Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2009, 20308 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2009, 20308 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Gelet op de artikelen 6, 7 en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1;
Gelet op de artikelen 6.1, 6.4 en 6.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062;
Besluit:
Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 6.1, 6.4 en 6.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 de als bijlagen 1, 2 en 3 bij dit besluit gevoegde beleidsregels.
Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
namens deze:
de directeur-generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
J.M.G. Brandt.
De Nederlandse regering acht het belangrijk dat er een beurzenprogramma bestaat dat mensen uit ontwikkelingslanden in staat stelt deel te nemen aan academische graadverlenende (Masters, PhD) opleidingen van een tot enkele jaren en aandiplomacursussen van maximaal 1 jaar, die geheel of gedeeltelijk door Nederlandse organisaties worden verzorgd. Dit programma voorziet hierin. Het programma komt tegemoet aan een behoefte aan bijscholing op de korte termijn, gericht op capaciteitsopbouw in een breed spectrum van overheids-, privé- en niet-gouvernementele organisaties (onderwijsinstellingen, planningsinstituten, ministeries, basisorganisaties, bedrijven etcetera). De doelgroep bestaat uit personen die reeds afgestudeerd en werkzaam zijn. Zij dienen door hun werkgever te worden voorgedragen voor deelname aan een van de opleidingen.
Het programma staat open voor 61 landen (zie de annex).
Ter vergroting van de impact van de beurzen op de beoogde capaciteitsopbouw wordt de beursverlening gekoppeld aan de institutionele ontwikkeling van organisaties in ontwikkelingslanden. Hoewel de beurzen op individuele basis zullen worden verstrekt, dient de opleidingsbehoefte van kandidaten te zijn ingebed binnen de institutionele ontwikkeling van de lokale organisaties waarvoor zij werkzaam zijn. Dat kunnen opleidingsinstituten zijn, maar ook overheidsdiensten, midden- en klein bedrijf, NGO’s, etcetera. Vraaggerichtheid staat centraal. Vooralsnog kunnen kandidaten uit alle 61 landen zich individueel aanmelden.
Om tegemoet te kunnen komen aan de vraag worden binnen dit programma beurzen verstrekt voor een, voor ontwikkelingssamenwerking, belangrijk deel van de door Nederlandse organisaties aangeboden opleidingen, zowel post-graduate Masters en PhD opleidingen als internationale cursussen waaraan geen graad is verbonden (bijvoorbeeld diplomacursussen of modules van Mastersopleidingen). Relevante cursussen dienen te voldoen aan bepaalde minimumeisen om opgenomen te worden in een voor het programma samen te stellen opleidingenlijst.
Wat betreft de selectie van beursaanvragen voor de academische graadverlenende opleidingen en de korte diplomacursussen wordt de verdeling van beurzen over de verschillende opleidingen gerelateerd aan het totaal van de gekwalificeerde aanvragen en aan de mate waarin de opleidingen een ‘studie in de regio’-component bevatten.
De administratieve en logistieke ondersteuning van de beursverlening wordt in principe door de Nederlandse instelling verleend.
De uitvoering van het programma is door de minister voor de periode 9 oktober 2008 tot en met 31 december 2009, met de mogelijkheid van verlenging met maximaal drie maal een jaar, uitbesteed aan de stichting Nuffic. De Nuffic beheert het programma. Tevens zal de Nuffic in nauwe samenwerking met de ambassades, een belangrijke rol spelen bij de bekendstelling van het aanbod, bij de vraag-aanbod koppeling en bij de externe monitoring en evaluatie. Verder zal de Nuffic namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidies(in de vorm van beurzen) verlenen aan Nederlandse organisaties voor deelname van geselecteerde beursaanvragers aan de desbetreffende opleidingen.
Minimaal 50% van de programmamiddelen zal besteed worden aan bursalen afkomstig uit sub-Sahara Afrika en minimaal 50% van de beurzen zal aan vrouwen worden verleend.
Annex: Landenlijst
Landenlijst NFP beurzenprogramma voor opleidingen met een academische graad, van één tot enkele jaren en voor korte opleidingen van maximaal één jaar
1. Afghanistan | 33. Jemen |
2. Albanië | 34. Jordanië |
3. Armenië | 35. Kaapverdië |
4. Bangladesh | 36. Kenia |
5. Benin | 37. Kosovo |
6. Bhutan | 38. Macedonië |
7. Bolivia | 39. Mali |
8. Bosnië-Herzegovina | 40. Moldavië |
9. Brazilië | 41. Mongolië |
10. Burkina Faso | 42. Mozambique |
11. Burundi | 43. Namibië |
12. Cambodja | 44. Nepal |
13. China | 45. Nicaragua |
14. Colombia | 46. Nigeria |
15. Costa Rica | 47. Oeganda |
16. Cuba | 48. Pakistan |
17. Democratische Republiek Kongo | 49. Palestijnse autoriteit |
18. Ecuador | 50. Peru |
19. Egypte | 51. Rwanda |
20. El Salvador | 52. Senegal |
21. Eritrea | 53. Soedan |
22. Ethiopië | 54. Sri Lanka |
23. Filippijnen | 55. Suriname |
24. Georgië | 56. Tanzania |
25. Ghana | 57. Thailand |
26. Guatemala | 58. Vietnam |
27. Guinee Bissau | 59. Zambia |
28. Honduras | 60. Zimbabwe |
29. India | 61. Zuid-Afrika |
30. Indonesië | |
31. Iran | |
32. Ivoorkust |
Het MENA-Programma heeft als doel bij te dragen aan capaciteitsontwikkeling in zes landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (zie Annex). Naast duurzame capaciteitsopbouw en ontwikkeling van het land in vijf specifieke vakgebieden waarbinnen kennisbehoefte bestaat, fungeert het MENA-programma als instrument voor Nederlandse posten om publiekdiplomatie te beoefenen in hun ambtsgebied. De relaties met de betreffende landen worden op deze wijze versterkt.
Het programma beperkt zich tot de groep van 6 geselecteerde landen, te weten Marokko, Oman, Libanon, Algerije, Syrië, Irak in de regio Noord-Afrika en Midden-Oosten.
Kandidaten voor het NFP-MENA zijn mid-career professionals uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten (30 jaar - 45 jaar), wiens dagelijkse werkzaamheden zich concentreren op één van de hiernavolgende vakgebieden, waarin Nederland qua kennis en onderzoek een belangrijke voorsprong heeft opgebouwd:
– Watermanagement
– Landbouw
– Business administration,
– Geologie en Milieu management
De te ondersteunen individuen/organisaties zijn in Noord Afrika en het Midden-Oosten werkzaam in de hierboven genoemde vakgebieden
De uitvoering van het programma is uitbesteed aan de Stichting Nuffic.
Algerije
Irak
Libanon
Marokko
Oman
Syrië
De Nederlandse regering hecht belang aan een programma voor samenwerkingsprojecten ten behoeve van de duurzame versterking van post-secundaire opleidingscapaciteit in ontwikkelingslanden. Hierdoor zullen deze landen op termijn in staat zijn zelf in de benodigde opleidingen en menskracht te voorzien.
Het programma is gericht op ontwikkeling van de postsecondaire onderwijssector voor de bilaterale samenwerkingssectoren, en voor sectordoorsnijdende dan wel -overstijgende thema’s. Daarnaast is steun aan de postsecundaire onderwijs sector in meer algemene zin mogelijk. Het programma bestaat uit verschillende modaliteiten; naast meerjarige samenwerkingsprojecten, kent het ook eenmalige tailor-made groepstrainingen en meerjarige trainingsafspraken met organisaties uit ontwikkelingslanden.
Het programma zal zich in aansluiting op het Nederlandse bilaterale beleid beperken tot de groep van partnerlanden waarmee Nederland meerjarig samenwerkt; de 24 landen waarin NICHE en de voorloper hiervan (NPT) reeds worden uitgevoerd zijn opgenomen in de annex.
Vraaggerichtheid, ownership en aansluiting bij het sectorbeleid staan centraal. De ontwikkelingslanden geven zelf aan waar hun prioritaire behoeften voor ondersteuning van post-secundair onderwijs- en trainingscapaciteit liggen. Teneinde de duurzaamheid van de interventies te waarborgen wordt een analyse gemaakt van de behoefte aan capaciteitsversterking en wordt de institutionele inbedding van de projecten beoordeeld. Zowel bij de identificatie als de uitvoering zal bovendien aandacht worden gegeven aan beroepsonderwijs en gelijke rechten en kansen voor vrouwen (gender). Tijdens de voorbereiding en uitvoering van de projecten wordt naast de Nederlandse uitvoerders, bij voorkeur ook gebruik gemaakt van geschikte lokale of regionale capaciteit. Naast instellingen voor hoger (beroeps-)onderwijs komen ook andere typen organisaties welke een essentiële rol spelen in de ontwikkeling van post-secundair onderwijs en training (ministeries, nationale commissies, NGO’s) in aanmerking.
De te ondersteunen organisaties zullen in de projecten, meerjarige trainingsprogramma’s en éénmalige tailor-made trainingen samenwerken met Nederlandse organisaties. De laatst genoemde zullen technische expertise leveren. Van het gehele in Nederland aanwezige aanbod kan gebruik gemaakt worden. Tevens dient, voor zover mogelijk, van geschikte lokale of regionale capaciteit gebruik gemaakt te worden. Teneinde op een zo transparant en objectief mogelijke wijze het meest geschikte aanbod bij de vraag te kunnen vinden, wordt voor subsidies die meer dan € 50.000 bedragen een tenderprocedure gehanteerd.
De uitvoering van het programma is door de Minister voor de periode 9 oktober 2008 tot en met 31 december 2009, met de mogelijkheid van verlenging met maximaal drie maal één jaar, uitbesteed aan de stichting Nuffic. De Nuffic beheert het programma. Tevens vervult de Nuffic, in nauwe samenwerking met de ambassades, een belangrijke faciliterende rol bij de vraagidentificatie en vraag-aanbod koppeling. Verder zal de Nuffic namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidiesverlenen voor de uitvoering van de projecten.
De Nuffic zal per deelnemend land een globale budgetindicatie geven. De budgetindicaties worden afhankelijk van de vraag nader ingevuld.
Annex: Landenlijst
1. Afghanistan
2. Bangladesh
3. Benin
4. Bhutan
5. Bolivia
6. Colombia
7. Egypte
8. Ethiopië
9. Ghana
10. Guatemala
11. Indonesië
12. Jemen
13. Kenya
14. Kosovo
15. Mozambique
16. Nicaragua
17. Rwanda
18. Soedan
19. Suriname
20. Tanzania
21. Uganda
22. Vietnam
23. Zambia
24. Zuid Afrika
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-20308.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.