Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 oktober 2009, nr. 66426, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

  • artikel 4 van de verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van verordening (EG) nr. 70/2001 (PbEU L 358);

  • de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies en de artikelen 1:3, 1:7, 1:8, 1:15, 1:16 en 1:17 van de Regeling LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:16, vierde lid, wordt de zinsnede ‘of voor investeringen als bedoeld in Hoofdstuk 1 of 4 van Bijlage 2’ vervangen door: of voor investeringen als bedoeld in Hoofdstuk 1, 4 of 5 van Bijlage 2.

B

Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 EN 2:40, vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

Na Hoofdstuk 4 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

HOOFDSTUK 5. INVESTERINGEN IN TECHNIEKEN TER VERMINDERING VAN DE UITSTOOT FIJN STOF

  • A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

    Technieken ter vermindering van de uitstoot van fijn stof, die als zodanig zijn aangemerkt in eindnoot 2 van de, op grond van artikel 66, aanhef en onder c, van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, gepubliceerde lijst van emissiefactoren fijn stof voor veehouderij.

  • B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn landbouwonderneming die een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) overschrijden of dreigen te overschrijden op of na het bijbehorende tijdstip van ingang.

  • C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

    In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

    • a. de door de aanvrager te maken kosten voor de werking van het systeem noodzakelijke materieel, zoals:

      • de filterwanden met behuizing, sproeiapparatuur, pompen, ventilatoren, opvangbakken onder de filterwanden, waterbehandeling, luchtin- en uitlaat, druppelvanger;

      • regelapparatuur voor pH, luchtdebieten, vloeistofdebieten, vloeistofniveauregeling, zuurdoseerpomp, ventielen, drukvalregistratie, bedrijfsurenteller, besturingscomputer met noodzakelijke besturingssoftware, schakelpaneel, alarmering;

      • hardware en software gericht op continue elektronische monitoring en registratie van essentiële procesparameters van de wasser;

      • materieel voor opslag van zuur of afgevoerde spuivloeistoffen van de filterwanden;

      • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel zoals montagematerieel, coating, bekabeling, vloeistofleidingen, aansluitingen;

    • b. de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van het materieel waardoor de functie van het systeem volledig kan worden benut;

    • c. in afwijking van onderdeel a, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

      • pompen en pomputten die dienen voor de aanvoer van grondwater;

      • kosten die direct verband houden met ventilatie en klimaatbeheersing in stallen, zoals stalventilatoren en het aanleggen van centrale afzuigkanalen;

      • kelders voor de opslag van vloeistoffen voor zover ze een opslagduur van zes maanden te boven gaan;

      • denitrificatie-apparatuur, tenzij deze apparatuur als integraal onderdeel van de luchtwasser is opgenomen in de stalbeschrijving.

  • D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

    De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een techniek ter vermindering van de uitstoot fijn stof gaat vergezeld van:

    • a. een op naam van de aanvrager gestelde offerte van een leverancier van de installatie. De offerte is zodanig gespecificeerd dat de verschillende onderdelen expliciet herkenbaar zijn;

    • b. een verklaring van de bank dat de onderneming levensvatbaar is.

ARTIKEL II

Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2009 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, derde gedachtestreepje, wordt na de zinsnede ‘met uitzondering van subsidies genoemd in paragraaf 1 en 5’ vervangen door: met uitzondering van subsidies genoemd in paragraaf 1, 5 en 6.

B

De artikelen 65a en 65b worden verletterd tot 65g en 65h.

C

Na artikel 65 wordt in titel 5 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 6. Investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot fijn stof

Artikel 65a
  • 1. Aanvragen tot subsidieverlening voor een investering in een techniek ter vermindering van de uitstoot fijn stof als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 5, punt A, van de regeling kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 5, punt B, van de regeling.

  • 2. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 2 november tot en met 15 december 2009.

  • 3. De Minister rangschikt de aanvragen overeenkomstig artikel 1:6 van de regeling.

  • 4. Er kan slechts één aanvraag worden ingediend per inrichting bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet Milieubeheer.

Artikel 65b

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 65c

Aanvragen tot subsidievaststelling kunnen worden ingediend tot 31 maart 2011.

Artikel 65d

In afwijking van artikel 1:15, derde lid, van de regeling komt niet-verrekenbare BTW niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 65e

De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten.

Artikel 65f

Het subsidieplafond bedraagt € 5.000.000.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 oktober 2009

De Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Met de toevoeging van Hoofdstuk vijf aan Bijlage 2 is er een nieuwe subsidiemogelijkheid in de regeling gevoegd die investeringen in technieken die leiden tot een vermindering van de uitstoot van fijn stof mogelijk maakt. Deze vermindering is gewenst omdat de landbouwsector − en de intensieve veehouderijsector in het bijzonder − thans voor ongeveer 20% bijdraagt aan de uitstoot van fijn stof in Nederland. De subsidiemodule vloeit voort uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en wordt genoemd in sub b van paragraaf 7.3.2.4 van het NSL. Het NSL is het programma van rijk, provincies en gemeenten om de luchtkwaliteit te verbeteren en is de onderbouwing van het uitstel dat de Commissie op 7 april 2009 aan Nederland heeft verleend tot 11 juni 2011 voor het voldoen aan de grenswaarden. Het NSL heeft onder andere als doelstelling dat de Europese grenswaarden voor fijn stof uiterlijk op 11 juni 2011 wordt gehaald. Deze subsidiemodule is specifiek gericht op landbouwondernemingen die de door de Europese Unie gestelde grenswaarden voor fijnstof (PM10) overschrijden of dreigen te overschrijden, zodat zij op 11 juni 2011 ook voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof. De subsidie is beperkt tot investeringen in emissiereducerende technieken die worden genoemd in eindnoot 2 bij het overzicht emissiefactoren fijn stof veehouderij zoals gepubliceerd op www.vrom.nl. Deze eindnoot zal voor de openstelling van 1 november 2009 worden geplaatst in het overzicht emissiefactoren fijn stof veehouderij.

§ 2. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2009. Daarmee wordt afgeweken van het LNV-beleid van vaste verandermomenten voor regelgeving, die inhouden dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari of 1 juli in werking treden en publicatie minimaal drie maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. Dit beleid is neergelegd in de brief van de Minister van LNV van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2007/08, 29 515 en 31 201, nr. 243). Het belang van spoedige openstelling voor de landbouwondernemingen van deze regeling weegt zwaarder dan openstelling per 1 juli 2010 overeenkomstig de uitgangspunten inzake vaste verandermomenten omdat de subsidie zo snel mogelijk beschikbaar moet zijn om de doelstelling van het NSL op het gebied van fijn stof te bereiken.

§ 3. Staatssteunkader

Deze regeling is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 18 van 1857/2006 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001. Volgens deze verordening zijn bepaalde soorten steun aan kleine en middelgrote ondernemingen vrijgesteld van aanmeldingsplicht bij de Commissie. De steun wordt verleend op grond van artikel 4, tweede lid, sub e van Verordening 1857/2006 en aan de in artikel 4 genoemde voorwaarden wordt voldaan. De steunintensiteit is maximaal 60% van de in aanmerking komende investeringen die worden gedaan met het oog op pas ingevoerde minimumnormen. Het subsidieplafond bedraagt € 5.000.000.

De Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven