TOELICHTING
Algemeen
§ 1. Doel van de regeling
Deze regeling strekt tot wijziging van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 (hierna: Lkr 2007). Aanleiding voor deze regeling
is de inwerkingtreding van verordening (EG) 1047/2009 van de Raad van 19 oktober 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr.
1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, met betrekking tot de handelsnormen voor vlees
van pluimvee (PbEU L 290) (hierna: verordening 1047/2009). Verordening 1047/2009 bepaalt een definitie voor vers vlees van
pluimvee en biedt lidstaten de mogelijkheid daarvoor afwijkende voorschriften vast te stellen. Met deze regeling worden dergelijke
afwijkende voorschriften opgenomen in de Landbouwkwaliteitsregeling 2007.
Deze regeling voorziet tevens in een aantal aanpassingen van de regelgeving over het gebruik van de biologische productiemethode.
De regeling voorziet in de mogelijkheid tot verlenging van de derogaties voor het aanbinden van runderen en de bezetting van
de uitloop van vleeskuikens, die eind 2010 aflopen. Daarnaast wordt een definitie opgenomen voor traaggroeiende pluimveerassen,
wordt de duur van de periode waarin uitlopen leeg moeten blijven aangepast en wordt een lijst met toegestane schoonmaakmiddelen
voor de biologische plantaardige productie vastgesteld.
Tot slot worden enkele technische aanpassingen van verwijzingen naar Europese verordeningen gedaan.
§ 2. Administratieve lasten
Met deze regeling wordt voorzien in de mogelijkheid tot verlenging van de derogaties voor het aanbinden van runderen en de
bezetting van de uitloop van vleeskuikens. Deze derogaties kan de Stichting Skal op aanvraag verlengen. De administratieve
lasten die deze maatregel oplevert zijn zeer beperkt. Het invullen van de aanvraag kost de aanvrager naar verwachting ongeveer
een kwartier. Het totale aantal derogaties dat momenteel is verleend bedraagt 112. Hoewel niet al deze bedrijven een aanvraag
tot verlenging zullen doen, is het maximale aantal aanvragers van een verlenging dus 112. De totale administratieve lasten
van de verlengingsaanvraag bedragen daarmee naar verwachting maximaal € 1036.
§ 3. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.
Daarmee wordt afgeweken van het LNV-beleid van vaste verandermomenten (VVM) voor regelgeving dat inhoudt dat nieuwe regelingen
slechts op 1 januari of 1 juli in werking treden en dat publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding
van de regeling plaatsvindt. Dit beleid is neergelegd in de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(hierna: de minister) van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2007/08, 29 515 en 31 201, nr. 243 en Kamerstukken II 2009/2010, 29 515, nr. 309). Er zijn twee redenen voor deze afwijking. De onderdelen A, C, onder 1, D, E, F, G, I en J van artikel I strekken ter implementatie
van Europese regelgeving. Voor de onderdelen B, C, onder 2, en H van artikel I geldt dat een spoedige inwerkingtreding daarvan
voordelen oplevert voor de sector.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Ter voorkoming van het gebruik van intensieve kweekmethoden moet pluimvee op grond van artikel 12, vijfde lid, van verordening
(EG) 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007
van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de
etikettering en de controle betreft (PbEU L 250) (hierna: verordening (EG) 889/2008) bij de slacht een bepaalde minimumleeftijd
hebben of behoren tot een traaggroeiend ras. Op grond van die bepaling bepalen lidstaten door middel van criteria of door
het vaststellen van een lijst, wanneer sprake is van een traaggroeiend ras.
De voorkeur is gegeven aan een definitie waarin de criteria voor een traaggroeiend ras zijn opgenomen, omdat een definitie
flexibeler is dan een lijst met rassen. Een ras is traaggroeiend als de dieren die tot dit ras behoren dagelijks gemiddeld
niet meer dan 40 gram groeien. De gemiddelde groei per dag is een betrouwbare indicator en is goed controleerbaar door middel
van het aflevergewicht van de dieren. Deze definitie is in samenwerking met het overlegorgaan biologische regelgeving en de
Stichting Skal tot stand gekomen en komt overeen met de bestaande praktijk in de biologische vleeskuikenhouderij. De Europese
Commissie is op de hoogte gebracht van het voornemen deze definitie te hanteren.
Artikel I, onderdeel B
Om de vegetatie na het houden van een koppel pluimvee te laten aangroeien, moeten de uitlopen van de pluimveestallen gedurende
een door de lidstaten vast te stellen periode worden vrijgehouden. In artikel 5 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 wordt
momenteel geen onderscheid gemaakt tussen leghennen en vleeskuikens en geldt voor beide diersoorten een periode van 60 dagen.
De belasting van de uitloop is bij biologisch gehouden vleeskuikens echter aanzienlijk lager dan bij biologisch gehouden leghennen.
De leghennen maken tot een leeftijd van 65–70 weken gebruik van de uitlopen, terwijl de vleeskuikens alleen de laatste 5 weken
van de 10 weken durende mestperiode beschikking hebben over een uitloop. Door de lagere belasting van de uitlopen bij het
houden van vleeskuikens is de vegetatie eerder hersteld en geschikt voor een volgend koppel, namelijk na 30 dagen. Daarom
is in deze regeling de periode voor het vrijlagen van uitlopen voor leghennen op 60 dagen vastgesteld en voor vleeskuikens
op 30 dagen. Deze wijziging is tot stand gekomen na overleg met Biologica en de Stichting Skal.
Artikel I, onderdeel C
Met dit onderdeel wordt een onjuiste verwijzing in artikel 6, tweede lid, van de Lkr 2007 hersteld: de verwijzing naar de
lijst, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van verordening (EG) 889/2008 was onjuist. De juiste verwijzing is de lijst, bedoeld
in artikel 33, tweede lid, van verordening (EG) 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de
etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU L 189) (hierna: verordening
(EG) 834/2007) .
Daarnaast bevatte artikel 6, tweede lid, van de Lkr 2007 de zinsnede ‘overeenkomstig de krachtens artikel 33, tweede lid en
artikel 40 van verordening 834/2008 vastgestelde communautaire voorschriften’. Ten tijde van de implementatie van verordening
(EG) 834/2007 was de uitvoeringsregelgeving van die verordening nog niet gereed. Vandaar dat in artikel 6, tweede lid, van
de Lkr 2007 destijds bovenstaande zinsnede is opgenomen, waarin overigens bedoeld was te verwijzen naar verordening (EG) 834/2007.
Inmiddels is de uitvoeringsregelgeving wel vastgesteld en kan worden verwezen naar ‘de bij verordening (EG) 1235/2008 vastgestelde
communautaire voorschriften’.
Het eerste en tweede lid van artikel 95 van verordening (EG) 889/2008 bieden de mogelijkheid de derogaties voor het aanbinden
van runderen en voor de huisvesting en veebezetting in de biologische landbouw die eind 2010 aflopen, te verlengen tot eind
2013. Van die mogelijkheid wordt gebruik gemaakt voor het aanbinden van runderen en voor de bezetting van de uitloop van vleeskuikens,
door middel van het vierde en vijfde lid van artikel 6 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007.
In het vierde lid van artikel 6 wordt bepaald dat Skal toestemming kan verlenen voor het aanbinden van runderen overeenkomstig
artikel 95, eerste lid, van verordening (EG) 889/2008 tot en met uiterlijk 30 december 2013. Artikel 95, eerste lid, van verordening
(EG) 889/2008 bepaalt dat runderen mogen worden aangebonden in gebouwen die reeds vóór 24 augustus 2000 bestonden, mits voor
regelmatige lichaamsbeweging wordt gezorgd en de houderij in overeenstemming met de eisen inzake het welzijn van dieren plaatsvindt
in ruimten die van voldoende strooisel zijn voorzien, mits sprake is van individueel beheer. Ter zake van de mogelijkheid
tot verlening van de toestemming voor het aanbinden van runderen na 2010, geldt ingevolge artikel 95, eerste lid, de aanvullende
eis dat ten minste tweemaal per jaar een fysieke controle wordt uitgevoerd, in plaats van ten minste eenmaal per jaar.
In het vijfde lid van artikel 6 wordt bepaald dat Skal op aanvraag toestemming kan verlenen voor uitzonderingen op de voorschriften
over de bezetting van de uitloop voor vleeskuikens overeenkomstig artikel 95, tweede lid, van verordening (EG) 889/2008 tot
en met uiterlijk 30 december 2013. Ook hier geldt de aanvullende eis van de verordening dat ten minste tweemaal per jaar een
fysieke controle wordt uitgevoerd, in plaats van ten minste eenmaal per jaar.
Artikel I, onderdeel D
Op grond van verordening (EG) 889/2008 mogen, in afwachting van een communautaire lijst van toegestane producten voor het
schoonmaken en ontsmetten van gebouwen en installaties voor de biologische plantaardige productie, slechts de door de lidstaten
toegestane producten worden gebruikt. Daarom wordt in bijlage III een lijst van toegestane producten opgenomen, met eventuele
beperkingen. Onder plantaardige productie wordt voor de reikwijdte van dit artikel tevens verstaan de opslag in een landbouwbedrijf.
Ter verduidelijking wordt in het tweede lid van artikel 8a bepaald dat rodenticiden (alleen in vallen) en door de verordening
toegelaten gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt om gebouwen en installaties voor de plantaardige productie te ontdoen
van insecten en andere parasieten.
Artikel I, onderdelen E, F en G
Als gevolg van een wijziging van verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van
bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in
de sector groenten en fruit (PbEU L 93) (hierna: verordening (EG) 1580/2007) klopt een aantal verwijzingen in de artikelen
11, 12 en 13 van de Lkr 2007 niet meer.
De inhoud van de artikelen 10, vierde en vijfde lid, 12, zesde lid en 17 van verordening 1580/2007, waarnaar in artikel 11
van de Lkr 2007 verwezen wordt, is momenteel opgenomen in artikel 20 bis van die verordening. In dat artikel wordt niet meer
gesproken van een coördinerende autoriteit – zoals voor inwerkingtreding van dat artikel gebeurde – maar van verplichtingen
voor lidstaten. Een verwijzing naar de inhoud van artikel 20 bis van de verordening is daarom niet meer noodzakelijk. In plaats
daarvan is aangesloten bij artikel 8 van verordening 1580/2007. Op grond van die bepaling wordt de minister aangewezen als
coördinerende autoriteit, die verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten met betrekking tot het bepaalde in die
afdeling.
Ook artikel 12 van de Lkr 2007 bevatte een tweetal verwijzingen naar bepalingen van verordening (EG) 1580/2007 waarvan de
inhoud verplaatst is. De in onderdeel a van artikel 12 van de Lkr 2007 geregelde toestemming die lidstaten kunnen verlenen
om het in bijlage II opgenomen model te gebruiken bij de etikettering is nu in artikel 11, derde lid, van die verordening
geregeld. Artikel 12, onderdeel b, van de Lkr 2007 heeft betrekking op de risicoanalyse die lidstaten moeten uitvoeren om
het minimumpercentage van de te verrichten normencontroles te bepalen. Hierbij is de verwijzing aangepast naar artikel 10,
tweede lid, onderdeel b, van verordening (EG) 1580/2007.
Voorheen bevatte verordening (EG) 1580/2007 een onderscheid tussen normcontroles op de interne markt, op de plaats van invoer
en op de plaats van uitvoer. Dit onderscheid is niet meer in de verordening opgenomen: de normcontroles zijn samengevoegd
in artikel 20 van de verordening. Voor de controles door de Stichting KCB overeenkomstig verordening (EG) 1580/2007 is in
artikel 13 daarom één bepaling opgenomen.
Artikel I, onderdeel H
Verordening 1047/2009 geeft een definitie voor vers vlees van pluimvee, waarin temperatuurvoorschriften zijn opgenomen. Lidstaten
kunnen echter enigszins afwijkende temperatuurvoorschriften vaststellen voor het snijden en behandelen van vers vlees van
pluimvee in detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen, en in de fabriek tijdens de productie van bereidingen
op basis van vers vlees van pluimvee. Na overleg met de sector is gebleken dat het in het productieproces nodig is om vers
vlees van pluimvee licht aan te vriezen om het goed te kunnen snijden. Daarom worden voor zowel detailhandelszaken en aan
verkooppunten grenzende lokalen, als voor fabrieken die bereidingen op basis van vers pluimvee produceren, in artikel 16a
van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 afwijkende temperatuurvoorschriften vastgesteld. Deze voorschriften houden in dat de
temperatuur van het vlees, voor zover nodig, mag worden teruggebracht tot -8°C, gedurende een periode van maximaal 24 uur
voor het snijden en behandelen van vers vlees van pluimvee. Voor fabrieken geldt deze afwijkingsmogelijkheid alleen tijdens
de productie van bereidingen.
Artikel I, onderdeel I
Met artikel I, onderdeel I, wordt een laatste onjuiste verwijzing gecorrigeerd: in plaats van in artikel 17 van de Lkr 2007
te verwijzen naar artikel 11, eerste lid, van verordening (EG) 510/2006 is een verwijzing opgenomen naar artikel 11, eerste
lid, van verordening (EG) 509/2006. Omdat het aanpassen van de verwijzingen strekt tot implementatie van Europese regelgeving
wordt afgeweken van de VVM.
Artikel I, onderdeel J
Met dit onderdeel wordt bijlage III toegevoegd, waarnaar het nieuwe artikel 8a verwijst voor de producten die zijn toegelaten
voor het schoonmaken en ontsmetten van gebouwen en installaties voor de plantaardige productie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.