Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 (verlaging percentages toe te voegen biobrandstoffen)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer maakt ingevolge artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer bekend dat gedurende vier weken na dagtekening van deze Staatscourant een ieder schriftelijk zijn zienswijze naar voren kan brengen over onderstaand ontwerp van een algemene maatregel van bestuur.

Adres: Ministerie van Volkshuisvesting,

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

DGM/RB - IPC 645

Postbus 20951

2500 DEN HAAG

Besluit van

houdende wijziging van het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer (wijziging uitzondering voor topsporters)

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2009, nr. BJZ2009, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van , nr. );

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van , nr. BJZ , Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2, derde lid, van het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer komt te luiden:

  • 3. De verboden, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor zover deze loodhagelpatronen betreffen, zijn niet van toepassing op de bij besluit van Onze Minister na overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen topsporters voor een bij dat besluit te bepalen duur en slechts voor zover deze topsporters gebruik maken van de in dat besluit aangewezen schietbanen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sedert de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

TOELICHTING

Het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer verbiedt het schieten met lood- of zinkhagelpatronen op kleiduiven of daartoe de gelegenheid te geven. Tevens mag men dergelijke patronen niet voorhanden hebben tijdens het schieten op kleiduiven. Het verbod geldt sinds 8 december 20041. Om topsporters en gebruikers van antieke geweren de gelegenheid te geven zich aan deze verboden aan te passen was in het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer tot aan 31 december 2008 voor deze groepen een uitzondering opgenomen. Bij topsporters gaat het om mensen die mogelijk in aanmerking komen voor deelname aan de Olympische Spelen. De uitzondering voor de topsporters en de gebruikers van antieke geweren gold alleen voor het schieten op bepaalde door de Minister van VROM – na overleg met de Minister van VWS – aangewezen schietbanen.

Bij besluit van 7 juli 2005 van de Staatssecretaris van VROM waren 10 topsporters aangewezen. In dat besluit was op verzoek van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie (KNSA) één schietbaan aangewezen waar de uitzondering voor de topsporters en de gebruikers van antieke geweren gold.

De KNSA heeft de Minister van VROM verzocht om de uitzondering in het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer voor topschutters in ieder geval te verlengen tot en met 31 december 2012 en mogelijk tot en met 31 december 2016.

De reden voor dit verzoek is de volgende.

Sinds 1 januari 2001 zijn de internationale wedstrijdreglementen voor het kleiduivenschieten aangepast, waardoor het niet langer verplicht is om met loodhagelpatronen te schieten. De organisatoren van wedstrijden kunnen echter hun eigen voorwaarden stellen.

De praktijk is dat de organisatoren van internationale wedstrijden (zoals EK, WK en Olympische Spelen) het gebruik van loodhagel verplicht blijven stellen, mede vanwege veiligheidsredenen. Loodhagelpatronen hebben namelijk betere ballistische eigenschappen dan patronen van staalhagel. Nederlandse topsporters zullen in het nadeel zijn indien zij niet kunnen trainen met loodhagelpatronen. Daardoor zou de kans op een hoge klassering bij internationale wedstrijden geringer kunnen zijn, waardoor ook de kans op deelname aan de Olympische Spelen kleiner wordt. Zowel de Staatssecretaris van VWS als de voorzitter van NOC*NSF hebben per brief het verzoek van de KNSA tot verlenging van de uitzondering voor de topsporters ondersteund.

Met de onderhavige wijziging van het Besluit kleiduivenschieten milieubeheeris de mogelijkheid voor de Minister van VROM om na overleg met de Minister van VWS, bepaalde topsporters aan te wijzen voor wie de verboden uit artikel 2, eerste en tweede lid, van het besluit niet gelden, aangepast. De duur van die uitzondering voor topsporters zal tegelijkertijd met de aanwijzing van de topsporters worden bepaald. De duur van de uitzondering voor topsporters wordt bekendgemaakt in de Staatscourant. De aanwijzing van de topsporters zal geschieden aan de hand van een voordracht van de KNSA voor de aan te wijzen topsporters. De uitzondering voor de aangewezen topsporters zal alleen gelden voor zover die topsporters gebruik maken van de door Minister van VROM na overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen schietbanen.

Tot aan de inwerkingtreding van het onderhavige besluit is voor topsporters op grond van artikel 9.2.2.7 van de Wet milieubeheer door de Minister van VROM ontheffing verleend van het verbod om loodhagelpatronen voorhanden te hebben of daarmee te schieten.

De uitzondering voor gebruikers van antieke geweren, die met ingang van 1 januari 2009 is komen te vervallen, is met het onderhavige besluit niet verlengd.

Ter uitvoering van artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer is het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal gezonden en is het gepubliceerd in de Staatscourant om een ieder de gelegenheid te geven zijn of haar zienswijze kenbaar te maken.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

Naar boven