Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 november 2009, nr. WJZ/162282 (8270), houdende wijziging van de Mediaregeling 2008 in verband met stimuleringsmaatregelen voor de pers en technische wijzigingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2.157, eerste lid, en 8.8, eerste lid, van de Mediawet 2008;

Besluit:

ARTIKEL I

De Mediaregeling 2008 wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede volzin van het eerste lid komt te luiden: De raad van bestuur kan hiervan afwijken.

2. In het tweede lid wordt ‘een liquiditeitsprognose’ vervangen door: zonodig een liquiditeitsprognose.

3. In het derde lid wordt ‘De landelijke publieke media-instellingen zenden’ vervangen door: Indien de raad van bestuur hierom verzoekt, zenden de landelijke publieke media-instellingen.

4. Het vierde lid vervalt en het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

B

Aan artikel 19 wordt een volzin toegevoegd die luidt:

In afwijking van de eerste volzin wordt in het jaar 2009 ten hoogste vier procent van de inkomsten uit reclame- en telewinkelboodschappen van de landelijke publieke mediadienst in 2008 uitgekeerd ten behoeve van het Stimuleringsfonds voor de pers.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

Onderdeel A

Sinds 2005 worden in Hilversum de budgetten voor de verzorging van het media-aanbod verdeeld volgens de zogenoemde ‘geld-op-schema’-systematiek. Volgens deze systematiek leggen elk jaar de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en de omroepen hun geld in een virtuele pot. Op basis van overleg over het programmabeleid op de aanbodkanalen komt er een genreschema, waarin per tijdslot het soort programma, de beoogde doelgroep en het budget staat. Omroepen tekenen vervolgens in op dit schema met concrete programmavoorstellen en na overleg stelt uiteindelijk de raad van bestuur het schema vast. De budgetverdeling is de ‘automatische’ uitkomst van deze werkwijze. Artikel 12 van de Mediaregeling 2008 was nog niet aan de geld op schema-systematiek aangepast. Met de nu aangebrachte wijzigingen wordt artikel 12 flexibeler gemaakt, zodat de raad van bestuur kan bepalen welke wijze van bevoorschotting het beste aansluit bij de dagelijkse operationele programmeringpraktijk. De wijzigingen hebben dus een praktische reden en treden niet in de wettelijke rechten van omroepen op bekostiging en bevoorschotting.

Onderdeel B

In mijn brief aan de Tweede Kamer over ‘innovatie en de pers’ van 12 december 20081 heb ik aangekondigd dat ik zou zoeken naar incidentele middelen voor het Stimuleringsfonds voor de Pers om innovatie binnen pers en journalistiek te stimuleren. Tijdens het Algemeen Overleg inzake het persbeleid van 18 december 20082 heb ik aangegeven dat ik hierbij gebruik zou maken van de mogelijkheid die artikel 128 van de oude Mediawet biedt.

Dat artikel is inmiddels als artikel 8.8 opgenomen in de nieuwe Mediawet 2008. Op grond van dit artikel kan bij ministeriële regeling worden bepaald welk percentage, dat ten hoogste vier procent bedraagt, van de inkomsten uit reclame- en telewinkelboodschappen van onderscheidenlijk de landelijke, regionale en lokale publieke mediadiensten en de commerciële media-instellingen jaarlijks wordt uitgekeerd ten behoeve van het Stimuleringsfonds. Ik heb er voor gekozen om dit uitsluitend te doen bij de STER-inkomsten van de landelijke publieke mediadienst.

Met deze wijziging van de Mediaregeling 2008 kan alleen van de inkomsten van de Ster in het jaar 2008 ten hoogste vier procent uitgekeerd worden aan het Stimuleringsfonds voor de pers. De uitkering zal plaatsvinden aan de hand van de door de minister goedgekeurde begroting van het Stimuleringsfonds voor de pers op grond van artikel 8.7 Mediawet 2008. Uit mijn brief van 30 september 20093 blijkt dat voor de activiteiten van het Stimuleringsfonds in het kader van de innovatie van de pers een bedrag van € 8 miljoen is begroot. Daarnaast stel ik ten behoeve van de Regeling voor Jonge Journalisten in 2009 € 0,5 miljoen aan het Fonds beschikbaar uit genoemde STER-middelen. Tezamen komt dat neer op bijna vier procent van de inkomsten van de Ster in 2008.

Over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de twee wijzigingen zijn geen bijzonderheden te melden. Onderdeel A vormt een aanpassing aan de praktijk en wordt dus overeenkomstig deze wijziging al uitgevoerd en onderdeel B betreft een eenmalige uitkering waarbij geen problemen in de uitvoering te verwachten zijn. Ook brengen beide wijzigingen geen administratieve lasten met zich mee.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.


XNoot
1

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 777, nr. 2.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 777, nr. 13.

XNoot
3

Kamerstukken II, 2009–2010, 31 777, nr. 18.

Naar boven