TOELICHTING
Algemeen
De Regeling studiefaciliteiten politie is gebaseerd op de artikelen
58 en 67 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De regeling
strekt ertoe één landelijke regeling te treffen met betrekking tot
studiefaciliteiten van politie-ambtenaren, die in de plaats komt van de per
regio verschillende regelingen. Het doel van de regeling is enerzijds te
bevorderen dat het politiekorps over voldoende bekwaam personeel beschikt, en
anderzijds de ambtenaren in staat te stellen te werken aan hun loopbaan.
Hiermee kunnen de behoefte van het korps en de ambities van ambtenaren op
elkaar worden afgestemd.
De studiefaciliteitenregeling maakt onderscheid naar verschillende
categorieën opleidingen. Achtereenvolgens zijn dit:
• Functiegerichte opleidingen
• Loopbaangerichte opleidingen
• Niet-functiegerichte opleidingen
• Zelfstudie-opleidingen
Het bevoegd gezag kan de volgende soorten faciliteiten
toekennen:
• studieverlof voor contacturen;
• studieverlof voor het verrichten van praktijkopdrachten;
• studieverlof voor zelfstudie;
• vergoeding van reiskosten en verblijfskosten (waaronder ook
behoren de bij de opleiding behorende overnachtingen en eventueel verblijf in
buitenland);
• vergoeding voor de reistijd en vergoeding van de
studiekosten.
Als bijlage bij deze toelichting is een matrix gevoegd waarin de
te verlenen studiefaciliteiten per categorie opleiding zijn weergegeven. Op
grond van artikel 38, eerste lid, van het Barp heeft de ambtenaar – tenzij de
belangen van de dienst zich daartegen verzetten – al aanspraak op buitengewoon
verlof met behoud van bezoldiging voor het afleggen van een examen voor het
behalen van een diploma dat voor de uitoefening van zijn functie van belang kan
worden geacht.
Op grond van artikel 67 van het Barp kan het bevoegd gezag studiekosten terugvorderen,
bijvoorbeeld indien de opleiding voortijdig wordt afgebroken. In de Regeling
studiefaciliteiten politie is een aantal nadere regels opgenomen over de
terugbetalingsverplichting. Zo geldt de terugbetalingsverplichting niet voor
functiegerichte opleidingen, met uitzondering van bepaalde functiegerichte
opleidingen waarvan de kennis niet specifiek de politie betreft (bijvoorbeeld
ICT-opleidingen en vliegopleidingen).
De Regeling studiefaciliteiten politie maakt geen onderscheid in de
toekenning van faciliteiten aan voltijders en deeltijders. Het bevoegd gezag
heeft op grond van artikel 63 van het Barp de bevoegdheid om een deeltijder te
verplichten de opleiding te volgen als ware hij een voltijder. De ambtenaar
heeft in dat geval, op grond van artikel 63 van het Barp, aanspraak op een
overwerkvergoeding indien de bij de deeltijdaanstelling behorende arbeidstijd
wordt overschreden.
De ambtenaar die in het kader van een reorganisatie de status van
herplaatsingskandidaat heeft, kan op grond van artikel 55r van het Barp
verplicht worden om scholing te volgen. Op grond van ditzelfde artikel heeft de
ambtenaar in dat geval aanspraak op een volledige vergoeding van de
noodzakelijk te maken scholingskosten en wordt aan hem studieverlof verleend.
Ook geldt dat bij een reorganisatieontslag de kosten niet worden
teruggevorderd. Dit is geregeld in artikel 67 van het Barp.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel wordt een aantal omschrijving gegeven van
begrippen die in deze regeling worden gehanteerd. Van het begrip ambtenaar in
deze regeling wordt de vakantiewerker uitgezonderd. Vakantiewerkers zijn
uitgezonderd omdat zij slechts voor zeer korte duur een aanstelling
hebben.
Onderdeel c gaat over functiegerichte opleidingen. Dit zijn
opleidingen die wettelijk verplicht zijn voor de ambtenaar om zijn functie te
mogen uitvoeren en opleidingen die zijn gericht op het functioneren binnen de
functie waarop de ambtenaar is geplaatst. Enkele voorbeelden van wettelijk
verplichte opleidingen zijn de opleidingen Hulpofficier van Justitie (HOvJ),
Bedrijfshulpverlening (BHV) en Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA). Bij
opleidingen gericht op het functioneren, kan gedacht worden aan opleidingen die
zijn gericht op het verwerven of op peil houden van de competenties uit het
competentieprofiel (bijvoorbeeld vakbekwaamheid), opleidingen die als
opleidingseis zijn opgenomen in de functiebeschrijving of opleidingen die
aansluiten op vastgestelde taakaspecten binnen de functiebeschrijving.
Onderdeel d gaat over loopbaangerichte opleidingen.
Loopbaangerichte opleidingen zijn gericht op mogelijke toekomstige stappen in
de loopbaan. Er hoeft geen sprake te zijn van een vastgelegde loopbaan, maar de
opleiding dient wel noodzakelijk te zijn voor een mogelijk toekomstige functie.
De ambtenaar heeft geen zekerheid dat de loopbaan daadwerkelijk zo zal verlopen
en het korps heeft geen zekerheid dat de investeringen rendement voor de
organisatie of de politiedienst zullen opleveren. Loopbaangerichte opleidingen
komen voor facilitering in aanmerking wanneer het bevoegd gezag en de ambtenaar
ontwikkelafspraken hebben vastgelegd in het persoonlijk ontwikkelplan (POP). De
opleiding dient aan te sluiten bij deze afspraken. Het is echter niet zo dat
bij afwezigheid van een POP voor loopbaangerichte opleidingen geen aanspraken
op grond van deze regeling zouden mogen worden toegekend aan de ambtenaar.
De mate van facilitering is afhankelijk van de hoogte van het
organisatiebelang. Het bevoegd gezag bepaalt met toepassing van de in artikel 6
genoemde criteria of sprake is van een hoog dan wel een laag
organisatiebelang.
Onderdeel e gaat over niet-functiegerichte opleidingen.
Niet-functiegerichte opleidingen zijn gericht op het persoonlijk belang van de
ambtenaar met een indirect c.q. laag organisatiebelang. Het organisatiebelang
zal veelal inhouden dat het verlenen van faciliteiten de motivatie en het
werkplezier van de ambtenaar bevordert. Dat laat onverlet dat het hierbij gaat
om opleidingen waarbij in redelijkheid moet kunnen worden verwacht dat de
ambtenaar na de voltooiing van de studie of opleiding de verworven kennis
productief kan maken en aldus zijn positie binnen of buiten de
politieorganisatie kan verbeteren.
Onderdeel f gaat over zelfstudie-opleidingen. Dit zijn
opleidingen die bestaan uit lesmateriaal dat de ambtenaar zelfstandig
bestudeert. Er is in deze vorm van opleiding over het algemeen geen sprake van
contacturen. Zelfstudie-opleidingen zijn doorgaans van korte duur. Vanwege de,
ten opzichte van regulier contactonderwijs afwijkende, leermethodiek zijn voor
deze categorie aparte faciliteiten benoemd. Ook bij zelfstudie-opleidingen
wordt onderscheid gemaakt naar faciliteiten voor functiegerichte opleidingen en
loopbaangerichte opleidingen.
De onderdelen g, h, i en j gaan over het tijdsbeslag van de
opleiding. Dit wordt studiebelastingsnorm genoemd, en deze bestaat uit uren
voor contactonderwijs, uren voor het verrichten van praktijkopdrachten en uren
voor zelfstudie. In het kader van deze regeling worden praktijkopdrachten
beschouwd als studieverlof. Binnen de sector Politie is regelmatig sprake van
duaal onderwijs (werkend leren). Dit onderwijs bestaat uit een deel contacturen
en een deel praktijkopdrachten. De benodigde tijd voor de praktijkopdrachten
wordt, evenals het aantal contacturen, vermeld in de studiebelastinguren van
het opleidingsinstituut (veelal de Politieacademie). In incidentele gevallen
kan het voorkomen dat van een opleiding de studiebelastingsuren en de
onderverdeling daarvan in contacturen en zelfstudie-uren niet zijn vastgesteld.
In die situatie stelt het opleidingsinstituut deze uren vast in overleg met het
bevoegd gezag en de ambtenaar.
De volgende formule is van toepassing op de
studiebelastingsnorm:
Totaal studiebelastingsuren = contacturen + uren voor
praktijkopdrachten + uren voor zelfstudie.
Dit betekent niet dat deze drie delen volledig onder
(zelf)studieverlof vallen. Dat is afhankelijk van de soort opleiding
(functiegericht, loopbaangericht, niet-functiegericht of
zelfstudie-opleiding).
Onder het begrip studiekosten (onderdeel k) vallen alleen de
kosten van de door de onderwijsinstelling verplicht gestelde onderwijsmiddelen,
les- en examengelden en verplicht gestelde excursies of studiereizen. Onder
studiekosten vallen dus niet de kosten die de ambtenaar maakt voor internet,
computers, printers en bijkomende kosten als inktpatronen, mappen, papier en
dergelijke.
Artikel 2
De aanspraken en verplichtingen die zijn opgenomen in deze
studiefaciliteitenregeling zijn niet van toepassing op de initiële opleidingen
van het politieonderwijs. Voor doorstromers – die dus al de status van
executief ambtenaar hebben – die een initiële opleiding volgen, is deze
regeling niet van toepassing voor zover het de initiële opleiding betreft. Op
een eventuele andere opleiding die gelijktijdig maar los van de initiële
opleiding wordt gevolgd, is – zowel voor doorstromers als voor aspiranten – de
regeling studiefaciliteiten wel van toepassing. Gedurende het theoretische
opleidingsdeel van de initiële opleiding kan het bevoegd gezag faciliteiten
toekennen in de vorm van een studiekostenvergoeding. Gelet op het karakter van
de theoretische opleiding is het toekennen van studieverlof in deze periode
niet mogelijk.
Artikel 3
In het geval een ambtenaar op grond van een andere regeling
reeds een tegemoetkoming in de kosten ontvangt, bijvoorbeeld op basis van het
Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie, worden de kosten van de
ambtenaar op grond van deze regeling alleen vergoed voor zover zij uitstijgen
boven de kosten die de ambtenaar op basis van een andere regeling krijgt
vergoed. Gedacht kan worden aan een situatie waarin de ambtenaar een opleiding
volgt in het kader van een re-integratietraject bij een andere werkgever en
deze andere werkgever of een re-integratiebedrijf de kosten van deze opleiding
geheel of gedeeltelijk vergoed. Ook kan het zo zijn dat de ambtenaar op
dezelfde dag naar de plaats van tewerkstelling reist als naar de
onderwijsinstelling. alleen de eventuele meerkosten komen dan voor vergoeding
in aanmerking.
In het geval aan een ambtenaar voorafgaande aan de
inwerkingtreding van de Regeling studiefaciliteiten politie reeds
studiefaciliteiten zijn toegekend op grond van de in het politiekorps geldende
studiefaciliteitenregeling, dan geldt de overgangsbepaling van artikel 13. Dat
betekent dat geen (aanvullende) faciliteiten kunnen worden toegekend op grond
van deze regeling.
Eventuele fiscale teruggaven van de belastingdienst vanwege het
volgen van scholing blijven buiten beschouwing.
Artikel 4
Dit artikel regelt welke faciliteiten worden toegekend indien een
opleiding wordt gevolgd die wettelijk verplicht is (bijvoorbeeld de Integrale
Beroepsvaardigheidstraining, ofwel IBT). Wat betreft zelfstudieverlof bepaalt
het artikel dat de ambtenaar een gedeelte van de zelfstudie in eigen tijd
verricht: de eerste 8 uur per week. Indien het aantal contacturen per week
minder is dan acht, dan is het aantal zelfstudie-uren in eigen tijd per week
gelijk aan dat aantal contacturen per week. Het volgende voorbeeld dient ter
verduidelijking. Indien de onderwijsinstelling het aantal uren zelfstudie heeft
vastgesteld op 15 uur per week en de contacturen op 6, dan is de aanspraak op
zelfstudieverlof 9 uur per week (15 minus 6). Zijn de contacturen vastgesteld
op 10 uur per week, dan is de aanspraak op zelfstudieverlof 7 uur per week (15
minus 8). De aftrek is immers gemaximeerd op 8 uur per week.
Indien bij functiegerichte opleidingen (zoals IBT) sprake is van
een dienstreis, wordt de reistijd als diensttijd aangemerkt conform de in de
rechtspositie van de ambtenaar opgenomen afspraken.
In dit artikel wordt ook geregeld welke kosten worden vergoed
indien de ambtenaar een opleiding volgt die niet wettelijk verplicht is, maar
waarvan het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de opleiding moet worden
gevolgd, omdat dit noodzakelijk is voor de huidige functie of de aan de
ambtenaar opgedragen taken.
Artikel 5
Het criterium op basis waarvan faciliteiten worden toegekend is
het organisatiebelang.
1. Hoog organisatiebelang
Dit onderdeel bepaalt welke kosten voor vergoeding in
aanmerking komen indien de ambtenaar in het kader van zijn loopbaan traject een
opleiding wil volgen. Het moet dan gaan om een opleiding voor een mogelijke
toekomstige functie die past in de ontwikkelafspraken (in combinatie met de
inschatting dat de betreffende ambtenaar daarvoor in aanmerking komt), waarover
in het kader van het persoonlijk ontwikkelingsplan afspraken zijn
vastgelegd.
2. Laag organisatiebelang
De in dit onderdeel bedoelde opleiding komt voor vergoeding
in aanmerking indien het bevoegd gezag in het kader van het persoonlijk
ontwikkelingsplan goedkeuring heeft verleend voor het volgen van de opleiding.
De opleiding sluit naar het oordeel van bevoegd gezag niet (geheel) aan bij de
behoeften van de organisatie op dit moment, maar past wel bij de loopbaan van
de ambtenaar.
Artikel 6
Dit artikel geeft de zaken aan die worden afgewogen bij de vraag
of sprake is van een hoog of een laag organisatiebelang. Bij het bepalen van
het organisatiebelang houdt het bevoegd gezag rekening met in ieder geval de
persoonlijke competenties van de ambtenaar, de mobiliteitsvraag, voorzienbare
vacatures in het politiekorps en de beschikbaarheid van mogelijke kandidaten.
Het beschikken over een strategische personeelsplanning is hierbij van grote
waarde. Omdat de genoemde criteria om het organisatiebelang vast te stellen
duidelijk zijn, is het niet toegestaan om daarvoor in het korps nog nader
beleid te ontwikkelen.
Het bevoegd gezag bepaalt voorafgaande aan de opleiding de mate
van organisatiebelang. Is de hoogte van het organisatiebelang vastgesteld, dan
kan deze gedurende de opleiding nog wel hoger worden vastgesteld maar niet
lager.
Artikel 7
Dit artikel regelt dat ook andere opleidingen dan
functiegerichte en loopbaangerichte opleidingen voor vergoeding in aanmerking
kunnen komen. Daarbij geldt dat de aanvraag door het bevoegd gezag wordt
beoordeeld in het licht van het dienstbelang. Het kan bijvoorbeeld gaan om een
opleiding in het kader van algemene ontwikkeling, of om een opleiding die
gericht is op een door de ambtenaar geambieerde functie buiten de
politieorganisatie. Er moet daarbij wel altijd sprake zijn van enig belang voor
de organisatie, anders worden er geen studiefaciliteiten toegekend.
Het maximumbedrag van € 12.500 per kalenderjaar wordt iedere
drie jaar herzien. Hierbij zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de
prijsontwikkeling van opleidingen.
Artikel 8 en 9
Bij zelfstudie-opleidingen (bijvoorbeeld gebruikerscursussen
voor bepaalde computerprogramma’s) wordt onderscheid gemaakt naar faciliteiten
voor functiegerichte opleidingen en loopbaangerichte opleidingen. Is sprake van
een loopbaangerichte opleiding dan wordt er geen onderscheid gemaakt tussen
hoog- en laag organisatiebelang.
Bij zelfstudie-opleidingen wordt ook verlof verleend voor het
bijwonen van informatiedagen. Hiermee worden informatiedagen bedoeld die
verbonden zijn aan de opleiding die gevolgd wordt en dus geen algemene ‘open
dagen’ die opleidingsinstellingen regelmatig organiseren.
Artikel 10
Dit artikel bepaalt wat de verplichtingen van de ambtenaar zijn
die een opleiding volgt. Zo is de ambtenaar verplicht de opleiding af te ronden
binnen de door de opleiding vastgestelde termijn. Reguliere herexamens die de
opleiding standaard aanbiedt aan alle cursisten, maken deel uit van deze
termijn.
Daarnaast dient de ambtenaar tweemaal per jaar het bevoegd
gezag in te lichten over de vorderingen van de opleiding en het bevoegd gezag
afschriften te verstrekken van behaalde diploma’s en certificaten. Het bevoegd
gezag dient de documenten met betrekking tot de vorderingen van de opleiding
(zoals tussentijdse cijferlijsten) uit privacyoverwegingen te vernietigen zodra
de opleiding is afgerond. Dat geldt niet voor afschriften van diploma’s en
certificaten.
Het bevoegd gezag en de ambtenaar leggen deze verplichtingen
vast in een verklaring die als bijlage 2 bij deze studiefaciliteitenregeling is
gevoegd. Het bevoegd gezag geeft een dienstopdracht om een functiegerichte
opleiding te volgen. Om deze reden wordt bij een functiegerichte opleiding geen
verklaring getekend, tenzij sprake is van een functiegerichte opleiding waarvan
de kennis niet specifiek de politie betreft en de kosten de € 12.500
overschrijden zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 11.
Artikel 11
Op grond van artikel 67 van het Barp kan het bevoegd gezag,
indien aan de voorwaarden wordt voldaan, studiekosten terugvorderen. Artikel 11
geeft een nadere uitwerking van artikel 67 van het Barp. Zo geldt de
terugbetalingsverplichting niet voor functiegerichte opleidingen, met
uitzondering van functiegerichte opleidingen waarvan de kennis niet specifiek
de politie betreft (bijvoorbeeld ICT-opleidingen en vliegopleidingen) en die
meer kosten dan € 12.500 per opleiding. In dat geval valt alleen het bedrag dat
uitstijgt boven het bedrag van € 12.500 onder de terugbetalingsverplichting.
Kost de opleiding bijvoorbeeld € 20.000 dan bedraagt de
terugbetalingsverplichting € 7.500. Hiermee is geregeld dat het bevoegd gezag
bij zeer kostbare opleidingen waarmee deskundigheid wordt verworven die ook
buiten de politie breed toepasbaar is, via de terugbetalingsverplichting een
deel van de opleidingskosten kan terugvorderen. Het bedrag van € 12.500 per
opleiding wordt iedere drie jaar herzien. Hierbij zal zoveel mogelijk rekening
worden gehouden met de prijsontwikkeling van opleidingen.
In artikel 67, tweede lid, van het Barp is al geregeld dat bij
een reorganisatieontslag de kosten niet worden teruggevorderd. Van een plicht
tot terugbetaling is op grond van artikel 67, eerste lid, van het Barp ook geen
sprake als het verlaten van de politiedienst niet is toe te rekenen aan de
ambtenaar. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij een ontslag dat is verleend met
recht op een WW-uitkering of een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ter
uitwerking hiervan is in het vijfde lid bepaald dat tevens geen plicht tot
terugbetaling wordt opgelegd, als het ontslag wordt verleend en aansluitend
pensionering volgt.
De kosten moeten naar rato worden terugbetaald. Er wordt
uitgegaan van een termijn van drie jaar na afronding van de opleiding. Voor
iedere maand die de ambtenaar binnen die periode van 36 maanden niet meer in
dienst is, dient derhalve 1/36 van de kosten te worden terugbetaald.
Dit geldt niet indien de ambtenaar binnen de politiedienst
werkzaam blijft.
Er wordt een uitzondering gemaakt op de
terugbetalingsverplichting wanneer de ambtenaar wegens bijzondere
omstandigheden, bijvoorbeeld een langdurige ziekte of familieomstandigheden,
niet in staat is de opleiding af te ronden. Een en ander ter beoordeling van
het bevoegd gezag. Van de ambtenaar wordt verwacht dat hij zo snel mogelijk met
het bevoegd gezag in overleg treedt indien zich dergelijke omstandigheden
voordoen.
Indien het verloop van de opleiding niet succesvol is, kan het
bevoegd gezag besluiten om de toekenning van studiefaciliteiten te beëindigen.
De beoordeling of daarvan sprake is, moet plaatsvinden met inachtneming van de
normen van de opleiding. Een dergelijke beslissing moet niet lichtvaardig wordt
toegepast. Het is van belang om voordat een dergelijk besluit wordt genomen
eerst met de ambtenaar te overleggen. Indien een ambtenaar van mening is dat
het besluit van het bevoegd gezag onterecht is, kan hij daartegen op de
reguliere wijze bezwaar maken. Het stopzetten van studiefaciliteiten kan alleen
betrekking hebben op nog niet genoten studiefaciliteiten. Van het terugbetalen
van studiekosten of het terugboeken van toegekend en genoten studieverlof is in
een dergelijke situatie geen sprake.
Artikel 12
Dit artikel geeft nadere regels over de administratieve
procedure. De ambtenaar dient voorafgaand aan de opleiding een schriftelijk
verzoek in te dienen, tenzij het een functiegerichte opleiding betreft. Het
spreekt voor zich dat de ambtenaar zijn verzoek motiveert. Het bevoegd gezag
dient vervolgens een gemotiveerde beslissing te nemen op het verzoek. Een
beslissing tot afwijzing van de aanvraag dient schriftelijk en met redenen
omkleed te worden genomen. De bezwarenclausule dient in de afwijzing te worden
opgenomen. Faciliteiten worden toegekend voor de reguliere duur van de
opleiding
Artikel 13
Deze overgangsbepaling houdt in dat de ambtenaar zijn reeds
toegekende aanspraken behoudt. Na afloop van deze aanspraken worden de
faciliteiten toegekend op basis van de Regeling studiefaciliteiten
politie.
Artikel 14
De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2009, omdat op dat
moment de regionale regelingen over studiefaciliteiten zijn vervallen in
verband met een wijziging van het Barp bij besluit van 15 september 2008,
Stb. 2008,
384.
De Minister van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.