31 847
Onderzoek naar de besluitvorming rond de inval in Irak

B
BRIEF AAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2009

In reactie op uw brief van 2 februari 2009 naar aanleiding van Kamervragen over de besluitvorming betreffende politieke steun van Nederland aan de inval in Irak bericht ik u, gehoord het College van Senioren, het volgende.

De Eerste Kamer heeft kennis genomen van het voornemen van de regering een onafhankelijke commissie een onderzoek te laten verrichten naar de gememoreerde besluitvorming. Zij acht de instelling van deze commissie een verantwoordelijkheid van de regering. In uw schrijven echter meldt u dat deze commissie nader wordt samengesteld «wanneer gebleken is dat de Kamers op voorhand geen beletsel zien in een dergelijke Commissie van onderzoek». In reactie op de kennelijke verwachting van een reactie van de Kamer kan ik u berichten dat een meerderheid van de Kamer, bestaande uit de fracties van CDA, PvdA, ChristenUnie en SGP op voorhand geen beletsel ziet in de instelling van de commissie. Een minderheid, bestaande uit de fracties van VVD, SP, Groen Links, D66, OSF, Partij voor de Dieren en de Fractie Yildirim, is derhalve een andere opvatting toegedaan.

De Kamer gaat ervan uit dat conform ons staatsrecht de vragen van haar leden aan de regering door de regering worden beantwoord. De bovengenoemde minderheid gaat er voorts van uit dat deze beantwoording binnen de gebruikelijke termijn zal geschieden.

Ik deel tot slot mede dat in de vergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer d.d. 17 februari aanstaande, conform eerdere besluitvorming in deze commissie, nadere vragen aan de regering met betrekking tot de onderhavige materie aan de orde zullen zijn.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,

Y. E. M. A. Timmerman-Buck

Naar boven