TOELICHTING
Deze regeling maakt onderdeel uit van het Definitief akkoord
Convenant Leerkracht van Nederland, gesloten door de minister met werkgevers-
en werknemersorganisaties in het Primair en Voortgezet Onderwijs op 1 juli
2008. Met dit convenant wordt de komende jaren fors geïnvesteerd in het
leraarschap, voornamelijk door een betere beloning en meer carrière- en
scholingsmogelijkheden voor leraren. Soortgelijke convenanten zijn afgesloten
met de sociale partners in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. De in het
convenant opgenomen afspraken over de functiemix worden per sector door sociale
partners nader uitgewerkt en vastgelegd in de CAO.
Het convenant bevat afspraken over versterking van de landelijke
functiemix en over de versterking van de functiemix in de Randstadregio’s.
Middelen ter versterking van de landelijke functiemix (zullen) met ingang van
het kalenderjaar 2010 via de reguliere personele bekostiging (voor leraren)
worden verstrekt. De middelen voor de verbetering van de functiemix in de
Randstadregio’s worden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009 op grond
van deze regeling beschikbaar gesteld. Deze regeling is noodzakelijk, omdat in
de huidige bekostigingsystematiek differentiatie naar regio niet mogelijk
is.
De afspraken in het convenant over de versterking van de functiemix
gaan uit van vertrouwen en de filosofie van de lumpsum. Deze benadering vormt
ook het uitgangspunt van deze regeling. De regeling is zo ontworpen dat scholen
geen aanvraag hoeven in te dienen en de uitgaven niet apart hoeven te
verantwoorden. Deze uitvoering van de regeling betekent daarom geen toename in
administratieve lasten voor scholen. Een dergelijke uitwerking is mogelijk
omdat de regeling voorvloeit uit het Convenant Leerkracht van Nederland. Hierin
zijn prestatieafspraken (zowel landelijk als voor de Randstadregio’s) opgenomen
over het monitoren van de doelstellingen voor de functiemix en de besteding van
de daaraan verbonden middelen door scholen. Tevens zijn in het convenant
afspraken gemaakt over gegevensleveringen en de wijze waarop wordt toegezien
dat de afspraken uit het convenant (zoals ook vastgelegd in de cao) worden
nageleefd.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Het Convenant Leerkracht van Nederland, tripartiete afspraken
tussen de minister en de sociale partners in het primair en voortgezet
onderwijs, is vastgelegd op 1 juli 2008. Het convenant is beschikbaar via de
website www.leerkrachtvannederland.nl en zal in februari 2009 in de
Staatscourant worden gepubliceerd.
Artikel 2
1. Op grond van deze regeling ontvangen bevoegde gezagsorganen
met hoofd- of nevenvestigingen in de Randstadregio’s aanvullende personele
bekostiging waarmee ze conform afspraken in het convenant meer leraren in
bezoldigingsschaal LC kunnen plaatsen. Het betreft in deze regeling middelen
die structureel beschikbaar zullen blijven voor scholen, afhankelijk van de
mate waarin bevoegde gezagsorganen in 2011 en 2014 daadwerkelijk meer hogere
salarisschalen hebben toegekend.
2.a. Een van de afspraken uit het convenant Leerkracht van
Nederland is dat scholen in het voortgezet onderwijs in de Randstadregio’s een
extra financiële impuls krijgen. Doel van deze afspraak is om de
beloningsachterstand en (toekomstige) lerarentekorten te bestrijden. Hiertoe
moet de beloning van leraren verbeterd worden. Dit kan mede door het realiseren
van een nieuwe functiemix in deze regio’s. Hiervoor zullen bevoegde
gezagsorganen met (neven)vestigingen in de Randstadregio’s per 2009 middelen
ontvangen. Deze middelen komen bovenop de landelijke middelen uit het
convenant, die vanaf 2010 worden verstrekt.
De middelen zijn bedoeld voor scholen in gebieden met een
grotere beloningsachterstand ten opzichte van de regionale marktsector, een
grotere arbeidsproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen.
Voor de afbakening van de Randstadregio’s is de zogenaamde RPA-indeling
gehanteerd; dit is de indeling naar Regionale Platforms Arbeidsmarkt zoals het
CBS deze hanteert. De Randstadregio’s omvatten de vier grote steden, Almere en
de overige gemeenten in de RPA-gebieden Zuidelijk Noord-Holland, Rijn-Gouwe,
Haaglanden, Rijnmond, Gooi en Vechtstreek, Eemland en Utrecht-Midden. Bijlage 1
omvat een lijst met alle gemeenten die onder de Randstadregio’s vallen.
In het convenant is afgesproken dat toegang tot hogere
salarisschalen afhankelijk zal zijn van de werkzaamheden en
verantwoordelijkheden van een leraar, in combinatie met zijn of haar opleiding.
Sociale partners zullen in de decentrale cao vo afspraken maken over de
herijking van het functiewaarderingssysteem. De werkgever zal op haar beurt in
overleg met de PMR binnen het functiewaarderingssysteem een geactualiseerde
functiebeschrijving voor de OP-functies LB, LC en LD tot stand brengen.Voor het
voortgezet onderwijs hebben de sociale partners verder afgesproken dat de
hogere leraarsfuncties gefinancierd uit het convenant uitsluitend zullen worden
toegekend aan leraren met lesgeven als hoofdtaak, dat wil zeggen dat zij in
overwegende mate (bedoeld is meer dan circa 60 procent) zijn belast met een
lestaak. Als gevolg van de versterkte functiemix mag de leerling-leraar ratio
niet negatief worden beïnvloed.
2.b. In het convenant zijn sectorale doelstellingen vastgelegd
voor de functiemix in het voortgezet onderwijs voor de jaren 2011 en 2014. De
landelijke doelstellingen zijn opgebouwd uit doelstellingen voor een landelijke
ontwikkeling plus een ontwikkeling in de Randstadregio’s. Met deze regeling ten
behoeve van de versterking van de functiemix in de Randstadregio’s dient in
2011 het aandeel leraren (in fte’s) dat beloond wordt volgens schaal LC te
worden verhoogd met 27 procentpunten ten opzichte van 2006. Landelijke middelen
ter versterking van de functiemix (beschikbaar vanaf 2010) maken in 2011 een
toename van nog eens 2 procentpunten mogelijk in LC en 1 procentpunt in LD. In
totaal zal in 2011 het aandeel leraren in de Randstadregio’s dat beloond wordt
volgens schaal LC, toenemen met 29 procentpunten (ten opzichte van 2006). Het
verhoogde aandeel in schaal LC dient ten koste te gaan van het aandeel in
schaal LB. Deze doelstelling geldt voor alle VO-scholen binnen de
Randstadregio’s.
2.c. Het ministerie van OCW zal de ontwikkeling van de functiemix
monitoren. Wanneer de afgesproken doelstellingen voor de functiemix in 2011
niet worden behaald, dan kan de oploop van middelen voor de functiemix in 2012
worden bevroren (zowel landelijk als in de Randstadregio’s) en wordt de
aanvullende bekostiging afgestemd op de op dat moment gerealiseerde functiemix
op bestuursniveau.
Scholen zullen eigen beleid moeten ontwikkelen ten aanzien
van het behalen van de functiemixdoelstellingen. In het Convenant Leerkracht
van Nederland is afgesproken dat bevoegde gezagsorganen in overleg met de
P(G)MR jaarlijks zullen vastleggen welk volume aan functies wordt in hogere
functies omgezet. De bestaande functiemix per bevoegd gezag op peildatum 1
oktober van het voorafgaande jaar komt elk jaar beschikbaar op de website
www.minocw.functiemix.nl.
Artikel 3
In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat
tijdige, volledige en accurate levering van de (wettelijk) verplichte gegevens
door individuele instellingen een voorwaarde is voor het ontvangen van
convenantsmiddelen. Deze gegevens zijn nodig voor het verdelen van de middelen
en het monitoren van de ontwikkeling van de functiemix en daaraan verbonden
uitgaven door scholen.
Artikel 4
De middelen beschikbaar uit het convenant dekken de structurele
kosten voor de bevordering van leraren naar hogere schalen. In totaal is er in
2009 een bedrag van € 12 miljoen beschikbaar voor de aanvullende personele
bekostiging ter versterking van de functiemix in de Randstadregio’s.
Dit totaalbedrag wordt verdeeld onder de in aanmerking komende
bevoegde gezagsorganen naar rato van het budget dat zij in de
lumpsumbekostiging aan personele bekostiging ontvangen voor leraren op scholen
of vestigingen in de Randstadregio’s. Voor de berekening van de omvang van dit
budget wordt rekening gehouden met het aandeel leerlingen (op basis van de
voorlopige leerlingaantallen) dat op vestigingen binnen de Randstadregio’s les
ontvangt op het totaal aantal leerlingen van alle tot een bevoegd gezag
behorende scholen. De berekening van de reguliere personele bekostiging voor
leraren geschiedt normaliter op schoolniveau. Voor deze regeling wordt het
lerarenbudget op basis van leerlingaantallen herleid tot het vestigingsniveau.
Dit is nodig om er voor te zorgen dat de aanvullende bekostiging uitsluitend
ten goede komt aan in de Randstadregio’s gelegen vestigingen. Immers, er zijn
scholen waarvan de hoofdvestiging buiten de Randstadregio’s is gelegen, terwijl
een of meerdere nevenvestigingen van dezelfde school binnen de Randstadregio’s
zijn gelegen en vice versa.
Bij de berekening van de omvang van de personele bekostiging voor
leraren wordt uitgegaan van de normbedragen voor de GPL zoals opgenomen in de
ministeriële regeling aanpassing en vaststelling van de bedragen landelijke
gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2008 en 2009 in verband met wijziging
van de bedragen voor 2009 (gepubliceerd in de Staatscourant d.d. 12 februari
2009). Het betreft dan ook normatieve bedragen.
De budgetten voor de versterking van de functiemix van leraren op
agrarische opleidingscentra (AOC’s) zoals bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet
educatie en beroepsonderwijs, zijn hierbij niet inbegrepen. Dit betekent dat
AOC’s, waarin beroepsonderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs op het gebied
van de landbouw en de natuurlijke omgeving wordt verzorgd, niet onder deze
regeling vallen. Versterking van de functiemix van deze scholen wordt
gefinancierd in het kader van het convenant voor het middelbaar
beroepsonderwijs. Voor de versterking van de functiemix van leraren in het
middelbaar beroepswijs, de AOC’s inbegrepen, wordt een aparte regeling
gepubliceerd.
Artikel 5
De betaling van de aanvullende bekostiging vindt plaats volgens
het gebruikelijke betaalritme van de reguliere bekostiging. In maart 2009 zal
de eerste betaling plaatsvinden.
Artikel 6
Het extra budget voor de invulling van meer hogere
leraarsfuncties is bestemd voor de realisatie van meer OP-formatie in LC. Bij
het realiseren van de percentages is het voor scholen mogelijk te kiezen voor
een afwijkende verhouding tussen het aandeel LC- en LD-functies (binnen de
bandbreedtes conform de cao vo), waarbij 2% LC-functies een gelijke waarde
heeft als 1% LD-functies.
Als een bevoegd gezag de op grond van deze regeling ontvangen
aanvullende bekostiging niet volledig inzet voor de versterking van de
functiemix, betekent dit dat de doelstellingen van 2011 niet gehaald worden.
Bij het niet voldoen aan deze doelstellingen kan de oploop van middelen voor de
functiemix met ingang van 2012 worden bevroren en wordt de aanvullende
bekostiging afgestemd op de op dat moment gerealiseerde functiemix op
bestuursniveau (zie toelichting op artikel 2c).
In het kader van het Convenant Leerkracht van Nederland is
afgesproken dat het Ministerie van OCW de doelstellingen voor de functiemix en
de daaraan verbonden bestedingen door scholen zal monitoren. Tevens is in het
convenant afgesproken dat schoolbesturen de P(G)MR uit eigen beweging zullen
informeren over relevante data met betrekking tot de functiemix en het te
voeren beleid, alsmede over de bekostigingsbrief waarin de convenantmiddelen
als een – op school/brinnummer niveau – herkenbaar budget zijn opgenomen. De
werkgever legt over de realisatie van het gewenste functiebouwwerk ook
verantwoording af aan de P(G)MR.
De afspraken in het convenant over de versterking van de
functiemix gaan uit van vertrouwen en de filosofie van de lumpsum. Er vindt
daarom geen terugvordering of verrekening van niet-bestede middelen plaats.
Echter, wanneer uit tussentijdse monitoring blijkt dat scholen deze aanvullende
bekostiging inzetten voor andere doeleinden dan de functiemix, wordt de oploop
van de middelen voor de functiemix afgestemd op de op dat moment gerealiseerde
functiemix op bestuursniveau. Tevens kan dit leiden tot het aanscherpen van
verantwoordingsvereisten van de nieuwe/gewijzigde regelingen voor de
versterking van de functiemix voor leraren in de Randstadregio’s in 2010 en
2011 (zie ook toelichting op artikel 7).
Overeenkomstig de Regeling jaarverslaglegging onderwijs wordt de
aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie in de jaarrekening herkenbaar als
bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde
posten. Omdat sprake is van een niet-geoormerkte subsidie is een afzonderlijke
specificatie van de lasten naar kostensoorten niet noodzakelijk.
Artikel 7
In aanvulling op de financiële verantwoording van de besteding
van de aanvullende bekostiging en met het oog op het tussentijdse meetmoment,
is informatie gewenst over het bereikte resultaat. Daarom is hierover een
afzonderlijk artikel in de regeling opgenomen.
Artikel 8
De middelen gemoeid met deze regeling worden verstrekt op grond
van een tijdelijke regeling, omdat volgens huidige personele lumpsumbekostiging
differentiatie op basis van regio niet mogelijk is. Op basis van de ervaringen
met onderhavige regeling zullen nieuwe/gewijzigde regelingen worden
gepubliceerd ten behoeve van de verstrekking van de middelen die in 2010 en
2011 beschikbaar komen voor het behalen van de functiemixdoelstellingen in de
Randstadregio’s. Op den duur dienen deze regelingen plaats te maken voor een
structurele voorziening.
De Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H.A. Plasterk.