TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling wijzigt het Inkomensbesluit AOW 1996 dat op grond van de Algemene Ouderdomswet is getroffen. Gebleken is dat
diverse wijzigingen in de regelgeving van de afgelopen jaren niet of niet volledig zijn verwerkt. Deze wijzigingsregeling
actualiseert het Inkomensbesluit AOW 1996 op een aantal punten. Zo is met ingang van 1 januari 2007 de Wet werken aan winst
in werking getreden waarin de MKB-winstvrijstelling wordt geïntroduceerd. Het begrip winst in het Inkomensbesluit AOW 1996
wordt met deze regeling hierop aangepast. De overige aanpassingen betreffen met name technische wijzigingen.
Op twee punten is sprake van een beleidsmatige wijziging. De aanpassingen betreffen de oorlog- en verzetspensioenen en de
verdeling van winst in de situatie dat de echtgenoten samenwerken in de uitoefening van het bedrijf of beroep. In het Inkomensbesluit
AOW 1996 werd een deel van de oorlogs- en verzetspensioenen beschouwd als inkomen in verband met arbeid. Overigens werden
niet alle oorlogs- en verzetspensioenen als inkomen – uit of in verband met arbeid – beschouwd. In de brief van de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 maart 2002 is aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2001/02, 27 897, nr. 12) toegezegd dat alle uitkeringen en pensioenen in verband met de Tweede Wereldoorlog uit het Inkomensbesluit AOW 1996 zouden
worden geschrapt. Met de onderhavige regeling zijn alle oorlogs- en verzetspensioenen in het Inkomensbesluit AOW 1996 uitgezonderd
van het inkomensbegrip. Overigens werden deze uitkeringen in verband met jurisprudentie in de uitvoeringspraktijk doorgaans
al niet meer tot het inkomen gerekend (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 juni 2000, LJN: ZB8843, 99/1641
AOW).
Met betrekking tot de verdeling van de winst bij echtgenoten die samenwerken in de uitoefening van het bedrijf of beroep geldt
het volgende. In het Inkomensbesluit AOW 1996 is bepaald dat de winst moet worden verdeeld naar de verhouding tussen de lonen
die beide echtgenoten zouden verdienen als zij de werkzaamheden in loondienst zouden uitvoeren. Dit blijkt in de uitvoeringspraktijk
erg lastig. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) moet proberen de werkzaamheden te vertalen naar functies zoals die beschreven
zijn in CAO’s en op basis daarvan een fictief loon voor beide echtgenoten vast te stellen. Daarbij komt dat het niet logisch
is dat de SVB een andere verdeling van de winst tussen samenwerkende echtgenoten hanteert dan de Belastingdienst op grond
van de Wet inkomstenbelasting 2001. Met deze wijziging wordt een vereenvoudiging voorgesteld door bij echtgenoten die samenwerken
in de uitoefening van bedrijf of beroep aansluiting te zoeken bij de winstverdeling die door de Belastingdienst wordt vastgesteld.
Alleen in de situatie waarin één van beide echtgenoten geen vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden in de onderneming
wordt de winstverdeling nog berekend op grond van de feitelijke arbeidsinbreng, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van het
Inkomensbesluit AOW 1996. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige uitvoeringspraktijk van de SVB.
De wijzigingen in het Inkomensbesluit AOW 1996 hebben geen financiële effecten omdat er slechts minimale wijzigingen optreden
in de uitvoeringspraktijk.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Artikel 5a van het Inkomensbesluit AOW 1996 vervalt omdat de financiële tegemoetkoming uit hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en
zorg (‘levensloopregeling’), waar dit artikel naar verwijst, is vervallen.
Artikel I, onderdeel B, onder 1
De definitie van het begrip belastbare winst uit onderneming in artikel 6, eerste lid, van het Inkomensbesluit AOW 1996 is
met dit onderdeel gewijzigd. Met de inwerkingtreding van de Wet werken aan winst met ingang van 1 januari 2007 is de definitie
van het begrip belastbare winst uit onderneming in de Wet inkomstenbelasting 2001 gewijzigd. Voor het bepalen van het begrip
winst in het kader van de socialezekerheidswetten is aangesloten bij de Wet inkomstenbelasting 2001. In deze wet wordt bepaald
wat wordt verstaan onder belastbare winst. Belastbare winst uit onderneming is het gezamenlijke bedrag van de winst die de
belastingplichtige als ondernemer geniet verminderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. De ondernemersaftrek en
MKB-winstvrijstelling vormen dus een onderdeel van de herleiding van de uit onderneming genoten winst naar de belastbare winst
uit onderneming. Deze aftrek en vrijstelling maken derhalve geen deel uit van de winstbepaling.
In de socialezekerheidswetten wordt de winst (en dus niet de belastbare winst) gedeeltelijk verrekend met de verschillende
socialezekerheidsuitkeringen. De definitie van winst uit onderneming in het Inkomensbesluit AOW 1996 is hierop aangepast.
Artikel I, onderdeel B, onder 2
In artikel 6, eerste lid, van het Inkomensbesluit AOW 1996 wordt geregeld wat er onder winst wordt verstaan. In dit onderdeel
wordt geregeld dat de winst wordt berekend op grond van de feitelijke arbeidsinbreng indien de pensioengerechtigde en zijn
echtgenoot samenwerken in een bedrijf of beroep en één van beide echtgenoten geen vergoeding voor zijn werkzaamheden in de
onderneming ontvangt.
Artikel I, onderdeel C, onder 1
In artikel 7, eerste lid, onderdeel f, van het Inkomensbesluit AOW 1996 was sprake van ‘loon uit vroegere dienstbetrekking
van de echtgenoot’, terwijl het in artikel 8, eerste lid, artikel 10, eerste en tweede lid, en artikel 11 van de Algemene
Ouderdomswet – waaraan artikel 7 van het Inkomensbesluit AOW 1996 nadere invulling geeft – per definitie gaat het om het inkomen
uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven van de echtgenoot van de pensioengerechtigde. Om het misverstand
te voorkomen dat het in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, van het Inkomensbesluit AOW 1996 zou gaan om het loon uit vroegere
dienstbetrekking van de ‘echtgenoot van de echtgenoot’ (en derhalve van de pensioengerechtigde) is de term ‘van de echtgenoot’
uit artikel 7, eerste lid, onderdeel f, van het Inkomensbesluit AOW 1996 verwijderd.
Artikel I, onderdeel C, onder 2
Artikel 7, eerste lid, onderdelen l tot en met p, van het Inkomensbesluit AOW 1996 zijn vervallen. Daarmee zijn alle oorlogs-
en verzetspensioenen in het Inkomensbesluit AOW 1996 uitgezonderd van het inkomensbegrip. Er is hiervoor geen overgangsrecht
geregeld, omdat het niet noodzakelijk is en omdat het schrappen van de oorloguitkeringen uit de inkomensbesluiten gunstig
is voor de burger die een oorlogsuitkering ontvangt.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma.