De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 44, zesde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 58, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen en 50, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
In deze wijziging van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid (hierna: Regeling samenloop)
wordt de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 april 2009, nr. IVV/I/09/ 5652, tot wijziging
van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid in verband met de bepaling van inkomsten
uit arbeid tijdens een verlofperiode (Stcrt. 2009, 81) (hierna: wijzigingsregeling) voor een bepaalde groep arbeidsongeschikten tijdelijk voor een deel ingetrokken. Het betreft
arbeidsongeschikten die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in de zin van de Wet sociale werkvoorziening (WSW).
De gedeeltelijke intrekking heeft terugwerkende kracht tot en met 1 mei 2009 en zal gelden tot 1 juli 2012. Hierna zullen
de redenen voor deze overgangsmaatregel worden toegelicht.
Bij de wijzigingsregeling is de Regeling samenloop met ingang van 1 mei 2009 gewijzigd. Een van de wijzigingen had betrekking
op de gevolgen van het met prepensioen gaan in de periode dat de anticumulatieregeling van (een van) de arbeidsongeschiktheidswetten
wordt toegepast. Die wijziging hield in dat in die situatie het loon dat de arbeidsongeschikte ontving voordat hij met prepensioen
ging, wordt aangemerkt als ‘inkomen uit arbeid’. Hiermee wordt voorkomen dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering van iemand
toeneemt omdat diens inkomsten uit arbeid dalen doordat hij vroegtijdig stopt met werken. Daar is de anticumulatieregeling
niet voor bedoeld. Deze beoogt te stimuleren dat arbeidsongeschikten arbeid gaan verrichten door hun de zekerheid te bieden
dat zij hun oude arbeidsongeschiktheidsuitkering direct weer ontvangen als blijkt dat die arbeid toch te zwaar voor hen is.
Daarvan is geen sprake als iemand met prepensioen gaat. Dat is immers een vrijwillige keuze.
De anticumulatieregeling wordt toegepast als iemand meer gaat verdienen dan zijn resterende verdiencapaciteit. De regeling
houdt kort gezegd in dat het arbeidsongeschiktheidspercentage formeel niet wordt verlaagd. Voor de berekening van de hoogte
van de uitkering wordt echter gedaan alsof dat percentage wel is verlaagd. De inkomsten uit arbeid hebben dus tot gevolg dat
de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verlaagd of niet wordt uitbetaald. Deze anticumulatie vindt in beginsel vijf jaar
lang plaats. Dat betekent dat een arbeidsongeschikte zijn oude uitkering weer ontvangt als hij binnen die vijf jaar de arbeid
moet neerleggen. De korting wordt dan beëindigd. Na de termijn van vijf jaar wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage definitief
verlaagd.
Door deze beperking in de tijd zal het in geringe mate voorkomen dat voornoemde wijziging wordt toegepast. Immers, de kans
is klein dat als een arbeidsongeschikte gaat werken, hij binnen vijf jaar een zodanige leeftijd heeft bereikt dat hij gebruik
kan maken van een prepensioenregeling én dat hij dan voldoende prepensioen heeft opgebouwd om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Voor één groep van arbeidsongeschikten gaat het gestelde in de vorige alinea niet op. Dat betreft arbeidsongeschikten die
gaan werken op basis van een arbeidsovereenkomst in de zin van de WSW. Ten eerste geldt de beperking tot vijf jaar niet voor
deze arbeidsongeschikten. Zij ontvangen altijd weer hun oude arbeidsongeschiktheidsuitkering als ze stoppen met werken, dus
ongeacht hoe lang ze werkzaam zijn geweest in de WSW. Ten tweede zijn ze vaak volledig arbeidsongeschikt waardoor ze, als
ze gaan werken, eerder meer verdienen dan hun resterende verdiencapaciteit. Door deze twee omstandigheden wordt de anticumulatieregeling
toegepast op vrijwel de gehele groep arbeidsongeschikten die in de WSW werken.
Dit is overigens geen reden om deze groep arbeidsongeschikten anders te behandelen als ze met prepensioen gaan. Echter, doordat
WSW-werknemers relatief vaker een arbeidsongeschiktheidsuitkering zullen hebben dan gemiddelde werknemers, zij bij relevante
inkomsten vrijwel altijd in een blijvende kortingssituatie terechtkomen (omdat de vijf-jaarstermijn niet van toepassing is)
en bij hetzelfde pensioenfonds zijn aangesloten in combinatie met de wijze waarop het prepensioen voor deze groep is geregeld,
heeft de wijziging grote financiële gevolgen voor het Pensioenfonds Werk en (re)integratie (PWRI). Dit pensioenfonds voert
de prepensioenregeling uit die bestaat voor werknemers in de WSW. Op basis van deze regeling kunnen WSW-werknemers een prepensioen
claimen als ze enkele jaren voor hun 65e jaar stoppen met werken. In de praktijk maken de meeste arbeidsongeschikte WSW-werknemers van deze mogelijkheid gebruik.
De hoogte van hun prepensioen is onder meer afhankelijk van het aantal jaren dat is gewerkt. Daarbij is geregeld dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering
is ingebouwd in het prepensioen, dat wil zeggen dat op de arbeidsongeschiktheidsuitkering een aanvulling wordt verstrekt tot
het bedrag dat aan prepensioen is opgebouwd. Dit heeft tot gevolg dat een hogere aanvulling moet worden verstrekt naarmate
de arbeidsongeschiktheidsuitkering lager is. Dat PWRI op deze wijze gebruik maakte van de regeling was, bij het treffen van
de overgangsregeling, niet bekend.
De wijziging op 1 mei 2009 van de Regeling samenloop heeft daardoor grote financiële gevolgen voor PWRI. Tot die datum ontvingen
arbeidsongeschikte WSW-werknemers weer hun oude arbeidsongeschiktheidsuitkering als ze met prepensioen gingen. Sindsdien gebeurt
dat niet meer zodat ze geen of een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen als ze met prepensioen gaan. Hierdoor
dient PWRI (veel) hogere aanvullingen te verstrekken aan arbeidsongeschikte WSW-werknemers die voor hun 65e jaar stoppen met werken, met hogere financiële lasten van dien. PWRI schat in dat deze extra financiële lasten voor het jaar
2009 ongeveer € 32 miljoen bedragen en voor de jaren 2010 tot en met 2021 in totaal ongeveer € 170 miljoen. PWRI heeft aangegeven
dat deze lasten niet te dragen zijn voor het pensioenfonds, zeker niet gezien het feit dat het fonds bezig is met de uitvoering
van een herstelplan in verband met de onderdekking.
De grote financiële gevolgen voor PWRI en de huidige situatie waarin de dekkingsgraad van het pensioenfonds al onder druk
staat, zijn omstandigheden die de onderhavige overgangsregeling rechtvaardigen. Die overgangsregeling houdt in dat de wijzigingsregeling
met betrekking tot de inkomsten tijdens prepensioen, pas op 1 juli 2012 in werking zal treden voor arbeidsongeschikten die
in de WSW werkzaam zijn. Dit biedt PWRI ruimschoots de tijd om zich alsnog in te stellen op die regeling.
Financiële gevolgen
Deze overgangsregeling heeft geen directe consequenties voor de uitkeringslasten. Bij de wijzigingsregeling is in de toelichting
aangegeven dat de financiële gevolgen naar verwachting zeer beperkt zijn (besparing van € 0,6 mln. per jaar). In deze raming
was destijds geen rekening gehouden met de specifieke en substantiële gevolgen voor werknemers in de WSW-sector. Het treffen
van een overgangsregeling voor deze groep leidt daarom niet tot besparingsverliezen ten opzichte van de (raming van de) wijzigingsregeling.
De tijdelijkheid van de overgangsregeling zorgt er voor dat PWRI tijd wordt gegund om maatregelen te treffen om de financiële
gevolgen van de wijzigingsregeling voor het pensioenfonds te mitigeren zonder dat er een permanente uitzonderingspositie wordt
gecreëerd. Na afloop van de overgangsregeling zullen additionele besparingen op de arbeidsongeschiktheidsregelingen optreden
omdat voor werknemers in de WSW-sector die vanaf dat moment met prepensioen gaan het inkomen voorafgaand aan de prepensioendatum
als inkomen uit arbeid wordt beschouwd en prepensionering ook voor werknemers in de WSW-sector niet meer leidt tot een verhoging
van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. De omvang van deze besparing is afhankelijk van de wijze waarop PWRI haar prepensioenregeling
eventueel zal gaan aanpassen en op dit moment daarom nog niet in te schatten.
De overgangsregeling heeft vanwege de werking met terugwerkende kracht wel beperkte gevolgen voor de uitvoeringskosten omdat
het UWV voor circa 300 WSW-werknemers die tussen 1 mei en 1 december 2009 met prepensioen zijn gegaan de korting op de arbeidsongeschiktheidsuitkering
ongedaan moet maken. De geschatte eenmalige uitvoeringskosten bedragen circa € 63.000. De structurele uitvoeringskosten zijn
verwaarloosbaar.
Artikelsgewijs
Artikel I, onder A
Bij de wijzigingsregeling zijn abusievelijk in artikel 12a een onjuiste datum en een onjuiste vindplaats in de Staatscourant
vermeld. Dit is bij deze regeling gecorrigeerd.
Artikel I, onder B
In het nieuwe artikel 12b wordt artikel 4, vierde lid, niet van toepassing verklaard op de werknemer die een arbeidsovereenkomst
als bedoeld in de hoofdstukken 2 of 3 van de WSW is aangegaan en die prepensioen ontvangt. De uitzondering is alleen van toepassing
op WSW-werknemers die prepensioen als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Regeling samenloop ontvangen. Om onder de
overgangsregeling te vallen moeten zij:
a. dit prepensioen zijn gaan ontvangen in de periode 1 mei 2009 tot 1 juli 2012; of
b. in die periode de normpensioenleeftijd, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel B, van het Pensioenreglement SW bereiken en op of
na 1 juli 2012 prepensioen gaan ontvangen.
Artikel II
De onderhavige regeling werkt terug tot het en met het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling, zodat het
nieuwe artikel 4, vierde lid van de Regeling, voor zover betrekking hebbend op prepensioen, vanaf dat tijdstip tot 1 juli
2012 niet van toepassing is op WSW-werknemers met prepensioen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner.