De Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 4, 5 en 6 van
het Besluit detectie radioactief besmet schroot;
Besluiten:
ARTIKEL I
De Regeling detectie radioactief besmet
schroot wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt de zinsnede ‘en de
daarop berustende bepalingen’.
2. In de alfabetische rangschikking wordt het
volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving ingevoegd:
- Minister:
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer;.
3. De begripsomschrijving van het begrip
‘verhoogd stralingsniveau’ komt te luiden: niveau van
omgevingsdosisequivalenttempo dat gelijk is aan of hoger is dan 10 nSv.h-1
boven het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau.
B
Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘en de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen’ vervangen door ‘kan’.
2. Er wordt een lid toegevoegd,
luidende:
D
De bijlage wordt vervangen door de bij deze
regeling behorende bijlage.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2009.
De Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.M. Cramer.
De Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner.
BIJLAGE BIJ ARTIKEL I, ONDER D
Bijlage bij de Regeling detectie radioactief besmet
schroot
Deel I. Voorschriften met betrekking tot detectieapparatuur, de
wijze van meten en de omstandigheden waaronder de metingen worden
verricht
Apparatuur
1. Indien een lading schroot per auto of per trein binnen de
inrichting wordt gebracht, wordt deze lading gemeten met een
poortdetector.
2. Indien een lading schroot per schip in bulk wordt
aangevoerd, wordt deze lading gemeten:
a. met een kraandetector of
b. met een poortdetector, nadat de lading schroot is
overgeladen in een of meer containers.
Voorschriften met betrekking tot detectoren
Met betrekking tot een detector geldende voorschriften:
1. een detector moet in ieder geval gammastraling kunnen
meten;
2. de detectors van een poortdetector vormen een integraal
meetsysteem;
3. de horizontale afstand tussen de detectors van een
poortdetector bedraagt niet meer dan 6 meter;
4. de detectielimiet van iedere afzonderlijke detector wordt
bepaald met toepassing van formule:
detectielimiet = 3,39 x √ achtergrondteltempo
(s–1)
5. het alarmniveau van een detector wordt ten hoogste 10
nSv.h–1 ingesteld boven de detectielimiet;
6. de detector is zodanig ingericht en ingesteld, dat het
meten van een verhoogd stralingsniveau wordt aangegeven door een akoestisch of
visueel signaal;
7. degene die de inrichting drijft, laat minimaal eenmaal per
jaar de aanwezige detectoren testen door een deskundig bedrijf op het voldoen
aan het onder 6 gestelde voorschrift, waarbij is verzekerd dat een toename van
het omgevingsdosisequivalenttempo op enig punt van het oppervlak van een
detector met 10 nSv.h–1, veroorzaakt door een stilstaande
onafgeschermde Cs-137 bron, ertoe leidt dat het akoestisch of visueel signaal
wordt gegeven;
8. indien een afwijking wordt geconstateerd bij de in het
voorschrift 7 bedoelde testmeting, zorgt degene die de inrichting drijft,
ervoor dat deze zo spoedig mogelijk ongedaan wordt gemaakt;
9. van de bepaling van de detectielimieten en van de
testmetingen worden rapportages opgesteld.
Meten van een lading schroot
Meten met een poortdetector geschiedt op de volgende
wijze:
1. de te bemeten lading schroot verplaatst zich tijdens het
meten met een snelheid van niet hoger dan 10 km/uur tussen de detectoren;
2. de integratietijd tijdens het meten bedraagt niet meer dan
1 seconde.
Meten met een kraandetector geschiedt op de volgende
wijze:
1. het stralingsniveau wordt gemeten door iedere greep schroot
van een kraan te bemeten, waarbij geen delen schroot zodanig ver uit de grijper
mogen steken of hangen dat het stralingsniveau daarvan niet meer gemeten
wordt;
2. de integratietijd tijdens het meten bedraagt niet meer dan
1 seconde.
Deel II. Voorschriften met betrekking tot de registratie van
meetgegevens
Gegevens per meting
1. Een register als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het
besluit, bevat van iedere meting de volgende gegevens:
de datum van de meting;
het tijdstip van de meting;
de meetwaarde van de meting;
soort meetapparatuur waarmee de meting is uitgevoerd met
vermelding van de gegevens betreffende merk en type van die apparatuur.
2. Indien bij een meting het alarm is afgegaan, worden voorts
de volgende gegevens geregistreerd:
het afgaan van het alarm;
de achtergrondmeetwaarde op het moment van de meting;
het alarmniveau waarop de detector is ingesteld op het
moment van de meting;
naam en adres van de leverancier van de gemeten lading
schroot;
naam en adres van de vervoerder van de gemeten lading
schroot;
plaats en land van herkomst van de gemeten lading
schroot;
het kenteken van het transportmiddel waarmee de gemeten
lading schroot binnen de inrichting is gebracht.
3. Bij het meten van schroot met een kraandetector wordt het
meten van één greep schroot met een kraan beschouwd als één meting.
4. De registratie is zo ingericht dat de met betrekking tot
een meting geregistreerde gegevens in samenhang kunnen worden bezien.
Periode voor het bewaren van de gegevens
De in het register opgenomen gegevens worden gedurende ten
minste vijf jaren bewaard.
Rapportages uit deel I
De rapportages, bedoeld in deel I van deze bijlage, worden in
het register opgenomen.
Deel III. Vaardigheden en bekwaamheden
Vaardigheden en bekwaamheden
Een aangewezen persoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid,
van het besluit beschikt over de volgende vaardigheden en bekwaamheden:
Opleidingen
Als opleidingen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, worden
aangewezen:
a. ‘Praktijkstudiedag Ioniserende Straling voor de Metaal
& Schroothandel’, ontwikkeld door de Röntgen Technische Dienst BV (RTD) in
samenwerking met SBC/Elsevier opleiding en advies;
b. ‘Omgaan met radioactiviteit met betrekking tot Metaal- en
Schroothandelaren’, ontwikkeld door de Nuclear Research and consultancy Group
v.o.f. (NRG).
Met een opleiding als bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt
gelijkgesteld een opleiding, gegeven in een andere lidstaat van de Europese
Unie, dan wel een staat niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die
partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat
Nederland bindt, en die een opleidingsniveau waarborgt dat ten minste
gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt
nagestreefd.
TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Op 1 januari 2003 is het Besluit detectie radioactief besmet
schroot (‘het Besluit’) in werking getreden. Op 30 april 2003 volgde de
inwerkingtreding van de daarop gebaseerde Regeling detectie radioactief besmet
schroot (‘de Regeling’).
Het Besluit verplicht bedrijven met een hoge omzet aan schroot
tot het gebruik van apparatuur voor de detectie van radioactief besmet
metaalschroot en het stellen van financiële zekerheid voor de kosten van het
verwijderen van radioactief besmet metaalschroot.
In de Regeling zijn eisen gesteld ten aanzien van de
detectieapparatuur en de wijze van meten, ten aanzien van de registratie van
meetgegevens en ten aanzien van de vaardigheden en bekwaamheden van
personen.
In de praktijk is gebleken dat het Besluit en de Regeling op
een aantal punten verbetering behoeven. In de Regeling zijn daarom de volgende
wijzigingen aangebracht:
– Er is een begripsomschrijving van ‘Minister’ toegevoegd en
de begripsomschrijving van ‘verhoogd stralingsniveau’ is verduidelijkt. Van de
gelegenheid is gebruik gemaakt om in de aanhef van artikel 1 een onjuiste
zinsnede te schrappen.
– Het volgen van een opleiding is voortaan verplicht voor de
persoon die door de ondernemer is belast met (het toezicht op) de
metingen.
– Het bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen van de
voorschriften uit de delen I en II van de bijlage is vereenvoudigd. Tevens
wordt het mogelijk verleende ontheffingen in te trekken.
– De voorschriften met betrekking tot de te gebruiken
detectie-apparatuur, de registratie van meetgegevens en de vereiste
vaardigheden en bekwaamheden zijn op een aantal punten verduidelijkt,
vereenvoudigd en beter aangepast aan de dagelijkse praktijk.
– Er is een regeling opgenomen voor de erkenning van
vergelijkbare diploma’s uit andere lid-staten van Europese Unie en andere
lidstaten van de Europese Economische Ruimte.
Het Besluit is onlangs gewijzigd door het Besluit van 11 november
2008 tot wijziging van het Besluit detectie radioactief besmet schroot
(beperking reikwijdte), (Stb. 2008, 543).
Administratieve lasten
Een aantal onderdelen van het Besluit en de Regeling bevat
administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Administratieve lasten worden
veroorzaakt door informatieverplichtingen aan de overheid die zijn opgenomen in
regelgeving. Een informatieverplichting is de plicht om informatie te
verzamelen, bewerken, bewaren en/of op te sturen. Het betreft de volgende
informatieverplichtingen:
– Meten van radioactiviteit (artikel 2).
– Het registreren van de metingen (artikel 3).
– Vaardigheden en bekwaamheden verantwoordelijke persoon
(artikel 4).
De Regeling bevat de mogelijkheid voor bedrijven om een
ontheffing aan te vragen voor de voorschriften uit bijlagen I en II van de
Regeling. De afgelopen vijf jaar is het slechts eenmaal voorgekomen dat een
bedrijf ontheffing heeft gevraagd. De administratieve lasten die uit deze
verplichting voortvloeien zijn verwaarloosbaar.
De huidige administratieve lasten voor het bedrijfsleven op basis
van het Besluit en de Regeling zijn gecorrigeerd van € 3,1 miljoen per jaar
naar € 7,5 miljoen per jaar. De reden hiervoor is dat er meer bedrijven onder
de huidige regelgeving vallen dan bij de inwerkingtreding werd aangenomen.
Door de wijziging van de Regeling dalen de administratieve lasten
voor het bedrijfsleven met € 3,0 miljoen per jaar ten opzichte van de
gecorrigeerde huidige administratieve lasten van € 7,5 miljoen per jaar. Dit is
een reductie van 40%.
De administratieve lasten voor de bedrijven zijn verder gedaald
doordat de investeringen die de bedrijven hebben moeten doen bij de invoering
van het Besluit zijn afgeschreven. Hiermee dalen de jaarlijkse administratieve
lasten met € 0,9 miljoen (12,2%).
De Regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten
voor burgers, omdat de Regeling alleen op bedrijven van toepassing is.
Notificatie
De ontwerpregeling is op 23 juni 2008 gemeld aan de Commissie
van de Europese Gemeenschappen [notificatienummer 2008/0248/NL] ter voldoening
aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een
informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en
regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204, zoals
gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Naar
aanleiding van de notificatie zijn geen reacties ontvangen.
De regeling heeft geen significante gevolgen voor de handel,
zodat geen melding bij de WTO heeft plaatsgevonden.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A, onder 3
Het begrip ‘verhoogd stralingsniveau’ is verduidelijkt. Het
begrip wordt nu gerelateerd aan een werkelijk stralingsniveau in plaats van aan
een gemeten stralingsniveau.
Onderdeel B
Door wijziging van artikel 4, tweede lid, is het volgen van één
van de in de bijlage aangewezen opleidingen verplicht geworden. Met de oude
formulering was het overleggen van een verklaring van de opleidingsinstantie
dat men de opleiding had gevolgd een mogelijkheid om aan te tonen dat men over
de voorgeschreven vaardigheden en bekwaamheden beschikte. Met de nieuwe
formulering is het volgen van een van die opleidingen verplicht gesteld en
dient men ten bewijzen daarvan een verklaring van de desbetreffende instantie
te overleggen.
Onderdeel C
Het bevoegde gezag voor de verlening van ontheffingen voor de
voorschriften uit de bijlagen I en II wordt vereenvoudigd (art. 5, eerste lid).
Deze voorschriften hebben betrekking op detectieapparatuur, de wijze van meten
en de omstandigheden waaronder de metingen worden verricht en op de registratie
van meetgegevens. Voortaan zal de verlening van deze ontheffingen geschieden
door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
(VROM) alleen, in plaats van door de Ministers van VROM en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid gezamenlijk.
Op grond van het nieuwe derde lid van artikel 5 is de
Minister van VROM voortaan ook bevoegd een eenmaal verleende ontheffing in te
trekken, indien het belang van de bescherming tegen ioniserende straling dat
noodzakelijk maakt.
Onderdeel D
Vanwege de vele wijzigingen in bijlage wordt de bijlage in zijn
geheel vervangen.
BIJLAGE
Deel I
In deel I van de bijlage zijn voorschriften met betrekking tot
detectieapparatuur, de wijze van meten en de omstandigheden waaronder de
metingen worden verricht, opgenomen.
Aangezien de mogelijkheid om met handmeetapparatuur te meten uit
het Besluit is geschrapt, zijn de voorschriften met betrekking tot
handmeetapparatuur komen te vervallen.
Van de poortdetector wordt verwacht dat het een geïntegreerd
meetsysteem betreft. Dat wil zeggen dat het systeem een meting in samenhang
verwerkt en bij een verhoogd stralingsniveau een akoestisch of visueel signaal
geeft.
De maximale afstand tussen de detectoren van een poortdetector is
verhoogd van 4,5 naar 6 meter. Dit is om tegemoet te komen aan de praktijk.
Onderzoek heeft aangetoond dat de mogelijkheid tot detectie weinig afneemt bij
het vergroten van de afstand van 4,5 naar 6 meter.
Voor de bepaling van de detectielimiet hoeft niet langer gebruik
gemaakt te worden van ISO 11929. In de praktijk stuitte dit veelal op
problemen, waardoor nu gekozen is voor een meer pragmatische aanpak door een
eenvoudige formule voor te schrijven voor het bepalen van de
detectielimiet.
Tevens is de kalibratie van de meetapparatuur komen te vervallen
en is nu alleen een jaarlijkse testmeting verplicht. Een geconstateerde
afwijking bij deze testmeting moet zo spoedig mogelijk ongedaan worden
gemaakt.
Deel II
In deel II van de bijlage zijn de registratieverplichtingen
opgenomen. Die waren voor elke meting hetzelfde. Door wijziging van deel II
hoeven voor metingen waarbij het alarm niet is afgegaan, voortaan minder
gegevens te worden geregistreerd. De gegevens worden geregistreerd ten behoeve
van de handhaving door de inspecties. Het bleek in de praktijk voor de metingen
die niet tot een alarm leiden voldoende om datum, tijdstip, meetwaarde en de
aard en type van de meetapparatuur te registreren.
Naast de gegevens die voor elke meting worden geregistreerd,
moeten, indien het alarm afgaat, ook de volgende gegevens worden geregistreerd:
de achtergrondmeetwaarde op het moment van de meting, het alarmniveau waarop de
detector is ingesteld op het moment van de meting, de naam en het adres van de
afzender van de gemeten lading schroot, de naam en het adres van de vervoerder
van de gemeten lading schroot, plaats en land van herkomst van de gemeten
lading schroot en het kenteken van het transportmiddel waarmee de gemeten
lading schroot binnen de inrichting is gebracht.
De bewaartermijn van de geregistreerde gegevens is teruggebracht
van tien jaar naar vijf jaar.
Deel III
In deel III van de bijlage zijn de vaardigheden en bekwaamheden
vermeld waarover personen moeten beschikken die bij een inrichting de metingen
verrichten of onder wiens toezicht die metingen worden verricht.
In artikel 4, tweede lid, van de Regeling is aangegeven dat men
een verklaring dient te overleggen waaruit blijkt dat men heeft deelgenomen aan
(een van) de in de bijlage aangewezen opleidingen.
Als zodanig was reeds aangewezen de ‘Praktijkstudiedag
Ioniserende Straling voor de Metaal & Schroothandel’, ontwikkeld door de
Röntgen Technische Dienst BV (RTD) in samenwerking met SBC/Elsevier opleiding
en advies. Daaraan is nu toegevoegd de opleiding ‘Omgaan met radioactiviteit
met betrekking tot Metaal- en Schroothandelaren’, ontwikkeld door de Nuclear
Research and consultancy Group v.o.f. (NRG).
Er is een regeling opgenomen voor de erkenning van vergelijkbare
diploma’s uit andere lid-staten van de Europese Unie en andere lidstaten van de
Europese Economische Ruimte.
De Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.M. Cramer.
De Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner.