWT Nederland, Vereniging Milieu, Nibra, Federatie Welstand etc.) en een voor de uitvoerende overheden (gemeenten, provincies
en namens het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder andere de Dienst Regelingen).
Artikel 3
In artikel 3 is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor zijn deel van het omgevingsloket neergelegd. Het bevoegd
gezag is in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo gedefinieerd. Het betreft het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen
van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
De verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag omvat in de eerste plaats het aansluiten van de eigen digitale systemen op het
omgevingsloket. Daarna dient het bevoegd gezag zorg te dragen voor de continuïteit van die aansluiting. Hierover vindt overleg
met de softwareleveranciers plaats.
Het verlenen en beperken van toegang tot de gegevens is verder uitgewerkt in artikel 3, tweede lid. Op grond van dit artikellid
is het bevoegd gezag verplicht een lokale beheerder aan te wijzen die belast is met het opstellen van een autorisatietabel
waarin op functieniveau is vermeld wie toegang heeft tot het omgevingsloket. Het verlenen van toegang heeft niet alleen betrekking
op ambtenaren binnen het bevoegd gezag, maar ook op externe adviesinstanties.
Daarnaast omvat het beheer van gegevens en bescheiden ook het zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens als bedoeld in de Wet
bescherming persoonsgegevens. Artikel 1.2, vierde lid, van de Mor heeft hierop betrekking. In paragraaf 2.3 van het algemeen
deel van de toelichting op de Mor is uitgebreid aandacht besteed aan de bescherming van persoonsgegevens. Kortheidshalve wordt
hiernaar verwezen.
In het derde en vierde lid is de einddatum bepaald waarop het bevoegd gezag de stukken die betrekking hebben op een aanvraag
om een omgevingsvergunning of op een melding die via het omgevingsloket is gedaan – het kan hier gaan om een melding als bedoeld
in artikel 8.41 van de Wet milieubeheer of artikel 2.12.1 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken – , moet verwijderen
van het omgevingsloket. Deze stukken zullen derhalve binnen drie maanden nadat het besluit op de aanvraag is genomen respectievelijk
de melding is ontvangen door het bevoegd gezag moeten worden overgezet naar het digitale archief van het bevoegd gezag. Het
omgevingsloket heeft geen archieffunctie. Voor het overzetten van de gegevens is het bevoegd gezag zelf verantwoordelijk.
Te zijner tijd zal er drie maanden na het nemen van het besluit op de aanvraag respectievelijk de ontvangst van de melding
een signaal uitgaan naar het bevoegd gezag om de stukken te verwijderen. Verwijdering van aanvragen en meldingen zal niet,
ook niet nadat de signalering actief is, plaatsvinden dan nadat daarover met het bevoegd gezag gecommuniceerd is.
De verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor het beheer van de gegevens en bescheiden die zijn opgenomen in het deel
van het omgevingsloket dat hem ter beschikking staat, is geregeld in artikel 1.2, derde lid, van de Mor.
Artikelen 4 en 5
In artikel 4, eerste lid, is bepaald dat het omgevingsloket zeven dagen per week gedurende 24 uur per dag beschikbaar is.
Dit betreft de beschikbaarheid in algemene zin, dus zowel voor het bevoegd gezag als burgers en bedrijven. Alleen bij een
calamiteit, uitvoering van releaseonderhoud of een storing zal het omgevingsloket niet beschikbaar zijn. Onder een calamiteit
vallen storingen die veroorzaakt worden buiten het omgevingsloket, bijvoorbeeld het uit de lucht zijn van een nevensysteem,
zoals DigiD, of internet. In geval van een calamiteit treedt een calamiteitenprocedure in werking, die verder zal worden uitgewerkt
in de reeds in het algemeen deel van deze toelichting genoemde Service Level Agreement.
Het loket is beschikbaar als de gebruiker de volledige functionaliteit van het loket kan gebruiken. In alle andere gevallen
is sprake van niet-beschikbaarheid. De minister dient ervoor zorg te dragen dat een storing binnen vier werkuren wordt verholpen.
Dit betekent dat een storing die is ontstaan op een maandag om 17.50 uur op dinsdag om 11.50 uur moet zijn verholpen. Een
storing die is ontstaan op een zaterdag of zondag zal op maandag voor 12.00 uur moeten zijn verholpen.
In artikel 4, derde lid, is geregeld dat de wijzigingen in technische aansluitvoorwaarden zes maanden voor ingebruikneming
worden aangekondigd. Daaronder valt het wijzigen van de versie van het berichtenverkeer, zoals de gehanteerde StUF versie,
en de beschikbare webservices.
In artikel 5 is de termijn voor het zekerstellen van gegevens geregeld. Dit heeft betrekking op de aanvragen en meldingen
in het loket en de daarbij behorende gegevens en bescheiden, de gegevens met betrekking tot berichtenverkeer en op de behandelmodule.
Het zekerstellen van gegevens geschiedt door het maken van back-ups.
Artikel 6
Dit artikel heeft betrekking op de beveiliging van het omgevingsloket. De in dit artikel opgenomen eisen zijn deels ontleend
aan artikel 13 van de Dienstenregeling centraal loket en interne markt informatiesysteem (Stcrt. 2009, 18558). De minister zal de nodige technische en organisatorische maatregelen treffen om aan deze eisen te voldoen. Dit wordt geregeld
in de reeds eerder genoemde Service Level Agreement.
Artikel 7
De in artikel 7 opgenomen verdeling van de financiering van de kosten vloeit voort uit de in deze regeling opgenomen verdeling
van verantwoordelijkheden tussen de minister en het bevoegd gezag. De minister neemt de financiering van de kosten van de
artikelen 2 en 4 tot en met 6 voor zijn rekening. Het bevoegd gezag neemt de financiering van de kosten van de uitvoering
van artikel 3 voor zijn rekening. Overigens wordt erop gewezen dat de kosten voor het aanpassen van ICT-systemen onderdeel
uitmaken van (incidentele) invoeringskosten Wabo waarvoor de gemeenten en provincies een bijdrage hebben ontvangen. In dit
kader hebben de gemeenten eenmalig € 62 miljoen en de provincies eenmalig € 9 miljoen ontvangen.
Als uitvoerend orgaan/gebruiker van het omgevingsloket zullen gemeenten en provincies bepaalde wensen hebben ten aanzien van
het loket. Dit kunnen wensen zijn op het gebied van samenwerking tussen overheden maar ook wensen die te maken hebben met
werkprocessen, documentenstroom of ICT-ontwikkelingen. Deze wensen brengen zij in, in het gebruikersoverleg waarin zij zijn
vertegenwoordigd. In het strategisch overleg zal vervolgens worden besloten wie hiervoor de kosten moet dragen. Dit kan zijn
de desbetreffende gemeente of provincie, dan wel, afhankelijk van de prioriteiten en de financiële middelen, de minister.
Dit hangt samen met het principe van kostentoerekening voor aanpassingen van het omgevingsloket dat eveneens op rijksniveau
zal worden gehanteerd.
Daarnaast (en hiervoor worden geen kosten in rekening gebracht) hebben de gemeenten en provincies mogelijkheden om ten aanzien
van verordeningen hun zogeheten ‘couleur locale’ in te stellen.
Artikel 8
De regeling treedt, net als de overige wet- en regelgeving met betrekking tot de Wabo, op 1 oktober 2010 in werking. Dit is
een van de zogeheten vaste verandermomenten die in het kader van het kabinetsbeleid worden gehanteerd. Op grond van dat beleid
dient de bekendmaking van een wettelijke regeling uiterlijk twee maanden voor de inwerkingtreding daarvan plaats te vinden.
Bij de onderhavige regeling is dat niet het geval. Hiermee wordt gebruikgemaakt van de uitzondering die het systeem van vaste
verandermomenten biedt ten aanzien van regelgeving, bij spoedige inwerkingtreding waarvan de doelgroepen gebaat zijn en waarvan
de voorbereiding gepaard is gegaan met uitgebreide voorlichtingstrajecten en afspraken met die doelgroepen (Kamerstukken II
2009/2010, 29 515, nr. 309).
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.C. Huizinga-Heringa.