Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 maart 2009, nr. JOZ/102952, houdende regels voor de aanpassing van bestaande onderwijshuisvesting in het primair onderwijs waardoor deze meer multifunctioneel wordt (Regeling stimulering aanpassing huisvesting brede scholen 2009)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

brede school:

samenwerkingsverband van één of meer scholen voor primair onderwijs met één of meer andere organisaties waarbij de hoofddoelstelling is kinderen meer ontwikkelingskansen te bieden;

project:

activiteit in de vorm van een aanpassing aan bestaande huisvesting van een brede school waardoor deze meer multifunctioneel wordt;

aanpassing:

ingreep in de bestaande huisvesting van een brede school waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor multifunctioneel gebruik en waarbij het gebouw voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen te gebruiken is;

bestaande huisvesting:

reeds gebouwd, alsmede een gebouw waarvan de realisatie al zover gevorderd is dat oplevering of ingebruikneming in 2009 of 2010 zal plaatsvinden;

krachtwijken:

de veertig woonwijken die door de Minister van Wonen, Wijken en Integratie zijn aangewezen als aandachtswijk, zie Kamerstukken II 2006–2007, 30995, nr. 5;

CFI:

de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 2. Doel

De minister kan aan gemeenten een specifieke uitkering verstrekken voor de stimulering van de aanpassing van de huisvesting van brede scholen waardoor gebouwen gerealiseerd worden die voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen kunnen worden gebruikt (multifunctioneel gebruik).

HOOFDSTUK 2 . AANVRAAG EN OMVANG VAN SPECIFIEKE UITKERING

Artikel 3. Aanvraag

  • 1. De minister kan aan een gemeente eenmalig een specifieke uitkering verstrekken voor projecten zoals omschreven in artikel 2.

  • 2. De specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt.

  • 3. Een gemeente doet een aanvraag per brede school.

  • 4. Een gemeente kan voor meerdere projecten een aanvraag indienen.

Artikel 4. Vereisten aanvraag specifieke uitkering

  • 1. Aanvragen worden ingediend op formulier CFI 68069, welke te downloaden is via www.cfi.nlonder ‘formulieren’.

  • 2. Uit de aanvraag blijkt :

    • Aan welke school/scholen het project is verbonden;

    • Hoe het in de aanvraag omschreven project bijdraagt aan het (meer) multifunctioneel maken van de huisvesting;

    • Welke bouwkundige maatregelen worden voorgesteld;

    • Wat de financiële gegevens van het project zijn: o.a. wat de totale projectkosten zijn en voor welk bedrag een specifieke uitkering wordt gevraagd;

    • Dat de gemeente het project kwalitatief heeft beoordeeld en heeft vastgesteld dat door de realisering van het project een bijdrage wordt geleverd aan het (meer) multifunctioneel maken van de accommodatie;

    • Dat de gemeente aan de hand van de bij het project behorende bestek en begroting heeft vastgesteld dat de kostprijs van het project reëel is;

    • Dat de gemeente heeft vastgesteld dat voor de financiering van het project wel of niet een bijdrage afkomstig is van private partijen:

    • Dat de gemeente het project heeft opgenomen of zal opnemen (bij honorering van het subsidieverzoek) in het gemeentelijke onderwijshuisvestingsprogramma.

  • 3. De aanvraag wordt ondertekend door het college van B&W.

  • 4. De aanvraag wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de betrokken school en andere partners die bij dit project zijn betrokken.

  • 5. De aanvraag bevat een document waaruit blijkt wat de doelstellingen van de brede school zijn en wie de samenwerkende partners zijn.

  • 6. Uitsluitend op verzoek van CFI wordt door de aanvrager het bestek en de begroting toegezonden van de te realiseren aanpassing.

Artikel 5. Plafond specifieke uitkering

  • 1. In totaal is voor deze regeling een bedrag van € 28 miljoen beschikbaar.

  • 2. Indien het bedrag van een gemeentecategorie dat beschikbaar is op grond van artikel 6 niet wordt uitgeput, kan de minister het resterende bedrag verdelen over de andere categorieën.

Artikel 6. Spreiding over gemeenten

Het beschikbare bedrag zal naar rato ,van de totaal aangevraagde specifieke uitkering per categorie, worden gespreid over deze categorieën. De categorieën zijn:

  • a. de plattelandsgemeenten, met minder dan 20.000 inwoners;

  • b. de kleinere gemeenten, met tussen de 20.000–50.000 inwoners;

  • c. de middelgrote gemeenten, met tussen de 50.000–100.000 inwoners, niet vallende onder de categorie e;

  • d. de grote gemeenten, met 100.000 of meer inwoners (100.000+), niet vallende onder de categorie e; en

  • e. gemeenten met één of meer krachtwijken.

Artikel 7. Bedrag specifieke uitkering

De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste € 500.000 per project.

Artikel 8. Termijn indienen aanvragen

  • 1. De aanvragen dienen uiterlijk op 30 juni 2009 door CFI te zijn ontvangen (OND/ODB, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer). Na 30  juni 2009 ontvangen aanvragen worden zondermeer afgewezen.

  • 2. Beslissingen over de aanvragen worden vóór 30 september 2009 aan de gemeenten bekend gemaakt.

HOOFDSTUK 3. VERSTREKKING SPECIFIEKE UITKERING

Artikel 9. Criteria verdeling t.b.v. selectie

  • 1. Bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling worden binnen de verschillende categorieën gemeentegrootte, onderstaande criteria in aflopende volgorde doorlopen. Per categorie worden op deze wijze zoveel van de aanvragen geselecteerd, dat het op basis van artikel 6 bepaalde plafond per categorie niet wordt overschreden.

    In eerste instantie wordt gekeken of er sprake is van een bijdrage van zowel publieke als private partijen. Indien er na deze selectie onvoldoende middelen zijn om alle gerankte aanvragen te honoreren is vervolgens het criterium van cofinanciering doorslaggevend. Indien er sprake is van gelijkscorende gevallen, komen de overige criteria in aflopende volgorde aan de orde tot er een keus kan worden gemaakt.

    De criteria zijn derhalve:

    • a. er is sprake van een financieringsconstructie waarbij zowel publieke als private partijen bijdragen aan de realisatie van de multifunctionele huisvesting;

    • b. de totale eigen bijdrage (dus de som van het gemeentelijke en private aandeel) is procentueel hoger dan die in vergelijking tot de eigen bijdrage van andere gemeenten. Voor de vaststelling van dit percentage vindt een rekenkundige afronding op twee decimalen achter de komma plaats;

    • c. er is sprake van projecten die betrekking hebben op het (meer) functioneel maken van een brede school in verband met tussenschoolse opvang;

    • d. het aantal sectoren (zoals onderwijs, sport, cultuur, welzijn, opvang en zorg) die betrokken zijn bij de brede school en profijt hebben van de aanpassing, is groter;

    • e. er is sprake van een innovatieve financieringsconstructie.

  • 2. Indien op basis van de in het eerste lid genoemde criteria niet kan worden geselecteerd wordt tenslotte gekeken naar de volgorde van binnenkomst van de aanvragen waarbij voorrang wordt verleend aan de aanvraag die het eerst is binnengekomen, met dien verstande, dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling door CFI is ontvangen als datum van binnenkomst geldt.

HOOFDSTUK 4. VERPLICHTINGEN ONTVANGER SPECIFIEKE UITKERING

Artikel 10. Verantwoording

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders zenden de verantwoordingsinformatie op de wijze als vastgelegd op grond van artikel 17a, eerste en derde lid, van de Financiële-verhoudingswet aan de Minister van BZK.

  • 2. Uiterlijk 5 maanden na ontvangst van de verantwoording wordt de specifieke uitkering definitief vastgesteld.

  • 3. Aan de specifieke uitkering is de verplichting verbonden dat het project waarvoor de specifeke uitkering wordt verleend uiterlijk 31 december 2011 zal zijn afgerond.

Artikel 11. Informatieplicht

De ontvanger van de specifieke uitkering kan om beleidsinformatie worden gevraagd.

HOOFDSTUK 5. BETALING EN TERUGVORDERING

Artikel 12. Betaling

De betaling van de specifieke uitkering aan de ontvanger geschiedt in één keer binnen 4 weken na bekendmaking van de beslissing aan de gemeente.

Artikel 13. Terugvordering specifieke uitkering

De artikelen 4:48, 4: 49 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 14. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stimulering aanpassing huisvesting brede scholen 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

Algemeen

Brede scholen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van de ontwikkelingskansen van kinderen en het realiseren van een sluitende dagindeling voor kinderen en hun ouders. De huisvesting van de brede scholen is vaak echter nog niet geschikt voor het multifunctioneel gebruik dat past bij de doelstellingen van de brede school. Het kabinet heeft daarom uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) en vanuit de algemene begroting van het Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van een eenmalige investering in de huisvesting van brede scholen. Gekozen is voor een brede impuls gericht op bestaande brede scholen en brede scholen die nog in ontwikkeling zijn. Gebleken is dat er zich bij de huisvesting knelpunten voordoen waardoor het beoogde gebruik van een gebouw voor ook andere gebruikers dan de oorspronkelijke onvoldoende van de grond komt. Een gerichte aanpassing van het gebouw voor multifunctioneel gebruik kan daarbij dienstbaar zijn. Op deze wijze kan tevens aan het concept van de brede school een duidelijk ‘gezicht’ worden gegeven; door de aanpassing kan de huisvesting van de brede school beter aansluiten bij de samenwerking die de partners beogen. Gegeven het feit dat het om een beperkt budget gaat en zoveel mogelijk gemeenten moeten kunnen profiteren van deze extra middelen, is ervoor gekozen de bijdrage die gemeenten per aanvraag kunnen ontvangen van het Rijk te maximeren en de aanvragen zich te laten richten op aanpassingen van gebouwen, dus niet op complete nieuwbouw. Wel is het mogelijk dat er een aanpassing wordt gerealiseerd binnen een gebouw dat in 2009 of 2010 opgeleverd en in gebruik genomen wordt.

Deze regeling is erop gericht de gemeenten, in goede samenspraak met de partners die participeren in de brede school, in staat te stellen die aanpassingen in brede scholen te realiseren die noodzakelijk zijn om de gebouwen geschikt te maken voor (meer) multifunctioneel gebruik. Als gebouwen voor meer doeleinden en doelgroepen geschikt zijn, bevordert dit de samenwerking tussen de diverse partijen en kan op lokaal niveau een meer samenhangend aanbod worden gedaan van allerlei activiteiten voor onder andere jongeren en wijkbewoners. Deze regeling wil daarnaast stimuleren dat bij de realisatie van deze multifunctionele huisvesting, publieke en private partners gebruik maken van de mogelijkheden die zij elkaar te bieden hebben.

Gemeenten kunnen per brede school een aanvraag indienen om van het Rijk een bijdrage te ontvangen voor de aanpassing in de huisvesting van de brede school in verband met het multifunctionele gebruik van deze gebouwen. Per gemeente kunnen er meerdere aanvragen worden ingediend. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige spreiding van de aanvragen over de diverse typen gemeenten (van de grote gemeenten tot de plattelandsgemeenten). Daarom zijn er bij voorbaat categorieën van gemeentegrootte gemaakt, waarvoor op basis van het inwoneraantal (peildatum 1 januari 2008) een percentage van het totale beschikbare budget beschikbaar is. Alle aanvragen die voldoen aan de criteria zullen derhalve worden verdeeld over deze categorieën. Vervolgens zal nadere selectie plaatsvinden op grond van de criteria.

De aanvragen dienen op het lokale niveau goed te zijn afgestemd met de direct bij de aanpassing betrokken partijen. Om de reikwijdte van de regeling zo groot mogelijk te laten zijn, is het bedrag dat per aanvraag kan worden toegekend gemaximeerd op € 500.000 (inclusief BTW). De absolute vereisten voor een aanvraag zijn zo beperkt mogelijk gehouden. Wel zijn in de regeling criteria opgenomen die een aanvraag kansrijker maken, zoals de mate van cofinanciering; dit is van belang als het totale bedrag dat gemoeid is met de aanvragen groter is dan het beschikbare budget. Gemeenten kunnen dus zelf invloed uitoefenen op de kansrijkheid van de aanvraag.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Op basis van de regeling kan de minister aan een project een specifieke uitkering toekennen.

  • 1. De specifieke uitkering wordt verstrekt op grond van de volgende overwegingen:

    • a. Bij de huisvesting van brede scholen doen zich knelpunten voor waardoor een optimale samenwerking tussen de partners die deelnemen aan de brede school belemmerd wordt.

    • b. Zowel de bestaande brede scholen als de brede scholen die nog in de startfase verkeren zijn gebaat bij een impuls die knelpunten in de huisvesting kan helpen oplossen.

    • c. De samenwerking tussen scholen en organisaties voor opvang, wijk- of buurtorganisaties, opvoed- en opgroeiondersteuning en/of sport en cultuurorganisaties kan een impuls krijgen als het gebouw waarvan men gebruik wil maken beter voor dat doel geschikt is gemaakt.

    • d. Publieke partijen (gemeenten) en private partijen (zoals bijvoorbeeld woningcorporaties en kinderopvanginstellingen) kunnen elkaar ondersteunen bij de realisatie van dergelijke multifunctionele onderwijshuisvesting.

Bij de brede school kunnen aanvragen worden ingediend zowel voor bestaande brede scholen die dankzij een aanpassing in de huisvesting hun aanbod kunnen verbreden, als voor scholen die nog aan het begin staan van hun brede school ontwikkeling en dankzij de aanpassing een eerste belangrijke stap kunnen zetten in het verwezenlijken van de doelstellingen van de brede school. Vandaar dat gesproken wordt over (brede) scholen.

In praktijk kan onder andere worden gedacht aan het creëren van gezamenlijke facilitaire ruimten, een receptiebalie, een multifunctionele ruimte voor buitenschoolse opvang, een multifunctionele ruimte voor culturele en kunstzinnige vorming, de locatie of een inlooppunt van een Centrum voor Jeugd en Gezin, het realiseren van ruimten voor sportbeoefening, het in compartimenten verdelen van ruimten met behulp van schuifwanden, het verbeteren van akoestiek, licht en klimaatbeheersing in verband met multifunctioneel en dus intensiever gebruik, het verbeteren van de afsluitbaarheid en veiligheid van het gebouw.

Samenwerking tussen diverse betrokken partijen kan een stimulans krijgen als de gebouwen waarvan de partijen gebruik maken ook geschikt zijn voor multifunctioneel gebruik. Bovendien kan dankzij een bepaalde aanpassing doelmatiger worden omgegaan met het gebruik van de gebouwen.

Daarom staat in dit artikel dat de minister aan de gemeenten op aanvraag een specifieke uitkering kan verstrekken met als doel de huisvesting van brede scholen meer geschikt te maken voor het gebruik door verschillende doelgroepen en voor verschillende doeleinden. In het bijzonder wordt gedacht aan aanpassingen in de huisvesting in het kader van het (laten) organiseren van de tussenschoolse opvang. Ook kan worden gedacht aan aanpassingen in de huisvesting waardoor deze meer geschikt wordt om bij te dragen aan de realisatie van een dagelijks sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor alle leerlingen, het bevorderen dat de jeugd vertrouwd raakt met één of meerdere kunst- en cultuurvormen en het ervoor zorgen dat opvoed- en opgroeiondersteuning vanuit een Centrum voor Jeugd en Gezin in de brede school beschikbaar is.

Artikel 3

De gemeente doet de aanvraag voor een specifieke uitkering op basis van deze regeling. Er is gekozen voor de gemeenten als aanvrager omdat deze in veel gevallen de regie hebben op de brede school en de verantwoordelijkheid hebben voor de huisvesting van scholen. Verder kan de gemeente een sleutelrol vervullen bij het versterken van de samenwerking tussen diverse partijen op het gebied van onderwijs, opvang, welzijn, opvoed- en opgroeiondersteuning, cultuur en sport en bewegen. Van de gemeente wordt wel verwacht dat deze in goed overleg met de betrokken partijen komt tot het opstellen van een aanvraag. Dit komt tot uitdrukking in het vereiste zoals genoemd in artikel 4. dat partijen die direct betrokken zijn bij de aanpassing, de aanvraag mede moeten ondertekenen.

De aanvraag moet betrekking hebben op één of meer aanpassingen in de huisvesting per brede school; een bundeling van aanpassingen over meer brede scholen komt dus niet in aanmerking voor honorering. Wel is het mogelijk dat een gemeente meer dan één aanvraag indient.

Artikel 4

Om in aanmerking te komen voor een bijdrage van het Rijk voor de aanpassing van een brede school moet tenminste worden voldaan aan een aantal criteria genoemd in dit artikel.

De gemeente moet als indiener van de aanvraag deze aanvraag mede laten ondertekenen door degene die namens de andere belanghebbenden bij de aanpassing gerechtigd is te tekenen. De andere belanghebbenden zijn bij de brede school in ieder geval het bevoegd gezag/bevoegde gezagsorganen van de betrokken school/scholen en daarnaast de vertegenwoordiger van de andere partner of partners die mede profijt hebben van de aanpassing in de huisvesting van de brede school.

Om de aanvraag voor de brede school goed te kunnen beoordelen moet een document worden meegezonden waaruit blijkt wat de doelstellingen zijn van de brede school en welke partijen deelnemen aan de brede school. De gewenste aanpassing van de huisvesting van de brede school moet passen bij deze doelstellingen en betrokken partijen.

Aangegeven moet worden welke bouwkundige maatregelen worden voorgesteld en hoe dit bijdraagt aan het multifunctioneel maken van de accommodatie. Voor de beschrijving van de aanpassing worden geen specifieke voorschriften gegeven.

Er wordt in de vereisten een aantal basisgegevens genoemd die nodig zijn om een juiste beoordeling en verwerking te kunnen laten plaatsvinden. Zo moet de naam van de school/scholen waaraan het project is verbonden, worden vermeld.

Ook moet duidelijk zijn aangegeven wat het totale bedrag (conform NEN 2631) is, dat gemoeid is met de gewenste aanpassing en welke bijdrage van het Rijk wordt gevraagd om deze totale kosten te dekken.

Uit de aanvraag moet blijken of er al dan niet sprake is van een bijdrage van private partijen bij de realisatie van dit project. Tenslotte wordt gevraagd om uit de aanvraag te laten blijken dat de gemeente het project kwalitatief heeft beoordeeld en heeft vastgesteld dat door realisatie van dit project een bijdrage wordt geleverd aan het meer multifunctioneel maken van de accommodatie, en dat de gemeente aan de hand van het bijbehorende bestek en begroting heeft vastgesteld dat de genoemde kostprijs reëel is, en dat de gemeente het project heeft opgenomen of zal opnemen (bij honorering van het subsidieverzoek) in het gemeentelijke onderwijshuisvestingsprogramma.

Door ondertekening van deze aanvraag door het college van Burgemeester en Wethouders wordt een bestuurlijke borging aangebracht. Hierdoor is meezenden van de daadwerkelijke offertes, bestek etc. niet noodzakelijk.

Artikel 5

Voor de toekenning van een specifieke uitkering aan de gemeenten is op basis van deze regeling in totaal € 28 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt verdeeld over de verschillende gemeentecategorieën conform de omschrijving in artikel 6. Indien het bedrag dat beschikbaar is voor een bepaalde gemeentecategorie niet wordt uitgeput, kan het resterende bedrag worden verdeeld over de andere categorieën.

Artikel 6

Brede scholen ontwikkelen zich zowel in grote steden als in plattelandsgemeenten. Bij deze regeling wordt het van belang geacht dat er een evenwichtige spreiding van gehonoreerde aanvragen is over de gemeenten. Daarom zijn er de volgende categorieën gemeenten (op basis van het inwoneraantal op de peildatum 1 januari 2008) gemaakt:

de plattelandsgemeenten (minder dan 20.000), de kleinere gemeenten (20.000 tot 50.000)

de middelgrote gemeenten (50.000 tot 100.000), de grote gemeenten (100.000+) en tot slot gemeenten met één of meer krachtwijken (zoals geselecteerd door de minister van Wonen, Wijken en Integratie). De gemeenten met één of meer krachtwijken vormen dus een aparte categorie en vallen dus niet in één van de andere categorieën (bijvoorbeeld de 100.000+ categorie).

De beschikbare middelen worden naar rato (van de totaal gevraagde specifieke uitkering per categorie) over de categorieën verdeeld.

Artikel 7

Om de reikwijdte van de regeling zo groot mogelijk te laten zijn, is het bedrag dat per aanvraag kan worden toegekend gemaximeerd op € 500.000 (inclusief BTW).

Artikel 8

Aanvragen dienen uiterlijk op 30 juni 2009 door CFI te zijn ontvangen. Aanvragen die op of na 1 juli 2009 worden ontvangen door CFI, worden zondermeer afgewezen. CFI heeft voor het opstellen van de aanvraag een formulier ontworpen waarvan gebruik gemaakt moet worden; in dit formulier moet een aantal gegevens worden ingevuld en moet het project kort beschreven worden. Dit aanvraagformulier wordt via de website (www.cfi.nl) beschikbaar gesteld. Als blijkt dat de aanvraag niet volledig is, zal CFI de gemeente in de gelegenheid stellen de aanvraag zodanig aan te vullen, dat deze in behandeling kan worden genomen.

Artikel 9

Op basis van artikel 6 zijn de aanvragen gespreid over de verschillende categorieën van gemeentegrootte.

Als blijkt dat het totale bedrag van de aanvragen groter is dan het totaal beschikbare bedrag vindt een nadere selectie plaats binnen de categorieën.

In de eerste plaats wordt in dat geval gekeken naar het feit of er al dan niet sprake is van een situatie waarin naast publieke partijen, ook private partijen bijdragen aan de realisatie van multifunctionele huisvesting. Dit hoeft niet altijd in de vorm van een directe financiële bijdrage aan de aanpassing te zijn, maar dit kan ook indirect, doordat bijvoorbeeld de opvangorganisatie de te realiseren ruimte huurt en op die wijze de exploitatielasten helpt te dekken. Ook is het mogelijk dat een woningcorporatie een bepaalde aanpassing realiseert tegen een gereduceerd tarief omdat de gewenste aanpassing ook een positieve uitwerking op de buurt heeft. Projecten waarbij op dergelijke wijze sprake is van een samenwerking tussen publieke en private partijen genieten voorrang.

Als blijkt dat na deze selectie het totale bedrag van de aanvragen in een bepaalde categorie groter is dan het totaal beschikbare bedrag per categorie, vindt een verdere selectie plaats. In de tweede plaats wordt dan namelijk gekeken naar een mogelijk eigen bijdrage in de totale directe kosten van de aanpassing (cofinanciering). Onder directe kosten verstaan we de kosten die de realisatie van de aanpassing met zich meebrengt. Exploitatie en beheerkosten horen hier niet bij. De eigen bijdrage heeft dus ook betrekking op het dekken van deze directe kosten. De kansrijkheid neemt hierbij toe naar de mate van de procentuele eigen bijdrage hoger is. Hierbij zal afgerond worden op twee decimalen achter de komma.

Voorbeeld: Een project dat een eigen bijdrage heeft van 82,33% van de totale projectkosten van het meer multifunctioneel maken, komt eerder in aanmerking dan een project dat een eigen bijdrage heeft van 5,37%.

In geval er sprake is van onvoldoende middelen voor alle aanvragen die geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de specifieke uitkering en na toepassing van het selectiecriterium cofinanciering sprake is van projecten met een gelijk percentage (en er dus niet op geselecteerd kan worden) vindt verdere selectie plaats aan de hand van de volgende criteria. Projecten die betrekking hebben op het meer multifunctioneel maken van de huisvesting i.v.m. tussenschoolse opvang krijgen voorrang.

Indien op basis van dit criterium niet kan worden geselecteerd, wordt voorrang verleend aan projecten op basis van het aantal sectoren (zoals onderwijs, sport, cultuur, opvang, welzijn, zorg) dat profijt heeft van de aanpassing. Een aanvraag waar een sportclub, een cultuurvereniging en een welzijnsinstelling profijt van hebben, heeft dus meer kans dan een aanvraag waar alleen drie cultuurverenigingen profijt van hebben.

Indien op basis van dit criterium niet kan worden geselecteerd wordt voorrang verleend aan projecten waarbij sprake is van een innovatieve financieringsconstructie. Bij beoordeling hiervan zal informatie worden gevraagd door CFI aan het Servicecentrum Onderwijshuisvesting.

Indien op basis van dit criterium niet kan worden geselecteerd wordt, voorrang verleend op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen. De aanvraag die het eerste is binnengekomen krijgt voorrang. De datum die hierbij bepalend is de datum waarop de volledige aanvraag (dus inclusief de eventueel gevraagde aanvulling) is binnengekomen bij CFI.

Artikel 10

Het kabinet heeft op basis van het advies van de commissie-Brinkman besloten, door sturing en verantwoording meer op hoofdlijnen te laten plaatsvinden, de verantwoordingslast voor medeoverheden zoveel mogelijk te beperken. Daarom is hier wat betreft de verantwoording gekozen voor het principe van ‘single information & single audit’. Dit betekent dat gemeenten de specifieke uitkering op basis van deze regeling moeten verantwoorden bij het jaarverslag inclusief de jaarrekening over het betreffende verantwoordingsjaar; voor de specifieke uitkering wordt dus geen afzonderlijke verantwoording en accountantsverklaring gevraagd. In de toelichting op de jaarrekening, zijnde de SiSa-bijlage, worden de indicatoren ‘besteed bedrag’ en ‘project afgerond’ opgenomen.

Artikel 11

In dit artikel worden de gemeenten verplicht mee te werken aan onderzoeken of andere activiteiten die bedoeld zijn om na te gaan of de aanpassing in de huisvesting van brede scholen het effect hebben dat met de aanpassing is beoogd. Zo kan bij de brede scholen bekeken worden of bijvoorbeeld de aanpassing geleid heeft tot een betere samenwerking tussen de partners en de bevordering van een meer samenhangend aanbod aan activiteiten. De onderzoekslast voor gemeenten zal zo beperkt mogelijk worden gehouden.

Artikel 12

De betaling van de specifieke uitkering aan de ontvanger geschiedt in één keer. Voor het merendeel zal dit rond oktober 2009 plaatsvinden.

Artikel 13

De minister heeft op basis van dit artikel de bevoegdheid over te gaan tot terugvordering van de specifieke uitkering. In de eerste plaats kan hiervan worden gebruik gemaakt als wordt vastgesteld dat de gemeente onjuiste of onvolledige informatie heeft geleverd en deze vaststelling leidt tot de conclusie dat juiste of volledige informatie zou hebben geleid tot een lagere toekenning van de specifieke uitkering of tot het niet toekennen daarvan. In de tweede plaats kan van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik worden gemaakt, als de gemeente (een deel van) de specifieke uitkering niet heeft gebruikt voor de doelstellingen van deze regeling zoals die genoemd zijn in artikel 2. Dit kan het geval zijn als blijkt dat het project een andere invulling heeft gekregen dan is vermeld in de beschrijving van de aanpassing en de daarop gebaseerde beschikking. In de derde plaats kan van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik worden gemaakt, als de gemeente zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen zoals genoemd in hoofdstuk 4 (artikel 10 en 11) van de regeling.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

Naar boven