Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 augustus 2010, nr. 148165, houdende aanwijzing en bekendmaking van enkele besmette zones en bufferzones als bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, van de Regeling bestrijding maïswortelkever, Anoplophora chinensis (Forster) en kastanjegalwesp

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 5 van Beschikking 2008/840/EG van de Europese Commissie van 7 november 2008 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen (PbEU L300);

Gelet op artikel 11, eerste en tweede lid, van de Regeling bestrijding maïswortelkever, Anoplophora chinensis (Forster) en kastanjegalwesp;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. In de gemeenten Krimpen aan den IJssel, Capelle aan den IJssel, Nederlek, Rotterdam en Ridderkerk worden een besmette zone en een bufferzone als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 11, tweede lid, van de Regeling bestrijding maïswortelkever, Anoplophora chinensis (Forster) en kastanjegalwesp vastgesteld. De onderscheiden zones zijn aangegeven op de kaart, die als bijlage 1, onderdeel 1, bij dit besluit is gevoegd.

  • 2. In de gemeenten Midden-Delfland, Maassluis, Rotterdam en Westland worden een besmette zone en een bufferzone als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 11, tweede lid, van de Regeling bestrijding maïswortelkever, Anoplophora chinensis (Forster) en kastanjegalwesp vastgesteld. De onderscheiden zones zijn aangegeven op de kaart, die als bijlage 1, onderdeel 2, bij dit besluit is gevoegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage, die ter inzage zal worden gelegd bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te ’s-Gravenhage en het kantoor van de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen en die verder kan worden ingezien op de website www.nieuwevwa.nl.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 1

[Ligt ter inzage bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te ’s-Gravenhage, op het kantoor van de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen en is gepubliceerd op www.nieuwevwa.nl]

TOELICHTING

Naar aanleiding van twee vondsten van uitvlieggaten van de Oost-Aziatische boktor (Anoplophora chinensis (Forster)) in respectievelijk Krimpen aan den IJssel en Midden-Delfland, worden thans besmette zones en bufferzones aangewezen. De aanwijzing is vereist op grond van artikel 5 van Beschikking 2008/840/EG van de Europese Commissie van 7 november 2008 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen (PbEU L300). De omvang van de besmette zones is beperkt tot de directe omgeving van de plaatsen waar de aantasting door de boktor is aangetroffen. De bufferzones zijn conform de genoemde beschikking zones met een straal van twee kilometer rondom de besmette zones.

Binnen de zones gelden aangescherpte handelseisen. Waardplanten van de boktor mogen alleen in de handel worden gebracht indien de bedrijven zijn geregistreerd, op de bedrijven aanvullende inspecties zijn uitgevoerd op aanwezigheid van symptomen van de boktor en de waardplanten vergezeld gaan van een plantenpaspoort (artikel 11a Regeling bestrijding maïswortelkever, Anoplophora chinensis (Forster) en kastanjegalwesp).

Administratieve lasten

De aanwijzing heeft tijdelijk gevolgen voor mogelijk circa tien bedrijven. Op basis van de huidige gegevens kan worden gesteld dat ten minste twee bedrijven binnen het gebied zijn geregistreerd. De lasten die uit een eventuele nieuwe registratie voortvloeien zijn ca. € 75 per bedrijf. Voor 7 van de 17 waardplanten voor de boktor geldt thans al een plantenpaspoortplicht. Omdat moeilijk vast te stellen is welke soorten planten op de desbetreffende bedrijven worden geteeld en verhandeld, is thans moeilijk aan te geven wat het effect is op de administratieve lasten als gevolg van de uitbreiding van de plantenpaspoortplicht. Gemiddeld zijn de administratieve lasten per bedrijf voor het aanvragen, uitdraaien en aanbrengen van plantenpaspoorten € 453,50 per jaar. De eventuele stijging van de administratieve lasten is van tijdelijke aard en komt te vervallen zodra de gebieden worden opgeheven. De gebieden kunnen worden opgeheven als gedurende een periode van vier jaar in de gebieden geen boktor wordt aangetroffen of zoveel eerder wanneer de Europese Commissie dat toestaat.

Omdat de gebiedsaanwijzing op Europees niveau is voorgeschreven, is een afweging van alternatieven op nationaal niveau niet aan de orde.

Deze gebiedsaanwijzing treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving (Kamerstukken II 2007/08, 29 515, nrs. 243 en 309). De reden voor deze afwijking is dat de gebiedsaanwijzing een noodmaatregel betreft die op grond van de Europese bestrijdingsregelgeving is voorgeschreven.

De bijlage bij dit besluit waarin op gebiedskaarten de gebieden zijn aangegeven, liggen ter inzage bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te ’s-Gravenhage en de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen. Tevens zijn de kaarten te raadplegen via www.nieuwevwa.nl.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven