Wijziging Leidraad Invordering 2008

29 juni 2010

Nr. DGB2010/3422M

Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten

De Minister van Financiën heeft het volgende besloten:

De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd, onder meer door de invoering van de schriftelijkheidseis bij de melding van betalingsonmacht en naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer over VAR-verklaringen. Een aantal beleidsbesluiten wordt ingetrokken. Voor zover nodig wordt het goedkeurende beleid dat in die besluiten staat in de leidraad opgenomen.

De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. 2008, nr. 122, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 december 2009, nr. CPP2009/2347M, Stcrt. 2009, nr. 20690, wordt gewijzigd als volgt.

ARTIKEL I

A

Artikel 25.4.2 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het opschrift komt te luiden: Uitstel en autobelastingen

2. De derde volzin wordt vervangen door: In beginsel wijst de ontvanger verzoeken af om betalingsregelingen voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en voor de belasting zware motorvoertuigen. Dit vanwege het zakelijke karakter van die belastingen.

B

In artikel 25.5.7, tweede volzin, wordt ‘in redelijkheid niet bestreden worden’ vervangen door: niet in redelijkheid kunnen worden betaald.

C

In artikel 25.6.1, eerste volzin, wordt ‘zo’n’ vervangen door: zo.

D

In artikel 26.2.12, zevende volzin, wordt na ‘groot € 50 en’ ingevoegd: met.

E

In artikel 26.2.19, eerste en enige volzin, worden ‘€ 43’ en ‘€ 80’ vervangen door: € 44 onderscheidenlijk € 81.

F

Na artikel 27a.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27a.2. Bijzondere situaties

Om in aanmerking te komen voor de betalingskorting moet de belastingschuldige voor of op de eerste vervaldag het gehele bedrag van de belastingaanslag – formeel verschuldigd op de eerste vervaldag – hebben voldaan. Dit uitgangspunt geldt met name ook, waardoor de betalingskorting derhalve niet zal worden verleend, in de volgende situaties:

  • de belastingschuldige heeft een herzieningsverzoek of bezwaarschrift ingediend en betaalt vooruitlopend op de beslissing uiterlijk op de eerste vervaldag van de aanslag het bedrag dat hij na herziening of vermindering meent verschuldigd te zijn;

  • de belastingschuldige maakt aanspraak op een belastingteruggave die met de aanslag verrekend kan worden.

Wanneer de belastingschuldige op of voor de eerste vervaldag van de aanslag een ander bedrag dan de formele belastingschuld heeft betaald, is wat betreft de betaalde maar niet verschenen termijnen het bepaalde in artikel 7.8 van overeenkomstige toepassing.

G

Na artikel 34.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 34.3.1 VAR-wuo of VAR-row in plaats van VAR-dga

Als een opdrachtgever een opdracht heeft verstrekt aan een opdrachtnemer die ten onrechte over een VAR-wuo of VAR-row beschikt – maar op grond van de juiste feiten over een VAR-dga had moeten beschikken – en die opdrachtgever te goeder trouw op die ten onrechte afgegeven verklaring is afgegaan, blijft aansprakelijkstelling achterwege.

H

Het opschrift van artikel 34.4 komt te luiden: Inlenersaansprakelijkheid en g-rekening.

I

Artikel 34.4.1 komt te luiden:

Artikel 34.4.1 Vrijwaring inlenersaansprakelijkheid door betaling via de g-rekening

Voor de vrijwaring als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet, moet zijn voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 6 van de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004.

Als de inlener niet heeft voldaan aan deze voorwaarden, vermindert de ontvanger de primaire aansprakelijkheidsschuld slechts met de stortingen op de g-rekening die de ontvanger hebben bereikt. Om dit laatste te bepalen, zal de ontvanger alle betalingen die de uitlener van zijn g-rekening voor het naheffingtijdvak heeft verricht, optellen en het bedrag van de gekwalificeerde g-betalingen van de som aftrekken. Het saldo van deze berekening rekent de ontvanger toe naar evenredigheid van de g-betalingen met betrekking tot het naheffingtijdvak aan de inleners die niet aan de gestelde voorwaarden hebben voldaan.

De ontvanger vergelijkt het bedrag van de primaire aansprakelijkheid, verminderd met de ‘vrijwaringen’ als hiervoor toegelicht en/of met de vrijwaring als gevolg van rechtstreekse storting (zie artikel 34.5 van deze leidraad, met de uitkomst van de berekening als in artikel 34.8 van deze leidraad toegelicht). In de aansprakelijkstelling gaat de ontvanger uit van de laagste van de twee uitkomsten.

J

Na artikel 34.4.1 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 34.4.2 Inlenersaansprakelijkheid bij WSNP of faillissement uitlener

De ontvanger kan de inlener ook aansprakelijk stellen voor bedragen die vanaf de datum van het faillissement van de uitlener op diens g-rekening zijn bijgeschreven, aangezien op die bedragen geen pandrecht meer wordt gevestigd zodat de ontvanger daarop geen bijzondere aanspraken meer kan doen gelden. De bedragen die na faillissementsdatum zijn gestort, vallen in de boedel en kunnen niet meer worden afgeboekt op de belastingschuld.

Dit geldt ook voor bedragen die op de g-rekening zijn bijgeschreven vanaf de datum van de uitspraak tot toepassing van de WSNP. Ook in verband met de afwikkeling van de WSNP of het faillissement (door de bewindvoerder onderscheidenlijk door de curator), vinden eventuele aansprakelijkstellingen door de ontvanger zo spoedig mogelijk plaats na de datum waarop de WSNP of het faillissement is uitgesproken.

Artikel 34.4.3 Wanprestatie/onrechtmatig handelen en inlenersprakelijkheid

De ontvanger kan zich beroepen op toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) van een g-rekeninghouder, als deze bedragen van de g-rekening heeft overgeboekt in strijd met de g-rekeningovereenkomst waardoor het pandrecht van de fiscus is gefrustreerd. De g-rekeninghouder die deze bedragen op zijn g-rekening ontvangt, begaat een toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) als hij deze bedragen niet onmiddellijk terugstort op de g-rekening van de storter.

Een beroep op onrechtmatig handelen behoort eveneens tot de mogelijkheden. Dit betekent dat de ontvanger moet bewijzen dat is gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer gepast is en dat hij schade heeft geleden.

Er is al sprake van in strijd handelen met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer gepast is, als een g-rekeninghouder bedragen stort of ontvangt terwijl hij wist dat er geen sprake was van inlening en hij deze bedragen niet heeft teruggestort. De schade bestaat uit de niet op de g-rekening verhaalbare loonheffingen en omzetbelasting zoals die ten tijde van de onttrekking verschuldigd zijn en/of later verschuldigd worden, één en ander tot ten hoogste het onttrokken bedrag.

Artikel 34.4.4 Surseance en inlenersaansprakelijkheid

Zodra de ontvanger bekend is met een surseanceverlening, verzoekt hij de bewindvoerder schriftelijk of hij – binnen een door de ontvanger te stellen termijn – schriftelijk wil instemmen met de vestiging van een pandrecht op de saldi op de g-rekening die ontstaan vanaf de datum van surseanceverlening.

Als de bewindvoerder instemming weigert, dan zegt de ontvanger de g-rekening onmiddellijk op.

K

Artikel 34.8.2, derde en vierde volzin, wordt vervangen door: De ontvanger zal de hoogte van de aansprakelijkstelling niet matigen als blijkt dat de inlener de voor de matiging vereiste gegevens niet heeft geadministreerd ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden door de ingeleende arbeidskrachten. Als mocht blijken dat het in de administratie van de inlener opgenomen BSN/sofinummer van de werknemer onjuist is, zal de inlener in de gelegenheid worden gesteld alsnog het juiste BSN/sofinummer te overleggen.

L

In artikel 35.9 worden na de tweede volzin twee volzinnen toegevoegd, luidende:

De ontvanger zal de hoogte van de aansprakelijkstelling niet matigen als blijkt dat de aannemer de voor de matiging vereiste gegevens niet heeft geadministreerd ten tijde van de uitvoering van de aannemingsovereenkomst. Als mocht blijken dat het in de administratie van de aannemer opgenomen BSN/sofinummer van de werknemer onjuist is, zal de aannemer in de gelegenheid worden gesteld alsnog het juiste BSN/sofinummer te overleggen.

M

Na artikel 35.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35.11.1 VAR-wuo of VAR-row in plaats van VAR-dga

Als een opdrachtgever een opdracht heeft verstrekt aan een opdrachtnemer die ten onrechte over een VAR-wuo of VAR-row beschikt – maar op grond van de juiste feiten over een VAR-dga had moeten beschikken – en die opdrachtgever te goeder trouw op die ten onrechte afgegeven verklaring is afgegaan, blijft aansprakelijkstelling achterwege.

N

Artikel 36.5.1, tweede tot en met de vijfde volzin, wordt vervangen door: De melding van betalingsonmacht dient schriftelijk te geschieden. De wijze waarop de schriftelijke melding moet plaatsvinden, is vormvrij. Artikel 7, derde lid, van het besluit is echter onverminderd van toepassing. Voor de melding kan gebruik worden gemaakt van het formulier dat de Belastingdienst in het zogenoemde Persoonlijk Domein van de belastingschuldige beschikbaar stelt.

O

Artikel 36.5.2 komt te luiden:

Artikel 36.5.2 Verzoek waaruit betalingsproblemen blijken en melding betalingsonmacht

Een schriftelijk verzoek om uitstel van betaling dan wel een schriftelijk verzoek of brief – niet zijnde de melding van betalingsonmacht als bedoeld in artikel 36.5.1 – waaruit betalingsproblemen blijken, merkt de ontvanger in beginsel aan als een schriftelijke melding van betalingsonmacht. Daarbij geldt dat in het verzoek of de brief inzicht gegeven moet worden in de oorzaak van de betalingsproblemen. Wanneer in het schriftelijke verzoek of de brief geen inzicht wordt gegeven in de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de verschuldigde belasting niet op aangifte is afgedragen of voldaan of niet is betaald, gelden het verzoek en de brief niet als melding van betalingsonmacht.

P

Artikel 36.5.3 wordt gewijzigd als volgt.

1. Na de tweede volzin wordt een volzin toegevoegd, luidende: De ontvanger reikt in alle gevallen een formulier uit waarmee de belastingschuldige de betalingsonmacht schriftelijk kan melden.

2. In de derde volzin (oud) wordt ‘maakt de ontvanger aantekening’ vervangen door: doet hij dat schriftelijk onder vermelding.

3. De laatste volzin vervalt.

Q

In artikel 36.5.4 wordt na de eerste volzin een volzin toegevoegd, luidende: Voor de beantwoording van de vraag of de per post verzonden schriftelijke melding de ontvanger tijdig heeft bereikt, wordt aangesloten bij artikel 6:9 van de Awb.

R

In artikel 36.5.6, tweede volzin, wordt na ‘betalingsonmacht’ toegevoegd: schriftelijk.

S

In artikel 36.5.7, derde volzin, wordt na ‘tijdige’ toegevoegd: schriftelijke.

T

In artikel 36.5.10, vierde volzin, wordt ‘er opwijzen’ vervangen door: erop wijzen.

U

Artikel 36.5.11 wordt gewijzigd als volgt.

a. In de tweede alinea, onder 2, derde volzin, vervalt: te.

b. In de tweede alinea, onder 2, vijfde volzin, wordt ‘er opwijzen’ vervangen door: erop wijzen.

c. Na de laatste volzin wordt een volzin toegevoegd, luidende: De termijn van acht weken vangt aan op het moment dat de nadere gegevens en inlichtingen tijdig en volledig zijn verstrekt, dan wel de gevraagde gegevensdragers tijdig en volledig voor raadpleging ter beschikking zijn gesteld.

V

Na artikel 44c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45

Er zijn in deze leidraad op artikel 45 van de wet geen beleidsregels gemaakt.

W

Artikel 49.5 wordt gewijzigd als volgt.

1. In de eerste en zesde volzin wordt ‘vijfde lid’ vervangen door: zesde lid.

2. In de zevende volzin wordt ‘hebbend’ vervangen door: hebben

X

Artikel 73.2.2 wordt gewijzigd als volgt.

1. Na de eerste volzin worden twee volzinnen ingevoegd, luidende:

Met betrekking tot te betalen belastingaanslagen en terugvorderingen (ter zake van toeslagen) die betrekking hebben op de periode waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was en die zijn vastgesteld na beëindiging (met schone lei) van die regeling, zal de ontvanger in beginsel afzien van invordering. Daarbij geldt dat aannemelijk moet zijn dat:

  • de bewindvoerder de aan de betreffende aanslag of terugvordering voorafgaande voorlopige aanslagen / teruggaven of voorschotten voldoende op juistheid heeft getoetst; en

  • over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact heeft opgenomen met de Belastingdienst.

2. Na de tweede volzin (oud) worden drie volzinnen ingevoegd, luidende: Met betrekking tot belastingteruggaven die betrekking hebben op de periode voor de beëindiging (met schone lei) van de wettelijke schuldsaneringsregeling en die worden vastgesteld na beëindiging van die regeling, geldt het volgende. Teruggaven (na mogelijke verrekening met openstaande schulden) van minder dan € 500 worden uitbetaald aan de belastingschuldige zelf. Indien de belastingteruggave (na mogelijke verrekening met openstaande schulden) € 500 of meer bedraagt, zal de ontvanger contact opnemen met de gewezen bewindvoerder om met hem te overleggen of de vereffening moet worden heropend.

Y

Artikel 73.5.1 wordt gewijzigd als volgt.

1. In de eerste volzin wordt ‘32’ vervangen door: 36.

2. In de eerste volzin, in de opsomming onder a, wordt ‘Nederlandse Vereniging van Volkskrediet’ vervangen door: Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren.

3. In de eerste volzin, in de opsomming onder b, wordt ‘Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet’ vervangen door: Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren.

4. In de eerste volzin, onder a, wordt ‘wordt voortgezet’ telkens vervangen door: tot stand is gekomen.

5. In de derde volzin wordt ‘zal worden voortgezet’ vervangen door: tot stand is gekomen. Het uitstel vangt aan met ingang van de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Na totstandkoming van een schuldregelingsovereenkomst onderzoekt de schuldhulpverlener of een schuldregeling met de schuldeisers tot stand kan worden gebracht. De schuldhulpverlener rondt dit onderzoek af binnen 120 dagen, gerekend vanaf de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Wanneer de schuldregeling met de schuldeisers tot stand is gebracht, wordt de schuldregelingsovereenkomst voortgezet; de schuldhulpverlener stelt de schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte. Slaagt de schuldhulpverlener niet in het tot stand brengen van de schuldregeling, wordt de schuldregelingsovereenkomst beëindigd.

Z

Artikel 73.5.2 wordt gewijzigd als volgt.

1. De eerste volzin wordt vervangen door:

Een schuldhulpverleningstraject vangt in het algemeen aan met een stabilisatie-overeenkomst tussen de schuldenaar en de schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 73.5.1, onder b. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een stabilisatie-overeenkomst gelijkgesteld een schriftelijke mededeling van de schuldhulpverlener inhoudend dat hij activiteiten ontplooit die erop gericht zijn de financiële situatie van de schuldenaar op korte termijn te stabiliseren.

Vanaf de ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst neemt de ontvanger gedurende 120 dagen geen dwanginvorderingsmaatregelen.

2. In de vierde volzin (oud) wordt ‘vier maanden’ vervangen door: 120 dagen.

3. De vijfde tot en met de zevende volzin (oud) vervallen.

AA

Artikel 73.5.3, eerste volzin, komt te luiden: Eventuele gelegde beslagen vervallen zodra een schuldregeling tussen de schuldenaar en diens schuldeisers tot stand is gekomen ( en de schuldregelingsovereenkomst dus wordt voortgezet).

AB

Artikel 73.5.4 wordt gewijzigd als volgt.

1. In de eerste volzin wordt ‘overeenkomst tot voortzetting van de schuldregeling’ vervangen door: schuldregelingsovereenkomst.

2. In de tweede volzin wordt ‘afschrift van de stabilisatie-overeenkomst is ontvangen’ vervangen door: verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen.

AC

Artikel 73.5.5, eerste volzin, komt te luiden als volgt.

De ontvanger trekt het uitstel in als:

  • hij niet uiterlijk binnen 120 dagen na de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst door de schuldhulpverlener schriftelijk is geïnformeerd dat de schuldregelingsovereenkomst wordt voortgezet;

  • de schuldenaar nieuw opkomende belastingschulden die (materieel) betrekking hebben op belasting verschuldigd na de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen, onbetaald laat;

  • de schuldenaar zijn lopende fiscale verplichtingen niet nakomt;

  • de schuldenaar zijn schuldeisers tracht te benadelen;

  • de schuldregelingsovereenkomst wordt beëindigd, anders dan in de zin van art. 73.5.6.

AD

Het opschrift van artikel 74.5 komt te luiden:

Rente en uitstel op basis van artikel 25, negende en elfde lid

AE

Na artikel 74.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 74.5a. Rente en uitstel op basis van artikel 25, elfde lid, van de wet

Als een betalingsregeling is getroffen voor de belastingaanslag die is opgelegd ter zake van inkomen uit aanmerkelijk belang in verband met de indirecte overdracht (de houdstermaatschappij van de aandelen in de werkmaatschappij draagt de aandelen over) van de aandelen in een vennootschap van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen tegen een lagere prijs dan de waarde in economische verkeer, derhalve een gift, is over de betalingen invorderingsrente verschuldigd indien en voor zover de betaling van de verschenen termijnen niet tijdig plaatsvindt.

Invorderingsrente wordt dan berekend vanaf het tijdstip waarop de desbetreffende termijnen zijn verschenen tot het moment van de feitelijke voldoening. Invorderingsrente is tevens verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de wettelijke aanspraak op uitstel van betaling is vervallen omdat niet (meer) aan de daartoe gestelde voorwaarden wordt voldaan.

AF

Artikel 74.6 komt te luiden:

Artikel 74.6. Schriftelijk verzoek en artikel 25, twaalfde lid, van de wet

De ontvanger verleent uitsluitend uitstel van betaling als de belastingschuldige daartoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend. Het indienen van een aangiftebiljet voor het recht van successie (erfbelasting) waarin een beroep wordt gedaan op de uitstelfaciliteiten bedoeld in artikel 25, twaalfde lid, van de wet wordt als een zodanig verzoek aangemerkt.

De ontvanger verleent uitsluitend uitstel van betaling als de belastingschuldige daartoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend. Het indienen van een aangiftebiljet voor het recht van successie (erfbelasting) waarin een beroep wordt gedaan op de uitstelfaciliteiten bedoeld in artikel 25, twaalfde lid, van de wet wordt als een zodanig verzoek aangemerkt.

AG

Artikel 74.6.1 vervalt.

AH

Artikel 74.7.1 wordt gewijzigd als volgt.

1. De eerste tot en met de derde volzin worden vervangen door: Als uitgangspunt voor de betalingsregeling als bedoeld in artikel 25, veertiende lid, van de wet geldt de situatie waarin niet (direct) de benodigde middelen worden verkregen om de verschuldigde belasting te voldoen. Wordt de zaak vervreemd of vinden aflossingen plaats, komen in zoverre middelen beschikbaar om de nog openstaande belastingschuld te betalen en is er aanleiding het uitstel te beëindigen.

2. De vierde volzin (oud) vervalt.

3. De vijfde volzin (oud) wordt vervangen door: Bij de beoordeling van de betalingscapaciteit en van de vermogensbestanddelen van de belastingschuldige wordt gehandeld in overeenstemming met het reguliere uitstelbeleid.

AI

Artikel 74.7.2 vervalt.

AJ

Artikel 74.8 wordt gewijzigd als volgt.

1. De eerste volzin wordt vervangen door: Als uitgangspunt voor de betalingsregeling als bedoeld in artikel 25, zestiende lid, van de wet geldt de situatie waarin niet (direct) de benodigde middelen worden verkregen om de verschuldigde belasting te voldoen. Voor zover de woning ophoudt een eigen woning te zijn dan wel aflossingen plaatsvinden, komen in zoverre middelen beschikbaar om de nog openstaande belastingschuld te betalen en is er aanleiding het uitstel te beëindigen.

2. De tweede en derde volzin (oud) vervallen.

3. De vierde volzin (oud) wordt vervangen door: Bij de beoordeling van het direct af te lossen bedrag en van de vermogensbestanddelen van de belastingschuldige wordt gehandeld in overeenstemming met het reguliere uitstelbeleid.

AK

Artikel 77.4 wordt gewijzigd als volgt.

1. In de derde volzin wordt aan het slot, onder vervanging van de punt door een punt-komma, aan de opsomming toegevoegd:

  • na beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling worden aangemerkt als een natuurlijke verbintenis.

2. Na de derde volzin worden vier volzinnen toegevoegd, luidende: Het komt voor dat het voor het slagen van de schuldsaneringsprocedure van belang is dat de saniet de beschikking heeft over een motorrijtuig. Bijvoorbeeld voor het aanvaarden of behouden van betaald werk waarvoor het beschikken over een motorrijtuig redelijkerwijs vereist is. Voorzover het verplichtingensignaal het beschikken over een motorrijtuig verhindert, zal de ontvanger op gemotiveerd verzoek van de bewindvoerder het verplichtingensignaal doen verwijderen. Voorwaarde daarbij is dat de bewindvoerder verklaart dat hij zal toezien op het stipt nakomen van de fiscale verplichtingen in verband met het motorrijtuig.

AL

In artikel 79.8 wordt na de vijfde volzin een volzin ingevoegd, luidende:

Zo’n betalingsregeling wordt ook afgewezen als de belanghebbende of de in artikel 7, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Awir bedoelde partner over voldoende vermogen in de zin van artikel 12 van de regeling beschikt voor de voldoening van de terugvordering, met dien verstande dat bevoorrechte schulden op het vermogen in mindering worden gebracht.

AM

Het opschrift van artikel 80 komt te luiden:

Invordering, Awb en het moment van vaststelling van (naheffings)aanslagen.

AN

Aan artikel 80 wordt na ‘Awb’ toegevoegd:

en het moment van vaststelling van (naheffings)aanslagen.

AO

Na artikel 80.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 80.2 Moment van vaststelling van (naheffings)aanslagen

Het overgangsrecht met betrekking tot Afdeling 4.4.1 van de Awb (Vaststelling en inhoud van de verplichting tot betaling) bepaalt kort gezegd het volgende. Op een betalingsverplichting die is vastgesteld of ontstaan voor 1 juli 2009 geldt het recht van voor die datum. Voor betalingsverplichtingen van na 1 juli 2009 geldt de genoemde afdeling 4.4.1. Bij aanslagbelastingen geldt als moment van vaststelling de datum van dagtekening van de aanslag. Bij aangiftebelastingen wordt voor het moment van vaststelling aangesloten bij de dagtekening van de naheffingsaanslag.

ARTIKEL II

De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van 1 juli 2010:

het besluit van 29 april 1986, nr. 586-11499,

het besluit van 22 juni 1992, nr. AFZ92/4291M,

het besluit van 31 juli 2000, nr. RTB2000/335M,

het besluit van 21 augustus 2000, nr. RTB2000/1465M en

het besluit van 27 november 2001, nr. CPP2001/2141M.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2010, met dien verstande dat:

  • 1. Artikel I, onderdelen N, O, P, Q, R en S in werking treden op 4 juli 2010;

  • 2. Artikel I, onderdelen W, AD, AE, AF, AG, AH, AI en AJ terugwerken tot en met 1 januari 2010; en

  • 3. Artikel I, onderdelen AM, AN en AO terugwerken tot en met 1 juli 2009.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 juni 2010

De Minister van Financiën,

J.C. de Jager.

TOELICHTING

De wijziging van artikel 34.4 van de Leidraad Invordering 2008 (‘de Leidraad’) behelst een redactionele aanpassing aan de tekst van artikel 35 van de Leidraad. Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd.

De wijzigingen in de artikelen 34.8.2 en 35.9 van de Leidraad leggen expliciet vast dat voor een matiging van de aansprakelijkheid bij toepassing van het anoniementarief vereist is dat inleners tijdig, dat wil zeggen ten tijde van de tewerkstelling, een goede administratie met betrekking tot ingeleende werknemers voeren en dat hiervan geen sprake is indien inleners achteraf gegevens bijeen brengen (Artikel I, onderdelen K en L).

Een rechtspersoonlijkheid bezittende onderneming die niet in staat is om aan haar betalingsverplichtingen jegens de Belastingdienst te voldoen, moet de ontvanger onverwijld op de hoogte stellen van haar betalingsonmacht (artikel 36, tweede lid, van de Invorderingswet 1990). In Overige fiscale maatregelen 2010 heeft de wetgever bepaald dat die melding schriftelijk moet plaatsvinden. De zogenoemde schriftelijkheidseis treedt op 4 juli 2010 in werking (Koninklijk Besluit van 28 april 2010, Staatsblad 2010, 176). De aanpassing van artikel 36.5 van de Leidraad (zie de onderdelen N tot en met S van Artikel I) vloeit voort uit de invoering van deze schriftelijkheidseis.

In februari 2010 heeft Tweede Kamerlid Bashir vragen gesteld over VAR-verklaringen. De minister van Financiën heeft in de beantwoording van vraag 9 een toezegging gedaan de Leidraad te wijzigen (brief van 6 mei 2010, kenmerk DGB/2010/861 U). De onderdelen G en M van Artikel I behelzen het achterwege laten van inleners- of ketenaansprakelijkheid indien een opdrachtgever een opdracht heeft verstrekt aan een opdrachtnemer die ten onrechte over een VAR-wuo of VAR-row beschikt – maar op grond van de juiste feiten over een VAR-dga had moeten beschikken – en die opdrachtgever te goeder trouw op die ten onrechte afgegeven verklaring is afgegaan.

De wijzigingen van artikel 74 van de Leidraad houden verband met de introductie van de uitstelfaciliteit van artikel 25, elfde lid, van de wet en de wijziging van artikel 25, veertiende lid, van de wet (Overige fiscale maatregelen 2010), de wijziging van artikel 25, zestiende lid, van de wet (Fiscale vereenvoudigingswet 2010) en het vervallen van artikel 25, elfde lid, van de wet zoals luidend tot en met 31 december 2009 (Artikel I, onderdelen AD tot en met AJ).

In het wetsvoorstel Vierde tranche Awb (regeling over bestuursrechtelijke geldschulden) is voorzien in overgangsrecht (Kamerstukken II, 2003/04, 29 702, nr. 2, blz. 20). Kort gezegd komt dit overgangsrecht erop neer dat voor een betalingsverplichting die is vastgesteld of ontstaan voor 1 juli 2009 het ‘oude recht’ geldt en voor betalingsverplichtingen van na die datum het ‘nieuwe recht’. In dit wijzigingsbesluit zijn de onderdelen AM tot en met AO van Artikel I opgenomen ter voorkoming van mogelijke onduidelijkheid over interpretatie van de zinsnede ‘vastgesteld of ontstaan’.

Artikel II bepaalt dat een aantal beleidsbesluiten wordt ingetrokken. De besluiten met de nummers 586-11499, AFZ92/4291M en RTB2000/1465M hebben hun belang verloren. Voor de andere twee besluiten geldt dat de inhoud ervan, voor zover nodig, per 1 juli 2010 in de Leidraad is opgenomen.

Naar boven