Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2010, 13278 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2010, 13278 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
18 augustus 2010
Nr. WJZ/227606 (8293)
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 4 van het Besluit op het specifiek cultuurbeleid;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid of publiekrechtelijke rechtspersoon met één of meer vestigingen die in één of meer gemeenten een openbare bibliotheekvoorziening aanbiedt;
een basisbibliotheek, Provinciale Service Organisatie of WSF-bibliotheek;
het systeem met geïntegreerde informatie over de gebruikers en het gebruik van de digitale bibliotheek afkomstig uit bronbestanden van de aangesloten bibliotheekorganisaties;
de gezamenlijke aanwezigheid op internet van de openbare bibliotheken die wordt beheerd door Bibliotheek.nl en in ieder geval twee hoofdbestanddelen omvat:
de plaats- en tijdonafhankelijke centrale publieke toegang tot gestructureerde, verzamelde digitale informatie in primaire en bewerkte vorm; en
Het langs digitale weg faciliteren van het gebruik van fysieke media;
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
de digitale publiekstoegang tot de gezamenlijke fysieke en digitale collectie van de Nederlandse openbare bibliotheken;
een tweedelijnsvoorziening van bibliotheekwerk, bekostigd door een of meer provincies, die een basispakket aan ondersteuning biedt aan de basisbibliotheken in die provincie of provincies;
een openbare bibliotheekvoorziening met een wetenschappelijke steunfunctie, die een landelijke meerwaarde biedt in aanbod, beheer en onderhoud van een collectie van materialen op HBO en HBO+ niveau, zijnde: Openbare Bibliotheek Amsterdam, Dienst Openbare Bibliotheek Den Haag, Bibliotheek Rotterdam, Gemeentebibliotheek Utrecht, Openbare Bibliotheek Groningen, Tresoar Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum Leeuwarden, Stadsarchief en Atheneumbibliotheek Deventer, Arnhemse openbare en Gelderse Wetenschappelijke Bibliotheek, Bibliotheek Almere, Stadsbibliotheek Haarlem, Zeeuwse Bibliotheek Middelburg, Bibliotheek Midden-Brabant, Openbare Bibliotheek Eindhoven en Stadsbibliotheek Maastricht.
1. De minister kan projectsubsidie verstrekken voor de aansluiting van basisbibliotheken, WSF-bibliotheken en Provinciale Service Organisaties op de landelijke digitale bibliotheek.
2. Aansluiting als bedoeld in het eerste lid houdt in de deelname aan de informatie-infrastructuur
van de landelijke digitale bibliotheek die in ieder geval bestaat uit het gebruik van de volgende componenten:
a. de technische- en organisatorische aansluiting op de gemeenschappelijke website-infrastructuur;
b. de aansluiting op de Nationale Bibliotheek Catalogus; en
c. de aansluiting op het gemeenschappelijke centrale datawarehouse.
Projectsubsidie kan worden aangevraagd door:
a. basisbibliotheken;
b. WSF-bibliotheken; en
c. Provinciale Service Organisaties.
1. Voor subsidieverlening is in totaal een bedrag van € 3.504.000 beschikbaar.
2. Voor de aansluiting op de landelijke digitale bibliotheek is een bedrag beschikbaar voor:
a. basisbibliotheken: € 1.554.000;
b. WSF-bibliotheken: € 1.050.000;
c. Provinciale Service Organisaties: € 900.000.
3. Indien de bedragen, bedoeld in het tweede lid, onder b en c, niet geheel als subsidie worden verleend, kan de minister de resterende bedragen toevoegen aan het subsidieplafond van de basisbibliotheken.
Het subsidiebedrag per Provinciale Service Organisatie en per WSF-bibliotheek bedraagt ten hoogste € 75.000 en per basisbibliotheek ten hoogste € 37.000.
1. De Provinciale Service Organisaties hebben de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk op 1 juli 2011 afgerond.
2. De basisbibliotheken en WSF-bibliotheken hebben de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk op 1 december 2011 afgerond.
1. Subsidie wordt verleend op aanvraag.
2. Per basisbibliotheek, WSF-bibliotheek en Provinciale Service Organisatie wordt één aanvraag ingediend. Indien dezelfde rechtspersoon zowel een Provinciale Service Organisatie als een basisbibliotheek of WSF-bibliotheek aanbiedt, kan voor ten hoogste twee bibliotheekorganisaties een aanvraag worden ingediend. Indien voor twee bibliotheekorganisaties een aanvraag wordt ingediend, heeft die aanvraag in elk geval betrekking op de Provinciale Service Organisatie.
3. Voor de aanvraag tot subsidieverlening wordt het hiervoor door de minister vastgestelde aanvraagformulier op www.cultuursubsidie.nl gebruikt.
4. Voor zover van toepassing gaat de aanvraag tevens vergezeld van:
a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon of de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;
b. een afschrift waaruit de inschrijving van de rechtspersoon in het geldende openbaar register blijkt; en
c. een recent afschrift van de bankrekening van de rechtspersoon.
1. De minister beslist binnen dertien weken op een aanvraag tot subsidieverlening voor Provinciale Service Organisaties en WSF-bibliotheken en op een aanvraag voor subsidieverlening voor basisbibliotheken binnen dertien weken na de datum, bedoeld in artikel 8.
2. Een beschikking tot subsidieverlening vermeldt de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het subsidiebedrag en de datum waarop de activiteiten uiterlijk zijn afgerond.
1. De minister verdeelt de beschikbare middelen voor basisbibliotheken op volgorde van een onderlinge rangschikking die wordt bepaald door middel van een loting na de datum, bedoeld in artikel 8.
2. Bij de verdeling, bedoeld in het eerste lid, verleent de minister ten hoogste aan vier basisbibliotheken per provincie subsidie.
3. Indien na behandeling van alle aanvragen niet het gehele beschikbare bedrag voor basisbibliotheken als subsidie is verleend, kan de minister het resterende bedrag verdelen ten behoeve van de aanvragen die op grond van het tweede lid niet in aanmerking kwamen voor subsidie. Bij de verdeling van het resterende bedrag wordt gebruik gemaakt van de onderlinge rangschikking die is ontstaan door middel van de loting, bedoeld in het eerste lid.
De artikelen 5.5, 5.7 en 5.8 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid zijn van overeenkomstige toepassing.
De minister verstrekt onmiddellijk na de verlening van de subsidie een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.
1. De subsidieontvanger dient uiterlijk dertien weken na de datum, bedoeld in artikel 9, tweede lid, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, die een prestatieverklaring omvat waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht.
2. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt het hiervoor door de minister vastgestelde aanvraagformulier op de website www.cultuursubsidie.nl gebruikt.
3. Artikel 5.13 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid is van overeenkomstige toepassing.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.
Sinds enkele jaren stimuleert het Ministerie van OCW de opbouw en ontwikkeling van de landelijke digitale openbare bibliotheek. Dit proces is inmiddels zo ver gevorderd, dat de fase van implementatie kan volgen. Die bestaat uit de aansluiting van de lokale bibliotheken en Provinciale Service Organisaties (PSO’s) op de landelijke infrastructuur van Bibliotheek.nl. Ter ondersteuning hiervan is in het Bibliotheekcharter 2010–2012 van 17 december 20091 en in de brief van de Minister van OCW van 15 december 2009 aan de Tweede Kamer over bibliotheekinnovatie een subsidieregeling aangekondigd.2 Deze regeling stimuleert de aansluiting van basisbibliotheken en PSO’s bij Bibliotheek.nl en stelt hiervoor middelen ter beschikking.
Het achterliggende maatschappelijke doel is het bereiken van een relevante aanwezigheid op internet van de openbare bibliotheken. De openbare bibliotheek van de toekomst bestaat uit twee pijlers: de fysieke bibliotheek en de digitale bibliotheek. Met de digitale bibliotheek speelt de openbare bibliotheek in op ingrijpende veranderingen in het informatie- en mediagebruik.
Het Ministerie van OCW streeft naar een situatie waarbij alle circa 160 basisbibliotheken en de PSO’s in alle 12 provincies op de digitale openbare bibliotheek van Bibliotheek.nl zijn aangesloten. Bij een volledige deelname aan de digitale bibliotheek ontstaat één digitaal bibliotheeknetwerk en zijn alle individuele bibliotheekcollecties verbonden tot één collectie NL. Het streven is dat daarin – naast de openbare bibliotheken – ook de Koninklijke Bibliotheek, de Universiteitsbibliotheken en de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren gaan participeren.
Niet alle bibliotheken zullen al in 2010 kunnen besluiten tot deelname aan Bibliotheek.nl. Ook is het voor Bibliotheek.nl niet mogelijk in een korte tijd alle bibliotheken aan te sluiten. Daarom krijgen in dit stadium circa 60 bibliotheken en alle PSO’s de mogelijkheid zich aan te sluiten bij Bibliotheek.nl. Bij de vaststelling van dit aantal is rekening gehouden met de actuele behoefte van bibliotheken, met de mogelijkheden van Bibliotheek.nl en met het in 2010 beschikbare budget.
Van deelnemers aan deze subsidieregeling wordt verwacht dat zij zich aansluiten op de gemeenschappelijke informatie-infrastructuur van Bibliotheek.nl. Deze aansluiting omvat in het kader van deze regeling in ieder geval de volgende componenten:
• een gemeenschappelijke website infrastructuur;
• de Nationale Bibliotheekcatalogus;
• het gemeenschappelijke centrale datawarehouse.
De aansluiting op Bibliotheek.nl wordt zichtbaar voor de bibliotheekgebruiker door middel van een gezamenlijke webpresentie in een landelijke huisstijl. Deze is zodanig opgezet, dat lokale componenten kunnen worden ingepast.
De Nationale Bibliotheek Catalogus (NBC) zal de titel- en bezitsgegevens bevatten van de openbare bibliotheken, de WSF-bibliotheken, de Koninklijke Bibliotheek, de universiteitsbibliotheken en de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. De NBC bouwt voort op het Gemeenschappelijk Geautomatiseerd Catalogiseersysteem (GGC). De GGC wordt geëxploiteerd door het Online Computer Library Center (OCLC) op basis van een overeenkomst met het Consortium Gemeenschappelijke Informatie-infrastructuur (GII). De beschikbaarheidgegevens zijn afkomstig uit de lokale bibliotheeksystemen. De NBC is – anders dan de GGC – een publiekscatalogus. Door zijn onderwerpsontsluiting maakt de NBC het zoeken voor het brede publiek gemakkelijker.
Het centrale datawarehouse bevat informatie over de gebruikers en het gebruik van de openbare bibliotheek. De gegevens zijn afkomstig van de individuele aangesloten bibliotheken en hebben onder meer betrekking op het zoek- en leengedrag van de gebruikers. De gegevens worden gebruikt voor analyse en onderzoek. Zij kunnen op verschillende aggregatieniveaus worden gepresenteerd: op individueel niveau, op groepsniveau en als totalen. Gebruik van gegevens op individueel niveau vindt plaats met inachtneming van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Deze subsidieregeling onderscheidt drie groepen van bibliotheekorganisaties die in aanmerking kunnen komen voor subsidie: basisbibliotheken, bibliotheken met een wetenschappelijke steunfunctie (WSF-bibliotheken) en PSO’s. De subsidie is een tegemoetkoming in de kosten voor aansluiting. De hoogte van de verschillende subsidiebedragen is gebaseerd op twee elementen:
• De omvang van de activiteiten die de organisaties moeten verrichten om de aansluiting te realiseren;
• De toegevoegde waarde van deelname van bibliotheekorganisaties uit de betreffende categorie voor de opbouw van het digitale bibliotheeknetwerk.
Op basis hiervan kent de regeling de volgende subsidiebedragen:
Basisbibliotheken kunnen een bijdrage van € 37.000 ontvangen voor aansluiting op Bibliotheek.nl. Dit bedrag is enerzijds afgeleid van ervaringsgegevens van bibliotheken die recent hun websites hebben vernieuwd en anderzijds gebaseerd op intakegesprekken die Bibliotheek.nl in 2010 heeft gevoerd. De regeling biedt ruim 40 basisbibliotheken de mogelijkheid voor subsidie in aanmerking te komen.
De 14 WSF-Bibliotheken hebben een grote, gespecialiseerde collectie. Zij hebben daarmee een meerwaarde voor de opbouw van de Collectie NL. Voor de ontsluiting van deze gespecialiseerde collecties zijn extra functionaliteiten en werkzaamheden nodig. Op grond hiervan, kunnen de WSF-bibliotheken in aanmerking komen voor een bijdrage van € 75.000. Onder de WSF-bibliotheken bevinden zich ook de bibliotheken van de vier grote steden. De WSF-bibliotheken zijn dragende elementen in het bibliotheekbestel. Zij zijn voorlopers bij digitalisering, hebben vaak zelf al grote investeringen in digitalisering gedaan en bereiken een groot publiek. Om het proces van aansluiting voldoende impact te geven, is het van groot belang dat deze bibliotheken meedoen.
Ongeveer tweederde van alle bibliotheken maakt voor de bibliotheekautomatisering gebruik van de IT-diensten van PSO’s. PSO’s vormen daarmee een essentiële schakel tussen basisbibliotheken en Bibliotheek.nl. PSO’s kunnen subsidie aanvragen om de provinciale infrastructuur geschikt te maken voor aansluiting bij bibliotheek.nl. PSO’s moeten aanzienlijk meer aanpassingen verrichten dan basisbibliotheken. De bijdrage voor PSO’s ligt daarom substantieel hoger dan de bijdrage voor basisbibliotheken. Zij kunnen een bijdrage van € 75.000 aanvragen.
Het beoogde aantal aan te sluiten bibliotheken en PSO’s en de bijbehorende subsidiebedragen leiden tot de volgende financiële opbouw:
Aantal | Bedrag in € | Totaal in € | |
---|---|---|---|
1. PSO’s | 12 | 75.000 | 900.000 |
2. Bibliotheken: | |||
– Basisbibliotheken | 42 | 37.000 | 1.050.000 |
– WSF-Bibliotheken | 14 | 75.000 | 1.554.000 |
Totaal aantal aangesloten bibliotheken | 56 | ||
Totaal financieel beslag | € 3.504.000 |
Deze regeling is opgesteld conform de aanwijzingen voor subsidieverstrekking in het Uniform Subsidiekader van 15 december 2009.3 Het uniform subsidiekader heeft als doel het terugdringen van de administratieve lasten voor subsidieontvangers en overheid. Daarvoor zijn de uitvoering en het financieel beheer van rijkssubsidies vereenvoudigd. Het uniform subsidiekader kent drie uitvoerings- en verantwoordingsarrangementen, afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag. De subsidiebedragen in deze regeling vallen in het tweede arrangement, namelijk vanaf € 25.000 tot € 125.000. Kenmerken daarvan zijn:
• Het bestuursorgaan verstrekt een vast bedrag voor een vooraf gedefinieerde prestatie;
• Verantwoording vindt plaats op basis van een prestatieverantwoording. Er is geen financiële verantwoording vereist;
• Als de subsidieontvanger constateert dat de prestatie niet, niet geheel of niet tijdig zal worden gerealiseerd, is de subsidieontvanger verplicht dit te melden.
Toegepast op deze regeling betekent dit dat het administratieve verkeer tussen de subsidieontvanger en subsidiegever beperkt kan blijven tot twee momenten: de subsidieaanvraag en de prestatieverantwoording. Voor het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening is een standaard aanvraagformulier beschikbaar en voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een standaard formulier voor de prestatieverantwoording. Organisaties hoeven geen projectplan of begroting en evenmin een activiteitenverslag of financiële verantwoording in te dienen. Dit beperkt de administratieve lasten aanzienlijk. Wel dient een aanvrager afschriften van de statuten, de inschrijving in een geldig register (handelsregister of Kamer van Koophandel) en van de bankrekening in. Deze documenten zijn noodzakelijk om de bevoegdheid van de ondertekenaar van de aanvraag en de juistheid van de bankrekening waaraan de subsidie wordt betaald te controleren.
De subsidieregeling beschrijft welke prestaties bibliotheekorganisaties moeten leveren en stelt daar een termijn bij. PSO’s moeten hun prestatie uiterlijk 1 juli 2011 hebben geleverd, de andere organisaties uiterlijk 1 december 2011. Bibliotheekorganisaties zullen een aantal activiteiten moeten ondernemen om de prestaties te kunnen leveren. Dit betreft onder meer: de aansluiting van nieuwe interfaces en functionaliteiten, conversie en migratie van data en het schonen van databestanden. De regeling bevat geen voorschriften over de wijze waarop de subsidieontvangers deze activiteiten moeten uitvoeren. Van belang is slechts de vraag of de overeengekomen prestatie voor de voorgeschreven termijn is gerealiseerd. Hiervoor wordt een standaardformulier prestatieverantwoording opgesteld.
Het tot stand brengen van de aansluiting op de landelijke digitale bibliotheek is een coproductie tussen Bibliotheek.nl en de betreffende bibliotheekorganisatie. De verantwoordelijkheid voor het realiseren van de prestaties, zoals in deze regeling omschreven, ligt bij de subsidieontvangende bibliotheekorganisatie. De feitelijke taakverdeling tussen deze partijen bij de aansluiting op de verschillende onderdelen van de digitale bibliotheek is beschreven in het implementatieplan van Bibliotheek.nl dat te raadplegen is via www.bibliotheek.nl.
Na subsidieverlening zal Bibliotheek.nl met de betreffende bibliotheekorganisatie individuele afspraken maken over de wijze waarop de aansluiting gerealiseerd kan worden. De bibliotheekorganisatie zal ten behoeve daarvan Bibliotheek.nl in de gelegenheid moeten stellen zich een beeld te vormen van de gebruikte IT-systemen en databestanden. Bibliotheek.nl kan op basis daarvan adviezen geven over de gewenste aanpak.
In de subsidieregeling is het uniform subsidiekader toegepast. Van toepassing is het verantwoordingsarrangement voor subsidies vanaf € 25.000 tot € 125.000 (zie hierboven). Conform dit regime zijn de subsidieaanvraag en de prestatieverantwoording de formele documenten voor uitvoering en handhaving van de uitvoering van de regeling. Daarnaast heeft de subsidieontvanger de plicht tussentijds melding te doen, indien blijkt dat de prestatie niet conform de voorwaarden kan worden verricht. Na binnenkomst van de prestatieverantwoording zal Bibliotheek.nl op verzoek van de minister steekproefsgewijs onder subsidieontvangers controleren of de prestaties zijn verricht en de aansluiting op de landelijke digitale bibliotheek tot stand is gekomen.
De begripsbepalingen uit deze regeling geven een actualisatie van en aanvulling op de terminologie in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. De begripsbepalingen bouwen voort op omschrijvingen in het Bibliotheekcharter4.
Een basisbibliotheek kan een privaatrechtelijke organisatie (veelal stichting) of een dienstonderdeel van een gemeente zijn. De basisbibliotheek is de rechtspersoon en niet één van de vestigingen van de rechtspersoon. Zo kan een basisbibliotheek meerdere vestigingen in één of meerdere gemeenten hebben, maar kan alleen de overkoepelende organisatie subsidie aanvragen.
Bij de begripsomschrijving van de WSF-bibliotheken is naast een inhoudelijke omschrijving een limitatieve opsomming opgenomen van de bibliotheken waar het hier om gaat, zodat geen misverstand kan bestaan welke bibliotheken als WSF-bibliotheken subsidie kunnen aanvragen.
Dit artikel beschrijft de prestaties waarvoor de minister subsidie kan verstrekken. Hoofddoel in operationele zin is de aansluiting op de digitale bibliotheek van Bibliotheek.nl. Van een aansluiting is sprake, indien de drie elementen die in het tweede lid worden genoemd, tot stand zijn gebracht. Deze elementen zijn: de gemeenschappelijke website-infrastructuur, de Nationale Bibliotheek Catalogus en het gemeenschappelijke centrale datawarehouse. De inhoudelijke achtergronden daarvan zijn beschreven in het algemeen deel van deze toelichting.
De subsidieregeling onderscheidt drie categorieën bibliotheken die voor subsidie in aanmerking kunnen komen: basisbibliotheken, WSF-bibliotheken en PSO’s. Voor elke categorie geldt een subsidieplafond.
Voor de PSO’s en WSF-bibliotheken zijn de budgetten toereikend om aan alle gegadigden subsidie te verstrekken. Het subsidieplafond voor PSO’s bedraagt € 900.000,–. Dat biedt ruimte voor subsidies voor 12 provinciale aansluitingen. De ondersteuning van het bibliotheekwerk in de provincies Noord- en Zuid-Holland wordt uitgevoerd door één organisatie en rechtspersoon, Probiblio. Feitelijk zijn er daarmee 11 organisaties voor 12 provincies. Probiblio kan zowel voor de activiteiten in de provincie Noord-Holland, als voor de activiteiten in de provincie Zuid-Holland voor subsidie in aanmerking komen. Zie ook de toelichting bij artikel 7.
Indien na afloop van de aanvraagperiode blijkt dat niet alle PSO’s of WSF-bibliotheken subsidie hebben aangevraagd, kan de minister de bedragen die niet als subsidie worden verleend toevoegen aan het subsidieplafond voor de basisbibliotheken.
De PSO’s en WSF-bibliotheken kunnen een subsidiebedrag ontvangen van € 75.000 per organisatie. In combinatie met het subsidieplafond voor deze bibliotheekorganisaties is dit bedrag voldoende om aan al deze bibliotheekorganisaties subsidie te verstrekken.
Basisbibliotheken kunnen een bedrag van € 37.000 aan subsidie ontvangen. Dit is voldoende om aan 42 basisbibliotheken subsidie te verstrekken.
Dit artikel noemt de termijnen waarbinnen de prestaties moeten zijn verricht. Basisbibliotheken en WSF-bibliotheken hebben tot 1 december 2011 de tijd om de aansluiting op Bibliotheek.nl tot stand te brengen. Basisbibliotheken en WSF-bibliotheken kunnen hun aansluiting pas realiseren, als de PSO die hen de IT-diensten levert, zijn aansluiting gereed heeft. Daarom geldt voor PSO’s een kortere termijn, namelijk 1 juli 2011.
Een bibliotheekorganisatie kan slechts één aanvraag indienen. Dit betekent dat basisbibliotheken die tevens WSF-bibliotheek zijn, zullen moeten kiezen op welke titel zij een aanvraag indienen. Een uitzondering geldt voor PSO’s die tevens als basisbibliotheek of WSF-bibliotheek of als beide fungeren. Deze organisaties kunnen voor ten hoogste twee functies een aanvraag indienen: één als PSO en één als basisbibliotheek of WSF-bibliotheek. Dit is het geval bij Biblionet Groningen en de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg.
Bij de indiening van een aanvraag wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat ten behoeve van deze regeling op de website www.cultuursubsidie.nl bekend is gemaakt. Daarnaast gaat de aanvraag om subsidie vergezeld van een afschrift van de laatstelijk gewijzigde statuten, van de inschrijving in de Kamer van Koophandel en van de bankrekening van de bibliotheekorganisatie. Indien de aanvrager een gemeentelijke instelling betreft dan behoeven de genoemde documenten alleen meegezonden te worden voor zover de organisatie hierover beschikt.
Een aanvraag kan worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier. Een projectplan en begroting zijn niet nodig. De aanvraagtermijn kan daardoor relatief kort zijn. Na publicatie van de regeling hebben bibliotheekorganisaties ongeveer zes weken voor het indienen van een aanvraag. De aanvraag moet voor 15 oktober bij het Ministerie van OCW binnen zijn anders wordt deze niet in behandeling genomen.
Voor subsidieverstrekking ten behoeve van PSO’s en WSF-bibliotheken zijn voldoende middelen beschikbaar om al deze bibliotheekorganisaties subsidie te verstrekken. Voor subsidieverstrekking aan deze organisaties zijn dan ook geen bijzondere verdelingscriteria vastgesteld.
Voor de categorie basisbibliotheken zijn niet voldoende middelen beschikbaar om aan alle basisbibliotheken subsidie te verstrekken. Omdat voor de aansluiting geen kwalitatieve criteria gelden en op basis daarvan geen onderscheid te maken is tussen de bibliotheken, zal na afloop van de indieningstermijn (tot 15 oktober) een loting plaatsvinden als het budget niet voldoende is om alle aanvragen te honoreren. Aan deze loting doen alle aanvragen van basisbibliotheken voor subsidie mee. Aan de hand van de loting wordt een volgorde van de aanvragen bepaald. Op grond van deze volgorde wordt subsidie verleend totdat het subsidieplafond is bereikt. Bij deze volgorde geldt wel een spreidingscriterium dat inhoudt dat ten hoogste vier basisbibliotheken per provincie subsidie kunnen ontvangen. In de volgorde die na loting is ontstaan worden vijfde en volgende basisbibliotheken voor subsidieverlening overgeslagen.
Mocht er na het aflopen van de volgorde van de loting en de hieraan gekoppelde subsidieverlening nog budget over zijn, dan kan de minister het resterende budget gebruiken om subsidie te verlenen aan de basisbibliotheken die in de volgorde na de loting waren overgeslagen omdat al aan vier basisbibliotheken subsidie was verleend. De verdeling van het resterende budget geschiedt aan de hand van de volgorde van de aanvragen die eerder bij loting was vastgesteld. De eerste aanvraag van een basisbibliotheek die was overgeslagen doordat al aan vier basisbibliotheken uit de desbetreffende provincie subsidie was verleend, komt dus als eerste in aanmerking voor het resterende budget.
De onderhavige regeling is een specifieke projectsubsidieregeling die haar grondslag vindt in het Besluit op het specifiek cultuurbeleid. Regels over projectsubsidies in het algemeen ten behoeve van cultuuruitingen zijn neergelegd in Hoofdstuk 5 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. Voor zover mogelijk worden in specifieke projectsubsidieregelingen de bepalingen van Hoofdstuk 5 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid gevolgd en van overeenkomstige toepassing verklaard. Op deze wijze wordt het subsidieproces ten aanzien van cultuuruitingen zo eenduidig mogelijk ingekleed. Daarnaast zijn in de bepalingen in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking verwerkt.
In dit artikel worden de bepalingen uit de Regeling op het specifiek cultuurbeleid van overeenkomstige toepassing verklaard die betrekking hebben op weigeringsgronden ten aanzien van aanvragen en verplichtingen voor subsidieontvangers. Voor de subsidieontvangers in onderhavige regeling zijn alleen de verplichtingen voor subsidieontvangers van een bedrag tot € 125.000 van toepassing.
Na de subsidieverlening wordt meteen een voorschot van 100 procent van het subsidiebedrag overgemaakt aan de subsidieontvanger. Bevoorschotting op dit niveau is gewenst, omdat de bibliotheken direct na aanvang een groot aantal, vaak arbeidsintensieve, werkzaamheden zullen moeten verrichten, zoals het opschonen van databestanden. De kosten daarvan hebben zij niet in de begrotingen 2010 kunnen voorzien. Deze werkzaamheden zijn een noodzakelijke voorwaarde vooraf voor het realiseren van de aansluiting. Bovendien is directe bevoorschotting van 100 procent het meest doelmatig voor zowel de subsidieontvanger als de minister, gezien de relatief lage bedragen van de subsidie en de korte periode waarbinnen de activiteiten afgerond dienen te zijn.
De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de datum waarop de aansluiting op de digitale bibliotheek gerealiseerd moet zijn. Deze datum komt overeen met de data genoemd in artikel 6. Binnen dertien weken na de datum die genoemd is in de subsidieverleningsbeschikking, dient de subsidieontvanger een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie. Deze aanvraag geschiedt met gebruikmaking van een formulier op de website www.cultuursubsidie.nl waarop de subsidieontvanger aangeeft dat de prestatie waarvoor subsidie is verleend, is verricht.
De minister beslist vervolgens binnen 22 weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
In deze regeling wordt afgeweken van het beleid van Vaste Verander Momenten. Reden hiervoor is het financiële belang dat de bibliotheken hierbij hebben. Zonder financiële ondersteuning is het voor de bibliotheekorganisaties lastig om zich op korte termijn aan te sluiten op de landelijke digitale bibliotheek. Realisatie van en aansluiting op de landelijke digitale bibliotheek is door alle belanghebbenden in het bibliotheekveld gewenst en overeengekomen in het Bibliotheekcharter 2010–2012.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-13278.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.