Regeling van de Minister van Economische Zaken van 14 december 2009, nr. WJZ/9201556, houdende wijziging van de Subsidieregeling innoveren op het gebied van het Innovatiekrediet

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 2 van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling innoveren wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3.1 wordt in alfabetische volgorde een definitie ingevoegd, luidende:

duurzaam technisch ontwikkelingsproject:

een technisch ontwikkelingsproject gericht op producten, processen of diensten die een aantoonbaar perspectief bieden op een substantiële vermindering van de belasting van het milieu ten opzichte van bestaande producten, processen of diensten met een vergelijkbare functie;

B

Artikel 3.2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De minister verstrekt op aanvraag ten behoeve van de financiering van een duurzaam technisch ontwikkelingsproject subsidie aan een ondernemer die geen MKB-ondernemer is, die een duurzaam technisch ontwikkelingsproject uitvoert. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een krediet.

  • 3. Geen subsidie op grond van het tweede lid wordt verstrekt, indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 procent of meer van het kapitaal of van de stemrechten.

C

Artikel 3.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van de Regeling steunintensiteit en van het eerste lid bedraagt de subsidie in de vorm van krediet, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, 25 procent van de subsidiabele kosten.

D

In artikel 3.4, tweede lid wordt ‘MKB-ondernemer’ telkens vervangen door ‘ondernemer’ en wordt ‘MKB-ondernemers’ telkens vervangen door: ondernemers.

E

Artikel 3.6 komt te luiden:

Artikel 3.6

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies:

  • a. is vier jaar voor projecten als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid;

  • b. eindigt op 31 december 2011 voor projecten als bedoeld in artikel 3.2, tweede lid.

F

Bijlage 3.1 wordt vervangen door bijlage I bij deze regeling.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2010 wordt na punt 2.3 ingevoegd:

2.3a

Subsidieregeling innoveren (innovatiekredieten)

3.2

Duurzame technische ontwikkelingsprojecten

01-01 t/m 01-07

24.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 december 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE I

stcrt-2009-20074-001.pngstcrt-2009-20074-002.png

Toelichting bijlagen

A) Businessplan

In het businessplan geeft u aan hoe u verwacht geld te gaan verdienen met het te ontwikkelen product, proces of de dienst. Voor de onderbouwing van het businessplan gebruikt u actuele gegevens. Naast een beschrijving van eventuele bestaande activiteiten, dient duidelijk het belang van het ontwikkelingsproject voor de onderneming te blijken. In het bijzonder gaat u in op de volgende aspecten:

  • Aanwezige kennis en ervaring bij ondernemer(s), management en/of belangrijke medewerkers met organigram

  • Aandeelhouders en juridische structuur van de (groep van) onderneming(en)

  • Strategie en businessmodel

  • Marktanalyse van bestaande alternatieven, concurrenten en trends

  • Onderscheidend vermogen van het te ontwikkelen product in vergelijking tot bestaande producten

  • Getalsmatige onderbouwing van commercieel perspectief, marktomvang, concrete meerwaarde voor eindgebruiker, beoogde marktaandeel en kostprijsopbouw

  • Wijze van vermarkten

  • Omzet-, resultaat- en liquiditeitsprognose

  • Rendementsberekening voor het ontwikkelingsproject.

Indien geen businessplan voorhanden is kan een commercieel plan voor het te ontwikkelen product, proces of dienst, inclusief rendementsberekening, worden aangeleverd.

B) Projectplan

In het projectplan geeft u aan op welke wijze u het product, proces of de dienst verwacht te gaan realiseren. Daarbij beschrijft u onder andere de volgende punten:

  • Innovativiteit van de techniek en wijze van kennisbescherming

  • Onderbouwing technische haalbaarheid (‘proof of principle’), met eerder uitgevoerde (onderzoeks)activiteiten

  • Status van de techniek, met een overzicht van de belangrijkste resterende technische knelpunten en risico’s en de voorziene oplossingen en aanpak daarvan.

  • Overzichtelijke planning van activiteiten, met een duidelijke fasering, logische mijlpalen en daarbij een kwantificering van tussentijdse doelstellingen (naar uiteindelijk ‘proof of concept’)

  • Projectorganisatie, ervaring projectleider, belangrijke kennisdragers (waaronder gespecialiseerde toeleveranciers)

  • Een gefaseerde projectbegroting, waarin u een raming geeft van de ontwikkelingskosten per fase (u kunt hiervoor het model gebruiken van de website)

  • In het geval van een Duurzaam Technisch Ontwikkelingsproject: Kwantificering van de lagere milieubelasting.

C) Financieel plan

In deze bijlage geeft u inzicht hoe u kunt voorzien in de benodigde financiën voor het project en het businessplan.

Het gaat hierbij zowel om de ontwikkelingsfase als de commercialisatiefase. Voeg (concept) financieringsovereenkomsten toe.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Het kabinet maakt zich sterk voor een duurzame en innovatieve samenleving. In het aanvullend beleidsakkoord ‘Werken aan toekomst’ is dit nogmaals benadrukt en zijn er middelen beschikbaar gesteld om met het pakket ‘Duurzaam ondernemen’ een verdere impuls te geven. Innovatie is een onmisbaar element om deze transitie naar een duurzame samenleving te bewerkstelligen. Om deze innovatie te stimuleren is € 24 mln beschikbaar voor de subsidiëring van duurzame technologische ontwikkelingsprojecten voor ondernemingen groter dan het MKB via het instrument van het innovatiekrediet. Deze inzet stimuleert op korte termijn de bedrijvigheid en de private R&D-investeringen en maakt de economie op de langere termijn duurzamer.

Bijgaande regeling strekt ertoe hiervoor een apart ‘luik’ op te nemen in hoofdstuk 3. Innovatiekredieten van de Subsidieregeling innoveren.

2. Administratieve lasten

Deze wijzigingsregeling bevat voor Innovatiekredieten een klein aantal wijzigingen qua doelgroep, projecttype en projectduur. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten zoals die bij de vorige publicatie zijn berekend. De administratieve lasten blijven daarmee gelijk aan 2,1%. Het is daarom niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal).

3. Staatssteun

Deze wijziging van hoofdstuk 3, Innovatiekredieten, van de Subsidieregeling innoveren voldoet aan artikel 31, lid 2, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening van de EC, Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008. De maximaal toegestane steunintensiteit aan grote ondernemingen voor experimentele ontwikkeling is immers 25%.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Een duurzaam technisch ontwikkelingsproject is een technisch ontwikkelingsproject waaraan extra eisen worden gesteld. Een dergelijk project moet allereerst voldoen aan de drie kenmerken waaraan een technisch ontwikkelingsproject moet voldoen. Zie voor een toelichting hierop de toelichting op hoofdstuk 3. Innovatiekredieten van de Subsidieregeling innoveren (Stcrt. 2008, 243).

Een vierde additioneel kenmerk specifiek voor een duurzaam technisch ontwikkelingsproject is dat, als het ontwikkelingsproject technisch slaagt, het ontwikkelde product, proces of de ontwikkelde dienst naar verwachting een belangrijke bijdrage zal leveren aan vermindering van de milieubelasting. De vermindering van milieubelasting dient per saldo substantieel te zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om een of meer van de volgende aspecten: het verminderen van de hoeveelheid grond- en hulpstoffen zoals water, het vergroten van het gebruik van hernieuwbare of afbreekbare grond- en hulpstoffen, het vergroten van het hoogwaardige hergebruik van materialen, of het verhogen van de levensduur. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om: het verminderen van de hoeveelheid gebruikte energie, het benutten van duurzame energiebronnen zoals wind en zon, het gebruik van tweede en derde generatie biobrandstoffen, het verminderen van de emissie van broeikasgassen zoals CO2, of het verminderen van het vrijkomen in lucht, water of bodem van toxische stoffen. Deze vermindering van de milieubelasting kan worden behaald tijdens de productie, tijdens het gebruik en/of in de fase van afvalverwerking. Relevant is tevens de potentiële omvang van de toepassing of het mogelijke aantal toepassingen van het product, het proces of de dienst. Want is de omvang of het aantal naar verwachting beperkt dan is de invloed op de vermindering van de milieubelasting absoluut gezien meestal ook beperkt. De vermindering van de milieubelasting moet op een inzichtelijke en goed onderbouwde wijze door aanvrager worden gekwantificeerd. De vermindering van de milieubelasting wordt gerelateerd aan een bestaand product, proces of een bestaande dienst dat respectievelijk die een vergelijkbare functie heeft en op dat moment de laagste milieubelasting kent. Indien een bestaand alternatief een lagere milieubelasting heeft, maar aanzienlijk duurder is en slechts een relatief veel kleinere toepassing kent, dan zal worden vergeleken met een product, proces of dienst dat of die een vergelijkbaar marktaandeel en prijs heeft dan wordt beoogd voor het te ontwikkelen product of proces of de te ontwikkelen dienst. Ondanks een mogelijk vergelijkbare functionaliteit en eventueel ook prijs is het product, de dienst die of het proces dat wordt ontwikkeld voldoende nieuw voor Nederland indien het een substantiële vermindering van de milieubelasting kan opleveren. Een zodanige verbetering vergt namelijk een meer dan geringe wijziging van het bestaande product of proces of de bestaande dienst, welke niet routinematig is en niet kan worden meegenomen met een periodieke wijziging. In feite zal het meestal gaan om een integraal herontwerp, waarbij de belangrijkste, of althans een belangrijke, doelstelling van het project gericht is op verbetering van de milieubelasting. Een project dat bijvoorbeeld primair gericht is op een aanzienlijke verbetering van de functionaliteit en daarbij als secundaire doelstelling slechts een relatief geringe verbetering van de milieubelasting heeft is onvoldoende. Daarbij zullen de technische risico’s ook meer specifiek zijn gerelateerd aan de beoogde verbetering van de milieubelasting. Het verbeteren van de milieubelasting van een bestaand product of proces of een bestaande dienst welke zonder twijfel technisch haalbaar is, bijvoorbeeld vanwege toepassing van goed bekende technische principes, of bijvoorbeeld doordat binnen dezelfde branche op een soortgelijke toepassing eerder al een vergelijkbare ontwikkeling succesvol is gerealiseerd, is daarmee onvoldoende. De beoogde verbetering van de milieubelasting heeft bij voorkeur een gunstig effect op het commercieel perspectief. Dit bijvoorbeeld omdat de markt waarde hecht aan een lagere belasting van het milieu. Om de lagere milieubelasting te kunnen behalen is het niet de bedoeling dat daartoe het commercieel perspectief vergaand wordt verminderd, bijvoorbeeld doordat de functionaliteit ernstig wordt beperkt of de kostprijs vergaand wordt verhoogd. In ieder geval dient het project een voldoende goed rendement te houden.

Artikel I, onderdeel B

Gekozen is om het afzonderlijke ‘luik’ voor duurzame technologische ontwikkelingsprojecten alleen open te zetten voor bedrijven die groter zijn dan het MKB, omdat beoogd wordt ook grotere ondernemingen een impuls te geven. Bovendien kunnen MKB- bedrijven, omdat een duurzaam technologisch ontwikkelingsproject een technologisch ontwikkelingsproject is waaraan extra eisen zijn verbonden, voor vergelijkbare projecten gesubsidieerd worden op grond van artikel 3.2, eerste lid.

De bepaling van het nieuwe derde lid van artikel 3.2 is ontleend aan bijlage I bij de algemene groepsvrijstellingsverordening. Daarin is bepaald dat om onder het begrip MKB-ondernemer te kunnen vallen overheidsinstanties en openbare lichamen minder dan 25 procent zeggenschap mogen hebben in de onderneming. Voor grotere ondernemingen dan MKB-ondernemingen wordt nu hetzelfde bepaald.

Artikel I, onderdeel C

Het lagere subsidiepercentage voor een duurzaam technisch ontwikkelingsproject hangt samen met het maximale subsidiepercentage dat op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening geldt voor bedrijven die groter zijn MKB-ondernemingen Zie ook het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel E

Het aanvullend beleidsakkoord beoogt een economische stimulans op korte termijn en daarom zijn de middelen voor een periode tot 31 december 2011 beschikbaar gesteld. Uit ervaring blijkt dat een overgroot deel van de technische ontwikkelingsprojecten bij MKB-ondernemingen een duur van circa twee jaar te hebben. Bij een onderneming groter dan het MKB is een kortere projectduur, binnen de periode van 1 januari 2010 en 31 december 2011, voor een duurzaam technisch ontwikkelingsproject haalbaar.

Artikel I, onderdeel F

Het aanvraagformulier is aangepast in verband met de toevoeging van de projectsoort duurzaam technisch ontwikkelingsproject en de mogelijkheid van een niet MKB-ondernemer als subsidie-ontvanger.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven