Besluit van 11 november 2008 tot wijziging van het Besluit detectie radioactief besmet schroot (beperking reikwijdte)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 29 september 2008, nr. BJZ2008091385, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens Onze Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 21, eerste lid, en 32, eerste lid, van de Kernenergiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 15 oktober 2008, nr. W08.08.0421/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 5 november 2008, nr. BJZ2008103590, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit detectie radioactief besmet schroot wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische rangschikking wordt het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving ingevoegd:

omzet:

hoeveelheid schroot die binnen de inrichting wordt gebracht;.

2. In de begripsomschrijving van «radioactief besmet schroot» wordt de zinsnede «roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot,» vervangen door «schroot» en wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.

3. Het begrip «schroot» en de daarbij behorende begripsomschrijving vervallen.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onder a, komt te luiden:

  • a. op inrichtingen waarvan de omzet per kalenderjaar lager is dan:

    • 1. 500 ton roestvrij-staalschroot,

    • 2. 1000 ton aluminiumschroot, of

    • 3. 20 000 ton ijzerschroot,

    met dien verstande dat voor inrichtingen die reeds ten minste twee volle kalenderjaren een omzet aan schroot hebben gehad, de gemiddelde omzet over de twee laatst verstreken kalenderjaren bepalend is;.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, blijven de artikelen 7 tot en met 9 van toepassing op inrichtingen waarop dit besluit ingevolge voornoemd artikelonderdeel eerder van toepassing is geweest, totdat is voldaan aan de bewijsplicht, bedoeld in artikel 8, derde lid.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een meting als bedoeld in artikel 3 wordt verricht met behulp van een poortdetector of meetapparatuur bevestigd aan een grijper.

2. In het tweede lid wordt voor «detectieapparatuur» ingevoegd: in het eerste lid genoemde.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

  • 2. Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen regels stellen met betrekking tot de te registreren gegevens, de wijze waarop de resultaten van de metingen worden geregistreerd en de periode gedurende welke de gegevens bewaard worden.

E

In artikel 6, eerste lid, wordt na «daartoe» ingevoegd: schriftelijk.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt de zinsnede «en daarin aanwezig radioactief besmet schroot als bedoeld in artikel 7, eerste lid, heeft verwijderd» vervangen door: , dan wel niet langer voldoet aan artikel 2, tweede lid, onder a, en aantoonbaar geen radioactief besmet schroot aanwezig is binnen de inrichting.

b. De tweede volzin vervalt.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Degene die de inrichting drijft, meldt Onze Minister onverwijld:

    • a. de beëindiging van de in het eerste lid bedoelde activiteiten en

    • b. een omzetdaling waardoor niet langer wordt voldaan aan artikel 2, eerste lid, onder a.

  • 3. Degene die de inrichting drijft, legt tevens in de in het tweede lid bedoelde gevallen schriftelijk bewijs over dat geen radioactief besmet schroot aanwezig is binnen de inrichting.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 11 november 2008

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achttiende december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2003 is het Besluit detectie radioactief besmet schroot (hierna aangeduid als: het Besluit) in werking getreden.

Het Besluit legt vier verplichtingen op aan bedrijven met een hoge omzet aan schroot:

het meten van ioniserende straling van binnenkomend schroot;

het bijhouden van een register van bovengenoemde metingen;

het aanwijzen van een persoon die de metingen uitvoert of onder wiens toezicht de metingen worden uitgevoerd;

het stellen van financiële zekerheid ter dekking van de verwijderingskosten van radioactief besmet schroot.

Dit besluit vloeit niet voort uit een Europese Richtlijn. Er is wel een Resolutie van de Raad van de Europese Unie (2002/C119/5), waarin landen wordt geadviseerd maatregelen te bestuderen voor het minimaliseren van stralingsrisico’s in verband met de aanwezigheid van radioactieve stoffen in de recycling van metaalhoudende materialen en voor een adequaat toezicht en controle hierop in de lidstaten. Er worden geen gevolgen voor de marktwerking verwacht van deze wijziging van het Besluit.

Bij de totstandkoming van dit besluit is afgesproken dat het na twee jaar zou worden geëvalueerd. Hierbij zou de nadruk liggen op de werking in de praktijk en het voorkomen van onbedoelde neveneffecten (nota van toelichting, Algemeen deel, deel 2, Systematiek van het besluit). Deze evaluatie heeft inmiddels plaatsgevonden en is verricht door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM).

Hieruit zijn enkele aandachtspunten naar voren gekomen, die verbetering behoeven. Deze aanpassingen worden hieronder toegelicht. De belangrijkste zijn:

Een versoepeling van de meetverplichting op de aanwezigheid van ioniserende straling voor al het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht.

Een verduidelijking van de verplichting voor de drijver van de inrichting om financiële zekerheid te stellen ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het verwijderen van radioactief besmet schroot dat hij in de inrichting voorhanden heeft.

Bedrijfseffecten en milieueffecten

Voor inrichtingen waar wordt gewerkt met roestvrijstaalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot, heeft de regelgeving bedrijfseffecten. Volgens het onderzoek van SiraConsulting naar de administratieve lasten zullen 100 bedrijven onder de werking van het aangepaste Besluit vallen.

De meest waarschijnlijke aard en omvang van de ontwerpregelgeving is opgesplitst naar de diverse typen handelingen met schroot en is als volgt.

  • Meten en signaleren van radioactief schroot bij levering: € 980.600 (reductie van 33%).

  • Gebruik apparatuur bij metingen: geen (reductie van 100%).

  • Registreren van metingen: € 1.513.800 (reductie van 57%).

  • Aanstellen van verantwoordelijke functionaris € 233.200 (reductie van 33%).

  • Vastleggen handelswijze in het geval van detectie € 699.300 (reductie van 33%).

  • Financiële zekerheid € 109.800 (reductie van 33%).

De bedrijven hebben nog steeds profijt van de investeringen die zijn gedaan onder het oude Besluit. De poortdetectoren zullen worden afgeschreven volgens de planning zoals die is geweest bij aanschaf. Registratie gebeurt door middel van een aan de detector verbonden computer. De kosten zijn met 53% afgenomen. Bovendien vallen er 50 bedrijven minder onder de werkingssfeer van het aangepaste dan onder het oude Besluit.

Wat betreft de milieueffecten van dit Besluit kan worden geconcludeerd dat deze aanpassing van het Besluit een neutraal effect voor het milieu zal hebben.

Administratieve lasten

Een aantal onderdelen van het Besluit levert administratieve lasten op voor het bedrijfsleven. Administratieve lasten worden veroorzaakt door informatieverplichtingen die zijn opgenomen in regelgeving. Het gaat hierbij met name om de doelgroep van het Besluit, de aanschaf van apparatuur, het aanstellen van een verantwoordelijke functionaris en om de financiële zekerheidstelling. De meeste administratieve lasten vloeien voort uit de bij het Besluit behorende Regeling detectie radioactief besmet schroot. Deze administratieve lasten worden bij de Regeling nader toegelicht.

De inschatting van de huidige administratieve lasten voor bedrijven op basis van het Besluit en de Regeling detectie radioactief schroot dient te worden gecorrigeerd van € 3,1 miljoen per jaar naar € 7,5 miljoen per jaar. Dat komt omdat er meer bedrijven onder de huidige regelgeving vallen dan destijds werd aangenomen.

Het wijzigingsbesluit (inclusief de wijzigingsregeling) doet de administratieve lasten van het bedrijfsleven dalen met € 3,0 miljoen per jaar ten opzichte van de gecorrigeerde huidige administratieve lasten van € 7,5 miljoen per jaar. Dit is een reductie van 40,3%.

De administratieve lasten van de bedrijven zijn verder gedaald doordat de investeringen die de bedrijven hebben moeten doen bij de invoering van het Besluit zijn afgeschreven. Hiermee dalen de jaarlijkse lasten met € 0,9 miljoen (12,2%).

Het wijzigingsbesluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers, omdat zowel het Besluit als de regeling alleen op bedrijven van toepassing zijn.

Voorpublicatie, voorhang en notificatie

Het besluit is in ontwerp op grond van artikel 76, eerste lid, van de Kernenergiewet overgelegd aan beide kamers van de Staten-Generaal en op 8 mei 2008 in de Staatscourant gepubliceerd. Naar aanleiding van deze voorpublicatie is één reactie binnengekomen, die echter betrekking had op de tekst van de vigerende Regeling detectie radioactief besmet schroot.

Het ontwerpbesluit is op 13 juni 2008 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen [notificatienummer 2008/0231/NL] ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

Artikel I, onderdeel C, van het wijzigingsbesluit (artikel 4 van het besluit) bevat vermoedelijk een technisch voorschrift. Mocht deze bepaling een handelsbelemmering bevatten, dan wordt deze gerechtvaardigd geacht, omdat de maatregel noodzakelijk en proportioneel is.

De maatregel is noodzakelijk uit het oogpunt van veiligheid van arbeidsomstandigheden. De maatregel is proportioneel, omdat het effect dat de maatregel beoogt, niet met minder ingrijpende maatregelen bereikt kan worden.

Naar aanleiding van de notificatie zijn geen reacties ontvangen.

De maatregel heeft geen significante gevolgen voor de handel, zodat geen melding bij de WTO heeft plaatsgevonden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In de praktijk was het niet voor iedereen duidelijk wat bedoeld werd met «omzet». Met het opnemen van het begrip «omzet» en de daarbij behorende begripsomschrijving «hoeveelheid schroot die binnen de inrichting wordt gebracht» wordt hierover duidelijkheid verschaft.

Het begrip «schroot» en de daarbij behorende begripsomschrijving zijn komen te vervallen, aangezien dit begrip duidelijk genoeg is gebleken en in de praktijk geen nadere omschrijving behoeft. In artikel 1 is een gewijzigde definitie opgenomen van radioactief besmet schroot. In de begripsomschrijving van «radioactief besmet schroot» kon de zinsnede «roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot» worden vervangen door «schroot», omdat in artikel 2 van het Besluit al is bepaald dat het Besluit van toepassing is op inrichtingen waar wordt gewerkt met roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot.

In artikel 3 staat de verplichting dat «het schroot» dat de inrichting binnenkomt, moet worden gemeten. Deze verplichting geldt dus alleen ten aanzien van de bedrijven waarop het Besluit van toepassing is, maar deze bedrijven moeten al het schroot dat binnenkomt meten, dus ook het schroot dat niet van roestvrij staal, aluminium of ijzer is.

Artikel I, onderdeel B

Het Besluit was onder andere van toepassing op inrichtingen met een omzet van 100 ton of meer roestvrij-staalschroot per kalenderjaar. Bedrijven die roestvrij-staalschroot verhandelen, zijn voornamelijk kleinere schrootbedrijven met een omzet tussen de 100 en 500 ton per kalenderjaar die hun roestvrij-staalschroot uit Nederland betrekken. Er zijn weinig voorbeelden van aangetoonde radioactieve stoffen in roestvrij-staalschroot van Nederlandse herkomst. In geïmporteerd roestvrij-staalschroot worden wel geregeld radioactieve stoffen aangetroffen. De importeurs zijn grote bedrijven die meer dan 500 ton roestvrij-staalschroot per kalenderjaar via hun werf verhandelen. Uitgangspunt van het Besluit is dat al het schroot minimaal eenmaal in de cyclus gemeten moet worden op de aanwezigheid van radioactieve stoffen. Vanwege de piramidale opbouw van de schroothandel gaat het schroot van de kleine schrootbedrijven via de grotere regionale en nationale handelaren naar de hersmelters. Gelet op eerdergenoemd uitgangspunt en vanwege de wens om de lasten voor de kleinere bedrijven te beperken is de omzetgrens voor roestvrij-staalschroot in artikel 2 van het Besluit verhoogd van 100 naar 500 ton per kalenderjaar.

Het tweejaarlijks gemiddelde is bepalend geworden omdat op deze manier wordt voorkomen dat een inrichting het ene jaar wel moet voldoen aan de verplichtingen uit het Besluit en het andere jaar weer niet. Enerzijds wordt hiermee de continuïteit van het voldoen aan de verplichtingen uit het Besluit bevorderd, mede gelet op de financiële zekerheidstelling, anderzijds zorgt deze bepaling voor een betere uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van dit Besluit.

Artikel I, onderdeel C

Bedrijven die onder de werking van het Besluit vielen, maar beneden een bepaalde omzetgrens bleven, en bedrijven waar het schroot per schip in bulk werd aangevoerd, mochten het binnenkomend schroot meten met handmeetapparatuur. In de praktijk bleek het meten met handmeetapparatuur vaak te leiden tot onnauwkeurige metingen en kunnen er bij onzorgvuldig gebruik van de apparatuur risico’s voor werknemers optreden. Daarnaast is het een tijdrovende manier van meten. Bedrijven die mochten meten met handmeetapparatuur bleken dan ook niet alle inkomende ladingen te meten. Bovendien is het lastig voorschriften voor het meten met handmeetapparatuur eenduidig te formuleren. De mogelijkheid om te meten met handmeetapparatuur is om genoemde redenen dan ook komen te vervallen. Artikel 4 van het Besluit is daartoe aangepast.

Artikel I, onderdeel D

De inhoudelijke aanduiding van de meetgegevens die moeten worden geregistreerd, is opgenomen in de Regeling detectie radioactief besmet schroot. Inhoudelijke bepalingen hierover in het Besluit zijn komen te vervallen, omdat gebleken is dat dit onderwerp gezien het detailkarakter en vanwege de daarbij noodzakelijke flexibiliteit beter op het niveau van een regeling kan worden uitgewerkt.

Artikel I, onderdeel E

In het Besluit was niet bepaald dat de persoon die de metingen en de registratie uitvoert, of onder wiens toezicht dit gebeurt, schriftelijk moest zijn aangewezen. Om onduidelijkheid omtrent de aan te wijzen of aangewezen personen te vermijden, is in artikel 6 van het Besluit voorgeschreven dat de aanwijzing schriftelijk moet geschieden.

Artikel I, onderdeel F

Financiële zekerheid moest ingevolge artikel 8 van het Besluit in stand worden gehouden tot het moment waarop de bedrijfsactiviteiten waren beëindigd en aanwezig radioactief besmet schroot was verwijderd. De drijver van de inrichting moest aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer melden dat hij dat radioactief besmet schroot had verwijderd. Door de gebruikte formulering leek deze meldingsplicht onbedoeld alleen van toepassing op inrichtingen waar radioactief besmet schroot aanwezig was en niet op alle inrichtingen die onder de werkingssfeer van het Besluit vielen. Daarbij was het voor bedrijven ook niet duidelijk welke stukken zij dienden over te leggen. In het Besluit is de genoemde melding daarom vervangen door de verplichting een melding te doen dat de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en schriftelijk bewijs over te leggen dat geen radioactief besmet schroot aanwezig is binnen de inrichting.

Bedrijven die na de berekening van het tweejaarlijks gemiddelde onder de omzetgrens komen, moeten blijven voldoen aan de financiële zekerheidsstelling totdat ze schriftelijk hebben bewezen dat geen radioactief besmet schroot aanwezig is binnen de inrichting. Daarmee wordt voorkomen dat, indien een lading radioactief besmet schroot over het hoofd wordt gezien, de Staat geen verhaalsmogelijkheid meer heeft op het bedrijf in verband met de mogelijke gevolgen van de aanwezigheid van een dergelijke lading.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven