Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2009, 18558 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2009, 18558 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 6, 8 en 21 van richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376), de beschikking 2009/739/EG van de Commissie van 2 oktober 2009 tot vaststelling van de praktische regels voor de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI van richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376), en de artikelen 10, 13, tweede lid, 14, tweede lid, artikel 21, 52 en 60 van de Dienstenwet, artikel 8, van het Dienstenbesluit centraal loket en artikel 2:15, eerste lid, tweede volzin, van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
een beveiligde elektronische postbus die deel uitmaakt van de elektronische omgeving van het centraal loket;
gegevens die toegang verschaffen tot een berichtenbox;
een applicatie die toegankelijk is via de website die deel uitmaakt van het centraal loket en geschikt is om met handmatige invoering van toegangsgegevens toegang te verschaffen tot een berichtenbox;
gegevens waarmee ten behoeve van verzending of ontvangst van procedureberichten op een voor dienstverrichters en bevoegde instanties bruikbare wijze een berichtenbox langs elektronische weg geïdentificeerd kan worden;
het geheel van standaarden, bedoeld in paragraaf 1 van de bijlage bij deze regeling, waarvan het gebruik voorwaarde is om geautomatiseerde uitwisseling van procedureberichten mogelijk te maken tussen een systeem voor gegevensverwerking van een bevoegde instantie buiten het centraal loket en een berichtenbox waar zij toegang tot heeft;
een voorziening met behulp waarvan een dienstverrichter die toegang tot een voor hem aangemaakte berichtenbox heeft, die toegang kan uitbreiden en ongedaan maken voor personen die voor hem of haar werkzaam zijn en voor anderen die in zijn of haar opdracht betrokken zijn bij de afwikkeling van procedures en formaliteiten;
een door een bevoegde instantie vastgesteld formulier dat op procedures en formaliteiten betrekking heeft en waarbij met betrekking tot dit formulier is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Dienstenbesluit centraal loket;
een applicatie die het geheel aan door bevoegde instanties langs elektronische weg toegankelijk gemaakte complexe webformulieren en informatie, bedoeld in de artikelen 8 en 19 van de Dienstenwet, samenhangend categoriseert met behulp van metagegevens;
een applicatie met behulp waarvan een bevoegde instantie metagegevens over door hem langs elektronische weg toegankelijk gemaakte complexe webformulieren en informatie, bedoeld in de artikelen 8 en 19 van de Dienstenwet, aanmaakt en beschikbaar stelt voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie;
een testversie van de berichtenbox waar een bevoegde instantie onder voorwaarden tot uiterlijk de inwerkingtreding van deze regeling toegang kon verkrijgen;
beschikking van de Commissie van 2 oktober 2009 tot vaststelling van de praktische regels voor de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 263).
1. Een berichtenbox kan worden aangemaakt voor een dienstverrichter of een bevoegde instantie.
2. Een dienstverrichter of een bevoegde instantie kan toegangsgegevens verkrijgen.
3. Een dienstverrichter of een bevoegde instantie die over een berichtenbox en daarop betrekking hebbende toegangsgegevens beschikt, kan via de webinterface berichtenbox toegang tot die berichtenbox verkrijgen.
Een bevoegde instantie die via de webinterface berichtenbox toegang tot een berichtenbox heeft, wordt daarnaast de mogelijkheid geboden tot diezelfde berichtenbox toegang te verkrijgen door middel van een koppelvlak voor procedureberichten.
Een dienstverrichter of een bevoegde instantie met toegang tot een berichtenbox, heeft:
a. de beschikking over adresseringsgegevens met betrekking tot die berichtenbox;
b. via die berichtenbox toegang tot een lijst met adresseringsgegevens van alle berichtenboxen die voor bevoegde instanties zijn aangemaakt.
1. Een dienstverrichter met toegang tot een berichtenbox kan:
a. daarin een procedurebericht invoegen of opstellen;
b. van daaruit een procedurebericht verzenden naar een berichtenbox toegankelijk voor een bevoegde instantie;
c. daarin een procedurebericht ontvangen;
d. daarmee een ontvangen procedurebericht inzien, vernietigen of ongewijzigd overbrengen naar een systeem voor gegevensverwerking buiten het centraal loket.
2. Een dienstverrichter met toegang tot een berichtenbox, krijgt een afschrift in zijn berichtenbox van een procedurebericht dat hij verzendt. Op een afschrift is het eerste lid, onderdeel d, van overeenkomstige toepassing.
3. Een dienstverrichter met toegang tot een berichtenbox die een procedurebericht ontvangt, krijgt daarmee tevens de beschikking over de adresseringsgegevens van de berichtenbox van waaruit het bericht is verzonden.
1. Een bevoegde instantie met toegang tot een berichtenbox kan van daaruit een procedurebericht verzenden naar een berichtenbox toegankelijk voor een dienstverrichter of een bevoegde instantie.
2. Artikel 5, eerste lid, onderdelen a, c en d, het tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een bevoegde instantie met toegang tot een berichtenbox.
1. Indien een dienstverrichter of bevoegde instantie een procedurebericht vanuit een berichtenbox naar een andere berichtenbox zendt, wordt binnen het centraal loket het tijdstip geregistreerd waarop dat bericht de andere berichtenbox bereikt en wordt dit tijdstip op een voor de ontvanger toegankelijke wijze aan het desbetreffende bericht gehecht.
2. Bij een registratie van een tijdstip als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval tevens geregistreerd de berichtenbox van waaruit het procedurebericht is verzonden.
Indien een verzonden procedurebericht een berichtenbox bereikt, wordt vanuit die berichtenbox een automatisch aangemaakt bericht verzonden naar een systeem voor gegevensverwerking van de bevoegde instantie of dienstverrichter die toegang tot die berichtenbox heeft, met de mededeling dat een nieuw bericht in die berichtenbox aanwezig is.
1. De vernietigingstermijn, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Dienstenwet, wordt gesteld op vijf jaren te rekenen vanaf de aanwezigheid van een bericht in een berichtenbox. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder bericht tevens een afschrift van een bericht verstaan.
2. Het centraal loket is zodanig ingericht dat ten minste zes weken voorafgaand aan een vernietiging van een bericht, bedoeld in het eerste lid, een automatisch aangemaakt bericht naar die berichtenbox wordt verzonden, waarin die vernietiging wordt aangekondigd.
3. Bij de vernietiging van een bericht, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens het bericht van aankondiging, bedoeld in het tweede lid, vernietigd.
1. Er is een machtigingsvoorziening berichtenbox beschikbaar, waarvan een dienstverrichter met toegang tot een berichtenbox gebruik kan maken via de website die deel uitmaakt van het centraal loket.
2. Met behulp van een machtigingsvoorziening berichtenbox kan een dienstverrichter die toegang tot een voor hem aangemaakte berichtenbox heeft, een persoon die voor hem werkzaam is of een ander die in zijn opdracht betrokken is bij de afwikkeling van procedures en formaliteiten eveneens toegang tot die berichtenbox verschaffen met andere toegangsgegevens dan waarover de dienstverrichter zelf beschikt.
3. Een dienstverrichter kan de toegang tot een berichtenbox voor de persoon of ander, bedoeld in het tweede lid, ongedaan maken.
1. Er is een verwijzingscatalogus loketinformatie beschikbaar met behulp waarvan een complex webformulier kan worden ontsloten via de website die van het centraal loket deel uitmaakt.
2. Er is een hulpvoorziening loketinformatie beschikbaar, waarvan een bevoegde instantie gebruik kan maken om metagegevens met betrekking tot een complex webformulier aan te maken en beschikbaar te stellen voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie.
1. Een kritische functie van het centraal loket is gedurende ieder kalenderjaar ten minste 99,7 procent van de tijd beschikbaar.
2. Onder een kritische functie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan een functie met betrekking tot het centraal loket, bedoeld in artikel 2, derde lid, of één van de functies, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 8.
3. De tijdsduur gedurende welke een kritische functie als bedoeld in het tweede lid, niet beschikbaar is, blijft bij de berekening van het percentage, bedoeld in het eerste lid, buiten beschouwing, indien dit het gevolg is van een calamiteit of van een geplande uitvoering van onderhoud, vervanging of uitbreiding met betrekking tot het centraal loket.
4. Bij een geplande uitvoering van onderhoud, vervanging of uitbreiding met betrekking tot het centraal loket, zijn de kritische functies van dit loket gedurende die uitvoering ten hoogste tweemaal per kalendermaand in de nachten van zaterdag op zondag tussen 01.00 uur en 07.00 uur niet beschikbaar.
De nodige maatregelen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het centraal loket, bedoeld in artikel 7, eerste tot en met derde lid, van het Dienstenbesluit centraal loket hebben in ieder geval betrekking op:
a. het vaststellen en beschrijven van de functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen, werkzaam voor Onze Minister ten aanzien van het centraal loket, waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de aandachtsgebieden ontwikkeling en exploitatie van het centraal loket en tussen functioneel en technisch beheer daarvan;
b. de beschikbaarheid van de deskundigheid en bekwaamheid waarover de personen binnen de functies, bedoeld onder a, moeten beschikken;
c. de integriteit van voor Onze Minister werkzame personen, bedoeld onder a;
d. de omgeving en ruimtes waarin apparatuur is opgesteld en programmatuur zich bevindt, alsmede de kwaliteit, de installatie, het onderhoud, het configuratiebeheer en de wijze van testen van die apparatuur en programmatuur;
e. de beschikbaarheid, het gebruik en het beheer van middelen die toegang bieden aan daartoe bevoegde personen tot gebouwen en ruimten waar apparatuur en programmatuur die van het centraal loket deel uitmaken, is opgesteld respectievelijk zich bevindt;
f. de bescherming tegen onbevoegde toegang tot apparatuur, programmatuur, verbindingen en daarin aanwezige gegevens tegen aantasting, vernietiging, verlies, wijziging, of onbevoegde verstrekking;
g. het aanmaken van toegangsgegevens en het wijzigen daarvan;
h. het doorgeven van wijzigingen in de aanmeldingsgegevens, bedoeld in de bijlage bij deze regeling;
i. het voorkomen van misbruik van toegang tot een berichtenbox en de mogelijkheden tot herstel, tijdelijke opschorting of definitieve beëindiging van de toegang tot een berichtenbox in geval van misbruik, van dreiging van misbruik, of van verlies van toegangsgegevens;
j. het vaststellen en beschrijven van de functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen betrokken bij de verwerking van persoonsgegevens waarvoor Onze Minister verantwoordelijke is op grond van artikel 16, tweede lid, van de Dienstenwet;
k. het vaststellen en beschrijven van verantwoordelijkheden en te volgen werkprocessen in het geval van een calamiteit, waaronder de beschikbaarheid van uitwijkfaciliteiten voor dat geval.
De artikelen 1 tot en met 9 zijn tevens van toepassing op het via het centraal loket kunnen verzenden en ontvangen van een bijstandsbericht, met dien verstande dat voor ‘een bevoegde instantie’ telkens wordt gelezen Onze Minister, voor ‘dienstverrichter’: zakelijke afnemer, en voor ‘procedurebericht’: bijstandsbericht.
1. Voor een dienstverrichter wordt een berichtenbox aangemaakt en komen toegangsgegevens beschikbaar, indien hij via het centraal loket aan Onze Minister de aanmeldingsgegevens, bedoeld in paragraaf 2 van de bijlage bij deze regeling, verstrekt.
2. Een dienstverrichter waarvoor een berichtenbox is aangemaakt en die over toegangsgegevens beschikt, heeft toegang tot die berichtenbox indien hij zorg draagt voor een verbinding tussen een eigen systeem voor gegevensverwerking en de webinterface berichtenbox.
3. Een dienstverrichter met toegang tot een berichtenbox kan met behulp van de machtigingsvoorziening berichtenbox toegang tot die berichtenbox verschaffen aan een persoon die voor hem werkzaam is of aan een ander die in zijn opdracht betrokken is bij de afwikkeling van procedures en formaliteiten, indien de dienstverrichter de aanmeldingsgegevens, bedoeld in paragraaf 3 van de bijlage bij deze regeling, aan Onze Minister heeft verstrekt.
1. Ten behoeve van een bevoegde instantie wordt een berichtenbox aangemaakt en komen toegangsgegevens beschikbaar om via de webinterface berichtenbox toegang tot die berichtenbox te kunnen verkrijgen, indien een persoon die namens die bevoegde instantie met het realiseren hiervan is belast aan Onze Minister verstrekt:
a. een ondertekend schriftelijk verzoek dat strekt tot aansluiting op het centraal loket via de webinterface berichtenbox;
b. bescheiden waaruit de machtiging om namens de bevoegde instantie het verzoek, bedoeld in onderdeel a, te doen, blijkt of een mededeling dat die bevoegdheid blijkt uit een openbaar register;
c. de aanmeldingsgegevens, bedoeld in paragraaf 4 van de bijlage bij deze regeling.
2. Een bevoegde instantie waarvoor een berichtenbox is aangemaakt en die over toegangsgegevens beschikt, heeft toegang tot die berichtenbox indien zij zorg draagt voor een verbinding tussen een eigen systeem voor gegevensverwerking en de webinterface berichtenbox.
Een bevoegde instantie die met inachtneming van artikel 16 toegang heeft tot een berichtenbox, heeft vervolgens tevens tot die berichtenbox toegang door middel van een aansluiting op het koppelvlak voor procedureberichten, indien:
a. een persoon die namens de bevoegde instantie met het realiseren daarvan is belast, een door hem ondertekende schriftelijk verzoek als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, en een machtiging als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, verstrekt, met dien verstande dat die op een aansluiting op het koppelvlak voor procedureberichten betrekking hebben;
b. zij met inachtneming van de specificaties en kenmerken van dat koppelvlak zorg draagt voor een verbinding die tot stand komt tussen een systeem voor gegevensverwerking waar zij toegang tot heeft en die berichtenbox.
1. Een complex webformulier wordt met behulp van de verwijzingscatalogus loketinformatie ontsloten via de website die van het centraal loket deel uitmaakt, indien een bevoegde instantie:
a. voldoet aan de specificaties en kenmerken, bedoeld paragraaf 5 van de bijlage bij deze regeling, waardoor metagegevens met betrekking tot een complex webformulier worden aangemaakt en beschikbaar worden gesteld voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie;
b. zorg draagt voor een verbinding tussen het systeem voor gegevensverwerking van de bevoegde instantie en het centraal loket, waarbij die verbinding voldoet aan de specificaties en kenmerken van het koppelvlak voor procedureberichten;
c. de verbinding, bedoeld onder b, op zodanige wijze tot stand brengt dat een dienstverrichter die de wens daartoe voldoende kenbaar heeft gemaakt, in diens berichtenbox geautomatiseerd een afschrift van een door hem naar die bevoegde instantie verzonden complex webformulier ontvangt.
2. Een bevoegde instantie kan in plaats van te voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, metagegevens met betrekking tot dat webformulier door middel van de hulpvoorziening loketinformatie aanmaken en beschikbaar stellen voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie.
3. Een bevoegde instantie kan in plaats van te voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, aan Onze Minister schriftelijk meedelen zelf telkens onverwijld zorg te zullen dragen voor het verzenden van een afschrift van een ontvangen complex webformulier naar de berichtenbox van een dienstverrichter, die de wens daartoe voldoende kenbaar heeft gemaakt.
1. Ten behoeve van een goede uitvoering door Onze Minister van de artikelen 7 en 17, onderdelen a, c, en e, van de Dienstenwet, voldoet een bevoegde instantie met betrekking tot de informatie, bedoeld in de artikelen 8 en 19 van de Dienstenwet, aan de specificaties en kenmerken, bedoeld in paragraaf 5 van de bijlage van deze regeling, waardoor metagegevens die op die informatie betrekking hebben worden aangemaakt en beschikbaar worden gesteld voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie.
2. Een bevoegde instantie kan in plaats van te voldoen aan het eerste lid, metagegevens die op de informatie, bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben, aanmaken en beschikbaar stellen voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie met behulp van de hulpvoorziening loketinformatie.
Gebruik van de hulpvoorziening loketinformatie is uitsluitend mogelijk indien een persoon die namens de bevoegde instantie met het realiseren van het gebruik daarvan is belast, een door hem ondertekend schriftelijk verzoek als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, en een machtiging als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, verstrekt, met dien verstande dat die op een aansluiting op de hulpvoorziening loketinformatie betrekking hebben.
Het contactpunt, bedoeld in artikel 55 van de Dienstenwet, vervult in het interne markt informatiesysteem de functionaliteiten van:
a. IMI-coördinator, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringsbeschikking IMI;
b. waarschuwingscoördinator, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Uitvoeringsbeschikking IMI;
c. coördinator, bedoeld in artikel 4, onderdeel d, van de Uitvoeringsbeschikking IMI.
1. Een bevoegde instantie neemt een verzoek als bedoeld in de artikelen 37, 40 of 41 van de Dienstenwet in behandeling door het verzoek via het interne markt informatiesysteem te accepteren of het door te zenden naar een andere bevoegde instantie of naar het contactpunt.
2. Een bevoegde instantie kan via het interne markt informatiesysteem ten aanzien van een verzoek als bedoeld in de artikelen 37, 39 tot en met 41 of 44 van de Dienstenwet aanvullende informatie verzoeken of verzenden.
1. Via het interne markt informatiesysteem kan een bevoegde instantie die betrokken is bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2 van de Dienstenwet ten aanzien van een door hem verzonden kennisgeving als bedoeld in artikel 51 van de Dienstenwet:
a. aanvullende informatie verzenden;
b. informatie opgenomen in deze kennisgeving corrigeren;
c. een voorstel verzenden tot het sluiten van de kennisgeving;
d. zich verzetten tegen een voorstel tot het sluiten van de kennisgeving.
2. Via het interne markt informatiesysteem kan een bevoegde instantie een door hem verzonden kennisgeving als bedoeld in het eerste lid intrekken, indien deze niet voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 51, eerste lid, van de Dienstenwet.
3. Een bevoegde instantie als bedoeld in het eerste lid die op grond van artikel 29, derde lid, of artikel 32, eerste lid, van de richtlijn een kennisgeving ontvangt van een bevoegde instantie uit een andere lidstaat kan via het interne markt informatiesysteem ten aanzien daarvan:
a. aanvullende informatie verzoeken;
b. een voorstel verzenden tot het sluiten van de kennisgeving;
c. zich verzetten tegen een voorstel tot het sluiten van de kennisgeving.
4. Van een correctie van de informatie opgenomen in de kennisgeving of van het intrekken van een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid, wordt mededeling gedaan aan de dienstverrichter.
1. In afwijking van artikel 16, eerste lid, draagt Onze Minister er zorg voor dat een toegang voor een bevoegde instantie tot een betafase-berichtenbox vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is omgezet in een toegang tot een berichtenbox via de webinterface berichtenbox.
2. In afwijking van artikel 20 draagt Onze Minister er zorg voor dat een bevoegde instantie die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling toegang tot de hulpvoorziening loketinformatie had, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling toegang tot die hulpvoorziening kan blijven behouden.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen 9, 15, 19, 22 en 23.
2. De artikelen 9, 15 en 19 treden in werking met ingang van 16 december 2009.
3. De artikelen 22 en 23 treden in werking met ingang van 28 december 2009.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 27 november 2009
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
Onder het geheel van standaarden en elektronische voorzieningen, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, wordt verstaan:
a. voor de berichtinhoud: multipart MIME (Multipurpose Internet Mail Extensions, IETF RFC 2045);
b. voor het applicatieprotocol: SMTP (Simple Mail Transfer Protocol, IETF RFC 2821) met behulp van TLS (IETF RFC 3207);
c. voor het transportprotocol: TCP/IP.
De aanmeldingsgegevens, bedoeld in artikel 15, eerste lid, hebben betrekking op:
a. de naam en voornaam van de natuurlijke persoon die namens de dienstverrichter de aanmelding verricht;
b. een gebruikersnaam om de dienstverrichter aan te duiden;
c. het e-mailadres waarnaar een automatisch aangemaakt bericht, bedoeld in artikel 8, verzonden kan worden;
d. gegevens die in geval van verlies van toegangsgegevens worden gebruikt om toegang tot een berichtenbox te kunnen herstellen voor de dienstverrichter.
De aanmeldingsgegevens, bedoeld in artikel 15, derde lid, hebben betrekking op een gebruikersnaam om degene aan te kunnen duiden aan wie de dienstverrichter toegang tot een berichtenbox wil verschaffen.
De aanmeldingsgegevens, bedoeld in artikel 16, eerste lid, hebben betrekking op:
a. de naam, de functie en het e-mailadres van een contactpersoon van de bevoegde instantie;
b. het e-mailadres waarnaar een automatisch aangemaakt bericht, bedoeld in artikel 8, verzonden kan worden.
Onder de specificaties en kenmerken, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan het geheel aan specificaties en kenmerken die in de standaard voor Samenwerkende Catalogi versie 2.1 is opgenomen.
Deze ministeriële regeling heeft betrekking op het centraal loket en op het interne markt informatiesysteem als bedoeld in de Dienstenwet.
Wat betreft het centraal loket biedt deze regeling dienstverrichters en bevoegde instanties aanvullende rechtszekerheid over wat zij bij gebruik van het centraal loket daarvan mogen verwachten. De regeling bevat daartoe nadere regels over de inrichting en beveiliging van het centraal loket. De regeling bepaalt verder wat de eisen zijn, waaraan een dienstverrichter of een bevoegde instantie moet voldoen om een aansluiting op het centraal loket te bewerkstelligen die berichtenverkeer dat op procedures en formaliteiten betrekking heeft langs die weg mogelijk maakt (zie artikel 14, eerste lid, onder a, van de Dienstenwet). Tot slot bepaalt deze regeling op welke wijze bevoegde instanties bepaalde metagegevens toegankelijk moeten maken over informatie die zij op grond van de Dienstenwet zelf elektronisch moeten ontsluiten. Dit is noodzakelijk om de Minister van Economische Zaken in staat te stellen via het centraal loket allerlei informatie van afzonderlijke bevoegde instanties in totaliteit actueel, duidelijk en ondubbelzinnig langs elektronische weg toegankelijk te maken (artikelen 7, 9, 17 en 21, van de Dienstenwet).
Wat betreft het interne markt informatiesysteem bewerkstelligt deze regeling – voor zover noodzakelijk – de juridische implementatie van de bepalingen van een beschikking die de Europese Commissie op 2 oktober 2009 heeft vastgesteld op grond van artikel 36, tweede zin, van de richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376/6) (verder: dienstenrichtlijn) over de praktische regels voor de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI van de dienstenrichtlijn (verder: Uitvoeringsbeschikking IMI). Deze Uitvoeringsbeschikking IMI dient uiterlijk op 28 december 2009 ten uitvoer te zijn gelegd door de lidstaten (zie artikel 6 van de Uitvoeringsbeschikking IMI en artikel 44, eerste lid, dienstenrichtlijn).
Hierna zal in de toelichting eerst worden stilgestaan bij de onderdelen die samenhangen met het centraal loket (paragrafen 2 tot en met 4) en vervolgens bij de onderdelen die ter implementatie van de Uitvoeringsbeschikking IMI dienen (paragraaf 5).
De Minister van Economische Zaken dient een dienstverrichter respectievelijk een bevoegde instantie de mogelijkheid te bieden berichten die betrekking hebben op procedures en formaliteiten via het centraal loket te verzenden en te ontvangen (artikel 13, eerste lid, van de Dienstenwet). Daarnaast dient een zakelijk afnemer een algemeen informatieverzoek via het centraal loket te kunnen verzenden, waarna de Minister van Economische Zaken in reactie daarop dit informatieverzoek langs dezelfde weg terug moet kunnen afdoen (zie artikelen 23 en 26 van de Dienstenwet). Aan deze met behulp van het centraal loket te vervullen transactie- en bijstandsfunctie wordt conceptueel een nadere invulling gegeven met behulp van de berichtenbox. Hier wordt uitsluitend de transactiefunctie voor dienstverrichters toegelicht, maar het concept is op dezelfde wijze van toepassing op de bijstandsfunctie voor zakelijke afnemers.
De basisvariant van het ontwerp voor de berichtenbox is schematisch als volgt weer te geven (zie ook Kamerstukken II 2007/08, 31 579, nr. 3, blz. 36):
Deze basisvariant is in de regeling uitgewerkt en houdt het volgende in. Een berichtenbox is een elektronische postbus die deel uitmaakt van de elektronische omgeving van het centraal loket. Er kan een berichtenbox worden aangemaakt voor iedere dienstverrichter en voor iedere bevoegde instantie die bij procedures en formaliteiten betrokken is. Iedere berichtenbox is toegankelijk via internet. Via de website die deel uitmaakt van het centraal loket kan ingelogd worden, waarna toegang wordt verkregen tot een eigen berichtenbox. Het inloggen zelf vindt plaats binnen de beveiligde elektronische omgeving van het centraal loket. Daarbij wordt gebruikt gemaakt van SSL-beveiliging (Secure Socket Layer) dat voor de gebruiker herkenbaar is doordat op het gepresenteerde scherm een ‘slotje’ zichtbaar is. Inloggen houdt in dat toegangsgegevens worden ingevoerd in een daarvoor geschikte webinterface die via de website van het centraal loket toegankelijk is. In de regeling wordt dit de webinterface berichtenbox genoemd. Na invoering van toegangsgegevens wordt toegang tot een berichtenbox verkregen, indien die gegevens binnen het centraal loket zijn herkend. De toelichting op de artikelen 15 en 16 gaat nader in op de toekenning van toegangsgegevens. Voor een dienstverrichter die eenmaal toegang tot een berichtenbox heeft, is verder een machtigingsvoorziening beschikbaar met behulp waarvan hij ook anderen toegang tot diezelfde berichtenbox kan verschaffen en vervolgens zo nodig weer ongedaan kan maken. Deze uitbreiding van de toegang is uitsluitend bedoeld voor personen die voor een dienstverrichter werkzaam zijn en anderen die in opdracht van een dienstverrichter betrokken zijn bij de afwikkeling van procedures en formaliteiten. In de toelichting op artikel 10 wordt hier op ingegaan.
Iedere berichtenbox is verder beveiligd tegen verlies, aantasting, kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van daarin aanwezige gegevens door onbevoegden. Binnen de beveiligde omgeving van een berichtenbox kan een dienstverrichter of bevoegde instantie een procedurebericht opstellen, waaronder tevens is te verstaan het invoegen van bijlagen, zoals bijvoorbeeld een ingevuld aanvraagformulier. Indien een dienstverrichter een procedurebericht wil verzenden, kan hij dat uitsluitend verzenden naar een bevoegde instantie die op het centraal loket is aangesloten. Bij een nieuw bericht kan de dienstverrichter op eenvoudige wijze uit een lijst met alle aangesloten bevoegde instanties kiezen naar welke instantie hij zijn bericht wil sturen. De bevoegde instantie die het bericht ontvangt, krijgt tevens de beschikking over de adresseringsgegevens die de berichtenbox van de verzendende dienstverrichter identificeren. Met behulp van die adresseringsgegevens kan een bevoegde instantie op haar beurt een procedurebericht naar de berichtenbox van de dienstverrichter verzenden. Daarmee is retourverkeer mogelijk. Een bevoegde instantie kan de lijst met adresseringsgegevens van alle aangesloten bevoegde instanties eveneens gebruiken om vanuit een berichtenbox een bericht te versturen naar een andere bevoegde instantie met toegang tot een berichtenbox. Daarmee kan worden voldaan aan de doorzendverplichting op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Het gebruik van de berichtenbox vereist niet het gebruik van een specifiek voorgeschreven standaard bij het verzenden van berichten. Ook is het mogelijk bestanden van grote omvang te verzenden. In de toelichting bij artikel 5 wordt dit nader toegelicht. Het transport van procedureberichten tussen berichtenboxen speelt zich verder volledig af binnen de beveiligde omgeving van het centraal loket. De verzender kan de betrouwbaarheid van een te verzenden procedurebericht nog verhogen, bijvoorbeeld door het bericht te ondertekenen met een geavanceerde elektronische handtekening voorzien van een gekwalificeerd certificaat en al dan niet aangemaakt met een veilig middel. De verzender dient een dergelijke elektronische handtekening wel zelf aan te schaffen. Van een eenmaal verzonden en eventueel ondertekend bericht krijgt de verzender standaard een afschrift in zijn berichtenbox. Verder is het centraal loket zodanig ingericht dat het tijdstip wordt geregistreerd waarop een procedurebericht de berichtenbox van de geadresseerde heeft bereikt. Dat geregistreerde tijdstip wordt aan het bericht gehecht ten behoeve van de ontvanger er van, op een wijze die de integriteit van dat bericht niet aantast. Indien een bericht is ontvangen in een berichtenbox, is de ontvanger daar niet van op de hoogte. Om die reden wordt automatisch per e-mail een bericht van kennisgeving verzonden naar de dienstverrichter of bevoegde instantie met toegang tot de berichtenbox waarin dat bericht is ontvangen. Die kan vervolgens inloggen op de berichtenbox en daarbinnen berichten inzien, verwijderen of ongewijzigd overbrengen naar een eigen systeem voor gegevensverwerking buiten het centraal loket. De controle en het beheer over de berichten in die berichtenbox ligt daarmee bij de bevoegde instantie of dienstverrichter met toegang tot die berichtenbox. Een bevoegde instantie of dienstverrichter dient er op te kunnen vertrouwen dat de werking van het centraal loket zo goed mogelijk ononderbroken wordt gewaarborgd (artikel 2, onderdeel c, van het Dienstenbesluit centraal loket). Voor de meest kritische functies van het centraal loket is daaraan een ondergrens gesteld. Een kritische functie van het centraal loket is gedurende ieder kalenderjaar ten minste 99,7 procent van de tijd beschikbaar, behoudens bij calamiteiten en geplande uitvoeringen van onderhoud, vervanging of uitbreidingen met betrekking tot het centraal loket (artikel 12).
De basisvariant van de berichtenbox is vastgelegd in de regeling en biedt een relatief eenvoudige oplossing om via het centraal loket berichtenverkeer te kunnen realiseren. Daarmee wordt onder meer bereikt dat voor dienstverrichters de drempel voor de toegang tot en het gebruik van het centraal loket zo laag mogelijk blijft, zowel voor dienstverrichters uit andere lidstaten als uit Nederland. Voor bevoegde instanties sluit deze basisvariant echter niet altijd optimaal aan bij het niveau van elektronische dienstverlening waarop zij zijn ingesteld. Gelet daarop is het naar keuze van een bevoegde instantie mogelijk om in aanvulling op de basisvariant ook door middel van een koppelvlak voor procedureberichten toegang tot een berichtenbox te krijgen (artikel 3). Door middel van dit koppelvlak kunnen de eigen systemen voor gegevensverwerking van een bevoegde instantie aan een berichtenbox gekoppeld worden. De gegevensuitwisseling vindt dan geautomatiseerd plaats. Het gebruik van het koppelvlak voor procedureberichten door een bevoegde instantie laat de functies die met de basisvariant van de berichtenbox vervuld kunnen worden onverlet. Het betreft een uitbreiding op de basisvariant, waarvan bevoegde instanties facultatief gebruik kunnen maken.
Een specifieke situatie doet zich ten slotte voor in het geval een bevoegde instantie een complex webformulier gebruikt. Dit betreft formulieren die op procedures en formaliteiten betrekking hebben, waarvan het gebruik is voorgeschreven en die uitsluitend elektronisch online ingevuld en verzonden kunnen worden naar een bevoegde instantie. Deze formulieren kunnen dus niet ingevuld gekopieerd of overgebracht worden naar een berichtenbox, en dus niet op die manier via het Dienstenloket worden verzonden. Ook voor complexe webformulieren geldt dat die via het centraal loket bereikbaar moeten zijn (artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van de Dienstenwet). De Minister van Economische Zaken zal de mogelijkheid daarvoor moeten bieden (artikel 13, eerste lid, van de Dienstenwet). Gelet op het technische karakter van complexe webformulieren geeft het Dienstenbesluit centraal loket aan dit laatste een specifieke invulling door te bepalen dat dit soort formulieren binnen het centraal loket voor verzending toegankelijk gemaakt moeten kunnen worden (artikel 4, tweede lid, van het Dienstenbesluit centraal loket). Deze regeling geeft daaraan een nadere invulling (artikel 18).
Om via het centraal loket procedures en formaliteiten te kunnen afwikkelen, dient een dienstverrichter te beschikken over een berichtenbox en toegangsgegevens. Vereist daarvoor is dat een dienstverrichter een beperkt aantal gegevens overlegt (zie artikel 15).
Voor bevoegde instanties is de toegang tot een berichtenbox op enigszins andere wijze geregeld. In aanloop naar de inwerkingtreding van de Dienstenwet is bevoegde instanties de mogelijkheid geboden om gebruik te maken van een testvariant van de berichtenbox, die de betafase berichtenbox wordt genoemd. Met behulp van daartoe verstrekte toegangsgegevens konden bevoegde instanties toegang tot die betafase berichtenbox verkrijgen en daarmee gefingeerde berichten versturen, zodat zij de afwikkeling daarvan binnen de eigen organisatie konden testen. De regeling voorziet in een technische omzetting van de toegang voor een bevoegde instantie tot een betafase berichtenbox in een toegang tot een berichtenbox via de webinterface berichtenbox (artikel 24, eerste lid). De inwerkingtreding van dit artikel valt samen met de inwerkingtreding van het artikel in de Dienstenwet dat een aansluitingsverplichting voor bevoegde instanties bevat (artikel 14, eerste lid, onder a). Op deze wijze voldoen bevoegde instanties met toegang tot een betafase berichtenbox bij deze inwerkingtreding aan die aansluitingsverplichting.
De andere wijze van aansluiting op de berichtenbox is gebaseerd op het koppelvlak voor procedureberichten. Deze wijze van aansluiting is facultatief voor bevoegde instanties en kan daardoor ook zonder bezwaar op een later moment dan na inwerkingtreding van de daarvoor relevante artikelen plaatsvinden. De doorlooptijd voor een dergelijke aansluiting is ook langer dan die voor de verplichte wijze van aansluiting op het centraal loket via de webinterface berichtenbox. Bevoegde instanties die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, dienen zorg te dragen voor verbindingen tussen het eigen systeem voor gegevensverwerking en de berichtenbox waar zij toegang tot hebben. Die verbindingen dienen te functioneren met inachtneming van de specificaties en kenmerken van het koppelvlak voor procedureberichten, die in de bijlage bij deze regeling zijn omschreven.
Voor een bevoegde instantie die het gebruik van een complex webformulier voorschrijft en waarbij het invullen daarvan alleen online mogelijk is, biedt de Minister van Economische Zaken de mogelijkheid dat formulier te ontsluiten via de website die van het centraal loket deel uitmaakt. Een bevoegde instantie is in dat geval verplicht van die mogelijkheid gebruik te maken, aangezien er geen andere manier is om voor een dergelijk formulier via het centraal loket bereikbaar te zijn. Voor een dergelijke ontsluiting is onder meer noodzakelijk dat een bevoegde instantie zorg draagt dat metagegevens over een complex webformulier worden aangemaakt en beschikbaar worden gesteld om in de verwijzingscatalogus loketinformatie op te nemen. De verwijzingscatalogus loketinformatie is een applicatie die met behulp van metagegevens allerlei informatie categoriseert, die bevoegde instanties afzonderlijk via internet zelf hebben ontsloten. Die ordening leidt er toe dat al die informatie van afzonderlijke bevoegde instanties in totaliteit samenhangend en gestructureerd via internet toegankelijk kan worden gemaakt door middel van zoekfuncties, verwijzingen etc. De verwijzingscatalogus loketinformatie stelt de Minister van Economische Zaken derhalve in staat om complexe webformulieren via het centraal loket, en dus vanuit één plek, op een logische en gestructureerde wijze samen met allerlei andere informatie van afzonderlijke bevoegde instanties te ontsluiten. Het aanmaken en beschikbaar stellen van metagegevens voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie komt er op neer dat die gegevens dienen te voldoen aan de door veel bevoegde instanties reeds gebruikte standaard van Samenwerkende Catalogi. Een bevoegde instantie die niet van Samenwerkende Catalogi gebruik maakt, kan in plaats daarvan gebruik maken van een hulpvoorziening waarmee metagegevens worden aangemaakt en automatisch beschikbaar worden gesteld voor doorgeleiding naar de verwijzingscatalogus loketinformatie.
Behalve dat metagegevens met betrekking tot een complex webformulier terecht komen in de verwijzingscatalogus loketinformatie, is ook van belang dat een bevoegde instantie er voor zorgt dat onverwijld een afschrift van een via het centraal loket ontsloten en verzonden complex webformulier in de berichtenbox terecht komt van de dienstverrichter die het formulier heeft verzonden en die over een afschrift wil beschikken. Op die manier behoudt de dienstverrichter een overzicht van alle correspondentie via het centraal loket. Dit is eveneens onderdeel van de ontsluiting van een complex webformulier via het centraal loket. De regeling voorziet hierin (artikel 18, eerste lid, onderdelen b en c, en derde lid).
De verwijzingscatalogus loketinformatie vervult niet enkel een rol bij de ontsluiting van complexe webformulieren, maar tevens in het kader van de informatiefunctie die met behulp van het centraal loket vervuld dient te worden. Bevoegde instanties zijn op grond van de Dienstenwet verplicht bepaalde informatie langs elektronische weg toegankelijk te maken (artikelen 8 en 19 van de Dienstenwet). De Minister van Economische Zaken is verplicht om de informatie van al deze afzonderlijke bevoegde instanties via het centraal loket toegankelijk te maken (artikelen 7 en 17 van de Dienstenwet). Die informatie dient actueel, duidelijk en ondubbelzinnig te zijn (artikelen 9 en 20, van de Dienstenwet). Om hieraan te voldoen, is het noodzakelijk om al die op verschillende plekken en manieren langs elektronische weg toegankelijk gemaakte informatie op een eenduidige manier te categoriseren, zodat die via het centraal loket actueel, duidelijk en ondubbelzinnig kan worden ontsloten. Dit wordt bereikt door metagegevens over al die informatie in te laten voeren in de verwijzingscatalogus loketinformatie. Dat is daarvoor het meest geschikte middel en sluit het beste aan bij de bestaande situatie. De bevoegde instanties hebben deze informatie immers al op hun eigen website toegankelijk gemaakt. De regeling verplicht bevoegde instanties die aan de informatieverplichtingen zijn onderworpen, er voor zorg te dragen dat metagegevens over de informatie waarbij ze betrokken zijn worden aangemaakt en beschikbaar worden gesteld voor opname in de verwijzingscatalogus van de speciaal daartoe ontworpen hulpvoorziening loketinformatie. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de regeling konden bevoegde instanties zich op deze hulpvoorziening al aansluiten. De regeling waarborgt dat die aansluiting na inwerkingtreding van deze regeling behouden kan blijven.
Uit de Uitvoeringsbeschikking IMI vloeit voort dat op Europees niveau definitief is vastgelegd dat het interne markt informatiesysteem (IMI) voor alle onderdelen van de uitwisseling van informatie uit hoofde van hoofdstuk VI dienstenrichtlijn wordt ingezet. Dit betekent dat het IMI wordt ingezet voor de algemene procedure voor het verkrijgen van informatie over een dienstverrichter en zijn dienst, voor de procedure voor het verkrijgen van informatie over de betrouwbaarheid van een dienstverrichter, voor de procedure van afwijkingen in bijzondere gevallen wanneer de veiligheid in het geding is en voor de procedure van het waarschuwingsmechanisme (zie de memorie van toelichting bij de Dienstenwet voor een nadere uitleg van deze procedures (Kamerstukken II 2007/08, 31 579, nr, 3, blz. 58–60)).
Deze ministeriële regeling bewerkstelligt – voor zover noodzakelijk – de juridische implementatie van de bepalingen van de Uitvoeringsbeschikking IMI. Belangrijke onderdelen van de Uitvoeringsbeschikking IMI zijn evenwel reeds op wetsniveau geregeld. Een voorbeeld is het gebruik van het IMI als elektronisch systeem voor de uitwisseling van informatie (zie bijvoorbeeld artikel 37, tweede lid, Dienstenwet). Tenslotte moet worden opgemerkt dat nadere praktische tips en afspraken over het gebruik van het IMI voor de procedures van het waarschuwingsmechanisme en voor de procedure van afwijkingen in bijzondere gevallen, zijn neergelegd in door de Europese Commissie vastgestelde richtsnoeren. Dit zijn de richtsnoeren inzake het gebruik van het waarschuwingsmechanisme en de richtsnoeren inzake het gebruik van afwijkingen in specifieke gevallen. Deze richtsnoeren zullen worden ontsloten via het IMI zelf en zullen waarschijnlijk ook openbaar worden gemaakt via de relevante websites van de Europese Commissie.
De Europese Commissie heeft in de UitvoeringsbeschikkingIMI uitgewerkt welke handelingen via het IMI door de bevoegde instanties kunnen plaatsvinden. Het gaat bijvoorbeeld om via het IMI stellen, accepteren, aanvullen of weigeren van vragen. Daarnaast zijn de rollen benoemd en vastgelegd van andere actoren dan de bevoegde instanties, zoals de IMI-coördinatoren. Het merendeel van de genoemde handelingen en bevoegdheden is reeds in hoofdstuk 6 van de Dienstenwet opgenomen. Voor een aantal punten was dat nog niet het geval, omdat ten tijde van het wetsvoorstel deze verdere praktische invulling van het IMI nog niet bekend was. Het gaat specifiek om:
a. het feit dat contactpunten als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de dienstenrichtlijn en artikel 55 van de Dienstenwet de rol kunnen vervullen van coördinatoren in het IMI (zie artikel 1, tweede lid, artikel 3, tweede lid, en artikel 4 onder d, van de Uitvoeringsbeschikking IMI);
b. de handelingen die in het kader van het uitwisselen van informatie plaats kunnen vinden (zie artikel 2 van de Uitvoeringsbeschikking IMI);
c. de handelingen die in het kader van het waarschuwingsmechanisme plaats kunnen vinden, zoals het intrekken van waarschuwingen, het corrigeren van informatie in waarschuwingsberichten en het zenden van een voorstel tot het sluiten van een waarschuwingsbericht (zie artikel 3 Uitvoeringsbeschikking IMI).
In de transponeringstabel is een gedetailleerd overzicht te vinden van de bepalingen van de Uitvoeringsbeschikking IMI die implementatie behoeven in deze regeling of reeds geïmplementeerd zijn.
Indien een dienstverrichter zich wil registreren voor de berichtenbox, is hij daar enkele minuten voor kwijt. Bij een geschatte tijd van 10 minuten voor een aanmelding, en een uurprijs € 37,–, komt dit uit op € 6,17 per bedrijf. De totale administratieve lasten zijn sterk afhankelijk van het aantal bedrijven dat zich wil aanmelden. Daar is nu geen realistische schatting van te maken.
In Nederland zijn ongeveer 745.000 bedrijven actief en worden er ongeveer 40.000 per jaar opgericht. Van die bedrijven is ruwweg 45 procent actief op gebieden die onder de Dienstenwet vallen. Van de bestaande bedrijven zijn er derhalve ongeveer 335.000 die actief zijn op een gebied dat onder de Dienstenwet valt. Ieder jaar komen er ongeveer 18.000 bij. De totale administratieve lasten zijn uiteraard afhankelijk van het aantal bedrijven dat zich zal aanmelden. Wanneer gemiddeld 10 procent dat doet, bedragen de administratieve lasten ongeveer € 200.000 eenmalig en € 10.000 per jaar. Bij 50 procent inschrijvingen is dat respectievelijk € 1.000.000 en € 50.000 en bij 100 procent aanmeldingen respectievelijk € 2.000.000 en € 100.000. De Uitvoeringsbeschikking IMI en de implementatie van deze beschikking in onderhavige regeling brengen geen administratieve lasten met zich mee voor het bedrijfsleven. Ook de overige onderdelen van deze regeling brengen geen administratieve lasten met zich.
De reductie van administratieve lasten van de algehele implementatie van de dienstenrichtlijn, waar deze regeling onderdeel van uitmaakt, zijn reeds meegenomen bij de Dienstenwet. Deze regeling voegt daar niets aan toe.
Deze regeling strekt tot implementatie van de verplichtingen uit de dienstenrichtlijn met betrekking tot het één-loket en de Uitvoeringsbeschikking IMI en bevat geen andere voorschriften dan die welke daaruit voortvloeien. Er is geen sprake van een ‘nationale kop’. Voorts bevat de regeling geen technische voorschriften waarop richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204) en richtlijn nr. 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 tot wijziging van Richtlijn 98/34/EG van toepassing zijn. Dit volgt uit de omstandigheid dat alle voorschriften opgenomen in deze regeling rechtstreeks voortvloeien uit de implementatieverplichting inzake de artikelen 6 tot en met 8 juncto artikel 23 van de dienstenrichtlijn en de Uitvoeringsbeschikking IMI. Derhalve is er geen sprake van autonome regelgeving. Tenslotte zij opgemerkt dat deze regeling niet ter consultatie is voorgelegd aan VNG, IPO of de Unie van Waterschappen. Deze afweging is gebaseerd op de omstandigheid dat de kern van de verplichtingen voortvloeiend uit de dienstenrichtlijn al is opgenomen in de Dienstenwet die wel werd voorgelegd. Onderhavige regeling is slechts een nadere invulling van de hoofdverplichtingen uit de dienstenrichtlijn, de Dienstenwet en het Dienstenbesluit centraal loket.
Om de inrichting van het centraal loket nader te kunnen beschrijven en specificeren, is het noodzakelijk gebruik te maken van een aantal op het centraal loket toegesneden en meer techniekafhankelijke begrippen. Centraal bij de inrichting staat de berichtenbox. Een berichtenbox, bedoeld in onderdeel a, is een elektronische postbus die qua functionaliteit vergelijkbaar is met een mailbox. Een belangrijk kenmerk van de berichtenbox is dat die onderdeel uitmaakt van de beveiligde omgeving van het centraal loket. Onderdeel b definieert het begrip toegangsgegevens. Afhankelijk van een gekozen technische oplossing, kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een (zelfgekozen) gebruikersnaam in combinatie met een wachtwoord. Ook andere of meer gegevens, zoals codes via e-mail of sms, kunnen deel gaan uitmaken van de toegangsgegevens. Via de webinterface berichtenbox (onderdeel c) is het mogelijk om met behulp van toegangsgegevens handmatig in te loggen en daarmee toegang tot een berichtenbox te verkrijgen. Van toegangsgegevens zijn te onderscheiden adresseringsgegevens (onderdeel d). Adresseringsgegevens maken herkenning van een berichtenbox bij verzending van een bericht mogelijk en zijn noodzakelijk om communicatie tussen berichtenboxen mogelijk te maken. Iedere keer dat een dienstverrichter bijvoorbeeld een procedurebericht vanuit diens berichtenbox verzendt, krijgt de ontvanger daarvan de beschikking over de adresseringsgegevens van die berichtenbox om retourverkeer mogelijk te maken. Adresseringsgegevens dienen een bepaalde mate van gebruikersgemak te hebben. Voor dienstverrichters zou dat bijvoorbeeld kunnen betekenen dat de adresseringsgegevens van de berichtenbox waar zij toegang tot hebben, bestaan uit een door hen zelf gekozen (bedrijfs)naam, die weer is gekoppeld is aan achterliggende unieke en voor mensen onleesbare technisch identificatiegegevens. Onderdeel e definieert het begrip koppelvlak voor procedureberichten. De technische kenmerken van het koppelvlak voor procedureberichten worden in paragraaf 1 van de bijlage bij de regeling, nader beschreven. De machtigingsvoorziening berichtenbox (onderdeel f) biedt een dienstverrichter met toegang tot een berichtenbox de gelegenheid eigen medewerkers toegang tot de berichtenbox te geven. Ook is denkbaar dat de dienstverrichter externe relaties zoals bijvoorbeeld een advocaat of accountant toegang tot de berichtenbox wil geven die betrokken zijn bij de afwikkeling van brengt tot uitdrukking dat met deze term niet ieder willekeurig door een bevoegde instantie vastgesteld formulier wordt bedoeld. Met het woord complex wordt tot uitdrukking gebracht dat wordt gedoeld op de categorie webformulieren die uitsluitend online ingevuld en verzonden kan worden. Bovendien dient het altijd om een formulier te gaan, waarvan het gebruik door een bevoegde instantie is voorgeschreven. De definitie van de verwijzingscatalogus loketinformatie (onderdeel h) verwijst naar een applicatie met een bepaalde functionaliteit. De betekenis van de betafase-berichtenbox (onderdeel j) is in het algemeen deel toegelicht. Ten slotte hanteert de regeling diverse begrippen die in de Dienstenwet of het Dienstenbesluit centraal loket zijn gedefinieerd. Het betreft begrippen als procedures en formaliteiten, zakelijke afnemer, procedureberichten, bijstandsberichten en Onze Minister.
De basisvariant van het ontwerp voor de berichtenbox is gebaseerd op het uitgangspunt dat zowel voor dienstverrichters als voor bevoegde instanties een berichtenbox kan worden aangemaakt. Het eerste lid schrijft dit voor. Ook moet het mogelijk zijn dat een dienstverrichter of bevoegde instantie toegangsgegevens met betrekking tot een berichtenbox kan verkrijgen (tweede lid). Het verkrijgen van toegangsgegevens dient ruim te worden opgevat. Voor de toepassing van dit artikel wordt daar tevens onder verstaan het bieden van de mogelijkheid aan dienstverrichters of bevoegde instanties om bijvoorbeeld zelf een gebruikersnaam en wachtwoord op te geven (eventueel na het invoeren van een activeringscode), die vervolgens via de webinterface berichtenbox als toegangsgegevens worden geaccepteerd.
Een bevoegde instantie kan ook door middel van een koppelvlak voor procedureberichten toegang tot een berichtenbox krijgen (artikel 3). Bij aansluiting door middel van een koppelvlak procedureberichten op een berichtenbox, is er sprake van een verbinding die geautomatiseerd tot stand komt tussen die berichtenbox en een systeem voor gegevensverwerking van een bevoegde instantie. Daardoor is het niet nodig is om telkens via de webinterface berichtenbox apart in te loggen op de berichtenbox, zoals dat via de webinterface berichtenbox het geval is. De aansluiting door middel van het koppelvlak is geavanceerder dan de basisvariant voor toegang en is daardoor kwetsbaarder voor vertraging tijdens het aansluitingsproces. Door als voorwaarde te stellen dat een bevoegde instantie in ieder geval eerst door middel van de basisvariant toegang tot de berichtenbox dient te hebben, is gewaarborgd dat tijdens het aansluitingsproces voor de koppelvariant toch berichtenverkeer via het centraal loket mogelijk blijft. Bovendien is er na die aansluiting een terugvaloptie voor verkeer via het loket, bij uitval of anderszins.
Dit artikel heeft betrekking op de beschikbaarheid van adresseringsgegevens van berichtenboxen. Iedere dienstverrichter en bevoegde instantie met toegang tot een berichtenbox, heeft de beschikking over de adresseringsgegevens van die berichtenbox. Dat is nodig om die adresseringsgegevens mee te zenden naar de ontvanger van een via het centraal loket verzonden procedure- of bijstandsbericht, zodat die weer een retourbericht kan verzenden. Aangezien dienstverrichters het berichtenverkeer via het centraal loket beginnen en uitsluitend met bevoegde instanties kunnen communiceren, is er een lijst met adresseringsgegevens van alle berichtenboxen van bevoegde instanties beschikbaar (onderdeel b). Die lijst is gebruiksvriendelijk toegankelijk ook voor bevoegde instanties die een bericht willen doorzenden naar een andere bevoegde instantie waarvoor het bestemd is.
Deze artikelen beschrijven de gebruiksmogelijkheden van de berichtenbox. Artikel 5 beschrijft de mogelijkheden die een dienstverrichter met toegang tot een berichtenbox heeft, terwijl artikel 6 dit aangeeft voor een bevoegde instantie. Die gebruiksmogelijkheden zijn vrijwel hetzelfde. Belangrijk verschil is dat een dienstverrichter uitsluitend een procedurebericht naar een bevoegde instantie kan verzenden, terwijl een bevoegde instantie een procedurebericht zowel naar een dienstverrichter als een andere bevoegde instantie kan toezenden (zie artikelen 5, eerste lid, onderdeel b en 6, eerste lid). Deze laatste verruiming heeft tot doel te kunnen voldoen aan de doorzendverplichting op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De gebruiksmogelijkheden om berichten in te voegen, op te stellen, te kunnen inzien, te verzenden, te ontvangen, etcetera, bevatten geen beperkingen ten aanzien van te gebruiken standaarden of de omvang van een bericht. Dit zou er anders toe leiden dat dienstverrichters door het centraal loket als tussenkanaal worden belemmerd om berichtenverkeer langs die weg op eenvoudige wijze met bevoegde instanties te kunnen afwikkelen. Zie in dit verband tevens artikel 15, eerste lid, van de Dienstenwet, dat uitdrukkelijk artikel 2:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, buiten toepassing verklaart op de verzending via het centraal loket van gegevens en bescheiden die op procedures en formaliteiten betrekking hebben.
De Dienstenwet bepaalt dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld inzake vernietigingstermijnen van via het centraal loket verzonden berichten (artikel 13, tweede lid). Het eerste lid stelt die termijn op vijf jaren te rekenen vanaf de aanwezigheid van een bericht in de berichtenbox. Bevoegde instanties kunnen binnen die termijn ruimschoots voldoen aan verplichtingen op grond van bijvoorbeeld de Archiefwet door berichten naar een eigen beheerinformatiesysteem over te brengen. Ook voor dienstverrichters is dit een voldoende lange termijn. Bovendien wordt ten minste zes weken voorafgaand aan een vernietiging van een bericht, die vernietiging aangekondigd. Indien een dienstverrichter bijvoorbeeld een vergunning voor onbepaalde tijd in diens berichtenbox heeft ontvangen, zal hij die derhalve uiterlijk na vijf jaren moeten overbrengen naar een eigen systeem voor gegevensverwerking. In de communicatie zal hier aandacht aan worden besteed.
Dit artikel bepaalt dat er een machtigingsvoorziening berichtenbox beschikbaar moet zijn. Deze beschikbaarheid heeft betrekking op de mogelijkheid tot uitbreiding van de toegang tot een berichtenbox voor personen die voor een dienstverrichter werkzaam zijn en voor anderen die in zijn of haar opdracht betrokken zijn bij de afwikkeling van procedures en formaliteiten (artikel 1, onderdeel f). Technisch kan dit op verschillende manieren invulling krijgen.
Uit het tweede lid volgt dat diegenen dan niet beschikken over dezelfde toegangsgegevens als een dienstverrichter. Dit maakt het voor de betrokken dienstverrichter mogelijk om met behoud van eigen toegangsgegevens op enig moment de toegang tot de berichtenbox die aan anderen is verleend, weer ongedaan te maken. Het derde lid bepaalt dit uitdrukkelijk.
In het eerste lid wordt het begrip complex webformulier aangehaald. Een complex webformulier heeft betrekking heeft op procedures en formaliteiten en het gebruik er van is door een bevoegde instantie voorgeschreven. Verder is kenmerkend voor een complex webformulier dat het door een bevoegde instantie elektronisch voor gebruik toegankelijk is gemaakt, maar niet zodanig dat verzending via het centraal loket mogelijk is (artikel 1 van deze regeling, juncto artikel 4, tweede lid, van het Dienstenbesluit centraal loket). Uit het Dienstenbesluit centraal loket volgt dat een complex webformulier in dat geval alsnog binnen het centraal loket voor verzending door dienstverrichters toegankelijk dient te kunnen worden gemaakt (artikel 4, tweede lid, aanhef, Dienstenbesluit centraal loket). Het eerste lid concretiseert die mogelijkheid door aan te geven dat een complex webformulier kan worden ontsloten via de website die van het centraal loket deel uitmaakt. Voor die ontsluiting is een verwijzingscatalogus loketinformatie beschikbaar, waarin metagegevens over het te ontsluiten complexe webformulier kunnen worden ingevoerd. Daardoor is het desbetreffende formulier uiteindelijk makkelijk vindbaar te maken via de website die van het centraal loket deel uitmaakt. Niet alle bevoegde instanties zullen metagegevens over complexe webformulieren en andere informatie al overeenkomstig de juiste technische specificaties en kenmerken geautomatiseerd gereed kunnen maken voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie. Voor hen is een hulpvoorziening loketinformatie ontwikkeld. Van de beschikbaarheid van deze voorzieningen, dient te worden onderscheiden de eisen waaraan een bevoegde instantie dient te voldoen om een complex webformulier via de website die onderdeel is van het centraal loket te realiseren (artikel 18).
Het Dienstenbesluit centraal loket bepaalt dat de ononderbroken werking van het centraal loket zo goed mogelijk wordt gewaarborgd, ook tijdens werkzaamheden betreffende onderhoud, vervanging of uitbreiding van voorzieningen die van het centraal loket deel uitmaken (artikel 2, onderdeel c). Dit artikel geeft daaraan een nadere invulling voor wat betreft een aantal kritische functies die deel uitmaken van de transactiefunctie. In dit artikel betreft het functies die noodzakelijk zijn voor het ordentelijk kunnen afwikkelen van bestuurlijk berichtenverkeer via het centraal loket, in het bijzonder ook voor degenen die al toegang tot een berichtenbox hebben. Het artikel laat vanzelfsprekend onverlet dat artikel 2, onderdeel c, van het Dienstenbesluit centraal loket ook blijft gelden voor de andere functies die met behulp van het centraal loket vervuld moeten kunnen worden. Dit artikel geeft daaraan echter geen specifieke invulling.
Dit artikel geeft een nadere invulling aan de onderwerpen waarop de maatregelen van technische en organisatorische aard die in artikel 7, derde lid, staan opgesomd, betrekking dienen te hebben. Deze nadere invulling is onder meer geënt op de Baseline informatiebeveiliging van het Ministerie van Economische Zaken. Deze Baseline geeft op gedetailleerde wijze invulling aan de beveiliging van de informatievoorziening voor het ministerie en is in belangrijke mate gebaseerd op de Code voor Informatiebeveiliging. De Minister van Economische Zaken zal in ieder geval de nodige maatregelen dienen te treffen gericht op de in dit artikel uitgewerkte (deel)onderwerpen.
De berichtenbox is niet alleen bestemd voor de verzending en ontvangst van procedureberichten, maar tevens voor bijstandsberichten. De inrichting van het centraal loket is voor beide soorten berichten hetzelfde.
Een dienstverrichter dient aan een enkele eisen te voldoen voordat hij toegang tot een berichtenbox heeft. Een dienstverrichter moet de in paragraaf 2 van de bijlage bij de regeling genoemde aanmeldingsgegevens verstrekken, voordat voor hem een berichtenbox wordt aangemaakt en hij de beschikking krijgt over toegangsgegevens (eerste lid). Een dienstverrichter dient vanzelfsprekend zorgvuldig met toeganggegevens om te gaan. Om met toegangsgegevens op de berichtenbox te kunnen inloggen, dient de dienstverrichter verder te beschikken over een internetverbinding tussen het eigen systeem voor gegevensverwerking en de berichtenbox (tweede lid). Een dienstverrichter met toegang tot een berichtenbox kan die toegang vervolgens uitbreiden tot een persoon die voor hem werkzaam is of een ander die in zijn opdracht betrokken is bij de afwikkeling van procedures en formaliteiten. Dat is mogelijk met behulp van de machtigingsvoorziening. Vereist daarvoor is dat de dienstverrichter de aanmeldingsgegevens, bedoeld in paragraaf 3 van de bijlage bij de regeling, verstrekt (derde lid). Eisen waaraan een dienstverrichter op grond van dit artikel dient te voldoen, zijn tevens aan te merken als nadere eisen aan het gebruik van de elektronische weg, bedoeld in artikel 2:15, tweede volzin, van de Algemene wet bestuursrecht.
Evenals een dienstverrichter kan een bevoegde instantie volstaan met een internetverbinding om via de webinterface berichtenbox toegang tot een berichtenbox te krijgen. Toegang via de webinterface berichtenbox waarborgt technisch gezien dat die verbinding een passend minimumniveau aan beveiliging krijgt. Om een verbinding via de webinterface berichtenbox te kunnen leggen, zal een bevoegde instantie eerst over een berichtenbox moeten beschikken alsmede over toegangsgegevens. Een berichtenbox wordt niet eerder aangemaakt en toegangsgegevens zijn niet eerder beschikbaar dan nadat de daarvoor in het eerste lid vereiste gegevens zijn verstrekt. Met een openbaar register als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is bijvoorbeeld te denken aan het handelsregister.
Een belangrijk verschil tussen toegang via de webinterface berichtenbox en een toegang daarnaast via het koppelvlak voor procedureberichten is dat bij laatstbedoelde toegang een bevoegde instantie dient te voldoen aan de specificaties en kenmerken van dat koppelvlak. Die staan opgesomd in paragraaf 1 van de bijlage bij de regeling.
Bevoegde instanties wordt de mogelijkheid geboden een complex webformulier waarvan het gebruik is voorgeschreven te ontsluiten via de website die van het centraal loket deel uitmaakt (artikel 11). Dit stelt bevoegde instanties in staat ten aanzien van dergelijke formulieren te voldoen aan de verplichting zorg te dragen via het centraal loket voldoende bereikbaar te zijn voor berichten die op procedures en formaliteiten betrekking hebben (artikel 14, eerste lid, onder c, van de Dienstenwet). De geboden mogelijkheid wordt ook daadwerkelijk geëffectueerd, indien een bevoegde instantie aan een aantal eisen voldoet. Een eerste eis is dat metagegevens die op een complex webformulier betrekking hebben met inachtneming van de specificaties en kenmerken zoals vastgelegd in de standaard van Samenwerkende Catalogi gereed worden gemaakt voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie (eerste lid, onderdeel a). Uit die specificaties en kenmerken blijkt onder meer om welke metagegevens het precies gaat en op welke wijze die metagegevens toegankelijk gemaakt dienen te worden. In plaats daarvan kan een bevoegde instantie metagegevens met betrekking tot een complex webformulier met behulp van de hulpvoorziening loketinformatie aanmaken en gereed maken voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie (tweede lid). Een tweede eis is dat een bevoegde instantie een verbinding legt met het centraal loket met inachtneming van de specificaties en kenmerken van het koppelvlak voor procedureberichten. Die verbinding dient zodanig tot stand te komen dat een afschrift van een verzonden complex webformulier automatisch wordt doorgezonden naar de berichtenbox van de dienstverrichter die het formulier heeft verzonden. De dienstverrichter moet dan wel de wens voldoende kenbaar hebben gemaakt om een afschrift via de berichtenbox te ontvangen (eerste lid, onderdelen b en c). In plaats van te voldoen aan de tweede eis is er voor bevoegde instanties tevens het alternatief om van een ontvangen complex formulier onverwijld zelf een afschrift naar de berichtenbox van de dienstverrichter te sturen. Het gebruik van deze mogelijkheid dient schriftelijk aan de Minister van Economische Zaken te worden medegedeeld (derde lid).
Bevoegde instanties zijn op grond van het wetsvoorstel Dienstenwet verplicht informatie met betrekking tot onder meer eisen en vergunningstelsels, rechtsmiddelen en adresgegevens langs elektronische weg toegankelijk te maken. Dit artikel verplicht bevoegde instanties om metagegevens met betrekking tot die informatie volgens de juiste technische specificaties en kenmerken, dat wil zeggen met behulp van de standaard voor Samenwerkende Catalogi, toegankelijk te maken voor opname in de verwijzingscatalogus loketinformatie. De achtergrond hiervan wordt in het laatste deel van paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting toegelicht. De grondslag voor deze verplichting berust op de artikelen 10 en 21 van de Dienstenwet. Hoewel veel bevoegde instanties al gebruik maken van Samenwerkende Catalogi zijn er ook bevoegde instanties die niet of niet over een volgens de standaard voor Samenwerkende Catalogi geschikt inhoudbeheersysteem (content management system) beschikken. Voor die situaties is er de hulpvoorziening loketinformatie ontwikkeld, die er voor zorgt dat daarin door bevoegde instanties opgenomen metagegevens langs die weg worden omgezet en ontsloten via de verwijzingscatalogus loketinformatie.
Dit artikel vormt de implementatie van de artikelen 1, tweede lid, 3, tweede lid, en 4, onder d, van de Uitvoeringsbeschikking IMI. De functionaliteiten van de IMI-coördinator, de waarschuwingscoördinator en de coördinator, bedoeld in artikel 4, onder d, van de Uitvoeringsbeschikking IMI passen bij de taken van het contactpunt als neergelegd in artikel 55, tweede lid, Dienstenwet. De functionaliteiten van de verschillende coördinatoren in het IMI zorgen er immers voor dat zij worden betrokken bij de administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties, daar ondersteuning aan kunnen bieden en bijdragen aan het oplossen van problemen.
Dit artikel vormt de implementatie van artikel 2, onder b, c en d van de Uitvoeringsbeschikking IMI. Artikel 2, onder a en e, behoeven geen implementatie in deze regeling omdat de inhoud van deze bepalingen al is geïmplementeerd in de artikelen 37, 39 tot en met 41 en 44 van de Dienstenwet.
Artikel 2, onder b, van de Uitvoeringsbeschikking IMI maakt duidelijk dat binnen de context van administratieve samenwerking ook naar aanleiding van een verzoek nadere aanvullende informatie kan worden gevraagd en moet worden verstrekt. Dit was niet duidelijk in de dienstenrichtlijn zelf opgenomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 22, tweede lid, van deze regeling. Artikel 2, onder c, van de Uitvoeringsbeschikking IMI vormt de invulling van het vereiste uit de dienstenrichtlijn dat een bevoegde instantie alleen gehouden is op een verzoek in te gaan indien het verzoek voldoende is gemotiveerd. Artikel 2, onder d, van de Uitvoeringsbeschikking IMI is een invulling van de regel uit de dienstenrichtlijn dat een bevoegde instanties alleen gehouden is een verzoek te beantwoorden indien de aangezochte instantie bevoegd is. Artikel 2 onder c en d, van de Uitvoeringsbeschikking IMI vormt de juridische grondslag voor twee specifieke functionaliteiten van het IMI, te weten het acceperen van verzoeken en het doorzenden van verzoeken.
In het IMI moet een aangezochte bevoegde instantie eerst een verzoek accepteren. Deze acceptatie heeft twee fundamentele gevolgen: 1) pas na het accepteren van het verzoek worden alle persoonsgegevens van de dienstverrichter toegankelijk voor de aangezochte instantie, 2) de bevoegde instantie wordt verantwoordelijk voor de inhoudelijke behandeling en beantwoording van het verzoek. Door de stap van ‘accepteren verzoek’ in het IMI als functionaliteit op te nemen, heeft de Europese Commissie de bevoegde instanties een praktisch middel gegeven om verzoeken te weigeren indien zij niet bevoegd zijn of indien blijkt dat het verzoek onvoldoende gemotiveerd is. De bevoegdheid daartoe is overigens al bij de Dienstenwet gegeven.
Daarnaast is door de mogelijkheid van het doorsturen van verzoeken gewaarborgd dat bevoegde instanties de onderlinge bevoegdheidsverdeling kunnen respecteren: het verzoek kan worden doorgestuurd naar de bevoegde instantie die wel bevoegd is. Artikel 22, eerste lid, van deze regeling zorgt voor de juridische inbedding van deze functionaliteiten in de uitvoeringspraktijk van de Nederlandse bevoegde instanties die aangesloten zijn op het IMI.
De Uitvoeringsbeschikking IMI kent in artikel 3, eerste lid, een vrij gedetailleerde invulling van de functies die het IMI vervult met betrekking tot het waarschuwingsmechanisme. Dit is noodzakelijk gebleken nu artikel 32 van de dienstenrichtlijn weliswaar de materiële randvoorwaarden stelt waaronder het waarschuwingsmechanisme gebruikt kan worden, maar niet de wijze waarop het IMI door middel van specifieke functionaliteiten dit mechanisme ondersteunt. Ook de implementatie van artikel 32 van de dienstenrichtlijn in artikel 51 van de Dienstenwet biedt op dit punt niet alle noodzakelijke houvast.
In artikel 3, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsbeschikking IMI wordt allereerst aangesloten bij de meer algemene functionaliteit van het IMI om een bevoegde instantie in staat te stellen aanvullende informatie te vragen en te verzenden met betrekking tot een verzonden kennisgeving onder het waarschuwingsmechanisme. Dit is in deze regeling geïmplementeerd in artikel 23, eerste lid, onder a, en derde lid, onder a.
Artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Uitvoeringsbeschikking IMI zien op de functionaliteit in het IMI om kennisgevingen van waarschuwingen in te trekken dan wel te corrigeren. Deze mogelijkheden zijn noodzakelijk om feitelijk onjuiste waarschuwingen te corrigeren of onzorgvuldige waarschuwingen terug te draaien die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 32 van de dienstenrichtlijn. Gelet op de grote gevolgen voor de goede naam van een dienstverrichter van een onjuiste of onzorgvuldige verzonden kennisgeving, is het van groot belang dat er een snelle en praktische manier bestaat om de inhoud van een kennisgeving te corrigeren dan wel de gehele kennisgeving in te trekken. Artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Uitvoeringsbeschikking IMI is geïmplementeerd in artikel 23, eerste lid, onder b en artikel 23, tweede lid, van deze regeling.
Tenslotte moet worden ingegaan op artikel 3, eerste lid, onder e, f en g van de Uitvoeringsbeschikking IMI. Het IMI maakt het mogelijk om waarschuwingen in te (laten) trekken wanneer het doel bereikt is en het risico zich niet langer voordoet. Een waarschuwing wordt na verloop van tijd automatisch ingetrokken. Hiermee wordt voorkomen dat een afgegeven waarschuwing voor altijd aan een dienstverrichter verbonden blijft. Wel dient de mogelijkheid te bestaan voor de betrokken instanties om zich te verzetten tegen het intrekken van een waarschuwing als blijkt dat het risico in de desbetreffende lidstaat zich nog steeds voordoet. De hierboven genoemde richtsnoeren inzake het waarschuwingsmechanisme bieden nadere uitleg over deze systematiek. Eén en ander is geïmplementeerd in artikel 23, eerste lid, onder c en d, en derde lid, b en c.
Een bevoegde instantie kon voor de inwerkingtreding van deze regeling toegang krijgen tot een betafase-berichtenbox door akkoord te gaan met gebruikersvoorwaarden betafase-berichtenbox. De toepasselijkheid van die gebruikersvoorwaarden zal bij de inwerkingtreding van de relevante bepalingen uit deze regeling zijn beëindigd. Het eerste lid bewerkstelligt een omzetting van een toegang tot een betafase-berichtenbox voor een bevoegde instantie in een toegang tot een berichtenbox. De toegang tot en het gebruik van de berichtenbox is derhalve niet onderworpen aan gebruikersvoorwaarden, maar aan het daaromtrent bepaalde in deze regeling. Op vergelijkbare wijze geldt hetzelfde voor de hulpvoorziening waarvan in voorkomende gevallen een bevoegde instantie al gebruik kon maken voor de inwerkingtreding van de regeling.
Diensten-richtlijn | Voor zover geïmplementeerd in de ministeriële regeling, tenzij anders is aangegeven | Omschrijving Beleidsruimte | Toelichting op de keuze bij de invulling van beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikelen 6 en 8 | Artikelen 1, onder a tot en met j, 2 tot en met 13, 15 tot en met 18, 20 en 24 | De wijze waarop het centraal loket dient te worden ingericht om procedures en formaliteiten via het centraal loket te kunnen laten afwikkelen tussen bevoegde instanties en dienstverrichters, schrijft de dienstenrichtlijn niet gedetailleerd voor (zie ook artikel 5 en de paragrafen 3.3. en 3.4 van de Dienstenwet). Hetzelfde geldt voor de wijze waarop dienstverrichters en bevoegde instanties in dat verband toegang tot het centraal loket kunnen krijgen. | De inrichting van het centraal loket met betrekking tot de transactiefunctie is op zodanige voorgeschreven, dat deze functie met inachtneming van relevante wet- en regelgeving kan worden vervuld en gerealiseerd. De eisen inzake toegang tot het centraal loket zijn ten aanzien van de transactiefunctie noodzakelijk om een goede vervulling daarvan mogelijk te maken. |
Artikel 7, eerste en derde lid | Artikelen 19, 20 en 24, tweede lid | De dienstenrichtlijn schrijft niet de wijze voor waarop wordt bewerkstelligd dat alle vereiste informatie via het centraal loket toegankelijk is op een wijze die duidelijk, ondubbelzinnig en actueel is | Om het mogelijk te maken alle vereiste informatie via het centraal loket te ontsluiten op een wijze die duidelijk, ondubbelzinnig en actueel is, is het nodig dat bevoegde instanties die informatie op een bepaalde wijze ordenen en toegankelijk maken. De aangehaalde artikelen uit de regeling geven daaraan nadere invulling (zie ook de artikelen 10 en 21 van de Dienstenwet). |
Artikel 21 | Artikel 14 | Idem als hierboven bij de artikelen 6 en 8 uit de dienstenrichtlijn, maar dan voor bijstandverlening aan zakelijke afnemers (zie ook de artikelen 5 en 23, van de Dienstenwet) | Idem als hierboven bij de artikelen 6 en 8, maar dan voor bijstandverlening aan zakelijke afnemers. |
Artikel 43 | Artikelen 9 en 13 | De dienstenrichtlijn schrijft niet voor op welke wijze bij de uitvoering en toepassing van de dienstenrichtlijn wordt voldaan aan de richtlijnen inzake de bescherming van persoonsgegevens waaraan in artikel 43 wordt gerefereerd. Dit geldt derhalve ook met betrekking tot het centraal loket. | Het vaststellen van een termijn waarbinnen berichten in een berichtenbox worden vernietigd en de daadwerkelijke vernietiging daarvan (artikel 9), alsmede het concretiseren van nodige maatregelen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het centraal loket (artikel 13), dragen bij aan de bescherming van persoonsgegevens met inachtneming van deze richtlijnen en de Wet bescherming persoonsgegevens. |
Uitvoerings-beschikking IMI | Te implementeren in ministeriële regeling, tenzij anders is aangegeven | Omschrijving Beleidsruimte | Toelichting op de keuze bij de invulling van beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 1 | |||
eerste lid | Behoeft geen implementatie want reeds geregeld in artikel 37, derde lid, 40, tweede lid, artikel 42, vierde lid, artikel 43, vijfde lid, artikel 50, derde lid, artikel 51, tweede lid, en artikelen 56 en 58 van de Dienstenwet | Geen | Niet van toepassing |
tweede lid | Artikel 2, onder a | Geen | Niet van toepassing |
Artikel 2 | |||
onder a | Reeds geïmplementeerd in de artikelen 37, 39 tot en met 41 en 44 van de Dienstenwet | Geen | Niet van toepassing |
onder b | Artikel 3, tweede lid | Geen | Niet van toepassing |
onder c en d | Artikel 3, eerste lid | Geen | Niet van toepassing |
onder e | Reeds geïmplementeerd in de artikelen 37, 39 tot en met 41 en 44 van de Dienstenwet | Geen | Niet van toepassing |
Artikel 3 | |||
eerste lid | Artikel 4 | Geen | Niet van toepassing |
tweede lid | Artikel 2, onder b | Geen | Niet van toepassing |
derde lid | Behoeft geen implementatie, omdat dit een juridische en technische verplichting is die rust op de beheerder van het IMI-systeem, namelijk de Europese Commissie. | Geen | Niet van toepassing |
Artikel 4 | |||
onder a tot en met c | Behoeft geen implementatie want reeds geregeld in artikelen 48, 49, 50, 56 en 58 van de Dienstenwet. | Geen | Niet van toepassing |
onder d | Artikel 2, onder c | Geen | Niet van toepassing |
Artikel 5 | Behoeft geen implementatie. Wet bescherming persoonsgegevens geldt. Zie voorts artikel 59 van de Dienstenwet | Geen | Niet van toepassing |
Artikel 6 | Behoeft uit zijn aard geen implementatie | Geen | Niet van toepassing |
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-18558.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.