TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling is ter wijziging van de Regeling versterking van functiemix leraren VO in de Randstadregio’s zoals deze op 26 februari
2009 is gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2009, 39). Doel van deze wijziging is het kenbaar maken van het voor kalenderjaar 2010 beschikbare bedrag aan aanvullende personele
bekostiging. Deze regeling maakt onderdeel uit van het Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland, gesloten door
de minister met werkgevers- en werknemersorganisaties in het Primair en Voortgezet Onderwijs op 1 juli 2008. Met dit convenant
wordt de komende jaren fors geïnvesteerd in het leraarschap, voornamelijk door een betere beloning en meer carrière- en scholingsmogelijkheden
voor leraren. Soortgelijke convenanten zijn afgesloten met de sociale partners in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs.
De in het convenant opgenomen afspraken over de functiemix worden per sector door sociale partners nader uitgewerkt en vastgelegd
in de CAO.
Het convenant bevat afspraken over versterking van de landelijke functiemix en over de versterking van de functiemix in de
Randstadregio’s. Middelen ter versterking van de landelijke functiemix zullen met ingang van het kalenderjaar 2010 via de
reguliere personele bekostiging (voor leraren) worden verstrekt. De middelen voor de verbetering van de functiemix in de Randstadregio’s
zijn met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009 op grond van de Regeling versterking van functiemix leraren VO in de Randstadregio’s
beschikbaar gesteld. Deze regeling is noodzakelijk, omdat in de huidige bekostigingsystematiek differentiatie naar regio niet
mogelijk is.
De afspraken in het convenant over de versterking van de functiemix gaan uit van vertrouwen en de filosofie van de lumpsum.
Deze benadering vormt ook het uitgangspunt van deze regeling. De regeling is zo ontworpen dat scholen geen aanvraag hoeven
in te dienen en de uitgaven niet apart hoeven te verantwoorden. Deze uitvoering van de regeling betekent daarom geen toename
in administratieve lasten voor scholen. Een dergelijke uitwerking is mogelijk omdat de regeling voorvloeit uit het Convenant
Leerkracht van Nederland. Hierin zijn prestatieafspraken (zowel landelijk als voor de Randstadregio’s) opgenomen over het
monitoren van de doelstellingen voor de functiemix en de besteding van de daaraan verbonden middelen door scholen. Tevens
zijn in het convenant afspraken gemaakt over gegevensleveringen en de wijze waarop wordt toegezien dat de afspraken uit het
convenant (zoals ook vastgelegd in de cao) worden nageleefd.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Het Convenant Leerkracht van Nederland, tripartiete afspraken tussen de minister en de sociale partners in het primair en
voortgezet onderwijs, is vastgelegd op 1 juli 2008. Het convenant is op 3 maart 2009 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2009, 42).
Artikel 2
1. Op grond van deze regeling ontvangen bevoegde gezagsorganen met hoofd- of nevenvestigingen in de Randstadregio’s aanvullende
personele bekostiging waarmee ze conform afspraken in het convenant meer leraren in bezoldigingsschaal LC kunnen plaatsen.
Het betreft in deze regeling middelen die structureel beschikbaar zullen blijven voor scholen, afhankelijk van de mate waarin
bevoegde gezagsorganen in 2011 en 2014 daadwerkelijk meer hogere salarisschalen hebben toegekend.
2.a. Een van de afspraken uit het convenant Leerkracht van Nederland is dat scholen in het voortgezet onderwijs in de Randstadregio’s
een extra financiële impuls krijgen. Doel van deze afspraak is om de beloningsachterstand en (toekomstige) lerarentekorten
te bestrijden. Hiertoe moet de beloning van leraren verbeterd worden. Dit kan mede door het realiseren van een nieuwe functiemix
in deze regio’s. Hiervoor ontvangen bevoegde gezagsorganen met (neven)vestigingen in de Randstadregio’s per 2009 aanvullende
middelen. Deze middelen komen bovenop de landelijke middelen uit het convenant, die vanaf 2010 worden verstrekt.
De middelen zijn bedoeld voor scholen in gebieden met een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de regionale marktsector,
een grotere arbeidsproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. Voor de afbakening van de Randstadregio’s
is de zogenaamde RPA-indeling gehanteerd; dit is de indeling naar Regionale Platforms Arbeidsmarkt zoals het CBS deze hanteert.
De Randstadregio’s omvatten de vier grote steden, Almere en de overige gemeenten in de RPA-gebieden Zuidelijk Noord-Holland,
Rijn-Gouwe, Haaglanden, Rijnmond, Gooi en Vechtstreek, Eemland en Utrecht-Midden. Bijlage 1 omvat een lijst met alle gemeenten
die onder de Randstadregio’s vallen.
In het convenant is afgesproken dat toegang tot hogere salarisschalen afhankelijk zal zijn van de werkzaamheden en verantwoordelijkheden
van een leraar, in combinatie met zijn of haar opleiding. Naar aanleiding hiervan hebben de sociale partners afspraken gemaakt
over de herijking van het functiewaarderingssysteem. De werkgever zal op zijn beurt in overleg met de PMR binnen het functiewaarderingssysteem
een geactualiseerde functiebeschrijving voor de OP-functies LB, LC en LD tot stand brengen. Voor het voortgezet onderwijs
hebben de sociale partners verder afgesproken dat de hogere leraarsfuncties gefinancierd uit het convenant uitsluitend zullen
worden toegekend aan leraren met lesgeven als hoofdtaak, dat wil zeggen dat zij in overwegende mate (bedoeld is meer dan circa
60 procent) zijn belast met een lestaak. Als gevolg van de versterkte functiemix mag de leerling-leraar ratio niet negatief
worden beïnvloed.
2.b. In het convenant zijn sectorale doelstellingen vastgelegd voor de functiemix in het voortgezet onderwijs voor de jaren 2011
en 2014. De landelijke doelstellingen zijn opgebouwd uit doelstellingen voor een landelijke ontwikkeling plus een ontwikkeling
in de Randstadregio’s. Met deze regeling ten behoeve van de versterking van de functiemix in de Randstadregio’s dient in 2011
het aandeel leraren (in fte’s) dat beloond wordt volgens schaal LC te worden verhoogd met 27 procentpunten ten opzichte van
de startmeting in 20081. Landelijke middelen ter versterking van de functiemix (beschikbaar vanaf 2010) maken in 2011 een toename van nog eens 2
procentpunten mogelijk in LC en 1 procentpunt in LD. In totaal zal in 2011 binnen de Randstadregio’s het aandeel leraren dat beloond
wordt volgens schaal LC, toenemen met 29 procentpunten en het aandeel dat beloond wordt volgens LD, toenemen met 1 procentpunt
(ten opzichte van de startmeting in 2008). Het verhoogde aandeel deze schalen dient ten koste te gaan van het aandeel in schaal
LB. Deze doelstelling geldt voor alle VO-scholen binnen de Randstadregio’s. Scholen mogen ook kiezen voor een afwijkende verhouding
in de toename van LC- en LD-functies (binnen de bandbreedtes conform de cao vo), waarbij 2% LC-functies een gelijke waarde
heeft als 1% LD-functies.
2.c. Het ministerie van OCW zal de ontwikkeling van de functiemix monitoren. Wanneer de afgesproken doelstellingen voor de functiemix
in 2011, het tussentijdse meetmoment, niet worden behaald, dan kan de oploop van middelen voor de functiemix in 2012 worden
bevroren (zowel landelijk als in de Randstadregio’s) en wordt de aanvullende bekostiging afgestemd op de op dat moment gerealiseerde
functiemix op bestuursniveau en de uitputting van de functiemixbudgetten tussen 2009 en 2011. Scholen zullen eigen beleid
moeten ontwikkelen ten aanzien van het behalen van de functiemixdoelstellingen. In het Convenant Leerkracht van Nederland
is afgesproken dat bevoegde gezagsorganen in overleg met de P(G)MR jaarlijks zullen vastleggen welk volume aan functies in
hogere functies wordt omgezet. De bestaande functiemix per bevoegd gezag op peildatum 1 oktober van het voorafgaande jaar
komt elk jaar beschikbaar op de website www.minocw.functiemix.nl.
Artikel 3
In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat tijdige, volledige en accurate levering van de (wettelijk) verplichte
gegevens door individuele instellingen een voorwaarde is voor het ontvangen van convenantmiddelen. Deze gegevens zijn nodig
voor het verdelen van de middelen en het monitoren van de ontwikkeling van de functiemix en daaraan verbonden uitgaven door
scholen.
Artikel 4
De middelen beschikbaar uit het convenant dekken de structurele kosten voor de bevordering van leraren naar hogere schalen.
In totaal is er in 2010 een bedrag van € 52,2 miljoen beschikbaar voor de aanvullende personele bekostiging ter versterking
van de functiemix in de Randstadregio’s.
Dit totaalbedrag wordt verdeeld onder de in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen naar rato van het budget dat zij in
de lumpsumbekostiging aan personele bekostiging ontvangen voor leraren op scholen of vestigingen in de Randstadregio’s. De
uitkomst van de in dit artikel genoemde formule wordt rekenkundig afgerond op eurocenten. Voor de berekening van de omvang
van dit budget wordt rekening gehouden met het aandeel leerlingen (op basis van de voorlopige leerlingaantallen) dat op vestigingen
binnen de Randstadregio’s les ontvangt op het totaal aantal leerlingen van alle tot een bevoegd gezag behorende scholen. De
berekening van de reguliere personele bekostiging voor leraren geschiedt normaliter op schoolniveau. Voor deze regeling wordt
het lerarenbudget op basis van leerlingaantallen herleid tot het vestigingsniveau. Dit is nodig om er voor te zorgen dat de
aanvullende bekostiging uitsluitend ten goede komt aan in de Randstadregio’s gelegen vestigingen. Immers, er zijn scholen
waarvan de hoofdvestiging buiten de Randstadregio’s is gelegen, terwijl een of meerdere nevenvestigingen van dezelfde school
binnen de Randstadregio’s zijn gelegen en vice versa.
Bij de berekening van de omvang van de personele bekostiging voor leraren wordt uitgegaan van de normbedragen voor de GPL
zoals opgenomen in de Wijziging van de Regeling aanpassing en vaststelling van de bedragen landelijke gemiddelde personeelslast
kalenderjaar 2008 en 2009, welke op 28 augustus 2009 in de Staatscourant is gepubliceerd. Het betreft dan ook normatieve bedragen.
De budgetten voor de versterking van de functiemix van leraren op agrarische opleidingscentra (AOC’s) zoals bedoeld in artikel
1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zijn hierbij niet inbegrepen. Dit betekent dat AOC’s, waarin beroepsonderwijs
en voorbereidend beroepsonderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving wordt verzorgd, niet onder deze
regeling vallen. Versterking van de functiemix van deze scholen wordt gefinancierd in het kader van het convenant voor het
middelbaar beroepsonderwijs. Voor de versterking van de functiemix van leraren in het middelbaar beroepswijs, de AOC’s inbegrepen,
wordt een aparte regeling gepubliceerd. De aan AOC-gelieerde mavo’s vallen overigens wel onder deze regeling voor het voortgezet
onderwijs.
Artikel 5
In februari 2010 zal de eerste betaling plaatsvinden over de periode januari tot en met februari 2010. Daarna zal de betaling
van de aanvullende bekostiging plaatsvinden volgens het gebruikelijke betaalritme van de reguliere bekostiging.
Artikel 6
Het extra budget voor de invulling van meer hogere leraarsfuncties is bestemd voor de realisatie van meer OP-formatie in LC
(zie toelichting op artikel 2b).
Als een bevoegd gezag de op grond van deze regeling ontvangen aanvullende bekostiging niet volledig inzet voor de versterking
van de functiemix, betekent dit dat de doelstellingen van 2011 niet gehaald worden. Bij het niet voldoen aan deze doelstellingen
kan de oploop van middelen voor de functiemix met ingang van 2012 worden bevroren en wordt de aanvullende bekostiging afgestemd
op de op dat moment gerealiseerde functiemix op bestuursniveau (zie toelichting op artikel 2c).
In het kader van het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat het Ministerie van OCW de doelstellingen voor de
functiemix en de daaraan verbonden bestedingen door scholen zal monitoren. Tevens is in het convenant afgesproken dat schoolbesturen
de P(G)MR uit eigen beweging zullen informeren over relevante data met betrekking tot de functiemix en het te voeren beleid,
alsmede over de bekostigingsbrief waarin de convenantmiddelen als een – op school/brinnummer niveau – herkenbaar budget zijn
opgenomen. De werkgever legt over de realisatie van het gewenste functiebouwwerk ook verantwoording af aan de P(G)MR.
De afspraken in het convenant over de versterking van de functiemix gaan uit van vertrouwen en de filosofie van de lumpsum.
Er vindt daarom geen terugvordering of verrekening van niet-bestede middelen plaats. Echter, wanneer uit tussentijdse monitoring
blijkt dat scholen deze aanvullende bekostiging inzetten voor andere doeleinden dan de functiemix, wordt de oploop van de
middelen voor de functiemix afgestemd op de op dat moment gerealiseerde functiemix op bestuursniveau. Tevens kan dit leiden
tot het aanscherpen van verantwoordingsvereisten van de nieuwe / gewijzigde regelingen voor de versterking van de functiemix
voor leraren in de Randstadregio’s in 2011 (zie ook toelichting op artikel 10).
Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie in de jaarrekening
herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Omdat sprake is van een niet-geoormerkte
subsidie is een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten niet noodzakelijk.
In aanvulling op de financiële verantwoording van de besteding van de aanvullende bekostiging en met het oog op het tussentijdse
meetmoment, is informatie gewenst over het bereikte resultaat. Daarom is hierover een afzonderlijk artikel in de regeling
opgenomen.
Artikel 8
De middelen gemoeid met deze regeling worden verstrekt op grond van een tijdelijke regeling, omdat volgens de huidige personele
lumpsumbekostiging differentiatie op basis van regio niet mogelijk is. Op basis van de ervaringen met onderhavige regeling
(en de op 26 februari 2009 in de Staatscourant gepubliceerde Regeling versterking van functiemix leraren VO in de Randstadregio’s)
zal een gewijzigde regeling worden gepubliceerd ten behoeve van de verstrekking van de middelen die in 2011 beschikbaar komen
voor het behalen van de functiemixdoelstellingen in de Randstadregio’s. Op den duur dienen deze regelingen plaats te maken
voor een structurele voorziening.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H.A. Plasterk.