Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 november 2009, nr. HO&S/BL/165742, houdende instelling van de Commissie Associate degree (Instellingsbesluit Commissie Associate degree)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. staatssecretaris:

Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

c. commissie:

commissie als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie Associate degree.

  • 2. De commissie heeft tot taak het beoordelen van en het uitbrengen van advies over aanvragen voor pilots met Associate-degreeprogramma’s .

  • 3. De adviezen worden uitgebracht aan de minister, de staatssecretaris en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 3. Samenstelling en benoeming

  • 1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • a. dhr. dr. J.W.A. van Dijk, tevens voorzitter;

    • b. dhr. drs. G.M. van Wijk;

    • c. dhr. drs. W.A. Houtkoop.

  • 2. Bij tussentijds vertrek van één van de leden kan de minister een ander lid benoemen.

  • 3. Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door de directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 4. Vergoeding

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de minister aan.

  • 2. Onder de in het eerste lid bedoelde kosten worden in ieder geval verstaan de kosten voor vergaderen en materiële ondersteuning en een vergoeding voor door de leden van de commissie te maken reiskosten.

  • 3. De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen per vergadering een vergoeding op basis van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoeding adviescolleges en commissies. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag per vergadering ter grootte van € 251,21 voor de leden en 130% van dit bedrag, zijnde € 326,57, voor de voorzitter en een vergoeding van de gemaakte reiskosten.

Artikel 5. Werkwijze

De commissie kan zich laten bijstaan door externe deskundigen. Indien hieraan kosten zijn verbonden, dient de minister daaraan vooraf goedkeuring te geven.

Artikel 6. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

Artikel 7. Geheimhouding

  • 1. De commissie neemt geheimhouding in acht ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

  • 2. De commissie zorgt ervoor dat door een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de commissie, geheimhouding in acht wordt genomen ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

Artikel 8. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan de directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2009.

Artikel 10. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Associate degree.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

1. Achtergronden pilots

In 2005 is door de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Rutte, mede namens de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en na overleg met de Tweede Kamer, besloten vanaf het studiejaar 2006-2007 pilots te starten met Associate-degreeprogramma’s.

Overweging om de Associate-degreeprogramma’s te introduceren is dat deze mogelijk tot een hogere instroom in het hoger onderwijs leiden. Daarbij wordt met name gedacht aan instroom van mbo’ers en van werkenden. Voor hen is het vooruitzicht om nog vier jaar te moeten studeren voor een volgend diploma vaak minder aantrekkelijk. Voor (ongeveer) tweejarige programma’s ligt dat naar verwachting anders. Bovendien zijn er duidelijke indicaties dat er in het beroepenveld behoefte is aan werknemers met een opleidingsachtergrond tussen het mbo-4- en het hbo-bachelorniveau in.

Met de Associate-degreeprogramma’s is aangehaakt bij de Europese ontwikkelingen op het gebied van stroomlijning van kwalificaties in het hoger onderwijs. Deze programma’s worden gerekend tot niveau 5 van het Europese Kwalificatie Raamwerk (EQF-EHEA) voor het hoger onderwijs en het Nationaal Kwalificatie Raamwerk Hoger Onderwijs, dat in februari 2009 compatibel is verklaard met het EQF.

Doel van de pilots is te bezien hoe Associate-degreeprogramma’s het beste kunnen worden ingevoerd. De pilots moeten inzicht verschaffen in de knelpunten bij invoering van Associate-degreeprogramma’s en de manier waarop die knelpunten opgelost kunnen worden.

2. Wat zijn Associate-degreeprogramma’s?

Onder Associate-degreeprogramma’s worden verstaan: programma’s binnen hbo-bacheloropleidingen:

  • van minimaal 120 ECTS-punten;

  • met identieke wettelijke vooropleidingseisen als voor de betreffende hbo-bacheloropleiding, omdat het programma onderdeel is van de hbo-bacheloropleiding;

  • met arbeidsmarktrelevantie: studenten die een programma hebben afgerond moeten direct gekwalificeerd zijn voor de arbeidsmarkt en het totaal van het programma moet arbeidsmarktrelevantie hebben;

  • leidend tot een wettelijke graad: de Associate degree (Ad).

Een student die een Associate-degreeprogramma heeft afgerond moet binnen het resterend aantal studiepunten (240 ECTS-punten minus het aantal ECTS-punten van het Ad-programma) het getuigschrift kunnen behalen van de bacheloropleiding, waarvan het Ad-programma onderdeel is.

3. De Commissie Associate degree

De Commissie Associate degree is eerder ingesteld geweest. Dat is gebeurd bij besluit van 9 maart 2006 (Staatscourant 23 maart 2006, nr. 59 ), van de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Rutte, mede namens de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Genoemd besluit is vervallen op 1 juni 2007. Nu er een derde ronde pilots is ingericht voor het beroep van onderwijsondersteuner van het hogere niveau, er ook een nieuwe (vierde) ronde pilots is voorzien en er tevens pilots worden ingericht op locatie van instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs, zoals aangekondigd in de beleidsreactie op de tussenevaluatie van de Ad-pilots van 16 oktober 2009, is het ter bevordering van een objectieve besluitvorming wenselijk dat de commissie opnieuw wordt ingesteld. De commissie wordt mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ingesteld. De instelling van de commissie geschiedt voor onbepaalde termijn, aangezien op dit moment nog niet is te voorzien, hoe lang de mogelijkheid tot het indienen van aanvraag zal blijven bestaan.

4. Nieuwe rondes pilots

Er zijn al twee rondes pilots geweest. Een aantal pilots is gestart in het studiejaar 2006–2007, een aantal andere in het studiejaar 2007–2008. Thans is een derde ronde pilots aan de orde. Deze pilots zijn gericht op het beroep van onderwijsondersteuner van het hogere niveau en deze Associate-degreeprogramma’s kunnen uitsluitend deel uitmaken van hbo-bacheloropleidingen die leiden tot een onderwijsbevoegdheid voor het voortgezet onderwijs of het beroepsonderwijs.

De commissie heeft dus tot taak het beoordelen van en het uitbrengen van advies over aanvragen van hogescholen voor pilots met Associate-degreeprogramma’s die starten op 1 september 2009 of op een later moment in het studiejaar 2009–2010 voorzover het pilots betreft die deel uitmaken van hbo-bacheloropleidingen die leiden tot een onderwijsbevoegdheid voor voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs en die gericht zijn op het beroep van onderwijsondersteuner van het hogere niveau. Het gaat hierbij om het beroep van onderwijsondersteuner van het hogere niveau, zoals bedoeld in de brief van 6 juni 2008 (HO&S/BL/14324) van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de hogescholen die ongegradeerde of tweedegraads lerarenopleidingen verzorgen.

Daarnaast adviseert de commissie over aanvragen van hogescholen voor pilots met Associate-degreeprogramma’s, die naar aanleiding van de in de Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid aangekondigde tussenevaluatie van de pilots met Associate-degreeprogramma’s een nieuwe (vierde) ronde pilots wordt ingericht, alsmede de in samenhang daarmee in de dienen aanvragen van hogescholen, gebaseerd op een gezamenlijk initiatief van betreffende hogeschool en een instelling voor middelbaar beroepsonderwijs, voor deelname aan de pilots met Associate-degreeprogramma’s op locatie van een instelling voor middelbaar beroepsonderwijs, zoals aangekondigd in de Strategische Agenda Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie 2008–2011 ‘Werken aan Vakmanschap’ van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

5. Toekomstige pilots

Indien het op de langere termijn mogelijk zal worden gemaakt dat instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs bij wijze van uitzondering een eigen Associate-degreeprogramma mogen verzorgen, zoals is bepaald in de eerdergenoemde strategische agenda van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, is het wenselijk dat de commissie ook adviseert over aanvragen van mbo-instellingen voor het verzorgen van een eigen Associate-degreeprogramma in het geval er tussen een mbo-instelling en een hogeschool geen samenwerkingsverband bestaat noch mogelijk is, omdat geen van de hogescholen een bacheloropleiding verzorgen die aansluit op een mbo-opleiding.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

Naar boven