Regeling tot uitvoering van de Wet wegvervoer goederen (Regeling wegvervoer goederen)

7 april 2009

Nr. CEND/HDJZ-2009/397 sector S&W

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 1.1, 2.1, derde lid, onder a en b, 2.2, 2.3, vierde en zevende lid, 2.6, 2.8, vierde lid, 2.11, derde en vierde lid, 2.13, tweede lid, onderdeel b, en derde lid, 4.1, tweede lid, en 4.3, tweede lid, van de Wet wegvervoer goederen;

BESLUIT:

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder wet: Wet wegvervoer goederen.

Artikel 2

  • 1. Als beroepsrichtlijn voor het wegvervoer wordt aangewezen: richtlijn 96/26/EG van de raad van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemer (PbEG L 124).

  • 2. Als cabotageverordening voor het wegvervoer wordt aangewezen verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoerders worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een lidstaat waarin zij niet gevestigd zijn (PbEG L 279).

  • 3. Als marktverordening voor het wegvervoer wordt aangewezen verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een Lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten (PbEG L 95).

  • 4. Als vrijstellingsrichtlijn voor het wegvervoer wordt aangewezen richtlijn nr. 2006/94/EG van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer (PbEU L 374).

HOOFDSTUK 2 TOEGANG TOT DE MARKT

Artikel 3

Als vervoer, bedoeld in artikel 2.1, derde lid, onder a, van de wet, wordt aangewezen:

  • a. vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan;

  • b. vervoer bij de verwijdering van afvalstoffen die vrijkomen bij de uitvoering van reinigingswerken welke door, of in opdracht van, gemeentelijke diensten worden verricht;

  • c. vervoer van beer, kolkafval, spoel- en sproeiwater voor het reinigen van de openbare weg, en zand en chemicaliën voor de bestrijding van gladheid van wegen en destructiemateriaal als bedoeld in artikel 2 van de Destructiewet, voor zover dit vervoer geschiedt met in het bijzonder voor deze doelen ingerichte of uitgeruste vrachtauto's;

  • d. vervoer van landbouwproducten of goederen, te gebruiken bij het verrichten van landbouwwerkzaamheden, met een landbouwtrekker als bedoeld in afdeling 5.8 van de Regeling voertuigen, alsmede de daardoor voortbewogen aanhangwagens, mits het betreft eigen vervoer verricht door een landbouwer ten dienste van zijn landbouwbedrijf, dan wel vervoer dat plaatsvindt rechtstreeks ten behoeve van een landbouwbedrijf en onmiddellijk vooraf gaat aan of volgt op, alsmede in direct verband staat met de uitvoering van landbouwwerkzaamheden;

  • e. vervoer van kranten, tijdschriften, reclamedrukwerken, verricht in een distributie- of verspreidbedrijf, mits dit bedrijf de beschikking heeft over niet meer dan één vrachtauto of over twee vrachtauto's, mits één daarvan een aanhangwagen is, en waarbij geldt dat het ledig gewicht, vermeerderd met het laadvermogen, van de vrachtauto, dan wel van de beide vrachtauto's gezamenlijk, niet meer bedraagt dan 3500 kg;

  • f. vervoer binnen Nederland of naar Nederland van voertuigen met toebehoren die tengevolge van een defect van het voertuig, ongeval of uitvallen van de bestuurder hun bestemming niet zonder hulp kunnen bereiken, alsmede vervoer binnen Nederland van in beslag genomen voertuigen, voor zover verricht met daartoe speciaal ingerichte vrachtauto's met een maximum laadvermogen van 3500 kg, en overeenkomstige aanhangwagens met een maximum laadvermogen van 1500 kg, in opdracht van organisaties, die zich krachtens polis- of lidmaatschapsvoorwaarden jegens verzekerden, dan wel leden hebben verbonden tot hulpverlening in vorengenoemde omstandigheden, dan wel in opdracht van Nederlandse overheidsinstanties.

  • g. vervoer binnen Nederland van betonmortelspecie met daartoe speciaal ingerichte vrachtauto's van de betonmortelfabriek naar in aanbouw zijnde bouwobjecten.

Artikel 4

Cabotage als bedoeld in de cabotageverordening voor het wegvervoer is niet toegestaan voor vervoer door een in Nederland gevestigde ondernemer binnen Bulgarije en Roemenië, alsmede binnen Nederland door een in Bulgarije of Roemenië gevestigde ondernemer.

HOOFDSTUK 3 TOEGANG TOT HET BEROEP

Artikel 5

  • 1. Aan de eis van vakbekwaamheid wordt voldaan door degene die een getuigschrift overlegt, dat is afgegeven door de Stichting Examenbureau Beroepsvervoer (SEB), waarbij ten minste de kennis is vastgesteld van de onderwerpen en het opleidingsniveau van bijlage I van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer en die overeenkomstig die bijlage zijn georganiseerd.

  • 2. Aan de eis van vakbekwaamheid wordt tevens voldaan door degene die een verklaring van vakbekwaamheid overlegt die op grond van artikel 3, vierde lid, van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer door een andere lidstaat, door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of door Zwitserland is afgegeven.

Artikel 6

  • 1. Ter voldoening aan de eis van financiële draagkracht beschikt de vervoerder aan kapitaal en reserves over een bedrag van € 9000 wanneer slechts één voertuig wordt gebruikt en € 5000 voor ieder volgend voertuig.

  • 2. Ten aanzien van een beginnende vervoerondernemer wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen, vermeerderd met een belegging in durfkapitaal, zoals geregeld bij of krachtens de artikelen 5.17 en 5.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. Ingeval van verlenging van de vergunning wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen, vermeerderd met een ten opzichte van alle andere schulden achtergestelde lening.

  • 4. De vervoerder toont tegenover de NIWO zijn financiële draagkracht aan door het overleggen van een balans en een toelichting daarop, voorzien van een verklaring, inhoudende dat de waardering van het beschikbare risicodragend vermogen is geschied volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, en dat dit vermogen voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 5. Indien de vervoerder een rechtspersoon is, die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is om een jaarrekening op te maken, kan hij volstaan met het overleggen van zijn jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar, voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat het beschikbare risicodragend vermogen voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 6. De verklaringen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, zijn afgegeven door een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 7. In afwijking van het zesde lid kunnen ingeval van verlenging van een vergunning de verklaringen ook zijn afgegeven door een belastingdeskundige, aangesloten bij een door de NIWO daartoe aangewezen instelling.

  • 8. Omtrent het voldoen aan de eis van financiële draagkracht stelt de NIWO een onderzoek in als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder b van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer.

  • 9. De NIWO kan de vervoerder een uitstel van ten hoogste een jaar verlenen om te voldoen aan de eis van financiële draagkracht indien hij heeft aangetoond dat het op grond van de algemene economische situatie van zijn vervoeronderneming waarschijnlijk is dat hij voor afloop van het verleende uitstel zal voldoen aan de eis van financiële draagkracht.

  • 10. Een vervoerder, wiens land van herkomst of oorsprong een andere lidstaat, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland is, voldoet aan de eis van financiële draagkracht, indien een verklaring overgelegd wordt die overeenkomstig artikel 9 van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer in die andere staat is afgegeven en die niet ouder is dan drie maanden.

HOOFDSTUK 4 CEMT-VERGUNNINGEN EN RITMACHTIGINGEN

Artikel 7

Aanvragen om een CEMT-vergunning, geldig voor het volgende kalenderjaar, worden vóór een door de NIWO te bepalen datum bij de NIWO ingediend; aanvragen om een CEMT-vergunning voor het lopende kalenderjaar kunnen gedurende dat jaar bij de NIWO worden ingediend.

Artikel 8

  • 1. De houder van een CEMT-vergunning houdt het daarbij behorende rittenboekje bij.

  • 2. De NIWO reikt aan de houder van een CEMT-vergunning op zijn verzoek de nodige rittenboekjes uit. De NIWO draagt zorg voor de invulling van de omslag van het boekje.

  • 3. De houder van een CEMT-vergunning maakt een verslag van het verrichte vervoer op voor elke beladen rit, afgelegd tussen elke plaats waar geladen of gelost wordt, alsmede voor elke ledige rit, met inachtneming van de in het rittenboekje gegeven aanwijzingen.

  • 4. De verslagen van het verrichte vervoer worden zodanig opgesteld, dat de chronologische volgorde van de voor de verschillende al dan niet beladen ritten afgelegde trajecten wordt aangehouden.

  • 5. De houder van een CEMT-vergunning zendt de verslagen binnen twee weken na het verstrijken van de maand waarop zij betrekking hebben, aan de NIWO toe.

Artikel 9

  • 1. Een ritmachtiging wordt aan de vervoerder verleend voor een vrachtauto al dan niet met een aanhangwagen, of voor een samenstel van een trekker en een oplegger, waarbij het trekkend voertuig in Nederland geregistreerd is.

  • 2. Op de ritmachtiging worden vermeld:

    • a. naam en adres van de houder;

    • b. de datum waarop op het verzoek om de ritmachtiging is beslist;

    • c. de geldigheidsduur, en

    • d. de voorwaarden waaronder zij is verleend.

Artikel 10

Degene, die krachtens een CEMT-vergunning dan wel krachtens een ritmachtiging grensoverschrijdend beroepsvervoer met een vrachtauto verricht, alsmede de bestuurder van die vrachtauto zorgt ervoor dat de geldige CEMT-vergunning en het bijbehorende rittenboekje, onderscheidenlijk de ritmachtiging, bij de vrachtauto aanwezig zijn.

Artikel 11

  • 1. Geen CEMT-vergunning onderscheidenlijk ritmachtiging is vereist ten aanzien van vervoer waarvoor vrijstellingen zijn verleend ingevolge besluiten van de Conferentie van de Europese Ministers van Transport onderscheidenlijk bilaterale verdragen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vrijstellingen worden door de NIWO bekend gemaakt.

HOOFDSTUK 5 DIENSTBETREKKING

Artikel 12

Het model voor een verklaring als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, van de wet wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage, die ter inzage ligt ten kantore van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Koningskade 4 te 's-Gravenhage.

Artikel 13

  • 1. Van artikel 2.11, eerste lid, van de wet, wordt ontheffing verleend indien vervoer wordt verricht met een of meer vrachtauto’s met een laadvermogen van niet meer dan 500 kg.

  • 2. Van artikel 2.11, eerste lid, van de wet, wordt ontheffing verleend indien gebruik wordt gemaakt van:

    • a. een werknemer die voor beperkte tijd bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk aan een vergunninghouder ter beschikking is gesteld door een andere vergunninghouder bij wie die werknemer in dienstbetrekking is en die ten bewijze daarvan een verklaring van dienstbetrekking kan tonen; of

    • b. een werknemer die door een instelling aan een vergunninghouder ter beschikking is gesteld en die ten bewijze daarvan een door deze instelling afgegeven verklaring kan tonen.

Artikel 14

  • 1. Een instelling die een werknemer aan een vergunninghouder ter beschikking wil stellen, verkrijgt daartoe op aanvraag een aanwijzing van de Minister van Verkeer en Waterstaat.

  • 2. Een aanwijzing, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet reeds was verleend, wordt aangemerkt als aanwijzing als bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 6 VRACHTBRIEF

Artikel 15

  • 1. Op de vrachtbrief worden de volgende aanduidingen vermeld:

    • a. de naam en het adres van de afzender;

    • b. de naam en het adres van de vervoerder;

    • c. de naam en het adres van de geadresseerde;

    • d. de gebruikelijke aanduiding van de aard van de goederen;

    • e. het brutogewicht of de op andere wijze aangegeven hoeveelheid van de goederen.

  • 2. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat:

    • a. de vrachtbrief in de vrachtauto, waarmee de goederen vervoerd worden, aanwezig is;

    • b. de vrachtbrief bij het ten vervoer aannemen van de goederen aan de afzender ten bewijze van ontvangst wordt afgegeven;

    • c. bij aflevering van de goederen de vrachtbrief tegelijk met de goederen wordt afgegeven tegen aftekening voor ontvangst van een daarvoor bestemd deel van de vrachtbrief.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien het beroepsvervoer betreft waarvan de op dat vervoer betrekking hebbende vrachtbriefgegevens gestructureerd en genormeerd via een elektronisch systeem worden uitgewisseld.

  • 4. Geen vrachtbrief is vereist voor het binnenlands beroepsvervoer van:

    • a. levende dieren;

    • b. landbouwproducten van de teeltplaats naar de veiling en van tot dit vervoer gebezigde ledige verpakkingsmiddelen van de veiling naar de teeltplaats;

    • c. inboedels;

    • d. losgestorte goederen, of

    • e. postzendingen.

HOOFDSTUK 7 BESTUUR NIWO

Artikel 16

In het bestuur van de NIWO worden benoemd door:

  • a. TLN, Transport en Logistiek Nederland: 3 leden;

  • b. KNV, Koninklijk Nederlands Vervoer: 1 lid;

  • c. Vervoersbond FNV: 1 lid;

  • d. Vervoersbond CNV: 1 lid;

  • e. EVO, Ondernemersorganisatie voor logistiek en transport: 1 lid;

  • f. stichting VERN, Verenigde Eigen Rijders Nederland: 1 lid.

HOOFDSTUK 8 TAKEN NIWO

Artikel 17

De NIWO is mede belast met de afgifte van uitnodigingen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c) van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie inzake de versoepeling van de afgifte van visa aan burgers van de Europese Unie en de Russische Federatie (PbEU 129), voor zover deze betrekking hebben op goederenvervoer, verricht in opdracht van een in Nederland gevestigde vervoerder.

HOOFDSTUK 9 AANDUIDING ALS STRAFBARE FEITEN

Artikel 18

  • 1. Overtreding van de artikelen 8, eerste en derde tot en met vijfde lid en 10 vormt een strafbaar feit.

  • 2. Als bepalingen, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, van de wet, worden aangewezen artikel 72, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 5.1.2 in verbinding met de artikelen 5.18.17a tot en met 5.18.17g of in verbinding met artikel 5.18.25 van de Regeling voertuigen.

  • 3. Als bepalingen, bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, van de wet, worden aangewezen artikel 5.1.2 in verbinding met de artikelen 5.18.17a tot en met 5.18.17g of in verbinding met artikel 5.18.25 van de Regeling voertuigen.

HOOFDSTUK 10 WIJZIGING ANDERE REGELINGEN

Artikel 19

In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, 1, van de Regeling getuigschrift vakbekwaamheid1 wordt ‘artikel 1, eerste lid, onder h, van het Besluit goederenvervoer over de weg’ vervangen door: artikel 3, onderdeel a, van de Regeling wegvervoer goederen.

HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de wet, met uitzondering van artikel 8.4, onderdelen A tot en met D van de wet, in werking treedt.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling wegvervoer goederen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt tot uitvoering van de Wet wegvervoer goederen (hierna: de wet).

De wet draagt een aantal zaken aan de Minister van Verkeer en Waterstaat op ter uitvoering. Het betreft:

  • aanwijzing van de Europese regelgeving die in de wet is omschreven als beroepsrichtlijn, de cabotageverordening, de marktverordening en de vrijstellingsrichtlijn;

  • vrijstellingen en beperkingen inzake toegang tot de markt;

  • nadere invulling van de eisen voor toegang tot het beroep;

  • procedures en voorschriften met betrekking tot CEMT-vergunningen;

  • vaststelling van het model voor een verklaring van dienstbetrekking en de ontheffing van de eis van dienstbetrekking;

  • eisen aan en vrijstelling van de vrachtbrief;

  • samenstelling van het bestuur van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO), en toedeling van een aanvullende taak aan dit zelfstandig bestuursorgaan;

  • (via artikel 1, onder 4o, van de Wet op de economische delicten) aanduiding van de strafbare feiten.

Deze regeling voorziet hierin.

Administratieve lasten

Met betrekking tot de wet heeft Actal advies uitgebracht.

De onderhavige regeling kent geen nieuwe administratieve lasten naast de door de Actal reeds getoetste.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De categorieën van vervoer die vanwege de aard van de vervoerde goederen of de geringe afstand die wordt afgelegd in dit artikel worden aangewezen omdat zij slechts een geringe weerslag op de vervoersmarkt hebben, waren voorheen op grond van het Besluit goederenvervoer over de weg reeds vrijgesteld van de vergunningplicht.

Artikel 4

In de toetredingsverdragen van Bulgarije en Roemenië werd voorzien in een overgangsmaatregel ten aanzien van cabotagevervoer.

Deze maatregel houdt in dat ten aanzien van deze landen een cabotageverbod geldt gedurende de eerste drie jaar na toetreding, dat is tot 1 januari 2010. Dit verbod kan op grond van de toetredingsverdragen zonder meer worden verlengd tot 1 januari 2012.

Artikel 5

Ten aanzien van de in artikel 2.8 van de wet neergelegde eis van vakbekwaamheid ter verkrijging van een communautaire vergunning wordt de bestaande situatie van vóór de inwerkingtreding van de wet gecontinueerd.

Er kan echter nog slechts één soort examen worden afgelegd. De mogelijkheid om bij de Stichting Examenbureau Beroepsvervoer (SEB) een eenvoudiger examen af te leggen, waarmee een vergunning voor uitsluitend binnenlands beroepsvervoer kon worden verkregen, is vervallen omdat een vergunning voor uitsluitend binnenlands beroepsvervoer onder het regime van de wet niet meer bestaat.

Artikel 6

Als gevolg van de inzet om gelijke concurrentievoorwaarden voor alle vervoerders te realiseren, is voor de financiële draagkracht, waartoe de eis eveneens in artikel 2.8 van de wet is neergelegd, de strengere eis dan de EG-richtlijn stelde, losgelaten. De in dit artikel genoemde bedragen komen thans dan ook overeen met de bedragen, genoemd in artikel 3, derde lid, onder c) van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer.

De uitstelmogelijkheid om te voldoen aan de eis van financiële draagkracht is conform de regeling die krachtens de Wet goederenvervoer over de weg bestond. Voldoet men hier na een jaar niet aan, dan trekt de NIWO de vergunning in.

Ook voor wat betreft de concretisering van de eis van financiële draagkracht, met name in de vorm van het in de richtlijn genoemde kapitaal en reserves waarover de vervoerder moet kunnen beschikken, en de wijze waarop dat aan de NIWO moet worden aangetoond, is aangesloten bij de reeds geldende regelgeving. Gebleken is echter dat voor de voor verlenging van de vergunning benodigde kredietwaardigheidstoets de eis dat de verklaring van voldoende kapitaal en de waardering van het beschikbare risicodragend vermogen moet worden verleend door een registeraccountant of een administratiekantoor, tot onevenredige administratieve lasten kan leiden.

De NIWO accepteert daarom ingeval van aanvragen om verlenging van een vergunning ook verklaringen van belastingexperts. Teneinde de kwaliteit te waarborgen moeten deze belastingexperts wel aangesloten zijn bij gerenommeerde organisaties zoals de Nederlandse orde van administratie- en belastingdeskundigen of het college van belastingadviseurs. De NIWO maakt uiteraard aan de bij haar ingeschreven vergunninghouders en aan aanvragers van een vergunning bekend welke organisaties zij daartoe aanwijst.

Artikelen 7 tot en met 10

De in de Nederlandse wetgeving neergelegde bepalingen ten aanzien van CEMT-vergunningen en bilaterale ritmachtigingen vloeien voort uit CEMT-afspraken en internationale verdragen. Deze bepalingen, die voorheen in het Besluit goederenvervoer over de weg waren opgenomen en thans hun grondslag vinden in artikel 2.3 van de wet, zijn dan ook ongewijzigd overgenomen.

Artikel 11

De NIWO, die tezamen met Verkeer en Waterstaat betrokken is bij onderhandelingen in de CEMT en bij bilaterale onderhandelingen, houdt thans reeds in de periodiek uitgegeven NIWO-gids de houders van communautaire vergunningen en van CEMT-vergunningen en ritmachtigingen op de hoogte van actuele ontwikkelingen op het gebied van benodigde documenten. Door plaatsing door de NIWO op haar internet-site is de NIWO-gids algemeen te raadplegen.

Artikelen 12 tot en met 14

De hoofdregel, dat een ondernemer slechts vervoer mag doen verrichten door een bestuurder die bij hem in dienstbetrekking is, is bij amendement uit de Wet goederenvervoer over de weg overgenomen.

Op grond van dit amendement zouden regels met betrekking tot ontheffing van deze eis van dienstbetrekking bij algemene maatregel van bestuur dienen te worden geregeld.

De ontheffingsmogelijkheid van de eis van dienstbetrekking kan bij ministeriële regeling worden geregeld op grond van artikel 2.11, vierde lid, van de wet, zoals dat lid is komen te luiden ingevolge de Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard alsmede wijziging van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit, de Binnenschepenwet en de Wet wegvervoer goederen op enkele punten (Stb. 428).

Van de ontheffing van de eis van dienstbetrekking werd in de praktijk reeds op grote schaal gebruik gemaakt door inhuur van bestuurders via uitzendorganisaties en vergelijkbare instellingen, die daartoe van de Minister van Verkeer en Waterstaat een aanwijzing ontvingen. Deze mogelijkheid wordt onverkort gehandhaafd, waarbij gewaarborgd is dat reeds op grond van de Wet goederenvervoer over de weg verleende aanwijzingen hun geldigheid blijven behouden.

Om praktische redenen is ervoor gekozen het model van de verklaring van dienstbetrekking bekend te maken door terinzagelegging.

Voor de verklaring van inhuur via een daartoe aangewezen instelling is niet langer een model verplicht.

De ontheffing voor vervoer met vrachtwagens met een laadvermogen van niet meer dan 500 kg is geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie. De Wet goederenvervoer over de weg was in zijn geheel niet op dit vervoer van toepassing. De Wet wegvervoer goederen koppelt echter slechts het van overeenkomstige toepassing zijn van Europese regelgeving aan een gewichtsgrens. Voor de eis van dienstbetrekking, die niet voortvloeit uit Europese regelgeving, dient daarom op juridische gronden een ontheffing te worden opgenomen.

Artikel 15

Omdat de bepalingen terzake van de vrachtbrief op verzoek van het bedrijfsleven gehandhaafd zijn, kon ook dit artikel onverkort uit de reeds bestaande regelgeving worden overgenomen.

Artikel 16

Dit artikel strekt tot uitvoering van artikel 4.3, eerste lid, onder a. en tweede lid, van de wet. Het bestuur van de NIWO bestaat thans uit tien leden. Gelet op artikel 4.3, eerste lid,onder b. worden acht daarvan benoemd overeenkomstig onderdeel a. Genoemde organisaties, die thans reeds zijn vertegenwoordigd in het bestuur van de NIWO, zijn de representatieve organisaties van onderscheidenlijk ondernemers, werknemers en verladers/eigen vervoerders.

Artikel 17

De in dit artikel bedoelde overeenkomst werd op 25 mei 2006 te Sochi in de Russische Federatie gesloten in het kader van een proces, dat uiteindelijk moet leiden tot een algehele afschaffing van de visumplicht tussen de Europese Unie en de Russische Federatie.

Artikel 4 van deze overeenkomst geeft een opsomming van de bewijsstukken ter rechtvaardiging van het doel van de reis. Een visum kan eenvoudig worden verkregen indien een van deze bewijsstukken kan worden getoond.

Voor chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer tussen de Russische Federatie en de lidstaten verzorgen met voertuigen die zijn geregistreerd in de lidstaten of in de Russische Federatie, merkt onderdeel c) als bewijsstuk aan een schriftelijke uitnodiging van de nationale vereniging (vakbond) van vervoerders van de Russische Federatie of van een nationale vereniging van vervoerders van een lidstaat die internationaal goederenvervoer over de weg verzorgt, waarin het doel, de duur en de frequentie van de reizen staan vermeld.

De NIWO is als organisatie waarbij alle vervoerders geregistreerd zijn, bij uitstek geschikt om deze uitnodiging te verschaffen.

Artikel 18

Met dit artikel worden overtredingen van voorschriften in verband met CEMT-vergunningen en ritmachtigingen strafbaar gesteld. Tevens worden overtredingen van de voorschriften ter zake van belading en apk, welke reeds op grond van de Wegenverkeerswet 1994 strafbaar zijn, in het kader van de wet als economisch delict aangemerkt.

Nieuw is dat de verlader mede strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor overtreding van beladingsvoorschriften. In het derde lid wordt daarmee aan artikel 2.6, tweede lid, van de wet uitvoering gegeven.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.


XNoot
1

Stcrt. 1998, 227; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 6 juni 2007 (Stcrt. 108).

Naar boven