Wijziging Leidraad Invordering 2008

24 december 2009

nr. CPP2009/2347M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven en beleidsbesluiten

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Met ingang van 1 januari 2010 wordt in de Leidraad Invordering 2008 nieuw beleid opgenomen over o.a. de dwangsom bij niet tijdig beslissen en het nieuwe artikel 23a van de IW 1990. Vanaf die datum bevat de Leidraad verder een definitie van betalingsonmacht en worden de begrippen erf- en schenkbelasting geïntroduceerd.

De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. 2008, nr. 122, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 juli 2009, nr. CPP2009/1047M, Stcrt. 2009, nr. 10929, wordt gewijzigd als volgt.

ARTIKEL I

A

In artikel 1.1.2 wordt in de opsomming van definities ‘toeslagenschuld’ vervangen door: toeslagschuld.

B

In artikel 1.1.5 wordt de vierde volzin vervangen door vier volzinnen, luidende:

Voor het beslissen op bezwaarschriften geldt een verdagingstermijn van maximaal zes weken en de mogelijkheid tot verder uitstel in gezamenlijk overleg (artikel 7:10 Awb). Voor het beslissen op beroepschriften bij administratief beroep geldt een verdagingstermijn van maximaal zes weken en de mogelijkheid tot verder uitstel in gezamenlijk overleg (artikel 7:24 Awb).

Het uitgangspunt met betrekking tot de Awb-conforme werkwijze geldt niet voor de regeling inzake de dwangsom bij niet tijdig beslissen (artikel 4:17 Awb). Het laatste betekent dat bij de uitvoering van de wet de dwangsom uitsluitend van toepassing is op de volgende gevallen:

  • bezwaarschriften tegen beschikkingen betalingskorting als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet;

  • bezwaarschriften tegen beschikkingen invorderingsrente als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet;

  • bezwaarschriften tegen beschikkingen aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de wet;

  • bezwaar- en beroepschriften als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen; en

  • bezwaarschriften tegen voor bezwaar vatbare beschikkingen als bedoeld in de regeling.

C

Artikel 1.1.8, eerste volzin, wordt vervangen door: Onverminderd het bij of krachtens artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de wet doet de deurwaarder geen exploten of verricht geen executiehandelingen tussen 20.00 uur ’s avonds en 07.00 uur ’s ochtends, op een zondag en op een algemeen erkende feestdag, behalve na een daartoe strekkend verlof van de voorzieningenrechter.

D

In artikel 3.3 wordt aan het slot, onder vervanging van de punt door een puntkomma, aan de opsomming toegevoegd:

  • procedures die worden ingesteld naar aanleiding van een verzet ex artikel 435, derde lid, of artikel 708, tweede lid, Rv.

E

In artikel 7.1 wordt na de laatste volzin een alinea toegevoegd, luidende: Als een cheque uit het buitenland is ontvangen, wordt de dag van ontvangst van de cheque als de dag van betaling beschouwd, tenzij de ontvanger constateert dat sprake is van misbruik.

F

In artikel 7.7 worden de laatste drie volzinnen vervangen door: Zowel de belastingschuldige als de aansprakelijkgestelde worden schriftelijk in kennis gesteld over de wijze van afboeking van de betaling door de aansprakelijkgestelde.

G

In artikel 7a wordt ‘In aansluiting op artikel 7a van de wet’ vervangen door: In aansluiting op artikel 4:89 Awb en artikel 7a van de wet.

H

Artikel 9.5 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Begrippen bij betalingstermijnen.

  • b. In de eerste volzin wordt ‘twee maanden’ telkens vervangen door: zes weken. Voorts wordt ‘31 december’ vervangen door: 12 december.

  • c. In de tweede volzin wordt ‘twee maanden’ vervangen door: zes weken. Voorts wordt ‘30 april’ vervangen door: 11 april. Tenslotte wordt ‘28 april’ vervangen door: 10 april.

  • d. De derde en de vierde volzin worden vervangen door: Als de dagtekening van het aanslagbiljet valt op een andere dag dan de laatste dag van de kalendermaand, vervalt de termijn een maand later (bij een betalingstermijn van een maand) op de dag die hetzelfde nummer heeft als dat van de dagtekening. Als de dagtekening bijvoorbeeld 15 maart is, vervalt de termijn dus op 15 april. Is de betalingstermijn zes weken en is de dagtekening 15 maart, vervalt de termijn op 26 april.

I

In artikel 11.3, eerste volzin, wordt na ‘belastingaanslag;’ toegevoegd: en.

J

In artikel 12.2 wordt ‘successierecht’ telkens vervangen door: successierecht of erfbelasting.

K

In artikel 13.3, derde volzin, wordt ‘successierecht’ vervangen door: successierecht of erfbelasting.

L

In artikel 14.2.9, derde volzin, wordt ‘het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’ vervangen door: Rv.

M

In artikel 22.8.10, tiende alinea, wordt ‘Als contracten een langere looptijd dan hebben’ vervangen door: Als contracten een langere looptijd hebben.

N

Na artikel 22a.1 wordt het volgende artikel ingevoegd.

Artikel 23a Bijzonder verhaalsrecht op goederen van het afgezonderd particulier vermogen en op goederen van een derde waarin het afgezonderd particulier vermogen een belang heeft van 5 percent of meer

In aansluiting op artikel 23a van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:

  • de situaties waarin het verhaalsrecht gebezigd kan worden;

  • de volgorde van uitwinning van goederen van de diverse partijen (belastingschuldige, afgezonderd particulier vermogen en de derde).

23a.1. Wanneer kan het bijzonder verhaalsrecht worden ingeroepen

Het bijzonder verhaalsrecht kan slechts worden ingeroepen in situaties waarin sprake is van belastingaanslagen, voor zover zij aan de belastingschuldige zijn opgelegd als gevolg van een toerekening van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voor de invordering van andere belastingschulden dan de in de vorige volzin genoemde, kan het verhaalsrecht niet worden ingeroepen. Voordat het verhaalsrecht wordt toegepast dient vast te staan dat de belastingschuldige in gebreke is met het nakomen van zijn betalingsverplichtingen en zelf onvoldoende verhaal biedt. Indien belastingschuldige over verhaalsactiva beschikt waarover een rechtsgeding aanhangig is of die zich in het buitenland bevinden dan wel anderszins niet eenvoudig zijn uit te winnen, worden die activa niet meegenomen bij de beoordeling of belastingschuldige voldoende verhaal biedt.

23a.2. Volgorde van uitwinning van daarvoor in aanmerking komende goederen.

Artikel 23a bepaalt dat in gevallen waarin de belastingschuldige in gebreke is met het voldoen van belastingaanslagen die aan hem zijn opgelegd als gevolg van een toerekening van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001, die belastingaanslagen door de ontvanger kunnen worden ingevorderd met gebruikmaking van het in artikel 23a beschreven bijzonder verhaalsrecht. Dit houdt in dat door de ontvanger niet alleen invorderingsmaatregelen kunnen worden getroffen ten laste belastingschuldige maar ook – met gebruikmaking van het bijzonder verhaalsrecht – door het nemen van verhaal op de goederen van

  • 1) het afgezonderd particulier vermogen;

  • 2) een derde waarin het afgezonderd particulier vermogen een belang heeft van 5 percent of meer.

Indien aan de belastingschuldige belastingaanslagen zijn opgelegd als gevolg van een toerekening van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001, dient de ontvanger – met inachtneming van het in de laatste volzin van 23.2. bepaalde – vooreerst invordering ten laste van belastingschuldige zelf te beproeven.

Pas daarna beproeft de ontvanger invordering met toepassing van het bijzonder verhaalsrecht zoals beschreven in artikel 23a, onderdeel a, van de wet, op goederen van het afgezonderd particulier vermogen. Pas nadat gebleken is dat invordering op goederen van het afgezonderd particulier vermogen faalt dan wel niet toereikend is om de volledige fiscale verplichtingen aan te zuiveren kan de ontvanger overgaan tot aanwending van het bijzonder verhaalsrecht zoals beschreven in artikel 23a, onderdeel b, van de wet. Verhaal op goederen van de derde als bedoeld in artikel 23a, onderdeel b, kan slechts worden uitgeoefend ten belope van het belang dat het afgezonderd particulier vermogen heeft in die derde.

O

Artikel 24.3 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. In de zesde volzin vervalt ‘feitelijk’.

  • b. De zevende volzin vervalt.

P

Artikel 25.1.9 wordt vervangen door:

Artikel 25.1.9. Uitstel voor een ambtshalve belastingaanslag

Als de belastingschuldige uitstel van betaling vraagt voor een ambtshalve opgelegde belastingaanslag, verleent de ontvanger ten hoogste één maand uitstel om de belastingschuldige in de gelegenheid te stellen alsnog bij de inspecteur een bezwaarschrift tegen de aanslag in te dienen. Dat bezwaarschrift moet vergezeld gaan van het ingevulde aangiftebiljet.

Als de belastingschuldige het bezwaarschrift en het aangiftebiljet niet binnen deze termijn indient, deelt de ontvanger hem mee dat het uitstel is vervallen. De ontvanger verleent niet nogmaals uitstel van betaling om het bezwaarschrift en het aangiftebiljet alsnog bij de inspecteur in te dienen.

De ontvanger verleent geen uitstel zoals hier bedoeld als het een heffing van een andere instantie betreft, waarvan de invordering aan de Belastingdienst is opgedragen en die andere instantie al in een eerder stadium uitstel heeft verleend om betrokkene de gelegenheid te geven alsnog een bezwaarschrift in te dienen en aangifte te doen.

Q

In artikel 25.7.1 wordt na de laatste volzin een volzin toegevoegd, luidende:

Als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de Staat kunnen worden geschaad, kan hij ondanks de behandeling van het beroep wel invorderingsmaatregelen treffen.

R

In artikel 26.1.9, achtste gedachtestreepje, onderdeel i, wordt na ‘plaatsgevonden.’ een volzin toegevoegd, luidende:

De afwijzende beslissing op het kwijtscheldingsverzoek blijft beperkt tot het deel van de belastingaanslag waarvoor de belastingschuldige verwijtbaarheid treft.

S

Artikel 26.2.12 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. In de zesde volzin wordt ‘55’ vervangen door: 57.

  • b. In de zevende volzin wordt ‘49’ vervangen door: 50.

  • c. In de vijfde volzin na de eerste formule wordt ‘aangegeven met X’ vervangen door: aangegeven met X, met dien verstande dat X altijd tenminste nul bedraagt.

T

In artikel 26.6 worden de laatste vier volzinnen vervangen door: Als de ontvanger besluit voorlopig geen invorderingsmaatregelen meer te nemen, zal hij in zijn beschikking voorwaarden of een tijdsbepaling opnemen. Anders dan kwijtschelding is een dergelijke beschikking herroepelijk. Als de belastingschuldige de voorwaarden niet nakomt, neemt de ontvanger een nieuwe beschikking, waarbij hij zijn eerdere beschikking intrekt. De ontvanger kan hiertoe pas overgaan nadat hij de belastingschuldige een brief heeft gestuurd over zijn voornemen de eerdere beschikking in te trekken en niet binnen veertien dagen alsnog aan de voorwaarden of de tijdsbepaling is voldaan.

U

Artikel 27.3 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Stuiting van de verjaring.

  • b. Na de laatste volzin wordt een volzin toegevoegd, luidende: Als de ontvanger de verjaring van een rechtsvordering tot betaling stuit door een schriftelijke mededeling, maakt hij die schriftelijke mededeling bekend aan de belastingschuldige.

V

In artikel 28 vervalt in de opsomming het eerste gedachtestreepje en de tekst daarachter, luidende: cheque buitenland en invorderingsrente;.

W

Artikel 28.1 vervalt.

X

In artikel 34, eerste volzin, wordt ‘huurder bemand materieel ook inlener’ vervangen door: vervoersovereenkomsten en huur van bemand materieel.

Y

Artikel 34.1 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Vervoersovereenkomsten en huur van bemand materieel.

  • b. De eerste drie volzinnen worden vervangen door: Degene die uitsluitend personeel inhuurt voor het verrichten van vervoer over de weg is hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 34 van de wet als de werkzaamheden onder zijn toezicht of leiding plaatsvinden. Degene die een vervoersovereenkomst afsluit met een vervoerder (de huur van bemand materieel daaronder begrepen) is in beginsel hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 34 van de wet mits de werkzaamheden die aan het vervoer zijn verbonden onder zijn toezicht of leiding plaatsvinden. Er is geen sprake van toezicht of leiding van de inlener als:

    • het vervoer – al dan niet tijd- of reisbevrachting zijnde – plaatsvindt op basis van een vervoersovereenkomst waarop de bepalingen van Titel 13, Afdeling 2 van boek 8 BW (artikel 8:1090 e.v. waaronder in ieder geval art 8:1131 BW (retentierecht vervoerder)) van toepassing zijn; en

    • tenminste de voorwaarden opgenomen in de artikelen 4, 5, 6 en 10 van de Algemene Vervoerscondities (AVC) 2002 van toepassing zijn; en

    • een vrachtbrief is opgemaakt voor zover deze bij of krachtens wettelijk voorschrift verplicht is.

Z

In artikel 35.2.2 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Vervoersovereenkomsten en werk van stoffelijke aard.

  • b. In de eerste volzin wordt ‘Zuivere vervoersovereenkomsten’ vervangen door: Vervoersovereenkomsten als bedoeld in artikel 34.1.

AA

Artikel 36.5.1 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Betalingsonmacht en de wijze van melding daarvan.

  • b. Voorafgaand aan de eerste volzin wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder betalingsonmacht wordt verstaan de omstandigheid dat een belastingschuldige niet tijdig tot het betalen van belastingen is overgegaan, ongeacht of die omstandigheid is veroorzaakt door (tijdelijke) financiële problemen van de belastingschuldige, door onwil van de belastingschuldige of door andere oorzaken en voorts ongeacht of wel of geen aangifte is gedaan.

AB

Artikel 36.5.4 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Termijn melding betalingsonmacht.

  • b. Voorafgaand aan de huidige volzin wordt een volzin toegevoegd, luidende: Hoofdstuk III van het besluit regelt binnen welke termijn de belastingschuldige de betalingsonmacht aan de ontvanger moet melden.

  • c. In de tweede volzin (nieuw) wordt ‘eerste’ vervangen door: eerste en tweede.

AC

In artikel 36.5.9 wordt ‘twee maanden’ telkens vervangen door: acht weken.

AD

In artikel 36.5.10, eerste volzin, wordt ‘twee maanden’ vervangen door: acht weken.

AE

In 36.5.11, laatste volzin, wordt ‘zo spoedig mogelijk’ vervangen door: binnen acht weken.

AF

Artikel 46 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Aansprakelijkheid voor rechten van successie of erfbelasting, overgang en schenking of schenkbelasting.

  • b. In de eerste volzin worden na ‘successierecht’ telkens ingevoegd: of erfbelasting.

AG

Artikel 46.1 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Volgorde aansprakelijkstelling voor successierecht of erfbelasting.

  • b. In de eerste volzin wordt ‘successie’ vervangen door: successie of erfbelasting.

AH

Artikel 46.2 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. Het opschrift wordt vervangen door: Buiten Nederland wonende verkrijgers en successierecht of erfbelasting.

  • b. Het woord ‘successie’ wordt telkens vervangen door: successie of erfbelasting.

AI

In artikel 73.4.1, laatste volzin, wordt direct na de puntkomma toegevoegd: of.

AJ

In artikel 73.5.4, tweede volzin, vervalt na ‘beschouwd’: worden.

AK

Artikel 74 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. De tweede volzin wordt vervangen door: Voor belastingaanslagen betreffende de rechten van successie of schenking dan wel schenk- of erfbelasting bevat artikel 25 van de wet uitstelfaciliteiten in het derde, twaalfde en dertiende lid.

  • b. In de vierde volzin vervalt ‘elfde,’.

  • c. In de laatste volzin, zesde gedachtestreepje, vervalt ‘elfde en’.

AL

In artikel 74.5, eerste volzin, vervalt ‘in de familiesfeer’.

AM

In artikel 74.6, opschrift, vervalt ‘elfde en’.

AN

Artikel 74.6.1 wordt gewijzigd als volgt.

  • a. In het opschrift vervalt ‘elfde en’.

  • b. In de tweede volzin wordt na het woord ‘successie’ ingevoegd: of erfbelasting. Voorts vervalt ‘elfde en’.

AO

Artikel 74.6.2 vervalt.

AP

In artikel 75.8, eerste en enige volzin, wordt na ‘betaald’ toegevoegd: De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de beslagkosten.

AQ

In artikel 75.11 wordt telkens ‘€ 10.643’ vervangen door: € 11.026.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010, met dien verstande dat:

  • a. Artikel I, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 oktober 2009; en

  • b. Artikel I, onderdelen H en U, terugwerken tot en met 1 juli 2009.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 december 2009

De staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.

TOELICHTING

Vanaf 1 oktober 2009 is § 4.1.3.2 (Dwangsom bij niet tijdig beslissen) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van kracht. Kort gezegd betekent dit dat de overheid een dwangsom moet betalen wanneer zij niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn een beslissing neemt. Op de Invorderingswet 1990 (de wet) is hoofdstuk 4 van de Awb niet van toepassing. Onderdeel B beschrijft een aantal gevallen waarin de genoemde § 4.1.3.2 wel van toepassing is. Daarnaast bewerkstelligt onderdeel B de aanpassing van artikel 1.1.5 van de Leidraad Invordering 2008 aan de verdagingstermijnen van de artikelen 7:10 en 7:24 van de Awb, die op 1 oktober 2009 gewijzigd zijn.

Op 1 juli 2009 is de 4e tranche van de Awb in werking getreden. Bij het wijzigingsbesluit van 9 juli 2009, nr. CPP2009/1047M (Stcrt. 2009, nr. 10929) is artikel 9.5 van de Leidraad Invordering 2008 daarop niet aangepast. Dat gebeurt nu alsnog (onderdeel H).

Vanaf 1 januari 2010 komen in de Successiewet de begrippen erf- en schenkbelasting voor. Dit wijzigingsbesluit introduceert die begrippen ook in de Leidraad Invordering 2008.

In onderdeel N wordt het beleid weergegeven inzake het nieuwe artikel 23a van de wet, dat een bijzonder verhaalsrecht regelt. Het nieuwe artikel 23a is in de wet opgenomen met ingang van 1 januari 2010 bij de Wet vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956.

Het wijzigingsbesluit bevat (in de onderdelen X, Y en Z) ook een precisering van de situaties wanneer de inleners- en ketenaansprakelijkheid geen toepassing vinden bij de inhuur van bemand materieel. De reikwijdte van de criteria toezicht en leiding door de vervoerder zijn geënt op de in de vervoersbranche gebruikelijke vervoersovereenkomsten en de daarbij behorende vervoerscondities. Daarmee worden de in de praktijk gesignaleerde onduidelijkheden weggenomen.

In de brief van 13 november 2009 van de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer staat dat in de Leidraad Invordering 2008 zal worden vastgelegd wanneer betalingsonmacht in de zin van artikel 36 van de wet geacht wordt te ontstaan en tot welk moment een rechtsgeldige betaling gedaan kan worden. Daarom zijn de artikelen 36.5.1 en 36.5.4 van de Leidraad Invordering 2008 aangepast (onderdelen AA en AB).

Naar boven