nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2008
Op 14 november jl. heb ik u een brief over het brede persbeleid toegezonden1. Die brief heeft veel en uiteenlopende reacties losgemaakt.
Uw Kamer heeft besloten op 18 december a.s. een Algemeen Overleg
te agenderen over het persbeleid. De snelle, actuele ontwikkelingen in de
perssector brengen mij tot deze aanvullende brief. Hierin zal ik in het bijzonder
ingaan op de mogelijkheid tot verlaging van het btw-tarief voor digitale uitgeefproducten
en het stimuleren van innovatie in de perssector.
Ik realiseer mij ten volle dat de perssector in een benarde situatie verkeert.
Op meerdere plaatsen in mijn eerdere brief is aangegeven dat de sector door
structurele en conjuncturele oorzaken onder toenemende druk staat. Expliciet
benoem ik kwesties waar nagenoeg alle dagbladondernemingen mee worden geconfronteerd:
teruglopende oplagen bij de betaalde kranten, dalende advertentie-inkomsten,
het uitblijven van een goed businessmodel voor exploitatie van internetsites,
verhoogde rendementseisen van aandeelhouders, problemen met het beschermen
van hun content en de bezorging. In de brief worden ook acties aangekondigd.
Zo treed ik op korte termijn in overleg met alle betrokken partijen om te
bezien welke oplossingen er zijn voor knelpunten in de bezorging en wil het
kabinet onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de belangrijke functies
van mediabedrijven te beschermen tegen mogelijke gevaren die kleven aan het
feit dat ze eigendom zijn van (buitenlandse) private partijen.
Verlaging van het btw-tarief voor digitale uitgeefproducten
Van diverse zijden is ervoor gepleit om digitale uitgeefproducten onder
te brengen in het verlaagde btw-tarief (6%), net zoals dat van toepassing
is op papieren uitgeefproducten. Het punt van de ongelijke behandeling van
papieren en digitale uitgeefproducten heeft al enige tijd de aandacht van
het kabinet. Complicerende factor is dat het onderbrengen van een bepaald
product of dienst in een verlaagd btw-tarief geen aangelegenheid is
waartoe een EU-lidstaat alleen kan besluiten; daarvoor is eerst consensus
in Brussel vereist. Tijdens de Ecofin van 4 november jl. bleek dat er
grote verschillen zijn tussen de standpunten van de lidstaten1. Mijn uitgangspunt is dat ik al het mogelijke zal doen om een gelijke
behandeling van papieren en digitale uitgeefproducten te bewerkstelligen.
Ik treed in overleg met de staatssecretaris van Financiën over de thans
ontstane situatie en de mogelijkheid om papieren en digitale uitgeefproducten
gelijk te behandelen en in het verlaagde tarief onder te brengen.
Innovatie in de perssector
In mijn brief over het persbeleid onderstreep ik het belang van innovatie
in de perssector. Vanwege de noodzaak en de urgentie van innovatie, die nu
ook nadrukkelijk blijkt uit de reacties van vrijwel alle partijen in de sector,
ben ik van plan om op zeer korte termijn een onafhankelijke Tijdelijke Commissie
Innovatie Pers te benoemen. Deze commissie vraag ik om binnen enkele maanden
met een concreet advies te komen over innovatie in de pers en de wijze waarop
deze het beste gestimuleerd kan worden. De samenstelling van de commissie
en de onderzoeksopdracht en -vragen wil ik mede in overleg met de sector vaststellen,
maar ik stel mij voor dat oplossingen voor knelpunten rond journalistieke
informatie op internet en de eigen verantwoordelijkheid van persondernemingen
voor innovatie daarbij aan de orde komen.
Wanneer de commissie met een goed en werkbaar advies komt ben ik bereid
op basis van artikel 128 van de Mediawet (waarbij ik dan alleen de inkomsten
van de Ster zal betrekken) op zoek te gaan naar middelen om de innovatie daadwerkelijk
te stimuleren.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk
XNoot
1Kamerstukken II, 2008–2009, 31 777, nr. 1.
XNoot
1Zie verslag van de vergadering van de Eurogroep en Ecofin Raad van 3 en
4 november 2008 te Brussel. Kamerstukken II, 2008–2009, 21 501-07,
nr. 628.