Besluit opsporingsvergunning aardwarmte Brielle 2

7 oktober 2009

Nr. ET/EM / 9139897

De Minister van Economische Zaken,

Procesverloop

  • De gemeente Brielle en Plantenkwekerij Grootscholten B.V. hebben per schrijven van 16 december 2009, ingekomen 17 december 2008, een aanvraag om een opsporingsvergunning voor aardwarmte ingediend, ingevolge artikel 6 van de Mijnbouwwet, voor de duur van vier jaar, voor een gebied gelegen in de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne, genaamd Brielle 2;

  • Naar aanleiding van de onderhavige aanvraag is in de Staatscourant van 27 februari 2009 een uitnodiging geplaatst voor het indienen van concurrerende aanvragen;

  • Binnen de periode van dertien weken na plaatsing van bovengenoemde uitnodiging in de Staatscourant zijn geen concurrerende aanvragen ingediend;

  • TNO Bouw en Ondergrond, Adviesgroep EZ (TNO) heeft, op verzoek van de Minister van Economische Zaken op 8 juni 2009 advies uitgebracht;

  • Staatstoezicht op de mijnen (Sodm) heeft, op verzoek van de Minister van Economische Zaken op 26 januari 2009 advies uitgebracht;

  • Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland is gevraagd – bij schrijven van 24 juni 2009 – advies uit te brengen op grond van artikel 16, van de Mijnbouwwet. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt;

  • De Mijnraad heeft op 31 augustus 2009 advies uitgebracht (kenmerk MIJN/ 9118290) op grond van artikel 105, derde lid, van de Mijnbouwwet.

Overwegingen

  • Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt aangevraagd, geldt niet een door een ander gehouden opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte. Hiermee is voldaan aan artikel 7, eerste lid, van de Mijnbouwwet;

  • Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning wordt aangevraagd, geldt niet een door een ander gehouden opslagvergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 7, tweede lid, van de Mijnbouwwet;

  • De technische en financiële mogelijkheden van de aanvragers geven geen aanleiding tot het weigeren van de gevraagde vergunning. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnbouwwet;

  • De manier waarop de aanvragers voornemens zijn de activiteiten, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten geeft geen aanleiding de vergunning te weigeren. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder b, van de Mijnbouwwet;

  • De aanvragers hebben niet onder een eerdere vergunning bij activiteiten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Mijnbouwwet, blijk gegeven van gebrek aan efficiëntie of verantwoordelijkheidszin. Hiermee is voldaan aan artikel 9, eerste lid, onder c, van de Mijnbouwwet;

  • TNO adviseert een opsporingsvergunning voor aardwarmte te verlenen voor een periode van vier jaar. Het door de aanvragers voorgestelde werkprogramma wordt door TNO adequaat en passend bij de grootte van het te verlenen vergunninggebied geacht. Wel dienen in het werkprogramma voorgestelde boorlocaties gewijzigd te worden, omdat deze niet in het gebied liggen. TNO stelt voor om als voorwaarde op te nemen dat er voor het verstrijken van het tweede jaar een geactualiseerd werkprogramma aan de Minister wordt voorgelegd dat een onvoorwaardelijke boring in het derde jaar bevat. Gezien de ligging van het gebied onmiddellijk ten zuiden van de Rijswijk en Botlek winningsvergunningen en dus nabij olie- en gasvoorkomens in een bewezen olie- en gasprovincie is er een reëel risico op het aantreffen van gas en of olie of sporen daarvan. Aanbevolen wordt om hiermee rekening te houden bij het ontwerpen van de doubletten en tijdens het boren;

  • Sodm adviseert om voor de aanvang van de opsporingsactiviteiten een persoon met boortechnische en operationele ervaring, die leiding geeft aan boor- en aanverwante activiteiten ter voorkoming van interferentie met koolwaterstoffen, beschikbaar te stellen. Bovendien moet die persoon de bevoegdheid hebben om uitvoering te geven aan instructies van die inspecteurs;

  • De Mijnraad adviseert de opsporingsvergunning te verlenen voor de duur van vier jaar met dien verstande dat uiterlijk in het derde jaar twee boringen (doublet) worden geplaatst en dat het concrete plan hiervoor voor het verstrijken van het tweede jaar aan de Minister van Economische Zaken kenbaar wordt gemaakt;

  • Gelet op de Mijnbouwwet, het ingediende werkprogramma en de uitgebrachte adviezen, kan verlening van de vergunning aan de gemeente Brielle en Plantenkwekerij Grootscholten B.V. plaatsvinden.

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 6, 7, 9, 11, eerste tot en met derde lid, en eerste volzin vierde lid, 12, 15, 16, 17 en 105, derde lid, van de Mijnbouwwet, en artikel 1.3.1. van de Mijnbouwregeling;

Besluit:

Artikel 1

Aan de gemeente Brielle en Plantenkwekerij Grootscholten B.V. (hierna te noemen de vergunninghouder) wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend.

Artikel 2

De vergunning geldt voor een gebied gelegen in de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne, genaamd Brielle 2, dat wordt begrensd door de volgende punten en de rechte lijnen daartussen. De coördinaten van deze punten zijn:

Punt

X

Y

1

66800.000

433000.000

2

70441.449

435183.580

3

70648.000

434814.000

4

72389.000

435846.000

5

72173.477

436222.184

6

72450.000

436388.000

7

75500.000

432033.000

8

69825.000

428212.000

Van het hierboven omschreven gebied maakt het volgende gebied, dat begrensd wordt door de rechte lijnen tussen de volgende punten, geen deel uit:

Punt

X

Y

1

68861

433720

2

70648

434814

3

72404

431610

4

70710

430609

Bovenstaande coördinaten zijn weergegeven volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting zoals vermeld in Artikel 1.2.1, onder a, van de Mijnbouwregeling (Stcrt. 19-12-2002, nr. 245).

Op basis van deze grensbeschrijving is de oppervlakte 28,59 km2.

Artikel 3

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van de op 17 december 2008 ontvangen aanvraag.

Artikel 4

De vergunninghouder wijst tijdig voor de aanvang van de opsporingsactiviteiten een persoon aan met boortechnische en operationele ervaring, die leiding geeft aan boor- en aanverwante activiteiten en doet hiervan schriftelijk mededeling aan Staatstoezicht op de mijnen. Bovendien moet die persoon de bevoegdheid hebben om uitvoering te geven aan instructies van inspecteur van Staatstoezicht op de mijnen. De vergunninghouder stelt Staatstoezicht op de mijnen van eventuele wijzigingen schriftelijk vooraf tijdig op de hoogte.

Artikel 5

Gemeente Brielle wordt aangewezen als de persoon die de feitelijke werkzaamheden verricht of daartoe opdracht geeft, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, van de Mijnbouwwet.

Artikel 6

De vergunninghouder neemt bij de uitvoering van het werkprogramma de volgende voorwaarden in acht:

  • binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning deelt de vergunninghouder schriftelijk mee aan de Minister van Economische Zaken, onder vermelding van tijdstip, geologische structuur en diepte, de plaats waar de boringen zullen worden verricht;

  • Uiterlijk in het derde jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning worden twee boringen (doublet) geplaatst.

Artikel 7

De vergunning geldt, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding nadat zij onherroepelijk is geworden, gedurende een tijdvak van 4 jaar.

Artikel 8

De vergunning treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvragers. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

MT-lid directie Energiemarkt,

Y. Peters.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken (ALP: L/204), Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven