Besluit van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 6 maart 2009, nr. 3075101, houdende instelling van een commissie van onderzoek (Instellingsbesluit commissie van onderzoek besluitvorming Irak)

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een onafhankelijke commissie die tot taak heeft onderzoek te doen naar de voorbereiding en besluitvorming in de periode zomer 2002 tot zomer 2003 over de politieke steun van Nederland aan de inval in Irak in het algemeen en over aspecten van volkenrechtelijke aard, aspecten van de inlichtingen- en informatievoorziening en aspecten van vermeende militaire betrokkenheid in het bijzonder. In dit onderzoek worden betrokken alle door beide Kamers der Staten-Generaal gestelde vragen die op het onderwerp van onderzoek betrekking hebben, alsmede alle vragen van beide Kamers der Staten-Generaal die tijdens het onderzoek van de commissie mogelijk nog over dit onderwerp worden gesteld.

Artikel 2

Als leden van de commissie worden benoemd:

  • de heer mr. W.J.M. Davids, voorzitter;

  • mevrouw prof. dr. M.G.W. den Boer;

  • de heer prof. dr. C. Fasseur;

  • de heer mr. T. Koopmans;

  • de heer prof. dr. N.J. Schrijver;

  • mevrouw prof. dr. M.J. Schwegman;

  • de heer mr. A.P. van Walsum.

Artikel 3

  • 1. De voorzitter ontvangt voor de duur van het onderzoek een vaste vergoeding, gebaseerd op een arbeidsduurfactor van 100% en salarisschaal 18, trede 10, van Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 2. De overige leden ontvangen voor de duur van het onderzoek een vaste vergoeding, gebaseerd op een arbeidsduurfactor van 50% en salarisschaal 18, trede 10, van Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 4

  • 1. De commissie richt het onderzoek naar eigen inzicht in.

  • 2. De commissie verricht haar werkzaamheden op persoonlijke titel.

  • 3. De commissie kan zich laten ondersteunen door personen en instanties die zij nodig acht.

Artikel 5

  • 1. De commissie is bevoegd zich binnen het kader van haar taak rechtstreeks te wenden tot alle instanties en personen die aan het uitvoeren van haar taak een bijdrage kunnen leveren.

  • 2. De commissie is bevoegd om kennis te nemen van alle informatie die zij nodig acht en die zich binnen de relevante overheidsdiensten bevindt, inclusief de besluitvorming en de beraadslagingen van vergaderingen van de ministerraad, en inclusief informatie berustend bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, Buitenlandse Zaken en Defensie.

Artikel 6

De commissie brengt voor 1 november 2009 aan ons een rapport uit over haar bevindingen en de daaraan te verbinden conclusies, onder gelijktijdige doorzending, en daarmee openbaarmaking, aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 7

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt door het secretariaat van de commissie met inachtneming van de terzake geldende bepalingen. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie overgedragen aan het centraal archief van het ministerie van Algemene Zaken.

Artikel 8

Dit besluit kan worden aangehaald als: Instellingsbesluit commissie van onderzoek besluitvorming Irak.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, werkt terug tot en met 25 februari 2009 en vervalt met ingang van 1 januari 2010.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J.P. Balkenende.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen.

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Op 2 februari 2009 heeft de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in een brief aan de Voorzitters van beide Kamers der Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 847, nr. 1 en Kamerstukken I, 2008–2009, 31 847 A) voorgesteld een commissie van onderzoek onder voorzitterschap van de heer mr. W.J.M. Davids, oud-president van de Hoge Raad der Nederlanden, in te stellen, met als opdracht het doen van onderzoek naar de voorbereiding en besluitvorming tussen zomer 2002 en zomer 2003 over de politieke steun van Nederland aan de inval in Irak in het algemeen en over aspecten van volkenrechtelijke aard, aspecten van de inlichtingen- en informatievoorziening en aspecten van vermeende militaire betrokkenheid in het bijzonder. In deze brief is voorts voorgesteld alle door beide Kamers gestelde en nog niet beantwoorde vragen en alle mogelijk nog komende vragen over dit onderwerp, in de handen van de commissie te leggen.

Zoals toegezegd in genoemde brief heeft de heer Davids de commissie zelf nader samengesteld; de benoeming van de overige commissieleden in dit besluit geschiedt op zijn aanbeveling. Ter ondersteuning van de commissie heeft de heer Davids aangetrokken: de heer dr. J.J.G. van der Bruggen (secretaris), mevrouw mr. H. Bos-Ollermann (eerste adjunct-secretaris) en mevrouw drs. M. Lignac (tweede adjunct-secretaris).

De overwegingen op grond waarvan het kabinet voorstelt een dergelijke commissie van onderzoek in het leven te roepen, zijn vermeld in genoemde brief en zijn in het debat dat op 4 februari 2009 hierover met de Tweede Kamer is gehouden, nader toegelicht. Tijdens dit debat is duidelijk geworden dat een meerderheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal geen beletsel ziet in het instellen van deze commissie. In dit debat heeft het kabinet toezeggingen gedaan die worden uitgevoerd.

De Eerste Kamer heeft het kabinet bij brief van 10 februari 2009 (Kamerstukken I, 2008–2009, 31 847 B) bericht dat ook deze in meerderheid geen beletsel ziet in het instellen van deze commissie.

Op verzoek van de Tweede Kamer (motie-Halsema, Kamerstukken II, 2008–2009, 31 847, nr. 6) zal de commissie worden verzocht na ontvangst van haar rapport door de Tweede Kamer beschikbaar te zijn om met de Tweede Kamer daarover in gesprek te gaan.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J.P. Balkenende.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen.

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven