Besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 12 juli 2010, nr. DSO/GA-310/10, tot wijziging van beleidsregels voor subsidieverlening in het kader van het Fonds Keuzes en Kansen 2011–2014

De minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 4.9 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan criterium 6, onder Paragraaf VII, van de bijlage bij het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 2 juni 2010, nr. DSO/GA-265/10, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring van internationale organisaties op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV/aids op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Fonds Keuzes en Kansen 2011–2014)1 wordt een zin toegevoegd, luidende als volgt:

Indien een subsidieaanvraag wordt ingediend door de penvoerder van een samenwerkingsverband en de activiteiten van de aanvraag in hoofdzaak betrekking hebben op het thema harm reduction, bedraagt de subsidieaanvraag niet meer dan 25% van de jaarlijkse inkomsten van de penvoerder en de in het samenwerkingsverband deelnemende organisaties tezamen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister van Buitenlandse Zaken,

namens deze:

de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

J.M.G. Brandt.

TOELICHTING

Op 11 juni 2010 is het Besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 2 juni 2010 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor het Fonds Keuzes en Kansen 2011–2014 in werking getreden.1 Volgens criterium 6, onder paragraaf VII, van de bijlage bij dit besluit mag een subsidieaanvraag niet meer bedragen dan 25% van de jaarlijkse inkomsten van de aanvragende organisatie. Tegelijk geldt dat een subsidieaanvraag ten minste € 1 miljoen per jaar dient te bedragen. Deze criteria in samenhang bezien hebben een onbedoeld gevolg voor internationale maatschappelijke organisaties die zich specifiek richten op harm reduction van injecterend drugsgebruik. Anders dan bij internationale maatschappelijke organisaties die op de andere drie prioritaire thema’s werkzaam zijn (adolescenten, jongeren en seksualiteit; alle facetten van geboorteregeling in de context van SRGR; veilige abortus) blijken internationale maatschappelijke organisaties die zich specifiek richten op harm reduction wat betreft hun jaarinkomen vaak niet groot genoeg te zijn om aan deze beide criteria te voldoen. Daarom is ervoor gekozen om uitsluitend voor internationale maatschappelijke organisaties die zich in hoofdzaak richten op harm reduction van injecterend drugsgebruik het mogelijk te maken om in geval een aanvraag wordt ingediend namens een samenwerkingsverband, de inkomsten van alle partners van het samenwerkingsverband te laten meetellen om te kunnen voldoen aan criterium 6, onder paragraaf VII. Onderhavig besluit strekt hiertoe.

De minister van Buitenlandse Zaken,

namens deze:

de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

J.M.G. Brandt.


XNoot
1

Besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 2 juni 2010, nr. DSO/GA-265/10, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring van internationale organisaties op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV/aids op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Fonds Keuzes en Kansen 2011–2014), Stcrt. 2010, nr. 8769.

Naar boven