Instellingsbesluit Commissie Associate Degree

Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 maart 2006, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, tot het instellen van een commissie Associate degree

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

Er is een Commissie Associate degree, hierna te noemen: de commissie.

Artikel 2

De commissie heeft de volgende taak:

Het beoordelen van aanvragen voor pilots met Associate-degreeprogramma’s, zoals bedoeld in de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna te noemen: de staatssecretaris) aan de hogescholen d.d. 31 december 2005 (PLW/2005/104399), en het uitbrengen van een advies hierover.

Er zijn twee rondes pilots. De eerste ronde pilots start in het studiejaar 2006–2007 en de tweede ronde pilots start in het studiejaar 2007–2008.

De beoordeling door de commissie gebeurt aan de hand van een door de staatssecretaris vastgesteld beoordelingskader. De commissie beoordeelt voor beide rondes de aanvragen voor pilots. Het beoordelingskader voor de eerste ronde pilots is als bijlage bij de hiervoor genoemde brief (PLW/2005/104399) gevoegd. Het beoordelingskader voor de tweede ronde wordt op een later moment door de staatssecretaris vastgesteld.

Artikel 3

Uiterlijk 6 maart 2006 wordt door de commissie een advies gegeven aan de staatssecretaris over de eerste ronde aanvragen voor pilots met Associate-degreeprogramma’s startend in het studiejaar 2006–2007. Het moment waarop het advies voor de tweede ronde pilots moet worden gegeven, wordt op een later moment bepaald.

Artikel 4

1. De commissie bestaat uit drie leden.

2. Als leden van de commissie worden benoemd:

– Dhr. J.W.A. van Dijk (voorzitter)

– Dhr. W.A. Houtkoop

– Dhr. G.N. van Wijk

3. Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door de projectdirectie Leren & Werken.

Artikel 5

1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de staatssecretaris. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de staatssecretaris aan.

2. Onder de in het eerste lid bedoelde kosten worden in ieder geval verstaan:

– De kosten voor vergaderen en materiële ondersteuning

– Een vergoeding voor door de leden van de commissie te maken reiskosten

3. De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover geen ambtenaar, ontvangen per vergadering een beloning op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de commissie als algemene commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt.

Artikel 6

De commissie kan zich laten bijstaan door deskundigen en instanties. Indien hieraan kosten zijn verbonden, dient de staatssecretaris daar vooraf goedkeuring aan te geven.

Artikel 7

De commissie verstrekt aan de staatssecretaris desgevraagd de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

Artikel 8

1. De commissie neemt geheimhouding in acht ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

2. De commissie zorgt ervoor dat door een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de commissie, geheimhouding in acht wordt genomen ten aan zien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

Artikel 9

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de projectdirectie Leren & Werken. De projectdirectie Leren & Werken is een directie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrokkenheid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 10

Afschrift van dit besluit wordt gezonden aan:

– De leden van de commissie;

– De President van de Algemene Rekenkamer;

– De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

– De HBO-raad;

– PAEPON;

– De Bve Raad;

– Het ISO;

– De LSVb;

– De NVAO;

– VNO-NCW;

– MKB-Nederland

Artikel 11

– Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 februari 2006.

– Dit besluit vervalt op 1 juni 2007. De werkingsduur van dit besluit kan met ten hoogste vierentwintig maanden worden verlengd.

– Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte.

Toelichting

Achtergrond

In 2005 is door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en na overleg met de Tweede Kamer, besloten vanaf het studiejaar 2006–2007 pilotprojecten te starten met Associate-degreeprogramma’s.

Onder Associate-degreeprogramma’s worden daarbij verstaan: programma’s binnen hbo-bacheloropleidingen:

– van minimaal 120 ECTS-punten;

– met identieke wettelijke vooropleidingseisen als voor de betreffende hbo-bacheloropleiding, omdat het programma onderdeel is van de hbo-bacheleropleiding;

– met arbeidsmarktrelevantie; studenten die een programma hebben afgerond moeten direct gekwalificeerd zijn voor de arbeidsmarkt en het totaal van het programma moet arbeidsmarktrelevantie hebben;

– leidend tot een (nieuwe) wettelijke graad: de Associate degree (Ad).

Een student die een Associate-degreeprogramma heeft afgerond moet binnen het resterend aantal studiepunten (240 ECTS-punten minus het aantal ECTS-punten van het Ad-programma) het getuigschrift kunnen behalen van de bacheloropleiding, waar het Ad-programma onderdeel van is.

Overweging om de Associate-degreeprogramma’s te introduceren in het Nederlandse onderwijsbestel is dat deze mogelijk tot een hogere instroom in het hoger onderwijs leiden. Daarbij wordt met name gedacht aan instroom van mbo’ers en werkenden. Voor hen is het vooruitzicht om nog vier jaar te moeten studeren voor een volgend diploma vaak weinig aantrekkelijk. Voor (ongeveer) tweejarige programma’s ligt dat naar verwachting anders. Bovendien zijn er signalen dat er in het beroepenveld behoefte is aan werknemers met een opleidingsachtergrond tussen mbo-4- en hbo-bachelorniveau in.

Met de Associate-degreeprogramma’s wordt aangehaakt bij de Europese ontwikkelingen op het gebied van stroomlijning van kwalificaties in het hoger onderwijs. De programma’s passen binnen het Europese Kwalificatie Raamwerk voor het hoger onderwijs.

Doel van de pilots is te achterhalen hoe Associate-degreeprogramma’s het beste kunnen worden ingevoerd. De pilots moeten inzicht verschaffen in de knelpunten bij invoering van Associate-degreeprogramma’s en de manier waarop die knelpunten opgelost kunnen worden.

Procedure

Er komen twee rondes pilots. Een aantal pilots start in het studiejaar 2006–2007, een aantal andere in het studiejaar 2007–2008. Hogescholen (zowel aangewezen als bekostigde hogescholen) kunnen voor beide rondes aanvragen doen voor pilots met Associate-degreeprogramma’s. De momenten waarop de aanvragen moeten worden gedaan, en ook de momenten van besluitvorming, verschillen per ronde.

De commissie beoordeelt de aanvragen voor pilots voor beide rondes.

Het beoordelingskader voor de eerste ronde pilots is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Het beoordelingskader voor de tweede ronde pilots wordt op een later moment vastgesteld.

Eén van de voorwaarden waaraan de aanvraag voor een eerste-ronde-pilot met een Associate-degreeprogramma moet voldoen, is dat de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) positief heeft geadviseerd over de bij haar uiterlijk 31 oktober 2005 ingediende aanvraag voor toetsing van het programma. Hogescholen die willen starten met een Associate-degreeprogramma in het studiejaar 2006–2007 moesten dus uiterlijk op de genoemde datum bij de NVAO een aanvraag indienen voor toetsing van het betreffende programma. De NVAO beoordeelt de kwaliteit van de aanvragen en brengt daarover een advies uit aan de hogescholen. In het beoordelingskader is aangegeven dat dit advies positief moet zijn om in aanmerking te kunnen komen voor een pilot met een Associate-degreeprogramma startend in studiejaar 2006–2007. Bij de kwaliteitsbeoordeling kijkt de NVAO nadrukkelijk naar de arbeidsmarktrelevantie van het programma en de samenhang met de bacheloropleiding. Het ‘Protocol toetsing kort programma in de hbo-bacheloropleiding door de NVAO 13 september 2005 (versie d.d. 28 september 2005)’ is het protocol aan de hand waarvan de NVAO de aanvragen beoordeelt. Dit protocol is door de NVAO op haar website gepubliceerd en op 30 september 2005 als bijlage bij zijn brief met kenmerk PLW/05/67506 door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de hogescholen gestuurd.

Het secretariaat van de commissie wordt door de projectdirectie Leren & Werken gevoerd.

Naar boven