De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op:
– Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling
van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);
– Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling
van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor
voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);
– Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling
van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273)
– Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);
– Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende
de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde
organismen geproduceerde levenmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268);
– Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende
toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PbEU L 268);
– Verordening (EG) nr. 882/2004 van Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles
op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn
(PbEU 2004, 191);
– Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 januari 2005 tot vaststelling
van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU 2005, 35);
– Verordening (EG) nr. 470/2009: verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch
werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en
tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het
Europees Parlement en de Raad (PbEU L 152/11);
– Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening
(EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van
bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PbEU L 194);
– Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen
en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en
tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG,
93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PbEU L 229);
– Richtlijn nr. 82/475/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juni 1982 tot vaststelling van de categorieën
van voedermiddelen die mogen worden gebruikt voor het etiketteren van mengvoeders voor huisdieren (PbEG L 213);
– Richtlijn nr. 95/53/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de
organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding (PbEG L 265);
– Richtlijn nr. 95/69/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en
bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van
de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG (PbEG L 332);
– Richtlijn nr. 98/51/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 juli 1998 tot vaststelling van bepalingen ter
uitvoering van Richtlijn 95/69/EG van de Raad houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en
de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding (PbEG L 208);
– Richtlijn nr. 98/68/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 september 1998 tot vaststelling van het in
artikel 9, lid 1, van Richtlijn 95/53/EG van de Raad bedoelde modeldocument en van controlevoorschriften bij de invoer van
diervoeder uit derde landen in de Gemeenschap (PbEG L 261);
– Richtlijn nr. 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen
in diervoeding (PbEG L 140);
– Richtlijn nr. 2008/38/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 2008 tot vaststelling van de lijst van
bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 69);
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, onderdeel b, 3, 6, eerste en vierde lid, 7, derde lid, 10, eerste lid, 12, 15, tweede
lid, 16, tweede, vierde en vijfde lid, 17, 22, derde lid, 23, 24, 25, eerste en vierde lid, 28, tweede lid, 32, vierde lid,
en 34 van de Kaderwet diervoeders en op de artikelen 7, 12, 17, 21, 24, 27 en 28 van het Besluit diervoeders;
Besluit:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. wet:
Kaderwet diervoeders;
- b. besluit:
Besluit diervoeders;
- c. minister:
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- d. VWA:
Voedsel en Waren Autoriteit;
- e. lidstaat:
land dat lid is van de Europese Unie;
- f. derde land:
land dat geen lid is van de Europese Unie;
- g. kwartier:
spanne tijd van één vierde deel van een uur of een gedeelte daarvan, die besteed is of zou zijn aan onderzoeken of verrichtingen,
met uitzondering van reistijd;
- h. openingstijd:
periode van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen, van 07.00 uur tot 18.00 uur;
- i. algemeen erkende feestdag:
de Nieuwjaarsdag, de christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag
van de Koning(in) wordt gevierd en de vijfde mei;
- j. werkdag:
dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag;
- k. starttarief:
op de reis- en voorbereidende administratietijd betrekking hebbende vergoeding;
- l. certificaat:
schriftelijke of elektronische door of vanwege de VWA afgegeven verklaring naar aanleiding van haar werkzaamheden;
- m. geleidebiljet:
schriftelijk of digitaal document, door de VWA opgemaakt, dat dient om producten van dierlijke oorsprong te kanaliseren.
Artikel 2
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. richtlijn nr. 2001/18/EG:
richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste
introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PbEG
L 106);
- b. richtlijn nr. 2002/32/EG:
richtlijn nr. 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen
in diervoeding (PbEG L 140);
- c. richtlijn nr. 2008/38/EG:
richtlijn nr. 2008/38/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 2008 tot vaststelling van de lijst van
bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 69);
- d. verordening (EG) nr. 999/2001:
verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling
van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG
L 147);
- e. verordening (EG) nr. 178/2002:
verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling
van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor
voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);
- f. verordening (EG) nr. 1774/2002:
verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling
van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273);
- g. verordening (EG) nr. 1829/2003:
verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);
- h. verordening (EG) nr. 1830/2003:
verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende
de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde
organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268);
- i. verordening (EG) nr. 1831/2003:
verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende
toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PbEU L 268);
- j. verordening (EG) nr. 882/2004:
verordening (EG) nr. 882/2004 van Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles
op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn
(PbEU 2004, 191);
- k. verordening (EG) nr. 183/2005:
verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 januari 2005 tot vaststelling
van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU 2005, 35);
- l. verordening (EG) nr. 470/2009:
verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 tot vaststelling van
communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen
van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG
van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 152/11);
- m. verordening (EG) nr. 669/2009:
verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening
(EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van
bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PbEU L 194);
- n. verordening (EG) nr. 767/2009:
verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen
en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en
tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG,
93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PbEU L 229);
- o. verordening (EU) nr. 37/2010:
verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling
daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorpsrong (PbEU L 15).
HOOFDSTUK 2. ONGEWENSTE STOFFEN IN DIERVOEDERS, VERBODEN VOEDERMIDDELEN EN DIERVOEDERS MET EEN BIJZONDER VOEDINGSDOEL
Artikel 3
1. Als gehalten aan ongewenste stoffen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden vastgesteld de gehalten:
a. opgenomen in bijlage I bij richtlijn nr. 2002/32/EG;
b. opgenomen in bijlage II bij de Warenwetregeling residuen van bestrijdingsmiddelen met betrekking tot eet- of drinkwaren die
tevens een diervoeder zijn, met uitzondering van de stoffen waarvoor op grond van onderdeel a een maximumgehalte geldt.
2. Op de gehalten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is bijlage I bij de Warenwetregeling residuen van bestrijdingsmiddelen
van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4
Ingeval er in bijlage I bij richtlijn nr. 2002/32/EG voor aanvullende diervoeders geen apart maximumgehalte aan ongewenste
stoffen is vastgesteld, geldt het maximumgehalte dat voor volledige diervoeders is vastgesteld eveneens voor aanvullende diervoeders,
rekening houdend met het voor gebruik daarvan voorgeschreven aandeel in een dagrantsoen.
Artikel 5
Als voedermiddelen als bedoeld in artikel 3 van de wet worden aangewezen de middelen als bedoeld in bijlage III bij verordening
(EG) nr. 767/2009.
Artikel 6
Als lijst met bijzondere voedingsdoelen als bedoeld in artikel 21 van het besluit, wordt aangemerkt de lijst, opgenomen in
deel B van bijlage I bij richtlijn nr. 2008/38/EG.
HOOFDSTUK 3. REGELS TER UITVOERING VAN COMMUNAUTAIRE VERORDENINGEN
§ 1. Regels ter uitvoering van verordening (EG) nr. 999/2001
Artikel 7
1. Het is verboden in strijd te handelen met:
a. artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) nr. 999/2001;
b. punt I van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001;
c. punten II en III, onderdelen C, D en E, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001;
d. bijlage VII, hoofdstuk A, punt 2.3, punt b, onder i) en ii), van verordening (EG) nr. 999/2001.
2. De verboden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zijn niet van toepassing ten aanzien van het vervoederen van de
producten, genoemd in bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, aan de daarbij genoemde dieren, mits is voldaan aan de
in die bijlage gestelde voorwaarden.
Artikel 8
Als diervoeders als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet waarvoor ter uitvoering van punt II van bijlage IV bij verordening
(EG) nr. 999/2001 een erkenning of registratie is vereist om die te bereiden, te bewerken, te verwerken, en in voorkomend
geval in verband daarmee in voorraad of voorhanden te hebben, worden aangewezen diervoeders die de volgende producten bevatten:
a. vismeel als bedoeld in punt II, onderdeel B, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001;
b. dicalciumfosfaat of tricalciumfosfaat als bedoeld in punt II, onderdeel C, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001;
c. bloedproducten of bloedmeel als bedoeld in punt II, onderdeel D, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
Artikel 9
1. De eisen, bedoeld in artikel 27 van het besluit, aan een erkenning als bedoeld in artikel 8, aanhef in samenhang met onderdeel
a, zijn opgenomen in:
a. punt II, onderdeel B, onder c, eerste alinea, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, dan wel
b. punt II, onderdeel B, onder c, onder ii, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
2. De eisen, bedoeld in artikel 27 van het besluit, aan een erkenning als bedoeld in artikel 8, aanhef in samenhang met onderdeel
b, zijn opgenomen in:
a. punt II, onderdeel D, onder b, eerste alinea, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, dan wel
b. punt II, onderdeel D, onder b, onder ii, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
3. De eisen, bedoeld in artikel 27 van het besluit, aan een erkenning als bedoeld in artikel 8, aanhef in samenhang met onderdeel
c, zijn opgenomen in:
a. punt II, onderdeel D, onder c, eerste alinea, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, dan wel
b. punt II, onderdeel D, onder c, onder ii, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
Artikel 10
1. De eisen, bedoeld in artikel 27 van het besluit, aan een registratie als bedoeld in artikel 8, aanhef in samenhang met onderdeel
a, zijn de eisen, opgenomen in punt II, onderdeel B, onder c, onder i, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
2. De eisen, bedoeld in artikel 27 van het besluit, aan een registratie als bedoeld in artikel 8, aanhef in samenhang met onderdeel
b, zijn de eisen, opgenomen in punt II, onderdeel C, onder a, onder i, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
3. De eisen, bedoeld in artikel 27 van het besluit, aan een registratie als bedoeld in artikel 8, aanhef in samenhang met onderdeel
c, zijn de eisen, opgenomen in punt II, onderdeel D, onder c, onder i, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
Artikel 11
1. De minister keurt de reinigingsprocedure, bedoeld in punt II, onderdelen B, onder e, C, onder c, en D, onder e, van bijlage
IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, goed.
2. De minister verleent de toestemming, bedoeld in punt II, onderdelen B, onder f, C, onder d, en D, onder a, tweede alinea,
onder b, tweede alinea, en onder f, tweede alinea, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
3. De minister erkent het controlesysteem, bedoeld in:
a. punt II, onder D, onder a, tweede alinea, en onder b, tweede alinea, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001;
b. punt III, onderdeel C, onder c, onder iii, van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001.
Artikel 12
De ambtenaren, bedoeld in artikel 53, zijn de bevoegde autoriteit, bedoeld in de volgende punten van bijlage IV bij verordening
(EG) nr. 999/2001:
a. punt II, onderdelen:
1°. B, onder c, onder ii, derde gedachtestreepje;
2°. C, onder a, onder ii, derde gedachtestreepje;
3°. D, onder a, eerste alinea, en onder c, onder ii, derde gedachtestreepje;
b. punt III, onderdeel C, onder a en onder c, onder ii en iii, laatste alinea, en onderdeel F.
§ 2. Regels ter uitvoering van verordening (EG) nr. 183/2005
Artikel 13
Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften, genoemd in de artikel 4, 5, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde
lid, 6, eerste en derde lid, 7, eerste lid, 9, eerste en tweede lid, 11, 23, eerste lid, en 24 van de verordening (EG) nr.
183/2005.
Artikel 14
Als diervoeders als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet waarvoor ter uitvoering van artikel 11 van verordening (EG)
nr. 183/2005 een registratie vereist is, worden aangewezen de diervoeders die vallen binnen de werkingssfeer van verordening
(EG) nr. 183/2005.
Artikel 15
1. Als toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor ter uitvoering
van artikel 10 van verordening (EG) nr. 183/2005 een erkenning is vereist voor het vervaardigen of het in de handel brengen
daarvan, worden aangewezen de toevoegingsmiddelen respectievelijk de vervangende voederproteïnen, genoemd in bijlage IV, hoofdstuk
1 van verordening (EG) nr. 183/2005.
2. Als voormengsels als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor ter uitvoering van artikel 10 van verordening
(EG) nr. 183/2005 een erkenning is vereist voor het vervaardigen of het in de handel brengen daarvan, worden aangewezen de
voormengsels bereid met toevoegingsmiddelen, genoemd in bijlage IV, hoofdstuk 2 van verordening (EG) nr. 183/2005.
3. Als diervoeders als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor ter uitvoering van artikel 10 van verordening
(EG) nr. 183/2005 een erkenning is vereist voor het vervaardigen daarvan uitsluitend voor het gebruik op eigen bedrijf of
ten behoeve van het in de handel brengen, worden aangewezen de mengvoeders bereid met toevoegingsmiddelen of met voormengsels
met toevoegingsmiddelen, genoemd bijlage IV, hoofdstuk 3 van verordening (EG) nr. 183/2005.
Artikel 16
Indien aan een bedrijf een erkenning voor een activiteit, als bedoeld in artikel 15 is verleend, dan is voor diezelfde activiteit
geen registratie, bedoeld in artikel 14, meer nodig.
Artikel 17
Een besluit omtrent erkenning, dan wel wijziging daarvan, wordt genomen binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 18
1. De minister keurt de nationale gidsen voor goede praktijken, bedoeld in artikel 21 van verordening (EG) nr. 183/2005, goed
voor zover de gidsen betrekking hebben op de bepalingen in verordening (EG) nr. 183/2005.
2. Ingeval in een gids richtsnoeren zijn opgenomen die aanvullend zijn ten opzichte van verordening (EG) nr. 183/2005 zijn deze
richtsnoeren telkens duidelijk te onderscheiden van het deel van de gids dat betrekking heeft op verordening (EG) nr. 183/2005.
Artikel 19
De ambtenaren, bedoeld in artikel 53, zijn de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en tweede
lid, artikel 17, tweede lid, en de bijlagen I en II van de verordening (EG) 183/2005.
§ 3. Regels ter uitvoering van overige Europese verordeningen
Artikel 20
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 11, 12, 15, eerste lid, 16, 17, eerste lid, 18 en 20 van verordening
(EG) nr. 178/2002.
2. De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 15, vijfde lid, en 19, tweede lid, van verordening (EG) nr.
178/2002.
3. De ambtenaren, bedoeld in artikel 97, zijn de bevoegde autoriteiten, bedoeld in de artikelen 18, tweede en derde lid, 19,
eerste, derde en vierde lid, en 20 van verordening (EG) nr. 178/2002.
Artikel 21
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 16, eerste, tweede en zesde lid, 20, eerste lid, 21, eerste en derde
lid, en 25 van verordening (EG) nr. 1829/2003.
2. De minister is de bevoegde nationale instantie, bedoeld in de artikelen 17, tweede lid, en 18, tweede lid, van verordening
(EG) nr. 1829/2003.
Artikel 22
Het is verboden in strijd te handelen met de artikel 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, en 5, eerste en tweede lid, van
verordening (EG) nr. 1830/2003.
Artikel 23
Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste, derde en vierde lid, en 16 van verordening (EG) nr. 1831/2003.
Artikel 24
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikel 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste lid, 8, 9, 11, 13, 14, eerste
en tweede lid, 15, 16, 17, eerste en tweede lid, 18, 19, 20, eerste lid, 22, eerste lid, 23, 24, vijfde lid, tweede volzin,
en zesde lid, en 25, vierde lid, van verordening (EG) nr. 767/2009.
2. De ambtenaren, bedoeld in artikel 53, onderdeel a, zijn de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 5, tweede en derde
lid, 13, eerste lid, onderdelen a en b, 17, derde lid, en bijlage VII, onderdeel 8, van verordening (EG) nr. 767/2009.
Artikel 25
1. De ambtenaren, bedoeld in de artikelen 53, onderdeel a, en 54, zijn de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, onderdeel
a, 6, 8, eerste en tweede lid, onderdelen a en b, 9, 10, 11, aanhef, 12, 13 en 19, eerste lid, van verordening (EG) nr. 669/2009.
2. De ambtenaren, bedoeld in de artikelen 53, onderdeel a, en 54, zijn de bevoegde autoriteit op het APB, bedoeld in de artikelen
8, tweede lid, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 669/2009.
3. De ambtenaren, bedoeld in de artikelen 53, onderdeel a, en 54, zijn de bevoegde autoriteit ten aanzien van het verlenen van
instemming, bedoeld in artikel 7, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 669/2009.
§ 4. De aanvraag tot erkenning, registratie of goedkeuring, vereist op grond van Europese verordeningen
Artikel 26
1. De volgende aanvragen worden bij de VWA ingediend:
a. een aanvraag tot erkenning of registratie als bedoeld in artikel 8, dan wel tot wijziging daarvan;
b. een aanvraag tot goedkeuring als bedoeld in artikel 11, eerste lid, dan wel tot wijziging daarvan;
c. een aanvraag tot toestemming als bedoeld in artikel 11, tweede lid, dan wel tot wijziging daarvan;
d. een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 11, derde lid, dan wel tot wijziging daarvan;
e. een aanvraag tot registratie als bedoeld in artikel 14, dan wel tot wijziging daarvan;
f. een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 15, dan wel tot wijziging daarvan;
g. een aanvraag tot goedkeuring als bedoeld in artikel 18.
2. Een aanvraag wordt in behandeling genomen nadat het ingevolge artikel 35, onderdeel a, verschuldigde bedrag is voldaan.
3. De aanvrager van een registratie als bedoeld in artikel 8, is geregistreerd, indien een termijn van zes weken, te rekenen
vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag tot registratie, is verstreken zonder dat de minister op de aanvraag heeft beslist.
Artikel 27
De houder van een erkenning, registratie of goedkeuring stelt de VWA zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand
schriftelijk in kennis van wijziging van de volgende gegevens:
a. naam, adres of zetel van de houder;
b. naam, adres of zetel van een bedrijf waarop de erkenning, registratie of goedkeuring betrekking heeft;
c. stopzetting van de activiteit waarop de erkenning, registratie of goedkeuring betrekking heeft;
d. opheffing van zijn onderneming.
Artikel 28
In een openbaar register, dat ter inzage ligt bij de VWA, worden de volgende gegevens vastgelegd:
a. naam, adres en zetel van de houder van een erkenning of registratie;
b. naam, adres en zetel van een bedrijf waarop een erkenning of registratie betrekking heeft;
c. de bij de erkenning of registratie behorende erkennings-, onderscheidenlijk registratienummers.
HOOFDSTUK 4. REGELS OVER DE IN- EN UITVOER
Artikel 29
De eisen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet zijn:
a. de eisen die bij of krachtens de wet zijn gesteld aan toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders;
b. de eisen, neergelegd in dit hoofdstuk;
c. het bepaalde in:
1°. artikel 7, bijlage IV en bijlage IX, hoofdstuk D, afdeling B, subonderdeel c, van verordening (EG) nr. 999/2001;
2°. de artikelen , 12, 15, eerste lid, 16, 17, eerste lid, 18 en 20 van verordening (EG) nr. 178/2002;
3°. hoofdstuk III van verordening (EG) nr. 1829/2003;
4°. verordening (EG) nr. 1830/2003;
5°. verordening (EG) nr. 1831/2003;
6°. artikel 24 van verordening (EG) nr. 183/2005;
7°. elke andere communautaire maatregel, voor zover daarin is bepaald dat de controles op het voldoen aan de daarin neergelegde
voorschriften plaatsvinden volgens de bepalingen van verordening (EG) nr. 882/2004.
Artikel 30
1. Toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders die afkomstig zijn uit een derde land, gaan
vergezeld van:
a. documenten waaruit de aard, oorsprong en geografische bestemming van de producten blijkt;
b. een document waarin de aard en de uitkomst van uitgevoerde controles zijn aangegeven en in voorkomend geval de resultaten
van laboratoriumonderzoek, ingeval de producten voor het eerst in een lidstaat, niet zijnde Nederland, op het douanegebied
van de Europese Gemeenschap zijn binnengebracht.
2. In de documenten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verwezen naar het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b, ingeval het laatstgenoemde onderdeel van toepassing is.
3. Het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vergezelt de toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels
of diervoeders waarop het betrekking heeft tot het tijdstip waarop deze producten in het vrije verkeer worden gebracht.
Artikel 31
1. Toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders die afkomstig zijn uit een derde land en die
in Nederland in het douanegebied van de Europese Gemeenschap worden binnengebracht, worden aangevoerd via:
a. Rotterdam haven, Vlissingen haven, Amsterdam luchthaven of Maastricht luchthaven, voorzover zij van dierlijke oorsprong zijn;
b. Rotterdam haven, Delfzijl haven, Vlissingen haven, Amsterdam haven of Amsterdam luchthaven, voorzover zij niet van dierlijke
oorsprong zijn.
2. De belanghebbende bij de lading stelt de VWA voor inklaring schriftelijk in kennis van de aanvoer, bedoeld in het eerste
lid. Hij maakt daarbij gebruik van een bij de VWA opvraagbaar document, dat volledig wordt ingevuld en in viervoud wordt ingeleverd.
Artikel 32
1. Toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders die in Nederland in het douanegebied van de
Europese Gemeenschap worden binnengebracht, worden aan de VWA aangeboden voor de controles, bedoeld in de artikelen 14 en
15 van verordening (EG) nr. 882/2004.
2. Bij de producten, bedoeld in het eerste lid, worden de documenten, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, gevoegd.
3. De aanbieder meldt de werkzaamheden die hij wenst te laten verrichten schriftelijk bij de VWA uiterlijk vóór 14:00 uur op
de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden. Hij maakt daarbij gebruik van het document,
bedoeld in artikel 31, tweede lid.
Artikel 33
Toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders blijven ter beschikking van de ambtenaar van
de VWA indien hij dat nodig acht, onder door hem te bepalen voorwaarden en voor rekening van de verzender of diens gemachtigde
dan wel de importeur, tot de controles, bedoeld in artikel 32, zijn afgerond en de uitslagen daarvan bekend zijn.
Artikel 34
1. Na afronding van de in artikel 32, eerste lid, bedoelde controles wordt door de VWA een document als bedoeld in artikel 30,
eerste lid, onderdeel b, afgegeven en wordt van dat document aantekening gemaakt op de documenten, bedoeld in artikel 30,
eerste lid, onderdeel a, ingeval de producten:
a. bestemd zijn om in het vrije verkeer gebracht te worden in een andere lidstaat dan Nederland;
b. een in Nederland gevestigde vrije zone, vrij entrepot of douane-entrepot verlaten en bestemd zijn om in een andere lidstaat
dan Nederland in het vrije verkeer te worden gebracht.
2. Het document, bedoeld in het eerste lid, wordt opgesteld overeenkomstig de richtsnoeren, opgenomen in artikel 1 van richtlijn
nr. 98/68/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 september 1998 tot vaststelling van het in artikel 9,
lid 1, van Richtlijn 95/53/EG van de Raad bedoelde modeldocument en van controlevoorschriften bij de invoer van diervoeder
uit derde landen in de Gemeenschap (PbEG L 261).
3. Ingeval een partij producten in delen wordt gesplitst, wordt het document, bedoeld in het eerste lid, afgegeven voor elke
deelpartij die bestemd is om in een andere lidstaat dan Nederland in het vrije verkeer te worden gebracht.
HOOFDSTUK 5. REGELS OVER RETRIBUTIES
Artikel 35
Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot:
(i) een erkenning als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet;
(ii) een erkenning als bedoeld in artikel 11, derde lid, onderdeel a, of
(iii) een wijziging van de onder (i) of (ii) bedoelde erkenningen,
wordt bij de aanvrager een retributie in rekening gebracht bestaande uit:
a. een starttarief van € 107,72 per ambtenaar voor een onderzoek ter plaatse naar het voldoen aan de eisen voor het verkrijgen
van de in de onderdelen (i) en (ii) bedoelde erkenningen, en
b. een bedrag van € 29,30 per kwartier dat aan het onderzoek ter plaatse door een ambtenaar is besteed.
Artikel 36
Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot registratie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, dan wel tot
wijziging van deze registratie, is de aanvrager per aanvraag een retributie verschuldigd van € 18,33.
Artikel 37
Voor de door de VWA aangekondigde en vastgelegde periodieke controles, bedoeld in artikel 13 van de wet, op de naleving van
de eisen verbonden aan de in artikel 10 van de wet bedoelde erkenning ten behoeve van de instandhouding daarvan, is de houder
van de erkenning een retributie verschuldigd bestaande uit:
a. een starttarief van € 107,72 per ambtenaar, en
b. een bedrag van € 29,30 per kwartier dat door de ambtenaar aan de werkzaamheden is besteed.
Artikel 38
1. Voor een aanvullende officiële controle na vaststelling van niet-naleving als bedoeld in artikel 28 van verordening (EG)
nr. 882/2004, is de exploitant van de onderneming ten aanzien waarvan de aanvullende officiële controle wordt verricht, een
bedrag verschuldigd van € 96,12 per aanvullende officiële controle.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde aanvullende officiële controle bestaat uit zowel aanvullende controlewerkzaamheden als
aanvullende monstername en laboratoriumonderzoek ten aanzien van deze monsters, is de exploitant van de onderneming ten aanzien
waarvan deze aanvullende officiële controle wordt verricht, een bedrag verschuldigd van € 254,42 per aanvullende officiële
controle.
3. Indien de in het eerste lid bedoelde aanvullende officiële controle enkel bestaat uit aanvullende monstername en laboratoriumonderzoek
ten aanzien van deze monsters, is de exploitant van de onderneming ten aanzien waarvan deze aanvullende officiële controle
wordt verricht, een bedrag verschuldigd van € 186,58 per aanvullende officiële controle.
Artikel 39
Voor de be- en afhandeling van een aanvraag als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, is de aanvrager per aanvraag
een retributie verschuldigd bestaande uit:
a. een bedrag van € 59,71 aan administratiekosten per aanvraag, en
b. de werkelijke ter behandeling van de aanvraag gemaakte kosten van, voor zover van toepassing, het dossieronderzoek en, overeenkomstig
artikel 43, het laboratoriumonderzoek.
Artikel 40
1. Voor de controles, bedoeld in artikel 32, eerste lid, welke plaatsvinden op een werkdag tussen 06:00 uur en 23:00 uur, is
de aanbieder een retributie verschuldigd van € 0,04080 per ton toevoegingsmiddel, vervangende voederproteïne, voormengsel
of diervoeder dat ter controle wordt aangeboden.
2. De retributie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten minste € 58,45 en ten hoogste € 449,97.
3. Voor de afgifte van het document, bedoeld in artikel 34, eerste lid, wordt een retributie van € 2,27 in rekening gebracht.
4. Voor de controles, bedoeld in het eerste lid, welke plaatsvinden tussen 23:00 uur en 06:00 uur, op een zaterdag of zondag
onderscheidenlijk op een algemeen erkende feestdag of 5 mei, is de aanbieder een retributie verschuldigd van 0,052 per ton
toevoegingsmiddel, vervangende voederproteïne, voormengsel of diervoeder dat ter controle wordt aangeboden, met dien verstande
dat de retributie ten minste € 74,49 en ten hoogste € 573,26 bedraagt.
Artikel 41
Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot toestemming als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van het besluit,
is de aanvrager een retributie verschuldigd bestaande uit:
a. een bedrag van € 57,75 aan administratiekosten per aanvraag,
b. een starttarief van € 47,25 voor een onderzoek naar het voldoen aan de eisen aan de toestemming, en
(i) een bedrag van € 21,00 per kwartier dat aan het onderzoek door een academische geschoolde ambtenaar is besteed;
(ii) een bedrag van € 15,75 per kwartier dat aan het onderzoek door een niet-academisch geschoolde ambtenaar is besteed.
Artikel 42
1. Voor werkzaamheden binnen openingstijd, die op verzoek van de aanbieder door of vanwege de VWA worden verricht met betrekking
tot toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders, is de aanbieder een retributie verschuldigd,
bestaande uit:
a. een starttarief van € 92,29 per ambtenaar, en
b. een bedrag van € 34,14 per kwartier dat door een ambtenaar aan de werkzaamheden is besteed.
2. Voor zover voor de verrichtingen, bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de aanbieder een certificaat, een geleidebiljet
of een gewaarmerkt afschrift van een certificaat of geleidebiljet wordt afgegeven zonder dat direct voorafgaand onderzoek
ter plaatse van de aanbieder wordt verricht door een ambtenaar, is de aanbieder een retributie verschuldigd van:
a. € 45,40 per certificaat of geleidebiljet dat wordt aangevraagd, onderscheidenlijk
b. indien meerdere certificaten of geleidebiljetten tegelijk worden aangevraagd die betrekking hebben op een zelfde lading producten,
die op dezelfde dag wordt afgevoerd, en waarbij op de certificaten of geleidebiljetten hetzelfde oorsprongs- en bestemmingsadres,
alsmede dezelfde datum van vertrek wordt vermeld:
(i) € 45,40 voor het certificaat of het geleidebiljet dat als eerste wordt afgegeven, en
(ii) € 11,35 per certificaat of geleidebiljet dat na het onder (i) bedoelde eerste certificaat of geleidebiljet wordt afgegeven,
en
c. € 11,35 per gewaarmerkt afschrift van een certificaat of een geleidebiljet.
Artikel 43
1. Voor zover laboratoriumonderzoeken zijn verricht van chemische en microbiologische monsters die zijn genomen in het kader
van werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 35, 36, 37, 39, 40, 41 of 42, is de aanbieder, naast de retributies die ter
zake van de desbetreffende werkzaamheden zijn verschuldigd, een retributie voor deze laboratoriumonderzoeken verschuldigd.
2. De in het eerste lid bedoelde retributie bedraagt de door de Minister te berekenen werkelijke kosten verbonden aan de onderzoeken,
waaronder in elk geval zijn begrepen de kosten voor het verbruik van chemicaliën, hulpmiddelen en materialen, alsmede personeelskosten
en huisvestingskosten.
Artikel 44
Indien op grond van dit hoofdstuk een starttarief verschuldigd is, wordt deze in rekening gebracht ten aanzien van werkzaamheden
die door iedere aanwezige medewerker van de VWA op één dag, in één aaneengesloten periode, reguliere pauzes daaronder begrepen,
voor één aanbieder op één plaats worden verricht.
Artikel 45
1. In afwijking van artikel 32, derde lid, en artikel 61, tweede lid, meldt de aanbieder de werkzaamheden die hij door een ambtenaar
op een zaterdag, zondag, algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk op een werkdag tussen 18:00 uur en 06:00 uur wenst te
laten verrichten, schriftelijk bij de VWA, uiterlijk twee weken vóór de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen
uitvoering van de werkzaamheden zoals deze zijn aangemeld.
2. De aanbieder meldt de werkzaamheden tot afgifte van een certificaat, geleidebiljet of gewaarmerkt afschrift van een certificaat
of geleidebiljet, bedoeld in artikel 42, tweede lid, die hij door de VWA wenst te laten verrichten, schriftelijk bij de VWA,
uiterlijk vóór 14:00 uur op de derde werkdag, voorafgaande aan de dag van transport van de lading waarop het certificaat of
geleidebiljet ingevolge de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 46
1. Indien de datum of het tijdstip van aanvang of beëindiging van de werkzaamheden afwijkt van de datum of het tijdstip volgens
de melding, bedoeld in artikel 32, derde lid, artikel 45, eerste of tweede lid, onderscheidenlijk artikel 61, tweede lid,
wordt degene die de melding heeft verricht, hiervan door de VWA in kennis gesteld.
2. Indien de gemelde werkzaamheden niet zullen plaatsvinden, worden uitgesteld of wijziging ondergaan als gevolg van niet aan
de VWA te wijten oorzaken of omstandigheden, wordt dit door degene die de melding heeft verricht, schriftelijk aan de VWA
bericht:
a. indien het de melding, bedoeld in artikel 32, derde lid, betreft: uiterlijk vóór 14:00 uur op de werkdag voorafgaand aan de
dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden;
b. indien het de melding, bedoeld in artikel 45, eerste lid, betreft: uiterlijk één week voorafgaand aan de dag van de voorgenomen
uitvoering van de werkzaamheden;
c. indien het de melding, bedoeld in artikel 45, tweede lid, betreft: uiterlijk vóór 14:00 uur op de derde werkdag, voorafgaande
aan de dag van transport van de lading waarop het certificaat, geleidebiljet of gewaarmerkt afschrift van een certificaat
of geleidebiljet ingevolge de aanvraag betrekking heeft;
d. indien het de melding, bedoeld in artikel 61, tweede lid, betreft: uiterlijk vóór 07:00 uur op de werkdag voorafgaand aan
de dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden.
Artikel 47
1. Indien:
a. de in artikel 40 onderscheidenlijk artikel 42, eerste lid, bedoelde werkzaamheden, onderscheidenlijk de werkzaamheden tot
afgifte van een certificaat, geleidebiljet of gewaarmerkt afschrift van een certificaat of geleidebiljet als bedoeld in artikel
42, tweede lid, later zijn aangemeld dan op de werkdag en het tijdstip, bedoeld in artikel 32, derde lid, artikel 45, eerste
of tweede lid, onderscheidenlijk artikel 61, tweede lid, of
b. de in artikel 39 onderscheidenlijk artikel 42, eerste lid, bedoelde werkzaamheden meer tijd in beslag nemen dan is aangemeld
op grond van artikel 32, derde lid, artikel 45, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 61, tweede lid,
zullen de aangevraagde werkzaamheden niet worden uitgevoerd op de daartoe aangevraagde dag, en dient de aanbieder voor de
uitvoering van die werkzaamheden een nieuwe aanvraag in te dienen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a. ten aanzien van de werkzaamheden zich een van de volgende situaties voordoet:
1°. de werkzaamheden zijn later door de aanbieder aangemeld dan op de werkdag en het tijdstip, bedoeld in artikel 32, derde lid,
artikel 45, onderscheidenlijk artikel 61, tweede lid, of
2°. de werkzaamheden nemen meer tijd in beslag dan door de aanbieder is aangemeld op grond van artikel 32, derde lid, artikel 45,
onderscheidenlijk artikel 61, tweede lid;
b. de aanbieder ten genoegen van de VWA aantoont dat de te late melding onderscheidenlijk het feit dat de werkzaamheden meer
tijd in beslag nemen dan is aangemeld, is veroorzaakt door:
1°. omstandigheden die redelijkerwijs niet voor rekening of risico van de aanbieder komen, of
2°. bijzondere, incidentele omstandigheden, niet zijnde omstandigheden, als bedoeld onder 1°, en
c. de VWA de benodigde werkzaamheden op dat moment redelijkerwijs feitelijk kan inplannen en uitvoeren, voor zover het gaat om
omstandigheden als bedoeld in onderdeel b, onder 2°.
3. Indien de aanbieder overeenkomstig het tweede lid heeft aangetoond dat de te late melding, onderscheidenlijk het feit dat
de werkzaamheden meer tijd in beslag nemen dan is aangemeld, is veroorzaakt door omstandigheden als bedoeld in het tweede
lid, onderdeel b, onder 1°, onderscheidenlijk 2°, en de werkzaamheden in afwijking van het eerste lid alsnog op de daartoe
aangevraagde dag worden uitgevoerd, is de aanbieder de retributie, bedoeld in artikel 48 onderscheidenlijk artikel 51, verschuldigd.
Artikel 48
1. Indien de werkzaamheden als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onderscheidenlijk de werkzaamheden tot afgifte van een certificaat,
geleidebiljet of gewaarmerkt afschrift van een certificaat of geleidebiljet als bedoeld in artikel 42, tweede lid, later zijn
aangemeld dan het van toepassing zijnde tijdstip genoemd in artikel 46, tweede lid, onderdeel b, c, onderscheidenlijk d, is
de aanbieder een retributie verschuldigd naast de ingevolge artikel 42, eerste of tweede lid, verschuldigde retributie.
2. De retributie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:
a. € 10,24, per kwartier dat de te laat aangemelde werkzaamheden bedoeld in artikel 42, eerste lid, duren;
b. € 13,62, voor zover de te late aanmelding betrekking heeft op de werkzaamheden tot afgifte van een certificaat of geleidebiljet
overeenkomstig artikel 42, tweede lid, onderdeel a of onderdeel b, onder (i);
c. € 3,41, voor zover de te late aanmelding betrekking heeft op de werkzaamheden tot afgifte van een certificaat of geleidebiljet
overeenkomstig artikel 42, tweede lid, onderdeel b, onder (ii) onderscheidenlijk onderdeel c.
Artikel 49
1. Naast de retributie bedoeld in artikel 35 onderscheidenlijk artikel 37, is de aanbieder een retributie verschuldigd van € 8,79
per kwartier dat de in het desbetreffende artikel bedoelde werkzaamheden plaatsvinden buiten openingstijd.
2. Naast de retributie bedoeld in artikel 42, is de aanbieder een retributie verschuldigd van € 10,24 per kwartier dat de in
het desbetreffende artikel bedoelde werkzaamheden plaatsvinden buiten openingstijd.
3. De openingstijd, bedoeld in dit artikel, is de periode van maandag tot en met vrijdag, van 07:00 uur tot 18:00 uur, met uitzonderling
van algemeen erkende feestdagen en 5 mei.
Artikel 50
1. De aanbieder is een retributie verschuldigd, voor zover door omstandigheden buiten toedoen van de met de werkzaamheden belaste
persoon of personen, de in artikel 42 bedoelde werkzaamheden worden onderbroken, of uitgesteld, onderscheidenlijk geheel of
gedeeltelijk niet plaatsvinden, bestaande uit een bedrag van € 34,14.
a. per kwartier dat de onderbreking onderscheidenlijk het uitstel voor de met de werkzaamheden belaste persoon of personen heeft
geduurd, onderscheidenlijk
b. per kwartier dat de werkzaamheden, blijkens de aanvraag bedoeld in artikel 61, tweede lid, zouden hebben geduurd, indien zij
daadwerkelijk zouden zijn verricht.
2. De aanbieder is een retributie verschuldigd, voor zover door omstandigheden buiten toedoen van de met de werkzaamheden belaste
persoon of personen, de aanvraag tot afgifte van een certificaat, geleidebiljet of gewaarmerkt afschrift van een certificaat
of geleidebiljet als bedoeld in artikel 42, tweede lid, wordt ingetrokken, bestaande uit een bedrag gelijk aan de retributie
die ingevolge artikel 42, tweede lid, verschuldigd zou zijn indien daadwerkelijk tot afgifte zou zijn overgegaan.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de melding als bedoeld in artikel 46 tijdig is gedaan.
4. De in het eerste lid bedoelde retributie wordt naast de artikel 42 verschuldigde retributies in rekening gebracht, voor zover
er sprake is van een situatie waarin de desbetreffende werkzaamheden worden uitgesteld of waarin een aanvang met de desbetreffende
werkzaamheden is gemaakt, maar deze vervolgens zijn onderbroken of gedeeltelijk niet plaatsvinden.
Artikel 51
Indien de werkzaamheden bedoeld in artikel 42, eerste lid, naar het oordeel van de aanwezige VWA-medewerker meer tijd in beslag
nemen dan is aangemeld op grond van artikel 61, tweede lid, is de aanbieder een retributie verschuldigd, naast de ingevolge
artikel 42, eerste lid verschuldigde retributies, bestaande uit een bedrag van € 34,14 per kwartier dat de werkzaamheden langer
duren dan is aangemeld.
HOOFDSTUK 6. OVERIGE BEPALINGEN
§ 1. Aanwijzing toevoegingsmiddelen en andere producten als bedoeld in artikel 7 van de wet
Artikel 52
De in artikel 15 aangewezen toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders worden aangewezen
als toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels, onderscheidenlijk diervoeders als bedoeld in artikel 7,
derde lid, van de wet.
§ 2. Aanwijzing toezichthouders en laboratoria
Artikel 53
Als ambtenaren als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
a. de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b. de ambtenaren van Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Artikel 54
1. De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, worden benoemd tot onbezoldigd ambtenaar bij de VWA voor
de volgende taken:
a. het signaleren van toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders die in of uit Nederland worden
gevoerd;
b. het in ontvangst nemen en behandelen van een kennisgeving als bedoeld in artikel 31, tweede lid;
c. het uitvoeren van de controles, bedoeld in artikelen 14 en 15 van verordening (EG) nr. 882/2004;
d. het nemen van beslissingen over het voldoen van producten aan de eisen, neergelegd in artikel 16, tweede lid, van de wet,
voorzover het producten betreft waarvoor uitsluitend een documenten- en een overeenstemmingscontrole plaatsvindt;
e. het aantekenen van de in onderdeel d bedoelde beslissing, voorzover de producten voldoen aan de eisen, neergelegd in artikel 16,
tweede lid, van de wet, en overige gegevens op het in artikel 34, eerste lid, bedoelde document;
f. het controleren van vervoer van toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders over Nederlands
grondgebied onder douanetoezicht;
g. het geven van uitvoering aan maatregelen waartoe de minister heeft besloten.
2. De taken, bedoeld in het eerste lid, worden uitgevoerd in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de minister.
Artikel 55
Als instellingen als bedoeld in artikel 23 van de wet worden aangewezen:
a. RIKILT te Wageningen;
b. de laboratoria van de Voedsel en Waren Autoriteit;
c. het Belastingdienst/Douane West/Douane Laboratorium te Amsterdam;
d. LabCo B.V. te Europoort;
e. TNO-Voeding te Zeist.
Artikel 56
Als vastgestelde analysemethoden als bedoeld in artikel 24 van de wet worden aangemerkt de methoden, genoemd in:
a. bijlage 1 bij deze regeling, en
b. bijlage 2 bij deze regeling, met dien verstande dat deze worden toegepast binnen de toepassingsgebieden en titels in genoemde
bijlage.
§ 3. Aanwijzing schadelijke stoffen
Artikel 57
Als schadelijke stoffen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
a. voedermiddelen als bedoeld in artikel 3 van de wet;
b. ongewenste stoffen, voorzover aanwezig in een diervoeder met een hoger gehalte dan vastgesteld in artikel 2;
c. van zoogdieren afkomstige eiwitten als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 999/2001, voorzover deze in strijd met
de bepalingen uit die verordening of de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften zijn vervoederd;
d. dierlijke producten, opgenomen in punt I van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, voorzover deze in strijd met de
bepalingen uit die verordening of de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften zijn vervoederd;
e. dierlijke bijproducten en verwerkte producten als bedoeld in artikel 22 van verordening (EG) nr. 1774/2002, voorzover deze
in strijd met dat artikel zijn vervoederd;
f. farmacologisch werkzame substanties die niet zijn opgenomen in tabel 1 van de bijlage bij verordening (EU) nr. 37/2010.
§ 4. Nadere regelen over het gebruik van toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen in een proefstadium of voor onderzoeksdoeleinden
Artikel 58
Een onderzoek of proef als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel d, van het besluit wordt uitgevoerd overeenkomstig
de richtsnoeren, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1831/2003.
Artikel 59
1. Een aanvraag tot toestemming als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, dan wel tot verlenging
of wijziging daarvan, wordt ingediend bij het Bureau Diergeneesmiddelen.
2. Een aanvraag wordt in behandeling genomen nadat het ingevolge artikel 41, onderdeel a, verschuldigde bedrag is voldaan.
Artikel 60
Bij een aanvraag als bedoeld in artikel 59 wordt een dossier gevoegd dat is samengesteld overeenkomstig de richtsnoeren, bedoeld
in artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1831/2003.
§ 5. Verrichtingen op verzoek
Artikel 61
1. Een aanvraag tot het doen van verrichtingen op verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de VWA, onder vermelding van:
a. de soorten te verrichten bedrijfsactiviteiten;
b. de soorten en hoeveelheden van de goederen;
c. de datum en het tijdstip waarop de bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen aanvangen;
d. de datum en het tijdstip waarop de bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen eindigen, en
e. de locatie(s) waarop de bedrijfsactiviteiten zullen plaatsvinden,
2. De aanbieder meldt de gewenste verrichtingen schriftelijk bij de VWA, uiterlijk vóór 07:00 uur op de werkdag voorafgaand
aan de dag van de voorgenomen uitvoering.
§ 6. Nadere regelen omtrent het verstrekken van inlichtingen
Artikel 62
De inlichtingen die ingevolge artikel 32, eerste lid, van de wet worden verstrekt bevatten ten minste:
a. gegevens die een nauwkeurige identificatie van de producten waarop de inlichtingen betrekking hebben mogelijk maken;
b. een zo volledig mogelijke beschrijving van het risico dat de producten opleveren;
c. gegevens die kunnen worden gebruikt om de producten op te sporen.
Artikel 63
Inlichtingen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet die op een andere wijze worden verstrekt dan door toezending
van een schriftelijke en ondergetekende verklaring, worden onverwijld bevestigd door middel van een schriftelijke en ondergetekende
verklaring.
§ 7. Heronderzoek
Artikel 64
Een belanghebbende kan binnen zeven dagen nadat aan hem het resultaat van het onderzoek, bedoeld in artikel 5:18, zesde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht, bekend is gemaakt, bij de ambtenaren, bedoeld in artikel 53, een verzoek om heronderzoek
indienen.
HOOFDSTUK 7. OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 65
1. Een kennisgeving, aanvraag of verklaring als bedoeld in respectievelijk artikel 18, eerste, tweede en derde lid, van verordening
(EG) nr. 183/2005 worden ingediend bij de VWA.
2. Met een kennisgeving als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van verordening (EG) nr. 183/2005 wordt voor wat betreft deze
regeling gelijkgesteld een aanvraag als bedoeld in artikel 49, tweede lid, van de wet.
HOOFDSTUK 8. WIJZIGING EN INTREKKING VAN ANDERE REGELINGEN
Artikel 66
In artikel 2 van de Regeling zekerheidsstelling en betaling van VWA-keurlonen wordt ‘Regeling diervoeders’ vervangen door:
Regeling diervoeders 2010.
Artikel 67
In artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van het Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit wordt ‘artikel 72, eerste en
derde lid, van de Regeling diervoeders’ vervangen door: artikel 11, eerste en derde lid, van de Regeling diervoeders 2010.
Artikel 68
De bijlage bij de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede kolom van elk van de onderdelen 10.3, 11.1, 11.2, 11.3, 11.4 en 11.5, wordt ‘Regeling diervoeders’ telkens vervangen
door: Regeling diervoeders 2010.
2. In onderdeel 10.3, derde kolom, wordt ‘art. 74’ vervangen door: art. 20.
3. In de derde kolom van elk van de onderdelen 11.1, 11.2, 11.3, 11.4 en 11.5, wordt ‘art. 73a’ telkens vervangen door: art.
13.
4. In onderdeel 13b.1, derde kolom, wordt de zinsnede ‘artikel 2, eerste lid, onder b, van de Regeling diervoeders’ vervangen
door: artikel 3, eerste lid, onder b, van de Regeling diervoeders 2010.
Artikel 69
De bijlage bij Regeling GLB-inkomenssteun wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 18 wordt ‘artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling diervoeders’ vervangen door: artikel 3, eerste
lid, onderdeel b, van de Regeling diervoeders 2010.
2. In onderdeel 19 wordt ‘Artikel 68 en 74 van de Regeling diervoeders’ vervangen door: Artikel 7 en 20 van de Regeling diervoeders
2010.
3. In onderdeel 21 wordt ‘Artikel 73a, van de Regeling diervoeders’ vervangen door: Artikel 13 van de Regeling diervoeders 2010.
Artikel 70
De Regeling diervoeders wordt ingetrokken.
HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN
Artikel 71
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2010.
Artikel 72
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diervoeders 2010.
TOELICHTING
Algemeen
§ 1. ALGEMEEN DEEL
Achtergronden en hoofdlijnen
De onderhavige regeling vervangt de tot op heden geldende Regeling diervoeders. Aanleiding voor het vaststellen van de onderhavige
nieuwe Regeling diervoeders 2010 is de totstandkoming van verordening (EG) nr. 767/2009 van 13 juli 2009, betreffende het
in de handel brengen van diervoeders, alsook wijziging en vooral intrekking van diverse richtlijnen en een beschikking. Deze
verordening treedt op 1 september 2010 in werking.
De verordening wijzigt de Europese verordening betreffende toevoegingsmiddelen (verordening (EG) nr. 1831/2003), en treedt
in de plaats van een groot aantal richtlijnen en een beschikking, dus aldus worden ingetrokken. Het gaat hierbij om richtlijn
nr. 79/373/EEG (in verkeer brengen van mengvoeders), richtlijn nr. 80/511/EEG (handel in mengvoeder in niet gesloten verpakkingen
en recipiënten), richtlijn nr. 82/471/EEG (in diervoeding gebruikte producten), richtlijn nr. 83/228/EEG (richtsnoeren voor
beoordeling van bepaalde producten die worden gebruikt in diervoeding), richtlijn nr. 93/74/EEG (diervoeders met een bijzonder
voedingsdoel), richtlijn nr. 93/113/EG (het gebruik en het in de handel brengen van voor diervoeding bestemde enzymen, micro-organismen
en hun preparaten) en richtlijn nr. 96/25/EG (verkeer en gebruik van voedermiddelen), en Beschikking 2004/217/EG (goedkeuring
lijst materialen waarvan het verkeer en het gebruik in de diervoeding is verboden).
Aldus strekt verordening (EG) nr. 767/2009 tot het codificeren en actualiseren van de bestaande diervoederregelgeving en wordt
de samenhang en transparantie van die regelgeving verhoogd.
Met de komst van deze verordening dienen een groot deel van de bepalingen in de tot op heden geldende Regeling diervoeders
te worden geschrapt, nu de verordening bindend is en rechtstreekse werking heeft in de lidstaten. De in de onderhavige regeling
niet terugkerende (‘geschrapte’) bepalingen hebben vooral betrekking op de etikettering, verpakking en aanbiedingsvorm van
diervoeders voor zowel voedselproducerende als niet-voedselproducerende dieren binnen de Gemeenschap; deze materie wordt thans
uitputtend geregeld in verordening (EG) nr. 767/2009. Omwille van de duidelijkheid en leesbaarheid van de regeling is gekozen
voor het vaststellen van een nieuwe diervoederregeling.
De verschillen ten opzichte van de voormalige Regeling diervoeders zijn als volgt te duiden:
– Voorschriften over zaken die per 1 september 2010 volledig door verordening (EG) nr. 767/2009 worden beheerst, zijn geschrapt
uit hoofde van het verbod tot het overschrijven van voorschriften uit Europese verordeningen en in het licht van de binding
en rechtstreekse werking van de verordening in de lidstaten.
Dit heeft ertoe geleid dat diverse definities uit hoofdstuk 1 van de vroegere Regeling diervoeders zijn geschrapt, en dat
de vroegere hoofdstukken 3 (Voedermiddelen), 4 (Vervangende voederproteïnen) en 5 (Mengvoeders) niet zijn teruggekeerd. De
materie die eerder in deze hoofdstukken geregeld was, wordt thans gereguleerd door het bepaalde in met name de hoofdstukken
3 en 4 en de bijbehorende bijlagen van verordening (EG) nr. 767/2009. Hoofdstuk 6 van de Regeling diervoeders was reeds in
2006 vervallen.
– Nieuw is de bepaling waarin overtreding van diverse artikelen van verordening (EG) nr. 767/2009 strafbaar gesteld wordt. Voorts
wordt in deze bepaling de autoriteit aangewezen die geldt als bevoegde autoriteit als bedoeld in die verordening. Zo geldt
de VWA als bevoegde autoriteit als het gaat om de verplichting voor de voor etikettering van diervoeders verantwoordelijke
persoon om de bevoegde autoriteiten alle gegevens ter beschikking te stellen betreffende de samenstelling of geclaimde eigenschappen
van de diervoeders die deze persoon in de handel brengt (artikel 5 verordening (EG) nr. 767/2009).
– De in de Regeling diervoeders reeds voorkomende voorschriften die strekken ter uitvoering van andere Europese verordeningen op het gebied van diervoeders of ter implementatie van Europese richtlijnen of beschikkingen op dat gebied, zijn in stand gelaten. Dit heeft ertoe geleid dat de inhoud van hoofdstuk 7 (Regels ter uitvoering van communautaire
verordeningen), hoofdstuk 8 (Regels over de in- en uitvoer), hoofdstuk 9 (Regels over retributies), hoofdstuk 10 (Overige
bepalingen) en deels hoofdstuk 11 (Overgangsbepalingen) is overgenomen in de nieuwe Regeling diervoeders 2010. De betreffende
artikelen zijn inhoudelijk ongewijzigd. Wel zijn zij hernummerd (zie de aan deze toelichting gehechte transponeringstabel).
§ 2. Administratieve lasten
De onderhavige regeling wordt vastgesteld naar aanleiding van de totstandkoming van verordening (EG) nr. 767/2009. Deze verordening
leidt niet tot een wijziging in de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, op het hieronder beschreven aspect na.
De door verordening (EG) nr. 767/2009 ingetrokken richtlijn nr. 82/471/EEG beoogde het aanbod van als directe en indirecte
eiwitbron gebruikte diervoeders in de Gemeenschap te verbeteren. De richtlijn stelde een vergunningsprocedure voorafgaand
aan het in de handel brengen van alle mogelijke voederproteïnen verplicht. Het betrof een Europese toelating; de lidstaat
die als rapporteur gold – in principe de lidstaat waarin de aanvrager gevestigd was – zond het dossier tot aanvraag van een
toelating ter beoordeling naar alle lidstaten. Bij een positieve beoordeling door de lidstaten en de bevoegde Europese autoriteit,
mondde deze procedure uit in een Europese vergunning die gelding had in alle lidstaten. Het aanvragen van de betreffende vergunning
leidde tot administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Met de komst van verordening (EG) nr. 767/2009 is dit algemene vereiste van toelating van vervangende voederproteïnen voordat
deze in de handel mochten worden gebracht, afgeschaft.
Dit vergunningvereiste werd blijkens overweging 14 van de genoemde verordening beschouwd als een onoverkomelijke belemmering;
dergelijke vergunningen zijn ook zelden verleend. Iin de afgelopen tien jaar heeft slechts één Nederlandse onderneming een
aanvraag, inclusief dossier, tot toelating van een vervangend voederproteïne ingediend. De met deze vervangende voederproteïnen
gemoeide veiligheidsrisico’s worden thans geacht evengoed te kunnen worden aangepakt door markttoezicht achteraf, zo volgt
uit de hierboven genoemde overweging van de verordening.
Deze afschaffing op Europees niveau van de voorafgaande toelating van vervangende voederproteïnen leidt in beginsel tot een
reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. In dit verband zijn de artikelen 16 en 17 van de Regeling diervoeders
geschrapt, en niet teruggekeerd in de onderhavige Regeling diervoeders 2010. Echter, deze last, en daarmee de lastenreductie
door afschaffing van de verplichting, is in zijn totaliteit beschouwd zeer beperkt, nu er zelden een dergelijke aanvraag wordt
ingediend. De lastenreductie is dan ook verwaarloosbaar.
§ 3. Vaste verandermomenten (VVM)
Deze regeling wordt in augustus 2010 gepubliceerd en treedt met ingang van 1 september 2010 in werking. Daarmee wordt afgeweken
van het LNV-beleid van vaste verandermomenten (VVM) voor regelgeving. Dit beleid houdt in dat nieuwe regelingen slechts op
1 januari of 1 juli in werking treden en publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling
plaatsvindt. Dit beleid is neergelegd in de brieven van de Minister van LNV aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 28 april
2008 (Kamerstukken II 2007/2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) en 11 december 2009 (Kamerstukken II, 2009/2010, 29 515, nr. 309).
Afwijking van de VVM is noodzakelijk omdat de onderhavige regeling strekt ter uitvoering van dwingende Europese regelgeving
(verordening (EG) nr. 767/2009). De inwerkingtreding van die Europese regelgeving per 1 september 2010 noopt tot publicatie
van de uitvoerende nationale regelgeving buiten de VVM.
§ 4. Structuur regeling en artikelsgewijze toelichting
Structuur Regeling diervoeders 2010
Hoofdstuk 1 van de onderhavige Regeling diervoeders 2010 bevat algemene bepalingen. Hoofdstuk 2 ziet op ongewenste stoffen
in diervoeders. Bovendien worden daarin de verboden voedermiddelen aangewezen. Voorts bevat dit hoofdstuk aanvullende regels
over diervoeders met een bijzonder voedingsdoel. Aldus zijn in dit nieuwe hoofdstuk 2 de hoofdstukken 2, 3 en 4 uit de oude
Regeling diervoeders samengevoegd. Wel is een groot deel van de inhoud van elk van deze oude hoofdstukken uit de Regeling
diervoeders niet teruggekeerd in de Regeling diervoeders 2010. Het gaat hier om alle voorschriften betreffende etikettering,
verpakking en aanbiedingsvorm. Deze materie is thans gereguleerd door verordening (EG) nr. 767/2009 en is daarom niet meer
in deze diervoederregeling te vinden. In dit verband is ook de inhoud van de hoofdstukken 4 en 5 van de vroegere Regeling
diervoeders niet in de onderhavige nieuwe Regeling diervoeders 2010 opgenomen.
De hoofdstukken 3 tot en met 9 van de Regeling diervoeders 2010 bevatten regels ter uitvoering van diverse communautaire verordeningen,
in- en uitvoer, retributies en enkele overige, meer algemene zaken zoals overgangsrecht. Deze hoofdstukken komen overeen met
de hoofdstukken 7 tot en met 11 van de vroegere Regeling diervoeders. Voor het overige zij verwezen naar de bij deze toelichting
gevoegde transponeringstabel.
Artikelsgewijs
Ten aanzien van de artikelen in de onderhavige Regeling diervoeders 2010 die blijkens de tansponeringstabel ook reeds opgenomen
waren in de vroegere Regeling diervoeders, wordt voor een toelichting verwezen naar de toelichting bij die oude Regeling diervoeders.
Hieronder wordt, voor zover nodig, nader ingegaan op artikelen in de Regeling diervoeders 2010 die nieuw zijn ten opzichte
van de oude Regeling diervoeders of die inhoudelijk afwijken van de oude regeling.
Artikel 5
Artikel 5 van de Regeling diervoeders 2010 wijst de middelen van bijlage III bij verordening (EG) nr. 767/2009 aan als verboden
voedermiddelen. De inhoud van deze bijlage bij de verordening komt volledig overeen met de onderdelen (a) tot en met (d) en
(f) tot en met (i) van artikel 4 van de vroegere Regeling diervoeders. De onderdelen (e) en (j) zijn in het geheel niet teruggekeerd
in de Regeling diervoeders 2010. Onderdeel (e) van artikel 4 Regeling diervoeders kon achterwege blijven in de nieuwe regeling
omdat de rechtstreeks werkende en bindende verordening (EG) nr. 183/2005 voorschriften bevat over water dat in diervoeders
gebruikt wordt. Onderdeel (j) van de vroegere regeling is niet opgenomen in de Regeling diervoeders 2010 omdat dit een nationaal
voorschrift betrof dat verder strekte dan Europese regelgeving. Met de totstandkoming van verordening (EG) nr. 767/2009 is
er geen nationale ruimte meer voor dergelijke aanvullende nationale voorschriften.
Artikel 24
Artikel 24 van de Regeling diervoeders 2010 vormt een nieuwe bepaling ten opzichte van de voorgaande regeling. Dit artikel
bevat de strafbaarstelling van overtredingen van de diverse voorschriften van verordening (EG) nr. 767/2009. Deze hebben betrekking
op het in de handel brengen en gebruik van diervoeders, etikettering, aanbiedingsvorm en verpakking. Voorts bevat het de aanwijzing
van de bevoegde autoriteit, bedoeld in die verordening.
Artikel 57
In artikel 57 van de Regeling diervoeders 2010 (voorheen artikel 100 van de Regeling diervoeders) worden schadelijke stoffen
als bedoeld in artikel 28 van de Kaderwet diervoeders aangewezen. Onderdeel (f) van dit artikel is gewijzigd ten opzichte
van de vroegere formulering van onderdeel (f) van artikel 100 Regeling diervoeders, nu sinds de laatste wijziging van dit
onderdeel verordening (EG) nr. 37/2010, houdende de maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong,
tot stand is gebracht en in werking is getreden. De bijlagen bij verordening (EEG) nr. 2377/90 zijn niet langer van toepassing.
Artikel 58
Artikel 58 van de Regeling diervoeders 2010 heeft betrekking op de zogenoemde proefontheffingen en strekt ter uitvoering van
artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1831/2003. Het artikel maakt het mogelijk om toevoegingsmiddelen die (nog)
niet overeenkomstig verordening (EG) nr. 1831/2003 zijn toegelaten, aan te wenden voor een proef of een onderzoek voor wetenschappelijke
doeleinden. Daarbij dienen de richtsnoeren, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van die verordening in acht te worden genomen.
Deze richtsnoeren zijn op het moment van totstandkoming van deze regeling vervat in verordening (EG) nr. 429/2008. Het onderhavige
artikel 58 komt grotendeels overeen met artikel 101 van de tot op heden geldende Regeling diervoeders. Een wijziging ten opzichte
van het vroegere artikel is dat artikel 58 geen betrekking meer heeft op vervangende voederproteïnen. Dit houdt direct verband
met het bovengenoemde feit dat de voorafgaande toelating voor vervangende voederproteïnen via verordening (EG) nr. 767/2009
is afgeschaft en richtlijn nr. 83/228/EEG betreffende vervangende voederproteïnen door die verordening wordt ingetrokken.
Het gebruik van dergelijke proteïnen is voortaan, evenals het gebruik van andere voedermiddelen, toegestaan zonder voorafgaande
vergunning.
Artikel 65
Dit artikel komt grotendeel overeen met artikel 3a van de vroegere Regeling diervoeders. De leden 3, 4 en 5 van het vroegere
artikel zijn niet opgenomen in het nieuwe artikel 65, omdat deze overgangsbepalingen inmiddels uitgewerkt zijn. Om diezelfde
reden is het vroegere artikel 3 van de Regeling diervoeders in het geheel niet teruggekomen in de Regeling diervoeders 2010.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.