De Minister van Financiën,
Gelet op de artikelen 26, eerste lid, 27, eerste lid, en 29 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
Besluit:
TOELICHTING
Per 1 augustus 2008 is de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in werking getreden (hierna: de WWFT).
Deze wet heeft per die datum de Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) en Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet
MOT) vervangen. Tot 1 januari 2009 hebben de toezichthouders echter coulance betracht bij de handhaving van de nieuwe bepalingen
uit de WWFT, zodat de instellingen de gelegenheid hadden hun systemen en procedures aan de nieuwe wet aan te passen. Op basis
van de WWFT dienen de bij of krachtens deze wetgeving aangewezen instellingen een cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke
transacties te melden bij het verrichten van bepaalde diensten. In dit besluit wordt voor twee groepen van deze meldplichtige
instellingen de sanctionerende bevoegdheden van de toezichthouder geregeld.
De eerste groep instellingen betreft de makelaars, voor zover deze bemiddelen bij het tot stand brengen en het sluiten van
overeenkomsten inzake onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.1 De makelaars zijn aangewezen in artikel 1, lid 1, onderdeel a, onder 14°, van de WWFT. De tweede groep instellingen betreft
de zogenaamde handelaren in goederen van grote waarde.2 Deze worden in artikel 1, lid 1, onderdeel a, onder 15° van de WWFT als meldplichtige instellingen aangewezen.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de WWFT juncto artikel 1, eerste lid, onderdeel d van het Besluit aanwijzing toezichthouders
(Staatscourant 25 juli 2008, nr. 142, pag. 19) zijn de controleambtenaren van de Belastingdienst Holland/Midden Unit MOT belast met het toezicht op de naleving
door instellingen van de WWFT. Ingevolge artikel 31, eerste lid, eerste volzin, van de WWFT, kan de Minister van Financiën
bevoegdheden die hij op grond van hoofdstuk 4 (Bepalingen betreffende toezicht en handhaving) van de WWFT heeft bij algemene
maatregel van bestuur overdragen aan de personen die op grond van artikel 24, eerste lid, van de WWFT zijn aangewezen. Deze
bevoegdheden zijn het opleggen van een last onder dwangsom (artikel 25, eerste lid, van de WWFT), het opleggen van een bestuurlijke
boete (artikel 27, eerste lid, van de WWFT) en het invorderen bij dwangbevel van een dergelijke boete (artikel 29 van de WWFT).
Ingevolge artikel 5, eerst lid, van het Uitvoeringsbesluit heeft de Minister van Financiën de in de artikelen 26, eerste lid,
27, eerste lid, en 29 van de WWFT opgenomen bevoegdheden overgedragen aan De Nederlandsche Bank N.V. (DNB), de Stichting Autoriteit
Financiële Markten (AFM) en het Bureau Financieel Toezicht (BFT).
Gezien de bijzondere positie van Belastingdienst Holland/Midden Unit Mot ten opzichte van de Minister van Financiën is het
niet mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur de handhavingsbevoegdheden over te dragen aan de controleambtenaren. Hiervoor
is het nodig dat deze bevoegdheden gemandateerd worden. In dit besluit wordt de voorzitter van het managementteam Belastingdienst/Holland-Midden
bevoegd verklaard om controlemedewerkers, werkzaam bij de Belastingdienst/Holland Midden Unit MOT, aan te wijzen die namens
de Minister bevoegd zijn om bestuurlijke sancties op te leggen.
Een mandaatverlening rechtstreeks aan de voorzitter van het managementteam Belastingdienst/Holland-Midden Unit MOT zou problemen
geven indien er een beslissing op bezwaar moet worden genomen. Artikel 10:3 lid 3 Awb zegt namelijk dat mandaat tot het beslissen
op een bezwaarschrift niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft
genomen. Middels dit besluit is daarom de voorzitter van het managementteam bevoegd om te beslissen op bezwaarschriften.
De Minister van Financiën,
namens deze:
de plv. Thesaurier-Generaal,
K.H.W. Knot.