Regeling van e Staatssecretaris van Economische Zaken van 18 oktober 2009, nr. WJZ/9155615, tot vaststelling van de aanvraag- en veilingprocedure voor vergunningen voor frequentieruimte in de 2,6 GHz-band ten behoeve van mobiele communicatie-toepassingen (Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 2,6 GHz)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, 6, 6a en 8 van het Frequentiebesluit;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanvrager:

degene die een aanvraag heeft ingediend;

b. biedronde:

een primaire biedronde, de aanvullende biedronde of de toewijzingsbiedronde;

c. onderband:

het frequentiebereik van 2500–2565 MHz;

d. bovenband:

het frequentiebereik van 2620–2685 MHz;

e. vergelijkbare frequentieruimte:

frequentieruimte binnen het frequentiebereik van 880–914 MHz, 925–959 MHz, 1710–1782,5 MHz, 1805–1877,5 MHz, 1900–1980 MHz, 2019,7–2025 MHz en 2110–2170 MHz;

f. deelnemer:
  • 1°. in de artikelen 9 en 10, in bijlage II, in de primaire biedronden en in de aanvullende biedronde: de aanvrager die voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen en wiens aanvraag voldoet aan de in de artikelen 3 tot en met 5 gestelde eisen en aan wie is meegedeeld dat hij is toegelaten tot de veiling;

  • 2°. in de toewijzingsbiedronde: de aanvrager, bedoeld onder 1°, wiens bieding onderdeel uitmaakt van de combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 26;

g. winnende deelnemer:
  • 1°. in bijlage III: de deelnemer wiens bieding deel uitmaakt van de combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 26;

  • 2°. in de toewijzingsbiedronde, bijlage IV en in artikel 38: de deelnemer wiens bieding deel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 35;

h. groep:

groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

i. rente:

de volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 4 basispunten;

j. werkdagen:

maandag tot en met vrijdag, niet zijnde een feestdag;

k. winnende bieding:
  • 1°. in de aanvullende biedronde en bijlage III: de bieding die deel uitmaakt van de combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 26;

  • 2°. in de toewijzingsbiedronde: de bieding die deel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 35;

l. vertrouwelijke informatie:

informatie over een aanvrager die niet openbaar is en die, wanneer kenbaar gemaakt aan een andere aanvrager diens beslissingen met betrekking tot de veiling beïnvloedt of kan beïnvloeden.

§ 2. Beschikbare vergunningen

Artikel 2 (beschikbare frequentieruimte)

  • 1. Ingevolge het besluit van de minister van [datum] (Stcrt. 2009, [nummer]) worden ten behoeve van het gebruik van frequentieruimte voor terrestrische elektronische communicatie de volgende vergunningen door middel van een veiling verdeeld:

    • a. vergunning A: vergunning voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2010 en 2019,7 MHz;

    • b. vergunning B: vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz in de onder- en bovenband waarbij tussen de beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 120 MHz;

    • c. vergunning C: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van 5 MHz binnen het frequentiebereik van 2500–2685 MHz;

    • d. vergunning D: vergunning voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2615–2620 MHz waaraan beperkingen worden opgelegd ter voorkoming van interferentie tussen een vergunning B en een vergunning C;

    • e. vergunning E: vergunning voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2685–2690 MHz waaraan beperkingen worden opgelegd ter voorkoming van interferentie met de frequentieruimte tussen 2690–2700 MHz.

  • 2. Indien er vergunningen C worden verleend aan een aanvrager, worden aan hem ten minste twee vergunningen C verleend, waarbij ter voorkoming van interferentie beperkingen opgelegd worden aan het gebruik van de laagst gelegen frequentieruimte van 5 MHz waarvoor die aanvrager een vergunning C verkrijgt.

  • 3. Voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2615–2620 MHz wordt, in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, uitsluitend een vergunning D verleend, indien voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2620–2625 MHz een vergunning B wordt verleend, met dien verstande dat vergunning D in dat geval verleend wordt aan de aanvrager die voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2610–2615 MHz een vergunning C verkrijgt.

  • 4. De vergunningen B en C worden zodanig verleend dat, met inachtneming van het bepaalde in het eerste tot en met derde lid:

    • a. de vergunningen B in de onderband van alle aanvragers samen aaneengesloten zijn en beginnen bij 2500 MHz;

    • b. de vergunningen B in de onderband per aanvrager aaneengesloten zijn;

    • c. de vergunningen C per aanvrager steeds betrekking hebben op aaneengesloten frequentieruimte, en

    • d. een vergunning C:

      • 1°. uitsluitend betrekking heeft op de frequentieruimte in de boven- en onderband voor zover, na inachtneming van het gestelde onder a tot en met c, en het derde lid, de frequentieruimte tussen 2565–2620 MHz volledig is benut, en

      • 2°. wanneer die vergunning betrekking heeft op de frequentieruimte in de boven- en onderband steeds betrekking heeft op de hoogst gelegen frequentieruimte, met dien verstande dat de vergunningen C tevens evenwichtig verdeeld worden over de onder- en bovenband.

  • 5. De vergunning E wordt verleend aan de aanvrager waaraan een vergunning wordt verleend voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2680–2685 MHz.

  • 6. Aan een aanvrager worden niet meer vergunningen A, B of C verleend dan die gezamenlijk en tezamen met de vergelijkbare frequentieruimte waarvan hij uiterlijk op het in artikel 4, tweede lid, genoemde tijdstip reeds vergunninghouder is, overeenkomen met 8 activiteitspunten zoals berekend overeenkomstig artikel 17, eerste lid, en het zevende lid.

  • 7. Het aantal activiteitspunten van de vergelijkbare frequentieruimte van een vergunninghouder wordt berekend overeenkomstig de onderdelen a en b:

    • a. met betrekking tot de frequentieruimte binnen het frequentiebereik van 1900–1980 MHz, 2019,7–2025 MHz en 2110–2170 MHz staat 15 MHz gelijk aan één activiteitspunt, en

    • b. met betrekking tot de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 880–914 MHz, 925–959 MHz, 1710–1782,5 MHz, 1805–1877,5 MHz staat 34 MHz gelijk aan één activiteitspunt,

    met dien verstande dat de uitkomst wordt afgerond, waarbij de decimalen worden verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5 en de decimalen worden verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

§ 3. Vergunningaanvraag en zekerheidstelling (inschrijvingsfase)

Artikel 3 (aanvraag)

  • 1. Degene die voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking wil komen, dient een aanvraag in.

  • 2. Een aanvraag heeft betrekking op ten hoogste 8 activiteitspunten, met dien verstande dat een aanvraag waarin in de bij deze regeling behorende bijlage I, B.1 voorkeur wordt uitgesproken voor een vergunning C, steeds betrekking heeft op ten minste twee vergunningen C.

  • 3. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veiling en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 4. De aanvraag bevat verder de gegevens en bescheiden, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage I, en wordt overeenkomstig het model in die bijlage ingedeeld.

  • 5. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 6. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het vierde lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 7. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het zesde lid, mogen in afwijking van het vijfde lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

Artikel 4 (indienen aanvraag)

  • 1. Elke aanvrager dient ten hoogste één aanvraag in. Per groep is er ten hoogste één aanvrager.

  • 2. De aanvraag wordt uiterlijk op 8 januari 2010 om 14.00 uur per post ontvangen dan wel door persoonlijke overhandiging ontvangen op het volgende adres:

    Agentschap Telecom

    Ter attentie van: Veilingteam 2,6 GHz

    Emmasingel 1

    9726 AH GRONINGEN

  • 3. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in het tweede lid gestelde eisen, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 5 (verzuimherstel)

  • 1. De aanvrager informeert de minister onmiddellijk, op de wijze, bedoeld in artikel 4, tweede lid, over wijzigingen met betrekking tot de in artikel 3, derde en vierde lid, bedoelde gegevens en bescheiden.

  • 2. Onverminderd het derde lid, wordt de aanvraag na het tijdstip, bedoeld in artikel 4, tweede lid, niet gewijzigd.

  • 3. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan:

    • a. de in artikel 3, derde tot en met vijfde en zevende lid, of artikel 4, eerste lid, of

    • b. de in artikel 3, tweede lid,

    gestelde eisen, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 4. De aanvrager heeft gedurende zeven werkdagen, te rekenen vanaf de dag nadat de mededeling, bedoeld in het derde lid, is verstuurd, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 5. De gegevens ten behoeve van het verzuimherstel, bedoeld in het derde lid, worden op de wijze, bedoeld in artikel 4, tweede lid, ingediend.

  • 6. Indien het verzuim, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, binnen de termijn, genoemd in het vierde lid, niet is hersteld of de aanvraag na herstel niet voldoet aan de in artikel 3, derde tot en met vijfde en zevende lid, of artikel 4, eerste lid, gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

  • 7. Indien het verzuim, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, binnen de termijn, genoemd in het vierde lid, niet is hersteld of de aanvraag na herstel niet voldoet aan de in artikel 3, tweede lid, gestelde eisen, wordt de aanvraag afgewezen voor zover deze betrekking heeft op meer dan 8 activiteitspunten. Voordat de aanvraag wordt afgewezen deelt de minister het voorgenomen besluit mee aan de betrokken aanvrager, en wordt de aanvrager overeenkomstig het derde en vierde lid in de gelegenheid gesteld om aan te geven naar welke vergunningen en welke frequentieruimte zijn voorkeur uitgaat.

Artikel 6 (aanvrager)

  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie;

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd, en

    • c. er is geen beslag gelegd op het vermogen dan wel een of meer bedrijfsmiddelen van de aanvrager, die een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aanvrager vormen.

  • 3. Met de eisen van het tweede lid worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 4. Binnen zes weken na het tijdstip, bedoeld in artikel 4, tweede lid:

    • a. stelt de minister vast of de aanvrager wiens aanvraag in behandeling is genomen, voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, en

    • b. geeft de minister toepassing aan artikel 6a, tweede lid, van het Frequentiebesluit.

  • 5. Indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, is voldaan dan wel voor zover de minister krachtens artikel 6a, tweede lid, van het Frequentiebesluit een aanvrager uitsluit van deelname aan de veiling, wijst de minister de aanvraag af.

§ 4. Vaststellen noodzaak tot veilen

Artikel 7

  • 1. Voor het vaststellen of er noodzaak is tot veilen van de vergunningen A, B en C, wordt bij de toepassing van het tweede en derde lid uitgegaan van de aanvragen die zijn ingediend overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 5 door aanvragers die voldoen aan de in artikel 6 gestelde eisen.

  • 2. De vergunningen A tot en met E worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met zevende lid, zonder veiling verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen A, B en C en geen van de aanvragers voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage I, onder B.2, of

    • b. er slechts één aanvraag is ingediend.

  • 3. Indien de vergunningen A tot en met E op grond van het tweede lid zonder veiling worden verleend, worden deze vergunningen verleend volgens de procedure van op volgorde van binnenkomst als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Frequentiebesluit.

  • 4. De vergunningen A tot en met E worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met zevende lid, onder toepassing van de artikelen 31 tot en met 39 verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen A, B en C, en

    • b. een aanvrager voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage I, onder B2.

    De artikelen 9 en 11 tot en met 18 zijn van toepassing. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij toepassing van artikel 10, vijfde lid, moet worden uitgegaan van het tijdstip, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 8

  • 1. De minister deelt de aanvragers zo spoedig mogelijk mee welke vergunningen overeenkomstig artikel 7 worden verleend.

  • 2. Nadat de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, zijn verleend, deelt de minister de aanvragers mee aan wie welke vergunningen zijn verleend.

§ 5. Toelating tot de veiling

Artikel 9 (toelating tot de veiling)

  • 1. Indien na toepassing van artikel 7 de noodzaak van veilen is komen vast te staan, deelt de minister iedere aanvrager schriftelijk mee of hij als deelnemer wordt toegelaten tot de veiling. De minister deelt iedere aanvrager hierbij tevens mee voor hoeveel activiteitspunten hij op basis van het krachtens artikel 6a, tweede lid, van het Frequentiebesluit genomen besluit vergunningen mag verwerven tijdens de veiling.

  • 2. De minister deelt iedere deelnemer hierbij tevens mee:

    • a. welke vergunningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c worden geveild;

    • b. hoeveel andere deelnemers zijn toegelaten tot de veiling;

    • c. de datum en het tijdstip van aanvang van de veiling;

    • d. het faxnummer voor het indienen van een verzoek als bedoeld in artikel 16, tweede en vijfde lid, en van een schriftelijke bieding als bedoeld in artikel 16, eerste lid, en

    • e. het telefoonnummer waarop de minister in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 12, derde lid, bereikbaar is.

  • 3. Zodra de deelnemer overeenkomstig artikel 10 een bedrag tot zekerheid van de gestanddoening van zijn bieding heeft gedaan, deelt de minister hem voorts mede:

    • a. de combinatie van zijn inlogcode en zijn wachtwoord, en

    • b. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen.

Artikel 10 (waarborgsom/bankgarantie)

  • 1. Iedere deelnemer voldoet een bedrag tot zekerheid van de gestanddoening van zijn bieding.

  • 2. Indien de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft op ten hoogste twee activiteitspunten als bedoeld in artikel 17, eerste lid, bedraagt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, € 50.000 per activiteitspunt.

  • 3. Indien de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft op ten minste drie en ten hoogste vier activiteitspunten als bedoeld in artikel 17, eerste lid, bedraagt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, € 100.000 per activiteitspunt.

  • 4. Indien de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft op meer dan vier activiteitspunten als bedoeld in artikel 17, eerste lid, bedraagt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, € 200.000 per activiteitspunt.

  • 5. Uiterlijk vijftien werkdagen voor het in artikel 9, tweede lid, onder c, bedoelde tijdstip:

    • a. is het bedrag onder vermelding van Waarborgsom Veiling 2,6 GHz ontvangen op bankrekeningnummer 56.99.94.039, IBAN: NL49RBOS0569994039, SWIFT: RBOSNL2Aten name van Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, Afdeling Finance;

    • b. of is voor het bedoelde bedrag ter zekerheidstelling een bankgarantie volgens het model dat als bijlage II bij deze regeling is gevoegd, per post ontvangen op, dan wel door persoonlijke overhandiging ingediend bij het in artikel 4, tweede lid, genoemde adres.

  • 6. De deelnemer die heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, is gerechtigd om een bieding uit te brengen tijdens de eerste primaire biedronde.

  • 7. Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de in het eerste tot en met het vijfde lid, gestelde eisen, deelt de minister dit hem mee en stelt de minister hem in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 8. De deelnemer heeft gedurende zeven werkdagen, te rekenen vanaf de dag nadat de mededeling, bedoeld in het zevende lid, is verstuurd, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 9. Indien een deelnemer het verzuim, bedoeld in het zevende lid, binnen de termijn, genoemd in het achtste lid, niet herstelt, is hij niet gerechtigd om een bieding uit te brengen tijdens de eerste primaire biedronde.

§ 6 Algemene bepalingen omtrent de veiling

Artikel 11 (vertrouwelijkheid en samenspanning)

  • 1. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een lid van de groep van een aanvrager, verspreidt geen vertrouwelijke informatie en doet geen vertrouwelijke informatie verspreiden aan een andere aanvrager of een derde, en maakt geen vertrouwelijke informatie openbaar.

  • 2. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een lid van de groep van een aanvrager, onthoudt zich voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure van afspraken of gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in de veilingprocedure daaronder begrepen.

  • 3. De minister kan een aanvrager die naar het oordeel van de minister handelt in strijd met het eerste of tweede lid van deelname of van verdere deelname aan de veiling uitsluiten.

Artikel 12

  • 1. De minister bepaalt de datum en het tijdstip waarop de veiling aanvangt en de voor de veiling benodigde programmatuur.

  • 2. De veiling vindt plaats door middel van internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem.

  • 3. Gedurende de veiling communiceert:

    • a. de minister uitsluitend door middel van het elektronisch systeem met de deelnemers, en

    • b. een deelnemer uitsluitend per fax met de minister,

    met dien verstande dat de minister in geval van bijzondere omstandigheden communicatie per telefoon kan toestaan.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan gedurende de veiling de communicatie tussen een deelnemer en de minister schriftelijk plaatsvinden indien sprake is van een elektronische storing als bedoeld in artikel 16, eerste lid.

  • 5. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 6. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 13 (noodrem)

  • 1. De minister kan de veiling opschorten voor een termijn van ten hoogste één jaar indien:

    • a. naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen in strijd met artikel 11, eerste of tweede lid;

    • b. dit nodig is voor een eerlijk of efficiënt verloop van de veiling, of

    • c. zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden.

  • 2. Indien een deelnemer in strijd heeft gehandeld met artikel 11, eerste of tweede lid, kan de minister:

    • a. de uitkomst van een of meer of biedingen of biedronden ongeldig verklaren, en

    • b. besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 14 (biedronden; biedingen; afrondingen)

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bieding gebonden.

Artikel 15 (eisen aan een bieding)

  • 1. Een ongeldige bieding wordt niet in aanmerking genomen bij:

    • a. het bepalen van het einde van de primaire biedronde op basis van artikel 22, eerste lid;

    • b. het opstellen van de lijst, bedoeld in artikel 33:

    • c. het vaststellen van de combinatie van winnende biedingen en de finale combinatie van winnende biedingen, en

    • d. het bepalen van de prijzen op grond van bijlagen III en IV.

  • 2. Een bieding is ongeldig wanneer niet is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de bieding is uitgebracht en bevestigd door middel van het elektronisch veilingsysteem via internet;

    • b. de bieding voldoet aan het in artikel 17, vijfde of zesde lid, bepaalde activiteitsniveau;

    • c. de bieding in de primaire biedronde en de aanvullende biedronde heeft uitsluitend betrekking op de vergunningen A, B of C;

    • d. de bieding in de primaire biedronde en de aanvullende biedronde geeft de aantallen vergunningen B en C aan waarop de bieding betrekking heeft, met dien verstande dat een bieding op vergunningen C ten minste twee vergunningen C betreft;

    • e. in de aanvullende biedronde en in de toewijzingsbiedronde bevat de bieding een biedbedrag en wordt die bieding gedaan in eenheden van € 1000;

    • f. in een primaire biedronde is de bieding de eerste bieding van een deelnemer in die ronde;

    • g. het biedbedrag van de bieding in de aanvullende ronde voldoet aan de in artikel 24, gestelde vereisten;

    • h. in de toewijzingsbiedronde heeft de bieding van een deelnemer voor een vergunning B of C uitsluitend betrekking op een alternatief voor frequentieruimte voor die vergunning B of C die voorkomt op de voor die deelnemer samengestelde lijst, bedoeld in artikel 33;

    • i. de bieding is in de Nederlandse taal gesteld, en

    • j. de bieding is tijdig ingediend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, is een bieding die is uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem via internet ongeldig en een schriftelijke bieding geldig, indien de betrokken deelnemer voor die biedronde toestemming als bedoeld in artikel 16 heeft gekregen voor het uitbrengen van een schriftelijke bieding, en die toestemming niet is ingetrokken overeenkomstig artikel 16, vijfde lid.

  • 4. Een schriftelijke bieding als bedoeld in het derde lid is ongeldig wanneer niet is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de bieding voldoet aan de in het tweede lid, onder b tot en met j, gestelde voorwaarden;

    • b. de bieding wordt gedaan overeenkomstig het model in bijlage V bij deze regeling;

    • c. de bieding wordt ingediend middels het krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel d, meegedeelde faxnummer, of

    • d. de bieding is leesbaar en eenduidig.

  • 5. Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de in het tweede lid, onder a tot en met i, gestelde voorwaarden, deelt de minister dit de deelnemer mee en stelt hij de deelnemer in de gelegenheid het verzuim door middel van het elektronisch veilingsysteem te herstellen binnen de duur van de betrokken biedronde, dan wel de verlengde biedronde, bedoeld in artikel 18, eerste lid, of tweede lid, onderdeel a.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid wordt aan een deelnemer die toestemming heeft om een schriftelijke bieding in te dienen en die niet heeft voldaan aan de in het tweede lid, onder b tot en met i, gestelde voorwaarden of de in het vierde lid, onderdelen b of c, gestelde voorwaarden:

    • a. per fax meegedeeld dat hij niet aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan, en

    • b. gelegenheid gegeven om het verzuim binnen een door de minister gestelde termijn te herstellen, met dien verstande dat de minister per deelnemer ten hoogste 10 maal gedurende de gehele veiling de gelegenheid kan geven om het verzuim te herstellen.

Artikel 16 (toestemming schriftelijk bieding)

  • 1. Indien een deelnemer door een elektronische storing niet in staat is om door middel van het elektronisch veilingsysteem een bieding uit te brengen, kan de minister toestemming geven om een bieding schriftelijk uit te brengen.

  • 2. Een verzoek tot toestemming als bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk ingediend middels het in artikel 9, tweede lid, onderdeel d, bedoelde faxnummer, is met redenen omkleed en wordt door de minister ontvangen uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van de biedronde.

  • 3. De minister kan toestemming als bedoeld in het eerste lid geven voor een enkele primaire biedronde of voor meerdere primaire biedronden, voor de aanvullende biedronde of voor de toewijzingsbiedronde.

  • 4. Aan toestemming als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. De minister kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de deelnemer intrekken, wanneer dit verzoek schriftelijk wordt gedaan uiterlijk 10 minuten na afloop van de voorgaande biedronde, dan wel de verlengde biedronde, bedoeld in artikel 18, eerste of tweede lid, onderdeel b.

Artikel 17 (activiteitsniveau en activiteitspunten)

  • 1. Het aantal activiteitspunten bedraagt:

    • a. met betrekking tot vergunning A: 1;

    • b. met betrekking tot een vergunning B: 2, en

    • c. met betrekking tot vergunning C: het aantal vergunningen waarop de bieding dan wel de voorkeur, bedoeld in bijlage I, onder B, betrekking heeft minus 1.

  • 2. Het activiteitsniveau van een bieding is de som van de activiteitspunten van de vergunningen waarop de bieding betrekking heeft.

  • 3. Het activiteitsniveau van een deelnemer bedraagt:

    • a. in de eerste primaire biedronde: de som van het aantal activiteitspunten waarop de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft;

    • b. in elke volgende primaire biedronde: het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de voorgaande ronde;

    • c. in de aanvullende biedronde: het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de laatste primaire biedronde.

  • 4. Indien een deelnemer in een primaire biedronde geen bieding uitbrengt of een ongeldige bieding uitbrengt, is het activiteitsniveau van de betreffende deelnemer in de volgende primaire biedronde nul.

  • 5. Het activiteitsniveau van een bieding dient:

    • a. in een primaire biedronde, en

    • b. in de aanvullende biedronde

    niet hoger te zijn dan het activiteitsniveau van die deelnemer in die biedronde.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid, kan het activiteitsniveau van een bieding in de aanvullende biedronde hoger zijn dan het activiteitsniveau van de deelnemer, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. in enige primaire biedronde is het activiteitsniveau van de deelnemer gelijk aan of groter dan het activiteitsniveau van de bieding in de aanvullende biedronde, en

    • b. het biedbedrag van deze bieding is niet hoger dan de prijs van deze bieding op basis van de laatste rondeprijs in de primaire biedronde, bedoeld onder a.

Artikel 18 (verlengingen)

  • 1. Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bieding uitbrengt wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten, met dien verstande dat in ten hoogste twee primaire biedronden voor een deelnemer verlenging plaats vindt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid:

    • a. kan de minister in geval van bijzondere omstandigheden een deelnemer op zijn verzoek toestemming verlenen om zijn biedronde te verlengen met een door de minister te bepalen termijn;

    • b. wordt, indien aan een deelnemer toestemming als bedoeld in artikel 16, eerste lid, is gegeven, de betreffende biedronde voor die deelnemer verlengd met een door de minister te bepalen termijn.

  • 3. Het verzoek tot toestemming als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is met redenen omkleed en wordt ontvangen uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van de biedronde of de verlengde biedronde, bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid.

  • 4. Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. Een op grond van het eerste of tweede lid verlengde biedronde is afgelopen zodra:

    • a. alle deelnemers wiens biedronde is verlengd, een bieding hebben uitgebracht, of

    • b. de biedronde dan wel de verlengde biedronde voor een deelnemer is verstreken.

  • 6. De minister deelt in het geval, bedoeld in het eerste en tweede lid, zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers mee dat de biedronde ten behoeve van een of meer deelnemers is verlengd.

§ 7. De hoofdfase van de veiling: de primaire biedronden en de aanvullende biedronde

§ 7.1 Primaire biedronden

Artikel 19
  • 1. De primaire biedronde bestaat uit één of meer biedronden.

  • 2. Een deelnemer brengt in een primaire biedronde per biedronde maximaal één bieding uit.

  • 3. Een bieding in een primaire biedronde heeft uitsluitend betrekking op de vergunningen A, B of C.

  • 4. Een bieding in een primaire biedronde kan betrekking hebben op andere vergunningen dan waarvoor een deelnemer in zijn aanvraag, onderdeel B, een voorkeur heeft uitgesproken, alsmede op andere vergunningen dan waarop zijn bieding in een voorgaande primaire biedronde betrekking had.

  • 5. Een bieding in een primaire biedronde ziet op het aantal vergunningen waarop een deelnemer biedt gelet op de in die biedronde geldende rondeprijs voor die vergunningen, bedoeld in artikel 21.

Artikel 20 (informatie voorafgaand aan en na een primaire biedronde)
  • 1. De minister deelt elke deelnemer voor aanvang van de eerste primaire biedronde zijn activiteitsniveau als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel a, mee.

  • 2. De minister deelt elke deelnemer voor aanvang van de eerste primaire biedronde de aanvangstijd en de duur van de biedronde mee.

  • 3. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een primaire biedronde mee:

    • a. zijn activiteitsniveau als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b;

    • b. zijn verlengingsmogelijkheden in de volgende primaire biedronde;

    • c. de bieding van de deelnemer in de vorige biedronde, en

    • d. het bedrag van zijn hoogste bieding in de veiling tot dan toe.

  • 4. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een primaire biedronde mee:

    • a. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde;

    • b. de rondeprijzen die in de volgende biedronde gelden per vergunning A, B of C;

    • c. de totale vraag in de vorige biedronde naar vergunningen A, B of C.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, onder a en b, wordt geen informatie over een volgende primaire biedronde gegeven indien de primaire biedronden op grond van artikel 22 eindigen.

Artikel 21 (rondeprijzen)
  • 1. De rondeprijzen in de eerste primaire biedronde zijn:

    • a. € 50.000 voor vergunning A;

    • b. € 100.000 voor een vergunning B;

    • c. € 50.000 voor een vergunning C.

  • 2. In de tweede en volgende primaire biedronden verhoogt de minister de rondeprijzen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig het derde tot en met zevende lid.

  • 3. De rondeprijs van vergunning A wordt verhoogd indien de vraag in de direct daaraan voorafgaande biedronde groter is dan één.

  • 4. De rondeprijs van vergunningen B wordt verhoogd indien met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met zevende lid, in de direct daaraan voorafgaande biedronde:

    • a. de vraag naar deze vergunning groter is dan dertien, of

    • b. niet kan worden voldaan aan de gezamenlijke vraag naar vergunningen B en C.

  • 5. De rondeprijs van vergunningen C wordt in een biedronde verhoogd indien met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met zevende lid, in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar de vergunningen C groter is dan tien, en:

    • a. niet kan worden voldaan aan de gezamenlijke vraag naar vergunningen B en C, of

    • b. niet kan worden voldaan aan de vraag naar vergunningen C.

  • 6. De rondeprijzen, bedoeld in het derde tot en met vijfde lid, worden verhoogd in eenheden van € 1.000.

  • 7. De minister verhoogt, in de in het derde tot en met vijfde lid bedoelde gevallen, de rondeprijs van een vergunning zodanig dat:

    • a. de verhoging van de rondeprijs van een vergunning in een biedronde ten hoogste 100% is ten opzichte van de rondeprijs voor die vergunning in de daaraan voorafgaande ronde, en

    • b. de rondeprijzen van de vergunningen B en C zich tot elkaar verhouden als 2:1.

  • 8. Indien dit naar het oordeel van de minister nodig is voor een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling kan hij afwijken van het zevende lid.

Artikel 22 (einde van de primaire biedronden)
  • 1. De primaire biedronden eindigen indien met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met zevende lid, voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen A, B en C.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan de minister de primaire biedronden beëindigen indien dat naar de mening van de minister geboden is ten behoeve van een efficiënt veilingproces.

§ 7.2 Aanvullende biedronde

Artikel 23
  • 1. De aanvullende biedronde bestaat uit één biedronde waarin door een deelnemer meerdere biedingen kunnen worden gedaan.

  • 2. Een bieding in de aanvullende biedronde heeft uitsluitend betrekking op de vergunningen A, B of C.

  • 3. Een bieding in de aanvullende biedronde kan betrekking hebben op andere vergunningen dan waarvoor een deelnemer in zijn aanvraag, onderdeel B, een voorkeur heeft uitgesproken, alsmede op andere vergunningen dan waarop zijn bieding in enige primaire biedronde betrekking had.

  • 4. De aanvang van de aanvullende biedronde is niet eerder dan ten minste een werkdag na het einde van de primaire biedronden.

Artikel 24
  • 1. De minimaal te bieden bedragen in de aanvullende biedronde zijn:

    • a. € 50.000 voor vergunning A;

    • b. € 100.000 voor een vergunning B;

    • c. € 50.000 voor een vergunning C.

  • 2. Indien een deelnemer in de aanvullende biedronde een bieding uitbrengt op hetzelfde aantal vergunningen A, B en C als waarop hij in een primaire biedronde heeft geboden, is het biedbedrag van de bieding in de aanvullende ronde hoger dan het biedbedrag dat hij in de primaire ronde heeft geboden voor datzelfde aantal vergunningen.

Artikel 25 (informatie voorafgaand aan de aanvullende biedronde)
  • 1. Na het einde van de primaire biedronden deelt de minister elke deelnemer mee:

    • a. dat de primaire biedronden zijn geëindigd;

    • b. wanneer de aanvullende biedronde een aanvang neemt, en

    • c. de duur van de aanvullende biedronde.

  • 2. De minister deelt elke deelnemer voor aanvang van de aanvullende biedronde zijn activiteitsniveau als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel c, mee.

Artikel 26 (bepaling combinatie van winnende biedingen)
  • 1. De minister stelt overeenkomstig het tweede tot en met vierde lid de combinatie van winnende biedingen vast.

  • 2. De combinatie van winnende biedingen is de combinatie van biedingen die zijn uitgebracht in de primaire biedronden of in de aanvullende ronden, die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de combinatie behelst ten hoogste één bieding per deelnemer;

    • b. met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met zevende lid, heeft de combinatie betrekking op niet meer vergunningen A, B en C dan er worden geveild;

    • c. de combinatie heeft de hoogste opbrengst van de combinaties van biedingen die voldoen aan de onder a en b genoemde voorwaarden.

  • 3. Indien er meerdere combinaties van winnende biedingen voldoen aan het tweede lid wordt er opnieuw een aanvullende biedronde gehouden, met dien verstande dat er ten hoogste drie maal opnieuw een aanvullende biedronde wordt gehouden.

  • 4. Indien na het drie maal opnieuw houden van een aanvullende biedronde er nog steeds meerdere combinaties van winnende biedingen kunnen worden vastgesteld op basis van het tweede lid, wordt door middel van loting tussen alle combinaties van winnende biedingen die voldoen aan het tweede lid, vastgesteld wat de combinatie van winnende biedingen is.

Artikel 27 (vaststelling van de basisprijzen van de winnende biedingen)
  • 1. Nadat de combinatie van winnende biedingen door de minister is vastgesteld overeenkomstig artikel 26, bepaalt de minister voor iedere winnende bieding een basisprijs op grond van bijlage III.

  • 2. De basisprijzen worden naar boven afgerond op eenheden van € 1000, met dien verstande dat een deelnemer na afronding niet meer betaalt dan het biedbedrag van zijn winnende bieding.

Artikel 28 (mededeling combinatie winnende biedingen en basisprijzen)
  • 1. Na het bepalen van de combinatie van winnende biedingen en de basisprijzen van iedere winnende bieding deelt de minister iedere deelnemer mee:

    • a. welke deelnemers op grond van artikel 26, eerste lid, vergunningen hebben gewonnen alsmede het aantal vergunningen B of C dat die deelnemers hebben gewonnen, en

    • b. dat de aanvullende biedronde is geëindigd.

  • 2. De minister deelt voorts aan een deelnemer de basisprijs van zijn winnende bieding mee.

  • 3. Na het bepalen van de combinatie van winnende biedingen en de basisprijzen van iedere winnende bieding maakt de minister openbaar:

    • a. de namen van de deelnemers die op grond van artikel 26, eerste lid, vergunningen A, B of C hebben gewonnen, en

    • b. het aantal vergunningen B of C dat een deelnemer heeft gewonnen.

Artikel 29 (vergunning A)
  • 1. Vergunning A wordt verleend aan de deelnemer die op vergunning A de winnende bieding heeft gedaan.

  • 2. De minister deelt iedere deelnemer mee aan wie vergunning A is verleend.

  • 3. De totaalprijs van vergunning A bestaat uit de op grond van artikel 27 afgeronde basisprijs voor die vergunning.

Artikel 30 (1 winnaar voor vergunningen B of C)
  • 1. Indien de combinatie van winnende biedingen, gelet op artikel 2, tweede tot en met zevende lid, zodanig is samengesteld dat een vergunning B of C uitsluitend betrekking heeft op één alternatief voor frequentieruimte als bedoeld in artikel 33, dan wordt die vergunning verleend aan de deelnemer die op die vergunning de winnende bieding heeft gedaan.

  • 2. De minister deelt iedere deelnemer mee aan wie de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, zijn verleend, alsmede voor welke frequentieruimte de vergunningen zijn verleend.

  • 3. De totaalprijs voor de in het eerste lid bedoelde vergunningen bestaat uit de op grond van artikel 27 afgeronde basisprijs voor die vergunningen.

§ 8. De tweede fase van de veiling: de toewijzingsbiedronde

Artikel 31

  • 1. De toewijzingsbiedronde bestaat uit een toewijzingsbiedronde voor de vergunningen B en een toewijzingsbiedronde voor de vergunningen C die gelijktijdig plaatsvinden en waarin wordt bepaald voor welke frequentieruimte een deelnemer een vergunning verkrijgt, met dien verstande dat de toewijzingsbiedronde geen betrekking heeft op vergunningen die op grond van artikel 30, eerste lid, zijn verleend.

  • 2. Een deelnemer kan in de toewijzingsbiedronde uitsluitend bieden op de vergunningen B of C, zoals voorkomend op de voor hem samengestelde lijst met alternatieven, bedoeld in artikel 33.

  • 3. De aanvang van de toewijzingsbiedronde is niet eerder dan ten minste een werkdag na het einde van de aanvullende biedronde.

Artikel 32 (infoverstrekking aan deelnemers)

  • 1. Zo spoedig mogelijk na het einde van aanvullende biedronde, deelt de minister elke deelnemer mee:

    • a. wanneer de toewijzingsbiedronde een aanvang neemt, en

    • b. de duur van de toewijzingsbiedronde.

  • 2. De minister deelt voorts elke deelnemer voor aanvang van de toewijzingsbiedronde mee wat de alternatieven zijn waarop de betreffende deelnemer op grond van artikel 33 kan bieden.

Artikel 33 (lijst met verdeelopties)

De minister stelt op basis van de artikelen 2, tweede tot en met zevende lid, 26, eerste lid, en artikel 30, eerste lid, voor iedere deelnemer een lijst samen met per type vergunning de alternatieven voor de frequentieruimte waarop hij gezien de aantallen vergunningen B en C die hij heeft gewonnen in de toewijzingsbiedronde kan bieden.

Artikel 34 (geen biedingen)

Indien voor een alternatief voor frequentieruimte als bedoeld in artikel 33 geen bieding wordt ontvangen, wordt voor dat alternatief uitgegaan van een biedbedrag van nul euro.

Artikel 35 (bepaling finale combinatie van winnende biedingen)

  • 1. De minister stelt overeenkomstig het tweede tot en met derde lid de finale combinatie van winnende biedingen voor de vergunningen B en de finale combinatie van winnende biedingen voor de vergunningen C vast.

  • 2. De finale combinatie van winnende biedingen voor een type vergunning is de combinatie van biedingen die voor dat type vergunningen zijn uitgebracht in de toewijzingsbiedronde die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de biedingen in de combinatie betreffen alternatieven voor frequentieruimte die voor het type vergunning waarop die biedingen betrekking hebben voorkomen op de lijst, bedoeld in artikel 33, en

    • b. de combinatie heeft de hoogste opbrengst.

  • 3. Indien voor de vergunningen B of C meerdere combinaties van winnende biedingen voldoen aan het tweede lid, wordt er voor dat type vergunning opnieuw een toewijzingsbiedronde gehouden, met dien verstande dat er ten hoogste drie maal opnieuw een toewijzingsbiedronde wordt gehouden.

  • 4. Indien na het drie maal opnieuw houden van een toewijzingsbiedronde er nog steeds meerdere finale combinaties van winnende biedingen voor de vergunningen B of C kunnen worden vastgesteld op basis van het eerste en tweede lid, wordt door middel van loting tussen alle combinaties van winnende biedingen voor dat type vergunning uit de laatste toewijzingsbiedronde die voldoen aan het tweede lid, vastgesteld wat de finale combinatie van winnende biedingen voor dat type vergunning is.

Artikel 36 (bepaling extra prijzen en totaalprijs)

  • 1. Nadat de finale combinatie van winnende biedingen is vastgesteld, bepaalt de minister de extra prijzen op grond van bijlage IV.

  • 2. De extra prijzen, bedoeld in het eerste lid, worden naar boven afgerond op eenheden van € 1000, met dien verstande dat een deelnemer na afronding niet meer betaalt dan het biedbedrag van zijn winnende bieding.

  • 3. De totaalprijs die de winnende deelnemer verschuldigd is voor de door hem gewonnen vergunningen, bestaat uit de op grond van artikel 27, tweede lid, afgeronde basisprijs voor die vergunningen en de op grond van het tweede lid afgeronde extra prijs voor die vergunningen.

Artikel 37 (mededeling extra prijzen en totaalprijzen en informatie over biedingen)

De minister deelt de deelnemers zo spoedig mogelijk na het bepalen van de extra prijzen, bedoeld in artikel 36, eerste lid, en het bepalen van de totaalprijzen, bedoeld in artikel 36, derde lid, mee:

  • a. dat de veiling is afgelopen;

  • b. de identiteit van de winnende deelnemers en de door hen gewonnen vergunningen, en

  • c. de totaalprijzen die op grond van artikel 36 zijn vastgesteld, inclusief een overzicht van basisprijzen en extra prijzen.

§ 9. Vergunningverlening na veiling

Artikel 38 (verlening vergunningen)

  • 1. Aan een winnende deelnemer wordt een vergunning verleend voor de door hem gewonnen vergunningen. De totaalprijs voor die vergunningen is gelijk aan het bedrag dat aan die deelnemer bekend is gemaakt op grond van artikel 37, onderdeel c.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, worden aan een winnende deelnemer die reeds vergunninghouder is van vergunningen voor het gebruik van vergelijkbare frequentieruimte niet meer vergunningen A, B of C verleend dan die tezamen met die vergunningen overeenkomen met 8 activiteitspunten. Artikel 2, zevende lid, is van toepassing, met dien verstande dat wordt uitgegaan van het aantal vergunningen voor het gebruik van vergelijkbare frequentieruimte waarvan deze winnende deelnemer vergunninghouder is op het moment dat de vergunningen A, B of C worden verleend. De totaalprijs voor die vergunningen is gelijk aan het bedrag dat aan deze winnende deelnemer bekend is gemaakt op grond van artikel 37, onderdeel c. Voordat de vergunningen aan deze winnende deelnemer worden verleend, deelt de minister het voorgenomen besluit aan hem mee, en wordt deze deelnemer in de gelegenheid gesteld om binnen zeven werkdagen na de datum van het voorgenomen besluit aan te geven naar welke van de gewonnen vergunningen gelet op het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, zijn voorkeur uitgaat. De minister stelt op basis van artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, vast welke van de gewonnen vergunningen aan deze deelnemer worden verleend en op welke frequentieruimte deze vergunningen betrekking hebben.

  • 3. De minister wijst de overige aanvragen, voor zover dat nog niet is gebeurd op grond van de artikelen 4, derde lid, 5, zevende lid, en 6, vijfde lid af.

  • 4. De minister maakt na de veiling de informatie, bedoeld in de artikelen 29, tweede lid, 30, tweede lid en 37 openbaar.

§ 10. Terugstorting waarborgsommen & teruggave bankgaranties

Artikel 39 (terugstorting waarborgsommen & teruggave bankgaranties)

  • 1. Uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 37, is gedaan:

    • a. stort de minister de waarborgsom terug van de aanvrager:

      • 1°. wiens bieding geen onderdeel is van de finale combinatie van winnende biedingen, en

      • 2°. aan wie geen vergunning is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, of 30, eerste lid;

    • b. stuurt de minister een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel II, onder 4, van bijlage II aan de bank van iedere aanvrager die ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd en:

      • 1°. wiens bieding geen onderdeel is van de finale combinatie van winnende biedingen, en

      • 2°. aan wie geen vergunning is verleend op grond van artikel 29, eerste lid of 30, eerste lid.

      De Minister stuurt een kopie van deze verklaring aan de aanvrager;

    • c. betaalt de deelnemer wiens bieding onderdeel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen of aan wie een vergunning is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, of artikel 30, eerste lid, en die een bankgarantie had gesteld, de door hem verschuldigde totaalprijs, door overmaking van dat bedrag op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 10, vijfde lid, onder vermelding van ‘Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, waarborgsom veiling 2,6 GHz’. Zodra de verschuldigde totaalprijs is ontvangen stuurt de minister een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel II, onder 4, van bijlage II aan de bank van die deelnemer. De Minister stuurt een kopie van deze verklaring aan de deelnemer;

    • d. wordt de waarborgsom van de deelnemer wiens bieding onderdeel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen of aan wie een vergunning is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, of artikel 30, eerste lid, aangewend voor de betaling van de door hem verschuldigde totaalprijs, met dien verstande dat:

      • 1°. indien de waarborgsom minder dan de totaalprijs bedraagt, die deelnemer het restant van de totaalprijs betaalt door overmaking van dat restant op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 10, vijfde lid, onder vermelding van ‘Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, waarborgsom veiling 2,6 GHz’, uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 37, is gedaan, en

      • 2°. indien de waarborgsom van die deelnemer meer dan de totaalprijs bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert, aan die deelnemer wordt teruggestort, uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 37, is gedaan.

  • 2. De minister vergoedt de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 10, vijfde lid, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dag:

    • a. voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort: voor de aanvrager wiens bieding geen onderdeel is van de finale combinatie van winnende biedingen en aan wie geen vergunning is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, of 30, eerste lid, of

    • b. waarop de mededeling, bedoeld in artikel 37, is gedaan: voor de deelnemer wiens bieding onderdeel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen of aan wie een vergunning is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, of artikel 30, eerste lid,

    met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over het door de deelnemer gestorte bedrag.

  • 3. De minister vergoedt voorts aan een deelnemer van wie de waarborgsom meer bedraagt dan de totaalprijs, rente over het restant, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, sub 2°, over de periode vanaf de dag waarop de mededeling, bedoeld in artikel 37, is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort, met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over dat restant.

  • 4. De minister stort de rente, bedoeld in het tweede en derde lid, op dezelfde dag waarop hij de waarborgsom of het bedrag dat resteert van de waarborgsom, terugstort.

§ 11. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 40 (vervallen maximale frequentieruimte)

Artikel 2, zesde en zevende lid, vervalt twee en half jaar na het tijdstip, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

Artikel 41 (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 42 (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 2,6 GHz.

Deze regeling zal met de bijlagen en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 oktober 2009

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk.

BIJLAGE I ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, VIERDE LID

– Model aanvraagformulier –

A.1 Algemeen

Naam onderneming:

......

Rechtsvorm:

.....

.....

Vestigingsplaats:

.....

Faxnummer:

.....

.....

En als deze vestigingsplaats niet dezelfde is als de statutaire zetel van het hoofdbestuur

Plaats statutaire zetel:

.....

Plaats zetel hoofdbestuur:

.....

Het telefoonnummer waarop in geval van ‘bijzondere omstandigheden’ als bedoeld in artikel 12, derde lid, de vertegenwoordigingsbevoegde tijdens de veiling bereikbaar is:

.....

.....

Recent uittreksel uit het handelsregister
  • Een recent uittreksel, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, van het handelsregister is bijgevoegd.

Dit uittreksel mag in afwijking van artikel 3, vijfde lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval dient een Nederlandse vertaling van dit uittreksel te worden bijgevoegd (artikel 3, zevende lid).

Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Lijst van degenen die bevoegd zijn om de onderneming rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Met daarbij vermeld de beperkingen die eventueel met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid gelden:

  

1. .....

handtekening

.....

 

2. ....

handtekening

.....

 

3. ....

handtekening

.....

 

4. .....

handtekening

......

 
  • Een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, waaruit de identiteit van de houder en de geldigheid van het document blijkt, is van elke hierboven genoemde persoon bijgevoegd.

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht worden bijgevoegd.

A.2 Eigendomsverhoudingen

Beschrijving van de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders:

.....

.....

.....

.....

Indien u meer ruimte nodig heeft kunt u een bijlage gebruiken. Zo mogelijk bewijsstukken bijvoegen.

Beschrijving van de zeggenschapsverhoudingen en van alle overeenkomsten die deze verhoudingen beïnvloeden:

.....

.....

.....

.....

Indien u meer ruimte nodig heeft kunt u een bijlage gebruiken. Zo mogelijk bewijsstukken bijvoegen.

Beschrijving van de groep waarvan de aanvrager deel uitmaakt:

.....

.....

.....

.....

Indien u meer ruimte nodig heeft kunt u een bijlage gebruiken. Zo mogelijk bewijsstukken bijvoegen.

A.3 Overeenkomsten met derden

Beschrijving van alle bestaande en voorgenomen strategische overeenkomsten met derden:

.....

.....

.....

.....

Indien u meer ruimte nodig heeft kunt u een bijlage gebruiken. Zo mogelijk bewijsstukken bijvoegen.

Juridisch organogram
  • Een juridisch organogram van de organisatie van de aanvrager is bijgevoegd. Hieruit blijkt hoe de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen zijn tussen de constituerende vennootschappen.

A.4 Schriftelijke verklaring omtrent de juistheid van gegevens

  • 1. De onderneming is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De onderneming verkeert wel/niet1 in staat van faillissement.

  • 3. Aan de onderneming is wel/geen1 surseance van betaling verleend.

  • 4. De onderneming heeft wel/geen1 surseance van betaling aangevraagd.

  • 5. Er is wel/geen1 substantieel beslag gelegd op bedrijfsmiddelen van de onderneming.

Indien er beslag is gelegd op bedrijfsmiddelen van de onderneming:

Omvang beslag:

.....

Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te ..... (plaatsnaam)

verklaart zonder voorbehoud dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.1en A.4 onder 1 en 2, door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden, en verklaart zonder voorbehoud dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.2, A.3 en A.4 onder 3, 4 en 5, door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is.

Naam:

.....

.....

Plaats:

.....

.....

Datum:

.....

.....

Handtekening

.....

.....

De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.

B.1 Vergunningen waarop de aanvraag betrekking heeft

Ik vraag een aantal vergunningen als bedoeld in artikel 2 aan ter grootte van ....... activiteitspunten en vraag bij het verkrijgen van de frequentieruimte 2610–2615 MHz tevens vergunning D aan en bij het verkrijgen van 2680–2685 MHz tevens vergunning E aan.

Toelichting:

Op grond van artikel 2, tweede tot en met het zevende lid van de regeling is het maximale aantal te verwerven vergunningen gerelateerd aan het aantal activiteitspunten. De som van de activiteitspunten mag niet hoger zijn dan 8.

Voor het bieden op vergunning A is één activiteitspunt vereist;

Voor het bieden op een vergunning B van 2 × 5 MHz zijn twee activiteitspunten vereist;

Voor het bieden op een vergunning C is één activiteitspunt vereist, met dien verstande dat in deze aanvraag een voorkeur voor nul of ten minste twee vergunningen C moet worden aangegeven en steeds op nul of ten minste twee vergunningen C geboden moet worden. Met de extra vergunning C (de guardband) wordt interferentie voorkomen. Gelet op de functie als guardband is deze extra vergunning beperkt bruikbaar. Het voorgaande betekent dat indien u 6 vergunningen C aanvraagt, 1 van deze vergunningen zal dienen als guardband (zie voorts artikel 17, eerste lid, onder c, van de regeling).

Voor het bepalen van het aantal activiteitspunten kan de volgende tabel een hulpmiddel zijn:

 

Aantal vergunningen

Het aantal vergunningen met onderstaande factor omzetten naar activiteitspunten

Aantal activiteitspunten

Vergunning A

 

vermenigvuldigen met 1

 

Vergunning B

 

vermenigvuldigen met 2

 

Vergunning C

 

minus 1 (aftrekken)

 

Totale aantal activiteitspunten (sommatie)

 

B.2 Voorkeur ten behoeve van schaarstebepaling

Geef een keuze hoeveel en welke vergunningen u wilt verwerven, indien vergunningverlening plaatsvindt op grond van artikel 7, derde lid. De voorkeur is onherroepelijk en bindend voor de schaarstebepaling.

  

▪ Vergunning A

wel/geen1 voorkeur

▪ Vergunning B

voorkeur aantal vergunningen .....

▪ Vergunning C

voorkeur aantal vergunningen ..... (NB: U dient ten minste een voorkeur voor twee vergunningen C uit te spreken.)

  • Ik heb voorkeur voor een specifieke plaats in de frequentieband.

  • Ik heb geen voorkeur voor een specifieke plaats in de frequentieband.

Ondertekening

De bestuurder verklaart zonder voorbehoud dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is.

Naam:

.....

.....

Plaats:

.....

.....

Datum:

.....

.....

Handtekening

BIJLAGE II ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, EERSTE LID

– Model bankgarantie –

  • I. De ondergetekende .... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)1, gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ....., hierna te noemen: ‘de Bank’;

    In aanmerking nemende:

    • A. dat artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

    • B. dat .......... (naam deelnemer), rechtspersoon naar .......... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, waarvan de zetel is gevestigd te .........., kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de Deelnemer’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een vergunning als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet te verwerven;

    • C. dat de Minister met betrekking tot de verlening van een vergunning regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraagprocedure en veiling vergunningen frequentieruimte voor mobiele communicatietoepassingen;

    • D. dat de Minister op grond van deze regels van de Deelnemer verlangt dat deze een bankgarantie doet stellen ter zekerheid van al hetgeen de Deelnemer ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

    • E. dat de Deelnemer de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

  • II. Verbindt zich tot het navolgende:

    • 1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van ..... (zegge: .....), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Deelnemer te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

    • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Deelnemer te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

      Zulks met inachtneming van: [...]

    • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

    • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

    • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

    • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

Plaats:

.....

.....

Datum:

.....

......

Naam Bank en ondertekening

.....

......

BIJLAGE III ALS BEDOELD IN ARTIKEL 27, EERSTE LID

– Basisprijzen –

Door toepassing van artikel 26 zijn n winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn bepaald, uitgebracht door de deelnemers w1, w2, w3, ..., wn. Voor een winnende bieding wbi is de prijs pi geboden. De totale opbrengst van de winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn is gelijk aan T, ofwel T = stcrt-2009-15836-002.png

De basisprijs wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde onder 1 en 2:

  • 1. Voor elke winnende bieding wbi wordt een basisprijs bi bepaald, die aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a. bi is groter dan of gelijk aan de som van de prijzen van vergunningen zoals vastgesteld in artikel 24 waarop de bieding wbi betrekking heeft;

    • b. bi is kleiner dan of gelijk aan pi, en

    • c. de verzameling {b1, b2, b3, ..., bn} voldoet aan de volgende voorwaarde: als bij ongewijzigde biedingen van de deelnemers die geen winnende bieding hebben uitgebracht alle biedingen van een winnende deelnemer wi worden verlaagd met (pi – bi), voor i = 1, 2, ..., n, leidt toepassing van artikel 26, tweede lid, onderdelen a en b, niet tot een andere bieding of een andere combinatie van biedingen die een hogere opbrengst heeft dan wb1, wb2, wb3, ..., wbn;

    • d. de verzameling {b1, b2, b3, ..., bn} heeft de laagst mogelijke opbrengst, ofwel de som van de basisprijzen stcrt-2009-15836-003.png

      is minimaal.

  • 2. Indien meer verzamelingen {b1, b2, b3, ..., bn} aan de onder 1 gestelde voorwaarden voldoen, wordt uit deze verzamelingen de verzameling basisprijzen gekozen met de laagste opportuniteitskostenvariantie OV. De opportuniteitskostenvariantie OV is de som van de kwadratische verschillen tussen de basisprijzen en de bijbehorende opportuniteitskosten, ofwel OV = stcrt-2009-15836-004.png

    met dien verstande dat:

    • a. Oi de opportuniteitskosten zijn van de winnende bieding wbi, bepaald door:

      Oi = pi –T + Zi en

    • b. Zi de totale opbrengst is van de overeenkomstig artikel 26 bepaalde combinatie van winnende biedingen, indien deelnemer wi niet aan de veiling zou hebben deelgenomen.

BIJLAGE IV ALS BEDOELD IN ARTIKEL 36, EERSTE LID, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILING PROCEDURE VERGUNNINGEN 2,6 GHZ

– Extra prijzen –

Door toepassing van artikel 35 zijn n winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn bepaald, uitgebracht door de deelnemers w1, w2, w3, ..., wn. Voor een winnende bieding wbi is de prijs pi geboden. De totale opbrengst van de winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn is gelijk aan T, ofwel T = stcrt-2009-15836-005.png

De extra prijs wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde onder 1 en 2:

  • 1. Voor elke winnende bieding wbi wordt een extra prijs ebi bepaald, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. ebi is groter dan 0;

    • b. ebi is kleiner dan of gelijk aan pi, en

    • c. de verzameling {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} voldoet aan de volgende voorwaarde: als alle biedingen in de toewijzingsbiedronde van een winnende deelnemer

      • worden verlaagd met (pi – ebi), voor i = 1, 2, ..., n, en

      • niet verder dan tot nul worden verlaagd,

      leidt toepassing van artikel 35, tweede lid, onderdeel a, niet tot een andere bieding of een andere combinatie van biedingen die een hogere opbrengst heeft dan wb1, wb2, wb3, ..., wbn;

    • d. de verzameling {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} heeft de laagst mogelijke opbrengst, ofwel de som van de extra prijzen stcrt-2009-15836-006.png

      is minimaal.

  • 2. Indien meer verzamelingen {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} aan de onder 1 gestelde voorwaarden voldoen, wordt uit deze verzamelingen de verzameling extra prijzen gekozen met de laagste opportuniteitskostenvariantie OV. De opportuniteitskostenvariantie OV is de som van de kwadratische verschillen tussen de extra prijzen en de bijbehorende opportuniteitskosten, ofwel OV = stcrt-2009-15836-007.png

    met dien verstande dat:

    • a. Oi de opportuniteitskosten zijn van de winnende bieding wbi , bepaald door:

      Oi = pi – T + Zi. en

    • b. Zi de totale opbrengst is van de overeenkomstig artikel 35 bepaalde finale combinatie van winnende biedingen, indien deelnemer wi 0-, had uitgebracht voor alle mogelijke combinaties van biedingen.

BIJLAGE V ALS BEDOELD IN ARTIKEL 15, VIERDE LID ONDER B, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILING PROCEDURE VERGUNNINGEN 2,6 GHZ.

– Biedkaart –

Instructies

  • Een bieding wordt uitgebracht in eenheden van duizend Euro

  • Een bieding wordt uitgebracht door middel van deze biedkaart

  • Het bedrag van elke bieding wordt in cijfers en letters geschreven

  • Indien op een vergunning geen bieding wordt uitgebracht dit aankruisen onder ‘geen bieding’

  • De biedkaart wordt in het Nederlands ingevuld

  • De biedkaart wordt door een vertegenwoordigingsbevoegde ondertekend

Niet in te vullen door de deelnemer:

  
 

Informatie ronde: Primaire biedronde/Aanvullende biedronde/Toewijzingsbiedronde

  
 

Biedronde nr:

 

Datum:

 

Tijdstip: van ..... uur tot ..... uur

  
 

Activiteitsniveau deelnemer in deze biedronde:

  
 

Verlenging op grond van artikel 18, tweede lid, onder b, voor de periode:

 

dag ..... uur ..... tot ..... dag ..... uur.

  
  • 1. Door de deelnemer in te vullen indien zijn bieding betrekking heeft op de primaire biedronde1

    Vergunning

    Aantal

    Bedrag in €  per vergunning

    Het bedrag voluit en in BLOKLETTERS geschreven in de Nederlandse taal

    Geen bieding

    A(de vergunning bedoeld in artikel 2.1 onder a.)

       

    B(de vergunning bedoeld in artikel 2.1 onder b.)

       

    C(de vergunning bedoeld in artikel 2.1 onder c.)

       

  • 2. Door de deelnemer in te vullen indien zijn bieding betrekking heeft op de aanvullende biedronde

    Bieding

    Totaalbedrag in € 

    Het totaalbedrag voluit en in blokletters geschreven in de Nederlandse taal

    ..... × A (vergunning artikel 2.1 onder a)

    ..... × B (vergunning artikel 2.1 onder b)

    ..... × C (vergunning artikel 2.1 onder c)

      

    ..... × A (vergunning artikel 2.1 onder a)

    ..... × B (vergunning artikel 2.1 onder b)

    ..... × C (vergunning artikel 2.1 onder c)

      

    ..... × A (vergunning artikel 2.1 onder a)

    ..... × B (vergunning artikel 2.1 onder b)

    ..... × C (vergunning artikel 2.1 onder c)

      
  • 3. Door de deelnemer in te vullen indien zijn bieding betrekking heeft op de toewijzingsbiedronde

    Alternatief nr. ... uit de lijst, bedoeld in art. 33

    Bedrag in € 

    Het bedrag voluit en in BLOKLETTERS geschreven in de Nederlandse taal

       
       
       
       
       
       
       
       
       

Handtekening(en) en na(a)m(en) vertegenwoordigingsbevoegde(n):

 
 
 
 

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met de regeling worden regels gesteld omtrent de verdeling van de frequentiebanden 2500–2690 MHz (hierna: de 2,6 GHz-band) en 2010–2019,7 MHz (hierna ook de 2010 MHz-band of het 2010–2019,7 MHz-kavel). Deze frequentiebanden hebben (kortweg) de officiële bestemming terrestrische elektronische communicatie, ofwel mobiele communicatietoepassingen.

Consumenten, bedrijven en de overheid maken niet alleen steeds meer gebruik van mobiele (breedbandige) communicatietoepassingen, maar worden er ook steeds afhankelijker van. Nederland loopt nu al voorop als het gaat om het gebruik van breedband via vaste netwerken. Het Kabinet heeft de ambitie om Nederland in 2015 te doen behoren tot een van de koplopers in het beschikken over en het gebruik van ICT toepassingen, zowel vast als mobiel1.

Nu en in de toekomst dient dan ook voldoende frequentieruimte voor mobiele (breedbandige) communicatietoepassingen beschikbaar te zijn om het gebruik te waarborgen en stabiele en betrouwbare netwerken aan te kunnen bieden.

In het beleidsvoornemen vergunningverlening mobiele communicatietoepassingen d.d. 12 maart 20082 geeft de Staatssecretaris van Economische Zaken de beleidsuitgangspunten weer in het kader van de voorgenomen vergunningverlening. Dit beleid is naar aanleiding van marktconsultaties aangepast3 (zie paragraaf 6 van deze toelichting).

De vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte in de 2,6 GHz-band worden verdeeld volgens de uitgangspunten van de Nota Frequentiebeleid 20054. Belangrijke uitgangspunten binnen het staande frequentiebeleid zijn technologieneutraliteit en zo min mogelijk beperkingen voor het gebruik van frequentieruimte (flexibiliteit). Doel daarvan is dat de consument een zo ruim mogelijke keuze krijgt in (breedbandige) mobiele communicatietoepassingen en (eventueel nieuwe) aanbieders. Te verwachten is dat dit een gunstig effect zal hebben op de prijs en het aanbod van nieuwe, innovatieve diensten voor de consument. In dit kader is de Minister van Economische Zaken ook voornemens de bestaande vergunningen voor GSM, DCS1800, IMT-2000 (UMTS) en WLL (in de 3,5 GHz band) zoveel mogelijk technologie- en dienstenneutraal te maken.

Hierdoor wordt het óók voor deze vergunninghouders mogelijk om de techniek van hun keuze in te zetten, net zoals dat het geval is bij de vergunningen voor frequentieruimte in de 2,6 GHz-band.

Het Nationaal Frequentieplan 20055 (hierna: NFP) kan worden beschouwd als het ‘bestemmingsplan’ van de Nederlandse frequentieruimte. De bindende afspraken die wereldwijd en in Europees verband zijn gemaakt, zijn in het NFP opgenomen.

Europeesrechtelijke randvoorwaarde voor de onderhavige regeling vormt de beschikking 2008/477/EC6 die de Europese Commissie op 13 juni 2008 heeft genomen. Doelstelling van deze beschikking is het tot stand brengen van harmonisatie van de 2,6 GHz-band binnen de Europese Unie.

Deze regeling is op 20 november 2008 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (Kennisgeving 2008/523/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/ EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De Commissie heeft op 16 februari 2009 opmerkingen gemaakt en vragen gesteld en verzocht om rekening te houden met die opmerkingen. Op 17 maart 2009 en 8 april 2009 is de Commissie bericht dat de regeling overeenkomstig de opmerkingen van de Commissie is aangepast.

De Tweede Kamer heeft zich op 18 december 2008 uitgesproken over de voorgenomen vergunningverlening7 en heeft gevraagd om een aanpassing van de veilingregeling teneinde te verzekeren dat tenminste drie nieuwkomers kunnen meedingen naar de betrokken frequentieruimte. OPTA heeft op 21 januari 2009 haar zienswijze8 gegeven over de mededingingsaspecten van de door de Kamer gevraagde aanpassingen. De Tweede Kamer heeft op voornoemde motie een reactie ontvangen op 27 februari 20099 met daarin de voorgestelde aanpassingen ten aanzien van de mededingingsaspecten. De beleidsaanpassingen zijn vervolgens extern gevalideerd10en verwerkt in deze regeling (zie ook paragraaf 7, onder mededinging). OPTA heeft nog een keer haar zienswijze gegeven ten aanzien van de uitwerking van de beleidsaanpassingen11 op 17 juli 2009. Tot slot heeft er op 1 juli jl.12 een Algemeen Overleg plaatsgevonden met de Vaste Kamer Commissie van Economische Zaken, waarin de Tweede Kamer nader is geïnformeerd over het voorgestelde beleid.

Naast drie marktconsultaties is er in het Nationaal Frequentie Overleg (NFO)13 en in het Overleg Post en Telecommunicatie (OPT)14 met marktpartijen over de vergunningverlening in de 2,6 GHz-band gesproken. Bij het vaststellen van de beleidsuitgangspunten voor deze regeling is zo veel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de marktpartijen, nieuwkomers en consumenten. Omdat de vraag naar nieuwe mobiele communicatietoepassingen, zoals e-mail, het versturen van foto’s en video of muziek groeit, wordt de komende jaren dan ook een duidelijke groei verwacht in de behoefte aan breedbandige mobiele diensten en ook aan frequentieruimte voor deze diensten15. Dit geeft aan dat mobiele communicatie en de innovatieve toepassingen daarvan steeds belangrijker worden voor onze economie en groei naar de toekomst.

Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Frequentiebesluit (hierna ook: Fb) wordt voor de verdeling van frequentieruimte voor zakelijk gebruik de procedure van veiling of van vergelijkende toets toegepast indien er sprake is van schaarste. De verdeling van de 2,6 GHz-band en de 2010 MHz-band geschiedt door middel van de procedure van veilen. In het geval van de 2,6 GHz-band is er mede op grond van de hierboven genoemde marktconsultatie van uitgegaan dat er schaarste is.

2. Beschikbare frequentieruimte en uitgangspunten voor de vergunningverlening

2.1. Beschikbare frequentieruimte

Er is in totaal 199,7 MHz aan frequentieruimte beschikbaar. In de frequentieband 2500–2690 MHz gaat het om 190 MHz aan frequentieruimte in ten hoogste 38 vergunningen van 5 MHz. In de frequentieband 2010–2019,7 MHz gaat het om één vergunning van 9,7 MHz.

Figuur 1: Beschikbare frequentieruimte in de 2010 MHz-band en de 2,6 GHz-band

Figuur 1: Beschikbare frequentieruimte in de 2010 MHz-band en de 2,6 GHz-band

2.2. Uitgangspunten voor de vergunningverlening
2.2.1. Maximale frequentieruimte waarvoor vergunningen kunnen worden verkregen (individuele cap)

Een aanvrager kan in beginsel vergunningen verwerven ter hoogte van maximaal 8 activiteitspunten. Dit komt in beginsel overeen met maximaal 40 MHz aan frequentieruimte in de 2,6 GHz-band. Uit diverse onafhankelijke markrapporten16 blijkt dat een frequentieruimte van 40 MHz in de 2,6 GHz-band ten minste voor de komende vijf jaren toereikend zou moeten zijn om nieuwe breedbandige mobiele diensten landelijk aan te bieden. Partijen die op termijn (na vijf jaren) meer ruimte nodig blijken te hebben voor hun plannen of door een sterke groei in het gebruik van het netwerk, kunnen na twee jaren, als de cap vervalt in beginsel meer frequentieruimte verkrijgen via frequentiehandel (zie artikel 3.8 van de Telecomwet) of door een overname17. Daarnaast wordt voor de start van de veiling duidelijkheid gegeven over het (opnieuw) beschikbaar komen van frequentieruimte (zie ook paragraaf 6.1.2.).

Een aantal partijen dat belangstelling heeft voor frequentieruimte in de 2,6 GHz-band beschikt reeds over vergunningen voor het gebruik van andere, met de 2,6 GHz-band vergelijkbare frequentieruimte. Gezien o.a. de mogelijkheden voor het gebruik van deze frequenties bevinden deze partijen zich in een voorrangspositie ten opzichte van partijen die niet reeds over dergelijke vergunningen beschikken. In de onderhavige regeling wordt derhalve op grond van artikel 6a van het Frequentiebesluit een onderscheid gemaakt tussen aanvragers die reeds beschikken over frequentieruimte die vergelijkbaar is met de 2,6 GHz-frequentieband en aanvragers die niet beschikken over vergunningen voor het gebruik van vergelijkbare frequentieruimte (zie nader paragrafen 2.2.2 en 2.2.3).

Voor aanvragers die reeds beschikken over met de 2,6 GHz-band vergelijkbare frequentieruimte is bepaald (artikel 2, zesde lid) dat de vergunningen voor deze vergelijkbare frequentieruimte meetellen voor het maximum van 8 activiteitspunten. Dat betekent dat aanvragers die reeds beschikken over vergelijkbare frequentieruimte (de huidige vergunninghouders KPN/Telfort, T Mobile en Vodafone) niet meer vergunningen A, B of C kunnen verkrijgen dan die gezamenlijk en tezamen met de vergelijkbare frequentieruimte waarover zij reeds beschikken overeenkomen met 8 activiteitspunten. Indien een aanvrager deel uitmaakt van een groep wordt (op grond van artikel 6a, vierde lid, van het Frequentiebesluit) bij toepassing van artikel 2, zesde en zevende lid, alle vergelijkbare frequentieruimte in aanmerking genomen waarover de groep beschikt waarvan de aanvrager deel uitmaakt. Aldus wordt per aanvrager een individuele cap bepaald aan de hand van de omvang van de frequentieruimte waarover die aanvrager als houder van vergunningen voor het gebruik van vergelijkbare frequentieruimte reeds beschikt (zie artikel 2, zesde en zevende lid, juncto artikel 6, vierde en vijfde lid van de onderhavige regeling alsmede artikel 6a, vierde lid, Fb).

Het aantal activiteitspunten van de vergelijkbare frequentieruimte wordt berekend op grond van artikel 2, zevende lid:

  • 15 MHz binnen het frequentiebereik van 1900–1980 MHz, 2019,7–2025 MHz en 2110–2170 MHz staat gelijk aan één activiteitspunt, en

  • 34 MHz binnen het frequentiebereik 880–914 MHz, 925–959 MHz, 1710–1782,5 MHz, 1805–1877,5 MHz staat gelijk aan één activiteitspunt.

Bij het beschikken op de aanvraag wordt vastgesteld voor hoeveel activiteitspunten eenieder die vergunningen houdt voor het gebruik van vergelijkbare frequentieruimte nog vergunningen kan verkrijgen in deze veiling. Indien een aanvraag, mede gezien de vergelijkbare frequentieruimte waarover de aanvrager reeds beschikt, ziet op meer activiteitspunten dan het maximum van 8, wordt de aanvraag gedeeltelijk (namelijk voor zover de aanvraag dit maximum overschrijdt) afgewezen.

2.2.2. Met 2,6 GHz-frequentieband vergelijkbare frequentieruimte

Artikel 6a van het Frequentiebesluit biedt de grondslag om in het kader van een evenwichtige verdeling of een doelmatig gebruik van frequentieruimte, bij ministeriele regeling de hoeveelheid per aanvrager te verkrijgen frequentieruimte binnen categorieën van frequentieruimte te beperken tot een maximum. Bij categorieën van frequentieruimte zoals bedoeld in artikel 6a van het Frequentiebesluit kan onder meer gedacht worden aan frequentieruimte die een soortgelijke bestemming heeft als de frequentieruimte waarop de te verlenen vergunning betrekking heeft, frequentieruimte die geschikt is voor soortgelijke toepassingen, of frequentieruimte die anderszins vergelijkbare karakteristieken heeft.

De 2,6 GHz-band bevindt zich in het hart van de toekomstige ontwikkeling van draadloze communicatie. In 2005 is deze band door de CEPT18 aangewezen als uitbreidingsband voor UMTS en IMT-200019 systemen.20 Uit verschillende rapporten blijkt dat de 2,6 GHz-band voor de redelijkerwijs voorzienbare termijn gebruikt zal worden voor de inzet van technologieën en systemen die ontwikkeld worden binnen het kader van 3GPP (GSM, UMTS en LTE)21.

3GPP is een samenwerkingsverband van onder meer standaardisatie-organisaties en marktpartijen op het gebied van elektronische telecommunicatie. Dit samenwerkingsverband houdt zich actief bezig met de 2,6 GHz-band en stelt zich actief op in het ontwikkelen van standaarden voor de inzet van mobiele technologieën in deze band.

Het is derhalve de verwachting dat de 2,6 GHz-band binnen een redelijke voorzienbare termijn zal worden ingezet voor IMT-2000 systemen, en voor technologieën en systemen die in het kader van 3GPP worden ontwikkeld. Gelet hierop wordt voor het vaststellen van welke frequentieruimte vergelijkbaar is met de 2,6 GHz-band gekeken naar de frequentiebanden die voor vergelijkbare technologieën en systemen worden ingezet, of historisch gezien voor dezelfde systemen bedoeld waren, en ook daarvoor kunnen worden ingezet.

In dit licht zijn de 900 MHz-, 1800 MHz-, en 2100 MHz-banden vergelijkbaar met de 2,6 GHz-band. Deze banden zijn oorspronkelijk bestemd voor GSM- en IMT-2000. Zij kunnen worden gebruikt door dezelfde familie van systemen en technieken. De vergunninghouders in die banden zijn lid van 3GPP, en lijken zich ook voor de komende tijd nog gebonden te hebben aan het 3GPP evolutiepad22.

Tussen de hiervoor genoemde banden doen zich bedrijfseconomische verschillen voor. Zo wordt voor de 1800 MHz-band bijvoorbeeld de komende jaren nog geen UMTS-apparatuur verwacht terwijl dergelijke apparatuur voor de 900 MHz-en 2100 MHz-banden uiterlijk in 2011 wordt verwacht. LTE wordt daarentegen wél voor de 900 MHz-, 1800 MHz-, 2100 MHz-, en 2,6 GHz-banden ontwikkeld23. Gezien de betrokkenheid van 3GPP bij de ontwikkeling van LTE is het dus duidelijk dat ook de 1800 MHz-band een onderdeel vormt van diens ontwikkelingsstrategie. Voorts mag ook uit de betrokkenheid van de huidige vergunninghouders bij voornoemde ontwikkelingen worden geconcludeerd dat zij deze banden als integraal onderdeel van hun spectrumportfolio beschouwd24.

Gezien het doel van artikel 6a van het Frequentiebesluit (evenwichtige verdeling en doelmatig gebruik van frequentieruimte) en de schaarste van frequentieruimte worden dergelijke bedrijfseconomische verschillen dan ook onvoldoende zwaarwegend geacht om de 1800 MHz-band niet als vergelijkbaar met de 2,6 GHz-band aan te merken. Reden hiervoor is dat voornoemde verschillen in de 1800 MHz-band niet een direct gevolg zijn van technische beperkingen van die frequentieruimte maar slechts het gevolg zijn van bedrijfseconomische overwegingen van de huidige marktpartijen, zoals de gestabiliseerde marktverhoudingen, de hoeveelheid spectrum waarover zij beschikken en de fragmentatie van dat spectrum. Partijen kunnen bijvoorbeeld door middel van spectrumhandel de beperkingen die voortvloeien uit fragmentatie zelf verminderen25. Vanwege het subjectieve karakter van dergelijke (individuele) bedrijfseconomische overwegingen is het dan ook niet wenselijk om ze mee te wegen bij de toepassing van artikel 6a van het Frequentiebesluit.

2.2.3. Frequentieruimte die niet vergelijkbaar is met de 2,6 GHz-band

De 3,5 GHz-band is in 1998 door de CEPT oorspronkelijk geïdentificeerd voor vaste verbindingen (fixed wireless).26 De 3,5 GHz band kan daardoor worden ingezet voor WiMAX technologieën en systemen27. Mede hierdoor hebben de marktpartijen die zich bezig houden met het aanbieden van diensten via de 900 MHz-, 1800 MHz- en 2100 MHz-banden tot op heden geen interesse getoond voor de 3,5 GHz-band. Dit zal pas anders worden zodra de druk op het spectrum in de voornoemde banden dusdanig groot wordt dat er voor aanvullende bandbreedte moet worden uitgeweken naar de 3,5 GHz-band. Anders dan de 900 MHz-, 1800 MHz-, 2100 MHz- en de 2,6 GHz-banden zal de 3,5 GHz-band derhalve niet binnen afzienbare termijn worden ingezet voor technologieën en systemen die in het kader van 3GPP worden ontwikkeld. De 3,5 GHz-band wordt derhalve in het kader van deze veilingregeling niet aangemerkt als vergelijkbaar met de 2,6 GHz-band28.

2.2.4. Wegingsfactoren

In hoeverre bepaalde frequentieruimte vergelijkbaar is met de frequentieruimte in de 2,6 GHz-band is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de technische mogelijkheden van die frequenties alsmede de looptijd van de betrokken vergunningen. In de onderhavige regeling is ervoor gekozen om enkel de wegingsfactor ‘overlappende looptijd’ mee te nemen. Voor het wegen van spectrumbezit wordt uitsluitend gekeken naar de looptijd van de vergunningen in de 900 MHz, 1800 MHz en 2100 MHz (zie paragraaf 2.2.2.). De looptijd wordt lineair meegenomen, waarbij de overlappende looptijd van de desbetreffende vergunning met de 2,6 GHz-vergunning (ervan uitgaande dat vergunningverlening op zijn vroegst plaats vindt op 1 juni 2010) gedeeld wordt door de totale vergunningtermijn van de 2,6 GHz-frequentieband. Er is voor een dergelijke lineaire aanpak gekozen aangezien de MNO’s (KPN/Telfort, T Mobile en Vodafone) bij het verwerven van vergunningen in hun biedgedrag rekening houden met de volledige looptijd van de vergunning, waardoor ieder jaar in principe even zwaar kan worden gewogen.

Er zijn nog twee andere wegingsfactoren overwogen: vergelijkbaarheid van diensten en de kosten voor netwerkuitrol. Voor de eerste geldt dat hoe meer het potentieel aan diensten op een frequentie vergelijkbaar is met het potentieel in de 2,6 GHz-frequentieband, des te hoger de weging (hier geldt dat de 900 MHz-frequentieruimte, optimaal voor diensten met een lage datacapaciteit over grote gebieden, het laagst gewogen zou worden). Uitrolkosten bepalen voor een groot deel de aantrekkelijkheid van (het effectief gebruiken van) een frequentie. Dus hoe lager de kosten, des te hoger de weging (hier zou de 900 MHz-frequentieruimte, waarvoor minder basisstations per te dekken gebied nodig zijn, het zwaarst gewogen worden). Omdat deze wegingsfactoren elkaar opheffen, is besloten ze niet mee te nemen.

2.2.5. Afronding van het aantal activiteitspunten ten behoeve van de individuele cap

Vergunningen voor vergelijkbare frequentieruimte tellen mee voor het bepalen van de individuele cap. Op basis van artikel 2, zevende lid, wordt het aantal activiteitspunten bepaald voor vergelijkbare frequentieruimte waarvoor een aanvrager reeds een vergunning heeft. De activiteitspunten worden afgerond op gehele getallen, omdat het aantal activiteitspunten gerelateerd is aan het aantal mogelijk te verkrijgen vergunningen. De uitkomst van de berekening die plaatsvindt op basis van artikel 2, zevende lid, onderdelen a en b, wordt naar boven afgerond indien het cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan vijf. In alle andere gevallen wordt de uitkomst van de berekening naar beneden afgerond.

2.2.6. Looptijd van de cap

Er is voor gekozen om de cap van 8 activiteitspunten te laten gelden voor een periode van ongeveer twee jaren na vergunningverlening. Een periode van 2 jaar is een termijn waarbinnen redelijkerwijs de eerste dienstverlening die gebruik maakt van de frequenties op gang kan komen. Dit waarborgt dat direct na de veiling niet alsnog ongewenste marktconcentraties kunnen ontstaan en dat partijen strategisch bieden om de door hun verworven frequenties weer door te verkopen (bijvoorbeeld aan een partij die in de veiling middels de individuele cap beperkt zijn).

Tenslotte is van belang dat de bestaande vergunninghouders ondanks de individuele cap en deze periode niet onevenredig worden beperkt in hun mogelijkheden. Dit wordt bevestigd in twee externe onderzoeken.29 Reden hiervoor is dat flexibilisering tot gevolg heeft dat zij andere en efficiëntere technieken in kunnen zetten, waardoor zij gedurende deze periode nog voldoende frequentieruimte tot hun beschikking hebben.

2.2.7. Berekening van de activiteitspunten

De termen ‘bruto’ en ‘netto’ worden in deze paragraaf gebruikt omdat – afhankelijk van de uitkomst van de veiling – in een aantal situaties 5 of 10 MHz extra frequentieruimte (een zogenoemde guardband) wordt verkregen om het risico van storingen met andere toepassingen te voorkomen (zie nader de paragraaf guardbands). Voorts wordt in deze paragraaf gesproken van een maximum van ‘in beginsel’ 40 MHz, omdat een aantal situaties denkbaar is waarin een deelnemer vergunningen verwerft voor het gebruik van meer dan 40 MHz netto frequentieruimte.

Indien een deelnemer bijvoorbeeld naast vergunning A (1 activiteitspunt, respectievelijk 9,7 MHz) tevens 8 vergunningen C (inclusief één guardband) zou verwerven (in totaal 7 activiteitspunten, respectievelijk 40 MHz), zou dit overeenkomen met in totaal 8 activiteitspunten en 49,7 MHz bruto frequentieruimte. Indien, uitgaande van ditzelfde voorbeeld, de 8 vergunningen C bovendien betrekking zouden hebben op onder meer de frequentieruimte tussen 2610–2615 MHz, krijgt de betrokken deelnemer mogelijkerwijze ook een vergunning D (zie artikel 2, derde lid) en in dat geval in totaal de beschikking over 54,7 MHz bruto frequentieruimte (respectievelijk 8 activiteitspunten, zie artikel 2, zesde en zevende lid).

Het maximum van 8 activiteitspunten staat voor aanvragers die niet tevens over vergunningen voor vergelijkbare frequentieruimte beschikken gelijk aan een bepaald aantal vergunningen in de 2,6 GHz-band van een bepaald type. In artikel 17, eerste lid, is bepaald hoeveel activiteitspunten met een bepaald vergunningtype gemoeid is. Zo staat een vergunning B bijvoorbeeld gelijk aan twee activiteitspunten.

Een aanvraag kan betrekking hebben op bijvoorbeeld 4 vergunningen B (is 8 activiteitspunten) of op 4 vergunningen C en 2 vergunningen B (is 7 activiteitspunten), of bijvoorbeeld op 1 vergunning A, 3 vergunningen C en 2 vergunningen B (is 7 activiteitspunten). Daarentegen wordt een aanvraag die bijvoorbeeld betrekking heeft op 4 vergunningen C en 3 vergunningen B (is 9 activiteitspunten) buiten behandeling gelaten voor zover de aanvraag het maximum van 8 activiteitspunten overschrijdt.

De vergunningen D en E zijn een ander type vergunning dan de vergunningen A, B en C.

Zo is bij aanvang van de veiling niet duidelijk in hoeverre een vergunning D verleend zal worden. Dit hangt immers af van de verhouding gepaarde en ongepaarde frequentieruimte en deze verhouding wordt gedurende de veiling bepaald (artikel 2, derde lid).

De vergunning E betreft de frequentieruimte tussen 2685–2690 MHz waaraan beperkingen worden opgelegd ter voorkoming van interferentie met de frequentieruimte tussen 2690–2700 MHz, en die wordt verleend aan de aanvrager waaraan een vergunning wordt verleend voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2680–2685 MHz. Om bescherming te kunnen blijven bieden aan radioastronomie in het naastliggende banddeel, zullen beperkende voorwaarden aan gebruik van deze frequentieruimte worden gesteld.

Deze vergunningen tellen niet mee voor het maximum van 8 activiteitspunten.

Zie voor een nadere toelichting op deze vergunningen onderstaande paragraaf over Guardbands en paragraaf 6.1.9.van deze toelichting.

2.2.8. Guardbands

In de volgende twee situaties is ter voorkoming van storing een guardband nodig:

  • 1. tussen naast elkaar gelegen gepaarde en ongepaarde frequentieruimte, en

  • 2. tussen naast elkaar gelegen ongepaarde frequentieruimte indien het gebruik van die frequentieruimtes wordt verkregen door verschillende vergunninghouders.

In beide situaties wordt storing voorkomen door een aanvrager van een vergunning C één extra vergunning C te verlenen die als guardband fungeert (zie artikel 2, tweede lid). De guardband betreft steeds de vergunning C die betrekking heeft op de laagstgelegen frequentieruimte van de aanvrager.

Daarnaast is er in de eerste situatie naar verwachting nog een aparte guardband nodig in de bovenband, omdat ook daar sprake kan zijn van naast elkaar gelegen gepaarde en ongepaarde frequentieruimte. Dit is het geval indien voor de frequentieruimte tussen 2620–2625 MHz een vergunning B wordt verleend (zie artikel 2, derde lid). Om storing in deze situatie te voorkomen zal in dat geval voor de frequentieruimte tussen 2615–2620 MHz een vergunning D worden verleend aan de aanvrager waaraan de vergunning C betreffende de frequentieruimte 2610–2615 MHz wordt verleend.

Als daarentegen uit de veiling volgt dat er uitsluitend belangstelling is voor het gebruik van ongepaarde frequentieruimte, wordt vergunning D als ‘gewone’ ongepaarde frequentieruimte verdeeld als een vergunning C. Immers, in dat – naar verwachting theoretische geval – zou er geen sprake zijn van naastliggend gepaard gebruik.

Vergunning D heeft, evenals de vergunningen C, betrekking op frequentieruimte die technisch gezien uitsluitend bruikbaar is als ongepaarde frequentieruimte. Het verschil met de vergunningen C is dat vergunning D betrekking heeft op de frequentieruimte die naar verwachting de scheiding zal vormen tussen ongepaarde frequentieruimte en gepaarde frequentieruimte in de bovenband.

De frequentieruimte waarop vergunning D betrekking heeft, is evenals de andere guardbands vanwege het naastliggende gepaarde gebruik minder goed bruikbaar dan de vergunningen die geen guardband vormen en wordt daarom ook niet meegeteld bij het maximum van 8 activiteitspunten (zie onder Maximale frequentieruimte).

In de vergunningen die betrekking hebben op frequentieruimte die fungeren als een guardband worden voorwaarden opgenomen om ervoor te zorgen dat de internationale coördinatie met de buurlanden optimaal blijft en dat interferentie metandere vergunninghouders wordt voorkomen. Deze voorwaarden worden tegelijkertijd met deze regeling bekend gemaakt door publicatie van de zogenaamde modelvergunningen30.

Tot slot gelden voor het gebruik van de frequentieruimte 2685–2690 MHz beperkingen ter voorkoming van interferentie met de bovenliggende frequentieruimte tussen 2690–2700 MHz (radioastronomie). Vergunning E wordt alleen verleend aan de aanvrager waaraan een vergunning wordt verleend voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2680–2685 MHz (zie ook Maximale frequentieruimte).

2.2.9. Kavelgrootte 5 MHz

Conform de uitgangspunten van het frequentiebeleid is gekozen om vergunningen uit te geven voor zo klein mogelijke frequentieblokken (ook wel frequentiekavels genoemd). Hiermee wordt voorkomen dat er oneigenlijke schaarste wordt gecreëerd waardoor de prijs wordt opgedreven. De voorwaarde daarbij is dat de frequentiekavels groot genoeg moeten zijn om rendabele dienstverlening mogelijk te maken. Door TNO is onderzoek verricht naar de minimale exploiteerbare vergunningen om mobiele communicatietoepassingen aan te bieden.31 Mede op grond van de resultaten van dit onderzoek is gekozen voor vergunningen voor het gebruik van 5 MHz. Deze keuze is voorts in lijn met de uitkomsten van de eind 2006/begin 2007 gehouden marktconsultatie waarbij naar voren kwam dat marktpartijen vergunningen van minimaal 5 MHz werkbaar achten.

2.2.10. Verhouding gepaard/ongepaard wordt tijdens de veiling bepaald

De verhouding tussen gepaard en ongepaard spectrum wordt tijdens de veiling bepaald. Er zijn echter twee voorwaarden waaraan moet worden voldaan, willen marktpartijen zelf deze verhouding kunnen bepalen, namelijk:

  • de duplexafstand van 120 MHz moet gewaarborgd zijn, en

  • indien er vergunningen worden verleend voor gepaarde frequentieruimte is de frequentieruimte tussen 2615–2620 MHz beperkt bruikbaar, teneinde interferentie tussen ongepaarde en gepaarde frequentieruimte in de bovenband te voorkomen.

De beschikbare frequentieruimte van 199,7 MHz zal worden aangeboden in ten hoogste 38 vergunningen van 5 MHz (2600–2690 MHz) en 1 vergunning van 9,7 MHz (2010–2019,7 MHz).

Tijdens de veiling kan worden geboden op drie categorieën frequentieruimte:

  • op vergunning A betreffende frequentieruimte die geschikt is voor ongepaard gebruik

  • op vergunningen in categorie B betreffende frequentieruimte die geschikt is voor zowel gepaard als ongepaard gebruik

  • op vergunningen in categorie C betreffende frequentieruimte die geschikt is voor ongepaard gebruik.

Vergunning D omvat de frequentieruimte tussen 2615 en 2620 MHz en is ongepaarde frequentieruimte waarop tijdens de hoofdfase van de veiling niet kan worden geboden (zie nader onder de paragraaf guardbands).

Vergunning E omvat de frequentieruimte tussen 2685–2690 MHz waarop tijdens de hoofdfase niet kan worden geboden (zie voor een nadere uitleg paragraaf guardbands en paragraaf 6.1.9 van hoofdstuk 6 marktconsultatie).

2.2.11. Aaneengesloten frequentieruimte

Uit de marktconsultaties isdoor alle marktpartijen een voorkeur aangeven voor aaneengesloten frequentieruimte om zoveel mogelijk efficiënt gebruik te kunnen maken van de frequentieruimte. Het veilingmodel voorziet er derhalve in dat iedere aanvrager een aaneengesloten hoeveelheid frequentieruimte krijgt. Dit wordt met name bereikt door:

  • (a) de vergunningen per aanvrager voor zowel de vergunningen B als C aaneengesloten te verlenen, en

  • (b) de vergunningen B tezamen te laten beginnen bij 2500 MHz.

Dit wordt geregeld in artikel 2, vierde lid, onderdelen a tot en met c.

Voor het geval er minder vergunningen B en C worden verleend dan technisch gezien mogelijk is, wordt voorts gewaarborgd dat de frequentieruimte in de 2,6 GHz-band ook in de toekomst efficiënt gebruikt kan worden. Hiertoe is in artikel 2, vierde lid, onderdeel d, onder meer bepaald dat in dat geval de vergunningen C evenwichtig verdeeld worden over de onder- en bovenband. Zo wordt bereikt dat eventuele overgebleven frequentieruimte die technisch geschikt is voor gepaard gebruik ook beschikbaar blijft voor gepaard gebruik.

2.2.12. Waarborgsom of bankgarantie

De onderhavige regeling gaat uit van een vast bedrag tot zekerheidsstelling voor de gehele duur van de veiling. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van het aantal activiteitspunten waarop de aanvraag betrekking heeft (zie artikel 10, tweede tot en met vierde lid). De zekerheidstelling kan in de vorm van een waarborgsom of in de vorm van een bankgarantie.

In het geval van een waarborgsom ter zekerheidstelling, dient een aanvrager deze waarborgsom in zijn geheel gestort te hebben op een rekening van de Staat voordat hij deel kan nemen aan de veiling (zie artikel 10, zesde lid). Een vergelijkbare eis geldt ten aanzien van de bankgarantie. Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de waarborgsom of de bankgarantie, krijgt de aanvrager een termijn van zeven dagen om het verzuim te herstellen (artikel 10, zevende en achtste lid). Wordt het verzuim niet hersteld, dan is de deelnemer niet gerechtigd om een bieding uit te brengen tijdens de eerste primaire biedronde (artikel 10, negende lid).

2.2.13. Vergunningstermijn

Mobiele communicatietoepassingen dienen voor een langere periode beschikbaar te zijn voor de consument zodat deze zekerheid en vertrouwen in het aanbod heeft en behoudt. Daarnaast dient de vergunningstermijn dusdanig te zijn dat vergunninghouders voldoende gelegenheid krijgen om hun investeringen terug te verdienen. Anderzijds is voor de vergunningstermijn als uitgangspunt gehanteerd dat deze eindig moet zijn. Dit stimuleert namelijk de ontwikkeling en het aanbod van nieuwe diensten. Eindige vergunningen zorgen voor dynamiek in de markt omdat er met enige regelmaat instapmomenten zijn voor nieuwe aanbieders. Marktpartijen zullen er binnen de vergunningstermijn voor moeten zorgen dat ze de consument aan zich weten te binden.

Omdat de vergunningen technologieneutraal zijn, zal er door marktpartijen een grotere variatie van gebruik kunnen worden gerealiseerd dan in het verleden het geval was.

Er is gekozen voor een vergunningstermijn die de businesscases van zowel een nieuwkomer als een bestaande marktspeler mogelijk maakt32.

De vergunningstermijn moet zowel nieuwe als bestaande marktspelers voldoende gelegenheid geven om hun investeringen terug te verdienen. Daarnaast is de vergunningstermijn van 20 jaar voorgelegd aan marktpartijen in het OPT van 12 september 200733. Op grond hiervan is ervoor gekozen een vergunningstermijn van 20 jaar te hanteren.

3. Aanvraagprocedure

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) een vergunning vereist van de Minister van Economische Zaken. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Ter uitvoering van artikel 4 van het Fb geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning voor mobiele communicatietoepassingen moet worden ingediend en welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. In de regeling is tevens neergelegd aan welke van de in artikel 6 van het Fb bedoelde eisen een aanvrager moet voldoen om tot de verdeelprocedure te worden toegelaten (toelatingseisen). Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 8 van het Fb, op grond waarvan, in het kader van de behandeling van een aanvraag voor een vergunning, regels worden gesteld over de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

De aanvraagprocedure start met het indienen van de aanvraag overeenkomstig artikel 3, eerste lid. Iedere aanvrager dient één aanvraag in waarop is aangegeven op hoeveel activiteitspunten, met inachtneming van de maximaal te verwerven frequentieruimte, zijn aanvraag betrekking heeft. Wordt de aanvrager toegelaten tot de veiling, dan is het aantal door de aanvrager bij de aanvraag opgegeven activiteitspunten een bovengrens tijdens de veiling.

Met het oog op het vaststellen van de noodzaak tot veilen (zie paragraaf 4) moeten de aanvragers voorts in hun aanvraag aangeven of ze voorkeur hebben voor specifieke frequentieruimte.

De aanvraag en de officiële verklaringen die bij de aanvraag gevoegd moeten worden, dienen in beginsel in het Nederlands gesteld te zijn. Hierop is enkel uitzondering mogelijk voor marktpartijen die zijn gevestigd in een lidstaat van de EU of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (zie artikel 3, zesde en zevende lid). Deze uitzondering geldt enkel voor officiële documenten, zoals een uittreksel uit een handelsregister (of een vergelijkbaar uittreksel uit een van voorbedoelde staten). Dergelijke documenten mogen zijn gesteld in de taal van de voorbedoelde staten. In dat geval dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd.

Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid tot verzuimherstel wanneer de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. In eerdere regelingen betreffende de verdeling van frequentieruimte is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een aanvraag na de mogelijkheid van verzuimherstel niet of niet geheel voldoet aan de gestelde eisen. De Rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 22 juni 2009 (LJN BI9136) geoordeeld dat artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht zich tegen die imperatieve formulering verzet. Dit omdat artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht discretionaire vrijheid biedt aan het bestuursorgaan. Het eerder geconsulteerde artikel 5 van de regeling, dat ziet op verzuimherstel, was eveneens imperatief geformuleerd. Naar aanleiding van genoemde uitspraak van de rechtbank is de imperatieve formulering van artikel 5, zesde lid, vervangen door een formulering die discretionaire vrijheid biedt. Voor de wijze waarop ik van de in artikel 5, zesde lid, aan mij toegekende bevoegdheid gebruik zal maken is het volgende van belang:

Bij een verdeling staan grote commerciële belangen op het spel. Voor toekomstige vergunninghouders en hun investeerders is het van belang dat zij een reële inschatting kunnen maken van de commerciële risico’s die zij lopen als gevolg van de juridische procedures die gevoerd kunnen worden. Wanneer een aanvrager onterecht is toegelaten tot een veiling of onterecht is uitgesloten van een veiling kan dat grote gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat zoveel mogelijk duidelijkheid wordt geboden. Voor zover het wettelijke kader dit toelaat, is het beleid erop gericht om aanvragers één kans te geven tot verzuimherstel. Voldoet een aanvrager daarna niet (geheel) aan de gestelde eisen dan zal zijn aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen.

Mocht een aanvraag worden ingediend die betrekking heeft op meer dan 8 activiteitspunten, dan zal die aanvraag (na de mogelijkheid voor verzuimherstel) worden afgewezen voor zover die aanvraag meer dan 8 activiteitspunten betreft (artikel 5, derde lid, onder b en het zevende lid). Het is niet proportioneel en onnodig om een dergelijke aanvraag in zijn geheel af te wijzen.

In dat geval is het in het kader van de schaarstebepaling (artikel 7) noodzakelijk dat die aanvraag wordt aangepast overeenkomstig het vereiste dat een aanvraag ziet op ten hoogste 8 activiteitspunten. Zonder een dergelijke aanpassing kan niet worden vastgesteld of er inderdaad sprake is van schaarste. Voorts is die aanpassing nodig om tot vergunningverlening over te kunnen gaan indien op grond van artikel 7 blijkt dat er geen sprake is van schaarste. Voordat een aanvraag die betrekking heeft op meer dan 8 activiteitspunten wordt afgewezen, wordt de aanvrager derhalve verzocht om aan te geven voor welke vergunningen of frequentieruimte hij voorkeur heeft.

4. Vaststellen noodzaak tot veilen

Hoewel de verwachting is dat de vraag naar frequentieruimte groter is dan de beschikbare ruimte, voorziet artikel 7 van de regeling in de situatie dat het houden van de (hele) veiling niet nodig is.

Ten eerste kan de situatie zich voordoen dat het houden van een veiling in het geheel onnodig is. Dit is het geval wanneer er volledig voldaan kan worden aan de vraag naar de beschikbare vergunningen en geen van de aanvragers voorkeur heeft voor specifieke frequentieruimte. In dat geval zal geen veiling plaatsvinden. Er vindt dan vergunningverlening plaats zonder de toepassing van een veiling, namelijk op volgorde van binnenkomst van de aanvragen (artikel 7, tweede en derde lid). Voor de vergunningen wordt in dat geval geen prijs in rekening gebracht. Op basis van de jaarlijks opnieuw vastgestelde Regeling vergoedingen Agentschap Telecom worden bij de vergunninghouder wel verlening- en toezichtkosten in rekening gebracht.

Naast bovenstaande situatie waarin het in het geheel niet zinvol is om te veilen, kan zich de situatie voordoen dat wel moet worden geveild, maar het niet zinvol is om alle fasen van de veiling te doorlopen. Dit betreft de situatie waarin er kan worden voldaan aan de vraag naar beschikbare vergunningen, maar er door aanvragers een voorkeur is aangegeven voor specifieke frequentieruimte. In deze situatie kan meteen worden overgegaan naar de toewijzingsbiedronde (artikel 7, vierde lid). Immers, alleen de (eventuele) voorkeur van de aanvragers voor specifieke frequentieruimte is nog niet bekend. Op grond van artikel 36, derde lid, wordt er in dat geval alleen de zogenoemde extra prijs betaald voor de vergunningen.

Tenslotte is er nog de mogelijkheid dat aan het einde van de aanvullende biedronde blijkt dat het niet zinnig is om een toewijzingsbiedronde te houden. Dit kan zich voordoen in twee situaties. Ten eerste kan zich de situatie voordoen dat er voor alle vergunningen B en C (en aldus voor alle deelnemers wiens bieding deel uitmaakt van de combinatie van winnende biedingen) slechts één alternatief voor frequentieruimte bestaat (gezien artikel 2, tweede tot en met zevende lid). Ten tweede kan zich de situatie voordoen dat de combinatie van winnende biedingen uitwijst dat er voor een type vergunning (bijvoorbeeld vergunning C) sprake is van slechts 1 winnaar (de combinatie van winnende biedingen bevat slechts 1 bod dat betrekking heeft op vergunningen C). In beide gevallen kan reeds op basis van artikel 2, tweede tot en met zevende lid, worden bepaald voor welke frequentieruimte die vergunningen moeten worden verleend. Derhalve is in artikel 30 bepaald dat in een dergelijke situatie de betrokken vergunningen zonder toewijzingsbiedronde kunnen worden verleend. In dat geval wordt uitsluitend de basisprijs (zoals vastgesteld op grond van artikel 27) betaald.

5. Veilingmodel: combinatorische klokveiling

Het model dat gebruikt wordt voor deze veiling is een combinatorische klokveiling. De software voor dit veilingmodel ‘webbidder’ is geschreven door DotEcon. De veiling zal plaatsvinden via internet. Iedere marktpartij die beschikt over een computer met internetverbinding kan (technisch gezien) deelnemen aan de veiling.

5.1. Overwegingen voor dit model

Aan de keuze voor het veilingmodel ligt een aantal beleidsuitgangspunten ten grondslag:

  • Efficiënte en praktisch uitvoerbare veiling;

  • Vergunningen moeten bij die partijen komen die er de meeste waarde mee weten te creëren (allocatieve efficiëntie);

  • Geen prijsopdrijvend effect tijdens de veiling (voorkomen ‘winner’s curse’);

  • Kans voor nieuwkomers;

  • Het bevorderen van concurrentie in de markt voor mobiele communicatie;

  • Zo veel mogelijk vermijden van samenspanning door partijen (collusie) of strategisch inkoopgedrag;

  • Zo veel mogelijk transparantie voor deelnemers aan de veiling;

  • Zo veel mogelijk keuzevrijheid voor deelnemers;

  • Technologieneutraliteit.

Het veilingmodel waarin zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan bovenstaande uitgangspunten34, is een zogenoemde combinatorische klokveiling. De combinatorische klokveiling zal via een elektronisch veilingsysteem plaatsvinden waarbij gebruik wordt gemaakt van het internet35. Elektronisch veilen over het internet heeft als grote voordeel dat er minder administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn. Het levert lagere kosten voor de deelnemers van de veiling op. Niet alleen reis- en verblijfskosten worden bespaard, maar vooral ook communicatie- en afstemmingskosten tussen bieders ‘onsite’ en beslissingsbevoegden op het hoofdkantoor zijn significant hoger wanneer een veiling op locatie plaatsvindt.

Daarnaast wordt door toepassing van dit veilingmodel een kans voor nieuwkomers gecreëerd en wordt samenspanning door partijen (collusie) zoveel mogelijk vermeden. Ook worden partijen er met dit model van weerhouden op frequentieruimte te bieden met als doel de kansen van concurrenten of nieuwkomers om frequentieruimte te exploiteren te verkleinen (strategisch inkoopgedrag).

Uitgangspunt van de veiling is dat er zo veel mogelijk transparantie is voor deelnemers aan de veiling. Transparantie moet er echter niet toe leiden dat nieuwkomers op achterstand worden gezet. Zo zal bij aanvang van de veiling bekend worden gemaakt hoeveel deelnemers er zijn, maar niet welke deelnemers het betreft.

5.2. De werking van het model

De combinatorische klokveiling bestaat uit twee fasen :

  • 1. De hoofdfase van de veiling, bestaand uit de primaire biedronden en de aanvullende biedronde. In deze fase bieden de deelnemers uitsluitend op aantallen vergunningen (A, B en C). De specifieke frequentieruimte waarop een vergunning kan zien blijft in deze fase nog onbepaald.

    Deze hoofdfase kent primaire biedronden waarin vraag, aanbod en prijs op elkaar afgestemd worden. Bij iedere ronde gaat de prijs van de vergunningen (A, B en C) omhoog en kunnen deelnemers aangeven hoeveel gepaarde en ongepaarde vergunningen zij tegen die prijs zouden willen verwerven. De rondeprijs wordt verhoogd totdat de vraag niet meer groter is dan het aanbod.

    De hoofdfase wordt afgesloten met (in beginsel) één aanvullende biedronde waarin deelnemers op verschillende door hen aan te geven combinaties van vergunningen (A, B en C) kunnen bieden. Uitgangspunt is dat de markt de verhouding bepaalt tussen gepaarde en ongepaarde vergunningen. Deelnemers kunnen dan ook ‘switchen’ tussen bieden op gepaarde vergunningen (A of B) en bieden op ongepaarde vergunningen (C). Aan het einde van de aanvullende biedronde wordt de verhouding tussen de ongepaarde en gepaarde vergunningen in de 2,6 GHz-band bepaald. Tevens wordt bepaald welke deelnemers vergunningen A, B of C hebben ‘gewonnen’, en hoeveel vergunningen zij hebben ‘gewonnen’.

  • 2. De toekenningsfase, bestaand uit één toewijzingsbiedronde. In deze toewijzingsbiedronde wordt bepaald op welke specifieke plaats in de frequentieband de vergunningen zien die de deelnemer in de hoofdfase heeft ‘gewonnen’. Aan deze biedronde doen uitsluitend de deelnemers mee die in de hoofdfase vergunningen hebben gewonnen.

In de hiernavolgende paragrafen wordt specifieker op beiden fasen van de veiling ingegaan.

5.3. De hoofdfase van de veiling (primaire biedronde en aanvullende biedronde)
5.3.1. Primaire biedronden

Doel van de primaire biedronde

De primaire biedronden hebben tot doel te bepalen wat ongeveer de waarderingen voor de vergunningen B en C, alsmede voor vergunning A zijn. De primaire biedronden volgen het principe van de klokveiling. In iedere ronde doen bieders één bieding op vergunningen A, B of C (bijvoorbeeld 1 vergunning A, 2 vergunningen C en 2 vergunningen B) voor de geldende rondeprijs per vergunning. Hierbij wordt op vergunningen A, B of C geboden, zonder dat bepaald is op welke specifieke frequentieruimte de vergunningen B en C betrekking hebben. De primaire biedronden gaan door totdat de totale vraag kleiner of gelijk is aan het totale aanbod aan vergunningen.

In deze fase van de veiling is nog niet duidelijk in hoeverre er belangstelling is voor frequentieruimte die geschikt is voor gepaard gebruik. Derhalve is in deze fase nog niet bekend of er een vergunning D moet worden verleend (zie paragraaf 2.2. guardbands) Vergunning D wordt daarom niet meegeteld bij het maximum van 8 activiteitspunten en wordt pas in de toewijzingsbiedronde verdeeld.

Ook vergunning E telt niet mee voor het maximum van 8 activiteitspunten. Deze vergunning wordt evenals vergunning D pas in de toewijzingsronde verdeeld. In de primaire biedronde kan er niet geboden worden op deze vergunning (zie tevens onder 2.2. en 6.1.9).

Hoewel het doel van de primaire ronden is om te bepalen wat ongeveer de waarderingen voor de verschillende vergunningen zijn, kan iedere geldige bieding in een primaire ronde uiteindelijk deel uitmaken van de combinatie van winnende biedingen (artikel 26, tweede lid, aanhef). Deelnemers zijn onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan hun biedingen gebonden (zie artikel 14, tweede lid) en doen er dus goed aan om ook in de primaire biedronden uitsluitend serieuze biedingen te doen.

Rondeprijzen in de primaire biedronde

Bij aanvang van de eerste primaire biedronde wordt gestart met een minimumbedrag van € 50.000,– voor een vergunning A of C, en € 100.000,– voor een vergunning B (artikel 21, eerste lid). Tijdens de primaire biedronden verhoogt de minister (zolang er schaarste is) de prijs voor iedere categorie vergunningen per biedronde. Deelnemers geven met hun bieding aan hoeveel vergunningen van welk type zij voor de door de minister vastgestelde rondeprijs willen verwerven.

Uitgangspunt is dat de rondeprijs van een vergunning wordt verhoogd indien uit de biedingen blijkt dat die vergunning schaars is (zie artikel 21, tweede tot en met vierde lid).

Ook ten aanzien van de mate waarin de rondeprijzen worden verhoogd, gelden twee uitgangspunten. Ten eerste zal de rondeprijs van een vergunning in beginsel niet meer dan 100% verhoogd worden ten opzichte van de rondeprijs voor die vergunning in de daaraan voorafgaande ronde. Ten tweede zal de minister zoveel mogelijk een 2:1 verhouding voor de rondeprijzen hanteren tussen de vergunningen B en C. Reden voor deze prijsverhouding tussen de vergunningen B en C is dat bij schaarste van vergunningen C er altijd sprake is van concurrentie tussen de bieders op vergunningen C en de bieders op vergunningen B. De vergunningen C kunnen immers technisch gezien verleend worden voor dezelfde frequentieruimte als waarvoor vergunningen B verleend kunnen worden. Een grotere vraag naar vergunningen C kan in dat geval gehonoreerd worden als de aanvragers van vergunningen C bereid zijn tenminste de helft te betalen van de prijs voor vergunningen B. Indien daarentegen de vraag naar vergunningen C lager is dan 10, dan zal zich niet de situatie voordoen dat het veilen van vergunningen C ten koste gaat van het veilen van vergunningen B.

De minister kan van deze uitgangspunten afwijken indien dit naar zijn oordeel nodig is voor een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling.

Activiteitsniveau en -punten in de primaire ronde

Een voorwaarde voor de geldigheid van de bieding van een deelnemer is dat het activiteitsniveau van zijn bieding in een ronde gelijk is of kleiner is dan het activiteitsniveau van die deelnemer in die betrokken ronde (zie artikel 17, vijfde lid). Het stellen van deze voorwaarde is nodig om de totale vraag naar vergunningen vanaf het begin van de veiling inzichtelijk te maken (ofwel voorkomen dat deelnemers om strategische redenen hun vraag achterhouden).

De activiteitsregel in de primaire biedronden werkt als volgt:

  • Iedere vergunning staat gelijk aan een aantal activiteitspunten (zie artikel 17, eerste lid). Zo staat vergunning B gelijk aan 2 activiteitenpunten. Een bieding op 4 vergunningen B staat daarmee gelijk aan een bieding met een activiteitsniveau van (4×2) 8 activiteitspunten.

  • De hoeveelheid vergunningen waarop een bieding betrekking heeft, is gemaximeerd door:

    • enerzijds de maximale frequentieruimte waarvoor aan een aanvrager vergunningen worden verleend (artikel 2, zesde en zevende lid) – ofwel het maximum van 8 activiteitspunten –, en

    • anderzijds het activiteitsniveau van een deelnemer in de ronde waarin hij een bieding wil indienen (artikel 17, vijfde lid, juncto artikel 17, derde lid).

    Het maximum van 8 activiteitspunten (artikel 2, zesde en zevende lid) is een constant maximum in de zin dat dit maximum altijd geldt (in iedere primaire biedronde alsmede in de aanvullende biedronde).

    Het activiteitsniveau van een deelnemer is afhankelijk van de ronde waarin hij biedt (zie hieromtrent nader de volgende twee punten en artikel 17, derde lid).

  • In de eerste primaire biedronde is hetgeen een deelnemer kan bieden, ingevolge artikel 17, vijfde lid, juncto artikel 17, derde lid, aanhef en onderdeel a, gemaximeerd door het activiteitsniveau dat hij heeft op basis van de door hem gestelde zekerheid (waarborgsom of bankgarantie). Die gestelde zekerheid is op zijn beurt afhankelijk van het aantal activiteitspunten waarvoor een deelnemer zijn aanvraag heeft ingediend. Als hij bijvoorbeeld een aanvraag heeft ingediend ter grootte van 6 activiteitspunten (en voldaan heeft aan de bijbehorende eisen betreffende de zekerheidstelling), dan kan hij in de eerste primaire biedronde een bieding doen ter grootte van 6 activiteitspunten (bijvoorbeeld twee vergunningen B – ofwel 4 activiteitspunten – plus drie vergunningen C – ofwel 2 activiteitspunten –).

    Hij kan er ook voor kiezen om in de eerste primaire biedronde een bieding te doen voor een lager aantal activiteitspunten als waarop zijn aanvraag betrekking heeft. Dat heeft dan gevolgen voor zijn biedmogelijkheden in de daaropvolgende ronden (zie volgende punt).

  • In iedere volgende ronde van de primaire biedronden (tweede, derde, etc.) kan een deelnemer ingevolge artikel 17, derde lid, aanhef en onderdeel b, een bieding doen voor:

    • a. hetzelfde aantal activiteitspunten als in de daaraan voorafgaande ronde, of

    • b. een lager aantal activiteitspunten.

    Als hij bijvoorbeeld in de eerste primaire biedronde een bieding heeft gedaan ter grootte van 5 activiteitspunten, dan kan hij in de daaropvolgende ronde (in dit voorbeeld: de tweede primaire ronde een bieding doen voor datzelfde aantal (5) of een lager aantal activiteitspunten (bijvoorbeeld 4).

    Hierdoor zal de totale vraag van iedere deelnemer (naar verwachting) geleidelijk afnemen, naarmate de prijs toeneemt. Een vergroting van de totale vraag naar vergunningen is voorts door deze aanpak niet mogelijk, waardoor het veilingproces inzichtelijk verloopt.

De software van het veilingsysteem controleert of een bieding van een deelnemer voldoet aan het maximum van 8 activiteitspunten (artikel 2, zesde en zevende lid) en aan het maximum dat voor die deelnemer in die ronde geldt (artikel 17, vijfde lid, juncto artikel 17, derde lid). Indien een deelnemer een bieding uitbrengt die boven (één van) deze maxima uitgaat, dan is die bieding ongeldig (artikel 15, tweede lid, onderdeel b).

Een deelnemer is niet verplicht om in iedere primaire biedronde te blijven bieden. Hij mag stoppen met bieden wanneer hem dat goeddunkt. Als hij in een primaire ronde (bijvoorbeeld ronde 7) geen bieding doet, dan is zijn activiteitsniveau voor de daaropvolgende rondes (8, 9, etc.) nul en kan hij niet meer bieden.

Andere eisen in de primaire biedronde

Deelnemers mogen in iedere primaire biedronde ten hoogste één bieding per ronde uitbrengen. Een bieding in een primaire biedronde heeft uitsluitend betrekking op de vergunningen A, B of C (zie artikel 19). Daarnaast worden alleen geldige biedingen geaccepteerd (zie artikel 15 en paragraaf 5.7.)

Duur van de primaire biedronde

Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bieding uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten, met dien verstande dat in ten hoogste twee primaire biedronden voor een deelnemer verlenging plaats vindt.

De termijn van een verlenging duurt maximaal 30 minuten, maar kan eerder eindigen als alle deelnemers die gebruik maken van verlengingsrechten hun bieding hebben uitgebracht. De verlengingsperiode geldt alleen voor deelnemers die geen bieding hebben uitgebracht in de normale rondetijd, over een of meer verlengingsrechten beschikken en een bevoegdheid anders dan nul hebben. Deelnemers die al een bieding hebben uitgebracht, kunnen geen verdere actie ondernemen tijdens de verlengingsperiode. Deelnemers wordt meegedeeld dat de ronde verlengd is en dat ze moeten wachten op de aankondiging dat de verlengingsperiode voorbij is. Deelnemers die geen bieding hebben uitgebracht tijdens de primaire biedronde en geen verlengingsrechten meer hebben, kunnen geen bieding uitbrengen tijdens de verlenging. Deze deelnemers verliezen de bevoegdheid om te bieden in latere primaire biedronden.

5.3.2. Aanvullende biedronde

Doel van de aanvullende biedronde

Op de primaire biedronden volgt de aanvullende biedronde. Dit is één biedronde waarin alle bieders de mogelijkheid hebben om verschillende biedingen (en zo veel als de bieder zelf wil) te doen op verschillende (combinaties van) vergunningen. De biedmogelijkheden in de aanvullende ronde worden bepaald door het biedgedrag in de primaire biedronden (zie paragraaf activiteitsniveau en -punten in de aanvullende biedronde).

Prijzen in de aanvullende biedronde

Artikel 24 bepaalt wat een deelnemer in de aanvullende ronde per vergunning (van een bepaald type) minimaal moet bieden. Indien deelnemers in de aanvullende ronde biedingen zouden kunnen doen voor lagere bedragen, zou de aanvullende biedronde zijn effect en nut verliezen hetgeen veilingtechnisch inefficiënt is.

Voorts stelt artikel 24 (in het tweede lid) een minimum voor het biedbedrag dat een deelnemer kan bieden voor een bieding in de aanvullende ronde die hij (wat aantallen en type betreft) ook heeft gedaan in een primaire biedronde. Indien een deelnemer voor die bieding (bijvoorbeeld 1 vergunning A, 2 vergunningen B en 2 vergunningen C) in een primaire ronde bijvoorbeeld een bieding heeft gedaan ter hoogt van € 350.000,– en hij wil in de aanvullende biedronde eenzelfde bieding doen (dus 1 vergunning A, 2 vergunningen B en 2 vergunningen C) dan moet zijn bieding in de aanvullende biedronde een hoger biedbedrag betreffen dan € 350.000,–.

Artikel 17, zesde lid, stelt ten slotte een beperking aan het biedbedrag van een bieding in de aanvullende ronde in het geval een deelnemer in de aanvullende ronde een bieding wil doen voor een hoger activiteitsniveau dan het activiteitsniveau van die deelnemer in de aanvullende ronde (zie nader de volgende paragraaf Activiteitsniveau en -punten in de aanvullende biedronde).

Activiteitsniveau en -punten in de aanvullende biedronde

De activiteitsregel levert ook beperkingen op voor de aanvullende biedronde. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat deelnemers ook tijdens deze ronde eerlijk bieden en serieuze biedingen doen. Als een deelnemer bijvoorbeeld in een bepaalde primaire ronde zijn activiteitsniveau heeft laten zakken (zijn totale vraag naar vergunningen ging omlaag bij een prijsverhoging), zou het niet redelijk zijn als deze deelnemer vervolgens in de aanvullende biedronde een bieding ter grootte van een hoger activiteitsniveau zou mogen doen. Dat zou hem immers in staat stellen om zijn vraag achter te houden, hetgeen een goed en efficiënt verloop van de veiling zou frustreren.

De activiteitsregel in de aanvullende ronde werkt als volgt:

  • De hoeveelheid vergunningen waarop een bieding betrekking heeft, is gemaximeerd door:

    • enerzijds de maximale frequentieruimte waarvoor vergunningen worden verleend (artikel 2, zesde en zevende lid) – ofwel het maximum van 8 activiteitspunten –, en

    • anderzijds het activiteitsniveau van een deelnemer in de ronde waarin hij een bieding wil indienen (artikel 17, vijfde lid, juncto artikel 17, derde en zesde lid).

  • Uitgangspunt voor de aanvullende biedronde is dat het activiteitsniveau van een deelnemer ten hoogste gelijk is aan het aantal activiteitspunten van de bieding van die deelnemer in de laatste primaire biedronde (artikel 17, derde lid). Van dit uitgangspunt mag ingevolge artikel 17, zesde lid, worden afgeweken, dat wil zeggen dat het een deelnemer is toegestaan om een bieding te doen voor een hoger activiteitsniveau dan het niveau van de bieding in de laatste primaire ronde. Die afwijking is alleen toegestaan indien de deelnemer aan twee voorwaarden voldoet:

    • a. hij moet in een van de primaire ronden een bieding hebben gedaan die gelijk is aan of hoger is dan het activiteitsniveau waarvoor hij nu in de aanvullende ronde een bieding wil doen, en

    • b. zijn biedbedrag in de aanvullende biedronde mag niet hoger zijn dan het biedbedrag dat diezelfde bieding zou hebben bedragen indien hij die bieding (die hij nu wil doen) in die primaire ronde gedaan zou hebben. De facto gaat het hier om de rondeprijzen die golden in de primaire ronde waarin de deelnemer voor het laatst nog het activiteitsniveau had dat hij nodig heeft om in de aanvullende biedronde een bieding te kunnen doen voor een hoger activiteitsniveau dat hij heeft in de aanvullende biedronde.

Duur van de aanvullende biedronde

Op basis van ervaringen in het buitenland met dit veilingmodel is de verwachting dat de aanvullende ronde ten minste 2 uur duurt. De deelnemers horen voor aanvang van de veiling hoeveel tijd er is uitgetrokken voor de aanvullende ronde. Mocht een deelnemer er niet in slagen om binnen de gestelde duur van de aanvullende ronde een bieding in te dienen, dan krijgt hij op grond van artikel 18, eerste lid, automatisch een half uur extra om alsnog te bieden. Voorts kan de minister in geval van bijzondere omstandigheden of in geval van een elektronische storing nader uitstel verlenen (artikel 18, tweede lid).

5.3.3. Einde van de hoofdfase: Bepalen van de combinatie van winnende biedingen

Vaststellen combinatie van winnende biedingen

Na de aanvullende biedronde worden alle biedingen uit zowel de primaire biedronden als de aanvullende biedronde bij elkaar genomen om te bepalen wie de winnaars zijn van de hoofdfase (artikel 26, tweede lid). Randvoorwaarde hierbij wordt met name gevormd door de uitgangspunten voor de vergunningverlening in artikel 2, tweede tot en met zevende lid. Deze eisen zien op een efficiënte verdeling van de frequentieruimte (zie nader hieromtrent paragraaf 2). Daarnaast is een absoluut vereiste dat de combinatie van winnende biedingen ten hoogste één bieding per deelnemer bevat.

De combinatie van biedingen die aan bovenbedoelde eisen voldoet én de hoogste opbrengst oplevert, is de combinatie van winnende biedingen. Zodra de combinatie van winnende biedingen is bepaald, weet de deelnemer wiens bieding deel uitmaakt van die combinatie hoeveel vergunningen A, B of C hij verleend krijgt. De deelnemers weten daarmee nog niet voor welke specifieke frequentieruimte zij een vergunning verleend krijgen. Dit wordt eerst duidelijk aan het einde van de toewijzingsbiedronde.

Als er geen unieke combinatie is van winnende biedingen dan wordt de aanvullende biedronde maximaal 3 maal herhaald. Is er dan nog steeds geen unieke combinatie van winnende biedingen dan wordt er geloot (artikel 26 derde en vierde lid).

Vaststellen van de basisprijs

Voor iedere winnende bieding wordt een basisprijs vastgesteld (artikel 27 en bijlage III). Deze basisprijs wordt gebaseerd op de ‘tweede-prijs-regel’, waarbij niet het geboden bedrag van de winnende deelnemers als uitgangspunt geldt, maar de zogeheten opportuniteitskosten. Hiermee wordt in dit geval het bedrag bedoeld dat de alternatieve combinatie van winnaars zou moeten betalen als de combinatie van winnende biedingen niet zou bestaan. De winnende deelnemers betalen niet wat ze hadden geboden (in hun winnende bieding), maar betalen het bedrag dat de alternatieve combinatie van winnaars – in hiervoor beschreven fictieve situatie – betaald zou hebben.

5.4. De toewijzingsbiedronde

Doel van de toewijzingsbiedronde

De toekenningfase bestaat uit één ronde, namelijk de toewijzingsbiedronde. Deze ronde bepaalt hoe het beschikbare spectrum in de 2,6 GHz-band zal worden verdeeld tussen de winnende bieders. Na de hoofdfase zijn de winnaars namelijk al wel bekend, maar weten zij alleen hoeveel vergunningen B of C zij hebben gewonnen. In deze ronde wordt de concrete plek in het spectrum bepaald, ofwel wordt bepaald voor welke specifieke frequentieruimte zij een vergunning krijgen. Indien de combinatie van winnende biedingen uitwijst dat er voor de vergunningen B of C sprake is van slechts 1 winnaar, wordt er voor dat type vergunning geen toewijzingsbiedronde gehouden (artikel 30). Er wordt voorts geen toewijzingsbiedronde gehouden indien de combinatie van winnende biedingen zodanig is samengesteld dat er voor alle vergunningen B en C slechts 1 alternatief voor frequentieruimte bestaat (zie artikel 30 en paragraaf 4).

Verloop van de toewijzingsbiedronde

Gedurende de primaire en de aanvullende biedronde zijn de vergunningen B en C nog onderling uitwisselbaar (de vergunningen B en C zijn voor sommige deelnemers substituten of de vergunningen B en C zijn complementair). In de toewijzingsbiedronde daarentegen is de allocatie van de vergunningen B ten opzichte van de vergunningen C (en andersom) voor een deelnemer die zowel vergunningen B als C heeft gewonnen niet van belang. In afwijking van de primaire biedronde en de aanvullende biedronde bestaat de toewijzingsbiedronde daarom uit twee afzonderlijke biedronden die gelijktijdig plaatsvinden en leiden deze simultane biedronden tot twee finale combinaties van winnende biedingen: een toewijzingsbiedronde en één finale combinatie van winnende biedingen voor vergunningen B en een toewijzingsbiedronde en één finale combinatie van winnende biedingen voor vergunningen C. Het houden van twee gescheiden toewijzingsbiedronden voor de vergunningen B en C heeft onder meer als voordeel dat de toewijzingsbiedronde bij een niet doorslaggevende uitkomst (bijvoorbeeld meerdere finale combinaties van winnende biedingen voor vergunning B) niet voor beide vergunningtypen herhaald hoeft te worden (zie artikel 35, derde lid).

Voor aanvang van de toewijzingsbiedronde stelt de minister voor iedere deelnemer een lijst op van de biedopties die hij per type vergunning (B of C) in de toewijzingsbiedronde heeft (artikel 33). Aan de hand van deze lijst kan iedere deelnemer zien voor welke specifieke frequentieruimte hem vergunningen verleend zouden kunnen worden. Vertrekpunt voor deze lijst vormen de uitgangspunten voor de vergunningverlening in artikel 2, tweede tot en met zevende lid. Deze eisen zien op een efficiënte verdeling van de frequentieruimte (zie nader hieromtrent paragraaf 2).

Een deelnemer in de toewijzingsbiedronde kan uitsluitend een bieding uitbrengen op een biedoptie die op deze lijst staat (artikel 31, tweede lid en 32). Doet hij dit niet, dan is zijn bieding ongeldig (artikel 15, tweede lid, onderdeel h).

Het staat de deelnemers in de toewijzingsbiedronde vrij om niet deel te nemen aan deze ronde als zij geen voorkeur hebben voor een specifieke plek in het spectrum; in dat geval komen zij op een plek terecht die ‘overblijft’ nadat naar aanleiding van de biedingen in de toewijzingsbiedronde is gebleken op welke plekken andere winnende bieders terecht komen. Ingevolge artikel 34 hoeven zij in dat geval geen actie te ondernemen in deze biedronde (het is niet nodig om een bieding van nul euro uit te brengen).

Vaststellen van de extra prijs en van de totaalprijs

Na de toewijzingsbiedronde wordt aan de hand van artikel 36 (en bijlage IV) bepaald welke prijs de deelnemers met een winnende bieding uiteindelijk moeten betalen. Deze prijs bestaat uit de basisprijs zoals vastgesteld na de aanvullende biedronde plus een eventuele extra prijs die de winnende deelnemer moet betalen voor zijn winnende bieding uit de toewijzingsbiedronde. Ook deze extra prijs wordt gebaseerd op de zogenoemde ‘tweede-prijs-regel’.

5.5. Vergunningverlening na de veiling

Uitgangspunt van de regeling is dat aan iedere winnende deelnemer de door hem gewonnen vergunningen worden verleend (artikel 38, eerste lid). Op dit uitgangspunt wordt een uitzondering gemaakt in het geval een winnende deelnemer gedurende het verloop van de veiling over meer vergelijkbare frequentieruimte komt te beschikken dan voorafgaand aan de veiling het geval was en de verlening van alle gewonnen vergunningen zou betekenen dat hem voor meer dan 8 activiteitspunten aan vergunningen zou worden verleend (artikel 38, tweede lid). Hoewel hem in dat geval aldus niet alle gewonnen vergunningen worden verleend, betaalt hij wel de volledige totaalprijs van zijn winnende bieding.

Leidraad voor het verlenen van de door deze deelnemer gewonnen vergunningen tot ten hoogste 8 activiteitspunten zijn de uitgangspunten voor vergunningverlening van artikel 2, tweede tot en met vijfde lid. Binnen de randvoorwaarden van artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, krijgt de deelnemer de mogelijkheid om aan te geven welke van de door hem gewonnen vergunningen (A, B of C) zijn voorkeur hebben. Uiteindelijk bepaalt de minister aan de hand van de in artikel 2 bepaalde uitgangspunten welke van de door hem gewonnen vergunningen aan hem worden verleend en op welke frequentieruimte deze vergunningen betrekking hebben. Het in artikel 38, tweede lid, bepaalde is enkel van toepassing op de winnende deelnemer die gedurende het verloop van de veiling over meer vergelijkbare frequentieruimte komt te beschikken dan voorafgaand aan de veiling het geval was. Voor de andere winnende deelnemers heeft deze bepaling geen gevolgen.

Met deze uitgangspunten wordt beoogd om strategisch gedrag tijdens de veiling zoveel mogelijk te voorkomen en om efficiënt gebruik van de betrokken frequentieruimte te waarborgen.

5.6. Elektronische storing

Als een deelnemer door een elektronische storing niet in staat is in een primaire ronde een bieding uit te brengen met het elektronische veilingsysteem, moet hij uiterlijk 10 minuten na het einde van die biedronde toestemming vragen aan de minister om een bieding door middel van een fax uit te brengen (artikel 16, eerste lid). Het moet gaan om een zogenoemde overmachtsituatie, zoals de situatie dat de computer van een deelnemer of de internetverbinding van een deelnemer niet of onvoldoende functioneert. De minister kan deze toestemming voor een enkele ronde geven of voor alle ronden op een dag of voor een bepaalde periode. Indien door een storing een verlengingsrecht verloren gaat, zal aan de betreffende deelnemer een extra verlengingsrecht worden toegekend.

5.7. Vereisten aan biedingen

Een ongeldige bieding kan ingevolge artikel 15, eerste lid, nooit deel uitmaken van de (finale) combinatie van winnende biedingen. Daarmee wordt bereikt dat ongeldige biedingen de facto ‘buiten de veiling’ blijven. Het uitgangspunt is dat een bieding (in alle ronden) wordt ingediend via het elektronisch veilingsysteem (artikel 15, tweede lid). In het geval dat zich een elektronische storing voordoet, kan (wanneer daarvoor toestemming is verkregen) een schriftelijke bieding worden gedaan door middel van een biedkaart (zie bijlage V). De aanvullende eisen voor een schriftelijke bieding zijn geformuleerd in artikel 15, vierde lid.

In artikel 15, tweede lid, onderdeel a, is tevens bepaald dat een bieding moet worden bevestigd. Het gaat hierbij om het gebruik van een extra verificatiemiddel, te weten de digitale handtekening, die bieders zetten als zij een bod uitbrengen. Dit middel heeft als doel dat ook in juridische zin verifieerbaar is en onweerlegbaar kan worden vastgesteld dat die specifieke bieder het betreffende bod heeft uitgebracht.

Mocht een deelnemer abusievelijk een ‘ongeldige bieding’ doen, dan wordt hij gewaarschuwd door het elektronisch veilingsysteem. Er verschijnt op het scherm van die deelnemer een bericht waarin wordt vermeld wat er mis is met de bieding die hij heeft opgesteld. Voorts krijgt die deelnemer de gelegenheid om zijn bieding te herstellen en alsnog een geldige bieding in te dienen (artikel 15, vijfde lid). Een vergelijkbare herstelmogelijkheid is voorzien voor de schriftelijke bieding.

6. Marktconsultatie

Zoals gezegd zijn (de uitgangspunten van) de onderhavige regeling en de conceptvergunningen geconsulteerd in 2007 (eerste consultatie) en in 200836 (hierna: tweede consultatie), en laatstelijk in 200937 (hierna: derde consultatie).

De tweede en derde consultatie hebben geleid tot een aantal aanpassingen van de regeling en de definitieve conceptvergunningen. In paragraaf 6.1. is aangegeven wat er met de opmerkingen uit de tweede consultatie is gedaan is gedaan, en in paragraaf 6.2. is aangegeven wat er met de opmerkingen uit de derde consultatie is gedaan.

6.1. Tweede consultatie
6.1.1. Algemene opmerkingen over het veilingmodel

De meeste partijen geven aan zich te kunnen vinden in de voorgenomen veiling en het gekozen veilingmodel; sommigen geven daarbij echter wel aan dat het veilingmodel complex is. Naar aanleiding van deze opmerkingen is de regeling aangepast en vereenvoudigd.

Een aantal partijen verzoekt dat er voorafgaand aan de veiling informatiesessies en de mogelijkheid tot het oefenen met de software van de veiling wordt geboden. Een partij geeft aan dat zowel de aanvraag als de software in het Engels beschikbaar zouden moeten zijn.Een andere partij geeft aan de voorgestelde veilingopzet te ingewikkeld te vinden en niet transparant, met name omdat er veel aan de biedingen gerekend moet worden. Om aan deze opmerkingen tegemoet te komen zal voorafgaand aan de veiling een informatiesessie worden gehouden én zal er een proefveiling worden gehouden. De proefveiling staat open voor alle marktpartijen die het voornemen hebben om aan de 2,6-veiling mee te doen.

In de marktconsultatie is door een partij aangegeven dat de voorgestelde veilingopzet hoge kosten voor deelname met zich meebrengt. De kosten voor een aanvraag voor deelname aan de veiling worden nader uitgewerkt in paragraaf 8 (administratieve lasten) van deze regeling.

6.1.2. Maximaal te verwerven spectrum, reserveren van ruimte voor nieuwkomers en de ingebruiknameverplichting

Veel partijen hebben aangegeven een verlaging van het maximaal te verwerven spectrum te willen, ruimte voor nieuwkomers en dat er een zwaardere ingebruiknameverplichting moet worden gehanteerd. In paragraaf 7 van deze toelichting (mededinging) is dit verder uitgewerkt.

6.1.3. Informatievoorziening na afloop van de veiling

Een partij stelde dat na afloop van de veiling deelnemers inzicht moeten krijgen in het biedverloop en hoe exact de uiteindelijke prijsstelling tot stand is gekomen, zodat richting investeerder verantwoording afgelegd kan worden. Een andere marktpartij stelde in reactie hierop echter juist dat het bekendmaken van biedinformatie na de veiling een grote impact kan hebben op biedgedrag in andere 2,6GHz-veilingen in andere Europese lidstaten (die later plaats zullen vinden).

Teneinde verstoring van de mededinging in toekomstige (andere) 2,6 GHz-veilingen te voorkomen alsmede om de commerciële belangen van individuele bieders die deelnemen aan deze veiling te beschermen, dient de informatie over het biedgedrag tijdens de onderhavige veiling slechts openbaar gemaakt te worden voor zover dat noodzakelijk is. Gezien de transparantievereisten die gepaard gaan met de uitgifte van vergunningen voor frequentiegebruik, zal derhalve alleen de totaalprijs die door iedere winnende deelnemer betaald moet worden, bekend worden gemaakt alsmede welke vergunningen hem verleend worden.

6.1.4. Prijsbepaling ‘tweede prijs regel’

Naar aanleiding van de consultatie van de conceptregeling en de conceptvergunningen is ten aanzien van de tweede-prijs-regel door een aantal partijen vragen gesteld over de toepassing van het tweede prijs principe.

Bij toepassing van de tweede-prijs-regel geldt niet het geboden bedrag van de winnende deelnemers als uitgangspunt, maar de zogeheten opportuniteitskosten. Hiermee wordt in dit geval het bedrag bedoeld dat de alternatieve combinatie van winnaars zou moeten betalen als de combinatie van winnende biedingen niet zou bestaan. De winnende deelnemers betalen niet wat ze hadden geboden (in hun winnende bieding), maar betalen het bedrag dat de alternatieve combinatie van winnaars – in hiervoor beschreven fictieve situatie – betaald zou hebben

Met deze tweede-prijs-regel wordt geprobeerd een marktconforme uitkomst te benaderen: in een open markt, of bij veilingen op opbod via internet zoals bijvoorbeeld op eBay of soortgelijke veilingen, betaalt men namelijk ook nét genoeg om een bepaald goed te krijgen (de minimale hoeveelheid die nodig is om te winnen), en niet de volledige waarde die de gegadigde toekent aan het betreffende object. Daarnaast zorgt deze tweede-prijs-regel voor een prikkel bij deelnemers om de volledig eigen waarde te bieden, wat een efficiënte uitkomst van de veiling ten goede komt.

6.1.5. Aanvullende biedronde en toewijzingsbiedronde

Een partij heeft voorgesteld om voor de aanvullende biedronde en de toewijzingsbiedronde een tweede biedronde te introduceren, om het risico van overbieden te verkleinen en zo de efficiëntie van de veiling te verhogen.

Het risico van overbieden bestaat inderdaad. Dit risico is echter reeds gedekt in dit veilingontwerp door het bestaan van de primaire biedronden, waarin de waarderingen van de kavels stapsgewijs ‘ontdekt’ worden (price discovery). Vervolgens biedt de aanvullende biedronde de kans om een assortiment van biedingen uit te brengen voor pakketten waar de primaire biedronden eventueel geen kans toe bestond. Het toevoegen van een additionele biedronde maakt dit proces bovendien een stuk complexer, zonder dat de veilinguitkomst efficiënter wordt. Het is derhalve niet wenselijk om aan dit voorstel tegemoet te komen.

6.1.6. (Aanvullende) Waarborgsom

Naar aanleiding van de consultatie van de conceptregeling en de -vergunningen heeft een partij aangegeven de mogelijkheid, dat waarborgsommen terugvallen aan de Staat indien een partij niet in staat is binnen de gestelde termijn bij te storten, te zwaar te vinden. Voorts heeft een partij aangegeven de termijnen voor het storten van de aanvullende waarborgsommen te kort te vinden.

De regeling is op beide punten aangepast. De zekerheidsstelling vindt voorafgaand aan de veiling plaats voor de duur van de gehele veiling (geen tussentijdse nadere zekerheidsstelling vereist). Daardoor is ook de regel vervallen dat waarborgsommen aan de Staat toevallen indien een partij niet in staat is om binnen de gestelde termijn bij te storten. Voorts is bepaald dat winnende deelnemers onherroepelijk gebonden zijn aan iedere bieding die ze doen. Hiermee wordt aan de bezwaren van de marktpartijen tegemoet gekomen en wordt tegelijkertijd gewaarborgd dat alleen serieuze partijen deelnemen aan de veiling alsmede dat een partij die vergunningen verkrijgt, in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

Overigens is de regeling van de waarborgsom sterk gewijzigd ten opzichte van hetgeen ter consultatie is voorgelegd aan marktpartijen (zie nader paragraaf 2).

6.1.7. Terugtrekken vergunningen

Door een partij in de consultatie is voorgesteld om vergunningen niet terug te trekken uit het veilingproces indien winnende deelnemers niet voldoen aan de voorwaarden voor het storten van de aanvullende waarborgsommen. In plaats daarvan zouden deze vergunningen toebedeeld kunnen worden aan de bieder die de vergunningen zou hebben gekregen als de zogenoemde ‘winnende bieder’ niet meegedaan zou hebben, of zou het veilingproces op het dan nog onbesliste punt hervat kunnen worden.

Aangezien het ophogen van de (aanvullende) waarborgsom geen onderdeel uitmaakt van onderhavige regeling (zie bovenstaande paragraaf (Aanvullende) Waarborgsom), is het terugtreken van vergunningen uit de veiling in dit verband niet meer aan de orde.

6.1.8. Positie van vergunning A (2010 MHz-band )

Tijdens de consultatie is door een partij naar voren gebracht dat zij een potentieel risico zag voor strategisch biedgedrag omdat activiteitspunten gelden voor zowel de 2,6 GHz-band als voor de 2010 MHz-band. Doordat switchen tussen vergunningen mogelijk is, terwijl de verwachte waarde van beide soorten spectrum sterk verschilt, is deze marktpartij bang dat deelnemers activiteitspunten ‘parkeren’ op dit kavel of de prijs onnodig opdrijven. Deze marktpartij stelt daarom voor om de klokprijzen voor de 2,6GHz-band en de 2010 MHz-band niet aan elkaar te verbinden.

Doordat deze categorieën frequentieruimte uitwisselbaar en aanvullend zijn, is het juist waardevol om ze gelijktijdig te verdelen. De mogelijkheid tot switchen zal een goed inzicht geven in de relatieve waarde van beide categorieën frequentieruimte. Het risico van strategisch biedgedrag voor bieders is hoog, gezien alle biedingen geldig zijn en deelnemers zodoende gehouden worden aan iedere bieding op de 2010 MHz-band. Verder is het effect van eventueel strategisch gedrag op het veilingproces klein omdat het gaat om slechts één kavel. Ten slotte zijn de klokprijzen van beide categorieën niet aan elkaar verbonden – prijzen worden verhoogd afhankelijk van de schaarste (overvloed van vraag ten opzichte van het aanbod) per specifieke categorie vergunningen. De regeling is derhalve op dit punt niet aangepast.

6.1.9. Frequentieruimte 2685–2690 MHz

Door een aantal partijen is aangegeven dat de frequentieruimte 2685–2690 MHz dient te worden bestemd voor mobiele communicatie.

Naar aanleiding van de notificatie van deze regeling heeft de Europese Commissie onder de aandacht gebracht dat de Beschikking van de Commissie van 13 juni 2008 betreffende de harmonisering van de 2500–2690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap, (2008/477/EG) ook ziet op de frequentieruimte 2685–2690 MHz. Het veilingmodel en de onderhavige regeling zijn derhalve op dit punt aangepast, waardoor de frequentieruimte 2685–2690 MHz wordt meegenomen in de veiling. Echter om bescherming te kunnen blijven bieden aan radioastronomie in het naastliggende banddeel, zullen beperkende voorwaarden aan gebruik van deze frequentieruimte worden gesteld. Op grond van artikel 2 lid 3 van de 2,6 GHz-beschikking38 zorgen lidstaten ervoor dat de systemen die worden toegelaten in de 2,6 GHz-band passende bescherming bieden aan systemen in aangrenzende banden. De genoemde maatregel is in lijn met de bepaling uit de beschikking. Zie ook paragraaf 2.2 Guardbands van deze toelichting.

6.1.10. Gezondheidsrisico’s van elektromagnetische velden ten aanzien van mobiele communicatie in de 2,6 GHz-band

Een partij heeft haar zorgen geuit over de mogelijke gezondheidsrisico’s ten aanzien van elektromagnetische velden. Ten aanzien van de gezondheidsrisico’s zal ook na de veiling  het Nationaal Antennebeleid van kracht blijven. Het doel van het Nationaal Antennebeleid is: ‘het binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten’. De gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden zullen een van de belangrijke kaders zijn en blijven. Daarnaast richt de voorlichting van het Antennebureau zich ook op de gezondheidsaspecten en dit zal ook na de veiling van de 2,6 GHz vergunningen doorgaan.

6.1.11. Afwijken CEPT beslissing

Enkele partijen vragen waarom Nederland afwijkt van de CEPT decision (05)0539 voor de indeling van de band in ongepaarde en gepaarde frequentieruimte (TDD/FDD). De respondenten verwachten technische problemen en interferentie met buurlanden die de decision wel volgen. Ook verwachten zij problemen met de benodigde filters in apparatuur en op het gebied van roaming.

Inmiddels is de discussie over de afwijking van de CEPT-beslissing achterhaald door de totstandkoming van de hiervoor genoemde 2,6 GHz-beschikking van de Europese Commissie. De technische parameters in de bijlage van de betreffende beschikking, worden in de ontwerp-vergunningen overgenomen en daarmee zijn te verwachten technische problemen en interferentie met buurlanden van tafel. De 2,6 GHz-beschikking van de Europese Commissie schrijft geen vaste indeling voor van de frequentieband die Lidstaten hebben na te komen.

6.1.12. Vergunningen omzetten na de vergunningverlening

Enkele partijen hebben gevraagd wat de mogelijkheden zijn om na de vergunningverlening vergunningen voor ongepaard spectrum om te zetten in vergunningen voor gepaard spectrum.

Het antwoord hierop is dat voor het gebruik van vergunningen voor ongepaarde frequentieruimte voor gepaard gebruik het niet nodig is om de vergunningen om te zetten. De vergunninghouder kan binnen de vergunningsvoorwaarden gebruik maken van elke technologie. Indien de vergunninghouder de beschikking heeft over twee vergunningen voor ongepaarde frequentieruimte dan is, afhankelijk van de gebruikte duplexafstand, gepaard gebruik mogelijk.

6.2. Derde consultatie

De derde consultatie heeft eveneens geleid tot een aantal aanpassingen van de conceptregeling en de conceptvergunningen. Hieronder is aangegeven wat er met de opmerkingen uit de derde consultatie is gedaan.

6.2.1. Lange termijn visie markt voor mobiele communicatie

Gelet op wens om de veiling van de 2,6 GHz-band te starten in het eerste kwartaal van 2010 teneinde nieuwkomers op korte termijn een reële kans te bieden spectrum te verwerven, kan met de start van de veiling niet worden gewacht totdat de (volledige) integrale beleidsvisie voor de mobiele communicatiemarkt tot stand is gebracht (naar verwachting in het derde kwartaal van 2010).

Tegelijkertijd is uit de marktconsultatie duidelijk dat het voor marktpartijen van belang is dat vóór de uitgifte van het 2,6 GHz-spectrum een aantal belangrijke elementen die onderdeel uit maken van deze visie, duidelijk dienen te zijn:

  • a) of, wanneer en op welke wijze het 900 MHz- en 1800 MHz-spectrum (inclusief de teruggegeven Telfort-vergunningen) uitgegeven zal worden,

  • b) onder welke voorwaarden de bestaande vergunningen geflexibiliseerd worden, en.

  • c) de positie van nieuwkomers in het Nationaal Antennebeleid.

Deze duidelijkheid hebben partijen nodig voor de waardebepaling van het 2,6 GHZ spectrum, ter bepaling van hun business strategie en de daaraan gekoppelde lange termijn investeringen. Gelet hierop wordt in onderstaande paragrafen op deze punten duidelijkheid gegeven.

6.2.2. Voornemens met betrekking tot de verlengbaarheid van de E-GSM- en GSM1800-vergunningen

Het beleidsvoornemen betreffende het al dan niet verlengen van de vergunningen voor E-GSM en GSM1800 is op woensdag 14 oktober ter consultatie gepubliceerd.40 Het voornemen is om deze vergunningen niet te verlengen maar opnieuw uit te geven, in combinatie met de overige GSM900-vergunningen. Partijen hebben tot en met woensdag 4 november de gelegenheid om hier hun zienswijzen op in te brengen. Na analyse van deze zienswijzen wordt uiterlijk in de tweede helft van november het conceptbesluit gepubliceerd. Belanghebbenden hebben vervolgens 30 dagen de tijd om daarop te reageren. Er wordt naar gestreefd om vervolgens het besluit 1 februari 2010 te publiceren.

Bij het nemen van dit besluit wordt bezien of er nieuwe en zwaarwegende omstandigheden zijn die afwijking van het voornemen noodzakelijk maken. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met het in het kader van verlenging van de GSM900-vergunningen aangekondigde voornemen om in 2013 het totale GSM-spectrum te herschikken, en (dus) de E-GSM- en GSM1800-vergunningen niet te verlengen, maar dit spectrum in combinatie met het GSM900-spectrum opnieuw uit te geven. Daarnaast wordt meegewogen welke mogelijkheden flexibilisering biedt ten aanzien van de inzet van nieuwe technologieën, en de benodigde randvoorwaarden om die technologieën optimaal te kunnen benutten. Tevens wordt rekening gehouden met de wens die veel partijen in de recente consultatie van de 2,6 GHz-regeling hebben uitgesproken om meer zekerheid te hebben omtrent hun spectrumbezit op de langere termijn. Daartoe rekenen zij ook zekerheid omtrent hun spectrumbezit in de 900 MHz- en 1800 MHz-banden.

6.2.3. Voorwaarden voor flexibilisering

Drie partijen geven aan dat zonder duidelijkheid over (de voorwaarden van) flexibilisering bij het vaststellen van de individuele cap niet kan worden uitgegaan van vergelijkbaarheid van het 2100 MHz-, 900 MHz- en 1800 MHz-spectrum met de 2,6 GHz-band. Zij stellen voorts dat ook de mogelijkheid tot flexibiliseren reeds voor aanvang van de veiling moet bestaan.

De voorwaarden waaronder geflexibiliseerd kan worden zijn inmiddels vastgesteld en zijn als volgt:

Op korte termijn zal het besluit tot wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2005 waarbij de technologievoorschriften in de bestemmingen van de 900 MHz-band (GSM), 1800 MHz-band (GSM), en 2100 MHz-band (IMT-2000), voor zover Europeesrechtelijk toelaatbaar, geschrapt worden, aan de Ministerraad worden voorgelegd. Het voornemen is deze NFP-wijziging ruim voor de aanvang van de 2,6 GHz-veiling kenbaar te maken. Ook met betrekking tot de 3,5 GHz-band bestaat nog immer het voornemen om deze te flexibiliseren, echter uitsluitsel hierover kan op dit moment nog niet worden gegeven. Wel zal dit uitsluitsel worden gegeven vóór het einde van de aanvraagtermijn van de 2,6 GHz-veiling. Dit in verband met de eventuele impact die deze kennis kan hebben op de waardering van het 2,6 GHz-spectrum door de deelnemers aan deze verdeling.

Voor de 900 MHz-, en 1800 MHz-banden is tevens nodig dat de beperkende technologievoorschriften in het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie en enkele ministeriële regelingen geschrapt worden. Dit is inmiddels ter hand genomen.

De vergunninghouders in deze banden kunnen na inwerkingtreding van bovenbedoelde wijziging van het NFP 2005 een aanvraag indienen bij Agentschap Telecom om hun vergunningen te flexibiliseren. Hierbij zullen, in ieder geval voor wat betreft de vergunninghouders in de 900 MHz-, 1800 MHz-, en 2100 MHz-banden, geen compenserende maatregelen worden opgelegd. Flexibilisering vindt dus enkel plaats op aanvraag. Overigens wordt dit verzoek alleen gehonoreerd wanneer er geen handhavingstraject loopt ten aanzien van de desbetreffende vergunning. Van een handhavingstraject is al sprake indien de vergunninghouder geïnformeerd is over het feit dat er (bijvoorbeeld naar aanleiding van een handhavingsverzoek) aanleiding is gevonden een onderzoek in te stellen naar het gebruik van de vergunning conform de voorschriften. Ook is sprake van een handhavingstraject in het geval er sprake is van een verstuurd voornemen aan de vergunninghouder tot oplegging van een sanctie, zoals een boete of een last onder dwangsom. Uiteraard is ook van een handhavingstraject sprake indien het definitieve sanctiebesluit aan de vergunninghouder verstuurd is. Een handhavingstraject eindigt indien door de vergunninghouder een einde is gemaakt aan de overtreding en de eventuele sancties tegen de vergunninghouder (zoals de last onder dwangsom) zijn ingetrokken of de looptijd daarvan is afgelopen.

Hier wordt nu volstaan met de opmerking dat gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheden die de Europese Commissie in de gewijzigde GSM-richtlijn41 en bijbehorende GSM-beschikking42 aan de lidstaten biedt om naast UMTS ook de inzet van andere technologieën mogelijk te maken in de 900 MHz- en 1800 MHz-banden. Verder zal eenzelfde lijn worden doorgetrokken naar de 2100 MHz-band, en is het voornemen om hetzelfde te doen voor de 3,5 GHz-band.

Een partij stelt dat voor flexibilisering een vergoeding gevraagd moet worden aan de huidige vergunninghouders. Onder meer omdat flexibilisering de marktpositie van met name KPN en T-Mobile zal versterken.

Het techniek- en dienstenneutraal maken van de huidige mobiele telecommunicatievergunningen van de drie mobiele operators (KPN, T-Mobile en Vodafone) zal gebeuren zonder het opleggen van compenserende maatregelen. Op grond van artikel 14 van de Machtigingsrichtlijn mogen lidstaten vergunningen slechts in objectief gerechtvaardigde gevallen en op proportionele wijze wijzigen. In de overwegingen behorende bij de gewijzigde GSM-richtlijn, GSM-beschikkingen beschikking 2008/411/EG (3,5 GHz-band) geeft de Europese wetgever, voor wat betreft de flexibilisering van vergunningen, een verduidelijking van artikel 14 van de Machtigingsrichtlijn. Lidstaten dienen bij het beoordelen van een aanvraag tot flexibilisering van een telecommunicatievergunning in kaart te brengen wat de gevolgen zijn voor de concurrentieverhoudingen. Alleen indien door de lidstaat na een dergelijk onderzoek geconcludeerd wordt dat de concurrentieverhouding op de markt voor mobiele telecommunicatie (significant) verstoord wordt door de flexibilisering, zijn compenserende maatregelen ter gelijktrekking nodig. De vraag of de huidige vergunninghouders in de 900 MHz-, 1800 MHz- en 2100 MHz-banden hun spectrum voor nieuwe diensten en technologiëen tijdens de looptijd van hun vergunningen zo kunnen gebruiken dat er een concurrentieverstoring optreedt tussen bestaande vergunninghouders onderling of tussen bestaande vergunninghouders en nieuwe toetreders is in het SEO-onderzoek en het PA-onderzoek aan de orde gesteld. Uit deze onderzoeken komt naar voren dat de flexibilisering geen significante invloed heeft op de concurrentieverhoudingen tussen de bestaande vergunninghouders onderling, en tussen bestaande vergunninghouders en eventuele nieuwkomers. Aangezien uit het SEO-onderzoek al was gebleken dat flexibilisering voldoet aan de proportionaliteitseis van artikel 14 Machtigingsrichtlijn is geconcludeerd dat er geen aanvullende maatregelen dienen te worden opgelegd, zoals het vragen van een vergoeding.

6.2.4. Positie van nieuwkomers in het Antennebeleid

Een aantal partijen hebben hun zorgen geuit over het antenneconvenant en met name de positie van nieuwkomers. In 2000 is de Nota Antennebeleid vastgesteld. Het doel van het nationaal antennebeleid is het binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten.  Ook na de veiling zal het Nationaal Antennebeleid van kracht blijven.

Het uitgeven van nieuwe frequenties kan leiden tot nieuwe partijen die antenne-installaties zullen gaan plaatsen. Deze nieuwe partijen zullen evenals bestaande partijen gebonden zijn aan de diverse wettelijke verplichtingen, zoals sharing bepalingen.

Partijen zijn op grond van de Telecommunicatiewet verplicht om in te gaan op redelijke verzoeken om medegebruik van antenne-opstelpunten (artikelen 3.11 en 3.12). Een nieuwe partij zal dus een verzoek kunnen doen voor het delen van bestaande masten.

Op basis van de nota Nationaal Antennebeleid is besloten om onder voorwaarden antenne-installaties met een hoogte van vijf meter of minder op te nemen in de lijst van bouwwerken waarvoor geen vergunning nodig is in de zin van de Woningwet. Hiertoe is in 2002  het Anntenneconveant opgesteld. Met het convenant werd ondervangen dat de antenne-installaties tot 5 meter, ondanks de bouwvergunningvrijheid, nog wel zorgvuldig werden geplaatst. Het doel van de afspraken was het:

  • bevorderen van samenwerking tussen operators

  • bevorderen van informatie-uitwisseling tussen operators en gemeenten

  • voorkomen van maatschappelijke weerstand

Met betrekking tot de vergunningvrije antenne-installaties wordt op dit moment ook met deze nieuwkomers gesproken over mogelijkheden om tot vervolgafspraken op het eerdergenoemde convenant te komen. In het geval dat er onverhoopt geen vervolgafspraken gemaakt kunnen worden, wordt wettelijke verankering van onderdelen van het convenant overwogen.

6.2.5. Vergelijkbaar spectrum, individuele cap, SEO-onderzoek

De consultatie heeft verschillende reacties opgeleverd op zowel de wijze waarop de voorlopige caps worden vastgesteld (methodiek) als de uitkomst van deze berekening (individuele cap):

Vergelijkbaarheid 2100 MHz-spectrum alsmede 900 MHz-, en 1800 MHz-spectrum

De meerderheid van de MNO’s vindt de respectievelijke individuele caps te hoog. Zij zouden hierdoor niet in staat zijn om te investeren in nieuwe ontwikkelingen, zoals LTE, en aldus niet in staat zijn om LTE-diensten aan te bieden.

Twee partijen geven aan dat de invloed van de beschikbaarheid van randapparatuur en fragmentatie frequentiebanden op gevolgen van flexibilisering onderbelicht is gebleven. Zo ook de omstandigheid dat de beperkte looptijd van de 900/1800 MHz-vergunningen nieuwe investeringen niet stimuleert.

Daarentegen stellen nieuwkomers dat de MNO’s met de individuele caps nog steeds onvoldoende worden beperkt in deelname aan de 2,6 GHz-veiling. Met spectrum in de lagere banden dan de 2,6 GHz-band is het (relatief) eenvoudiger om een netwerk uit te rollen en de noodzakelijke dekking te realiseren doordat minder opstelpunten nodig zijn. Voorts wordt gesteld dat de waarde van de lagere banden toeneemt door zowel de 2,6 GHz-veiling (gebruik 2,6 GHz-frequenties om diensten aan te bieden kan sneller en goedkoper in combinatie met de lagere banden) alsmede door de aankomende flexibilisering.

In reactie hierop is de vergelijkbaarheid van de betrokken banden nogmaals overwogen en nader onderzocht. Ook het nadere onderzoek ondersteunt de in deze regeling gekozen insteek dat zowel de 2100 MHz-band als de 900 MHz-, en 1800 MHz-band vergelijkbaar zijn met de 2,6 GHz-band (zie paragraaf 2.2.2).

SEO-onderzoek

In de reacties van een aantal marktpartijen wordt tot slot het SEO rapport bekritiseerd wat betreft de frequentietechnische aspecten. Partijen stellen voorts dat in de analyse van SEO voorbij wordt gegaan aan specifieke businesscases die zij voor ogen hebben. Voor zover partijen hiermee beogen de vergelijkbaarheid met de 2,6 GHz-band van de betrokken frequentiebanden ter discussie te stellen, wordt opgemerkt dat voor de toepassing van artikel 6a van het Frequentiebesluit verschillen in frequentietechnische aspecten tussen de betrokken banden en de individuele businesscases niet relevant zijn (zie paragraaf 2.2.2.).

Vergelijkbaarheid 3,5 GHz-spectrum

Volgens vier marktpartijen is de 3,5GHz-band vergelijkbaar met de 2,6 GHz-band. Deze partijen stellen dat WorldMax ook mee moet worden genomen in de vaststelling van een individuele cap. Echter, ook hier heeft nader onderzoek uitgewezen dat de 3,5 GHz-band niet vergelijkbaar is met de 2,6 GHz-band (zie nader paragraaf 2.2.3).

Berekening van de vergelijkbaarheid (wegingsfactor en correctiefactor)

Tenslotte plaatst een aantal partijen vraagtekens bij de correctiefactor. Dit is een wegingsfactor die bij het bepalen van de vergelijkbaarheid (respectievelijk de waarde) van het betrokken spectrum ten opzichte van het 2,6-spectrum (zie artikel 2, zevende lid, onderdelen a en b) werd gebruikt (in de geconsulteerde versie van de regeling) om te waarborgen dat de individuele caps van de MNO’s niet hoger zouden worden dan noodzakelijk was om te voorzien in voldoende 2,6GHz-spectrum voor 3 nieuwkomers. In het kader van doelmatig en efficiënt spectrumbeheer was voorts de gedachte dat hiermee voorkomen zou worden dat, o.a. in het licht van de financiële crisis, onverhoopt 2,6 GHz-spectrum onverdeeld zou blijven.

In antwoord op deze consultatiereacties en gezien de recente ontwikkelingen in de telecommunicatiemarkt (o.a. de teruggave van vergunningen door KPN/Telfort) is besloten om de correctiefactor niet langer toe te passen. Door toepassing van de correctiefactor werden de MNO’s niet sterker beknot (door middel van de individuele cap) dan nodig was om de benodigde ruimte voor 3 nieuwkomers te waarborgen. Dat werd uit een oogpunt van doelmatig spectrumbeheer voorafgaand aan deze consultatie nodig geacht om te waarborgen dat er niet onnodig spectrum ongebruikt blijft. Recente ontwikkelingen wijzen er echter op dat de MNO’s een gedeelte van het aan hen vergunde spectrum ongebruikt laten, en er aldus meer ruimte gelaten kan worden aan nieuwkomers. Het schrappen van de correctiefactor is van invloed op de vergelijkbaarheid (ofwel de waardering) van het betrokken spectrum (zie artikel 2, zevende lid, onderdelen a en b) en aldus op de hoogte van de individuele cap.

6.2.6. Algemene opmerkingen over het veilingmodel

De meeste partijen geven aan zich te kunnen vinden in de voorgenomen veiling en het gekozen veilingmodel. Een partij geeft aan dat het veilingmodel complex is. EZ benadrukt nogmaals dat er voorafgaand aan de veiling een informatiesessie wordt gehouden én een proefveiling. De proefveiling staat open voor alle marktpartijen die het voornemen hebben om aan de 2,6 GHz-veiling mee te doen.

6.2.7. Waarborgsom

Een partij heeft aangegeven de voorgestelde waarborgsom te zwaar te vinden. EZ is van mening dat de waarborgsom proportioneel is. Uitgangspunt is dat alleen serieuze partijen deelnemen aan de veiling alsmede dat een partij die vergunningen verkrijgt in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

6.2.8. Ingebruiknameverplichting

Ten aanzien van de opmerking van een aantal marktpartijen dat het niet nodig is om voor nieuwkomers op de markt een ingebruiknameverplichting op te nemen, wordt opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van doelmatig ethergebruik niet wenselijk dat vergunde frequentieruimte ongebruikt blijft. Om ervoor te zorgen dat een vergunninghouder de aan hem vergunde frequentieruimte ook daadwerkelijk in gebruik neemt en houdt, is een ingebruiknameverplichting noodzakelijk.

Een partij dringt aan op herformulering van de ingebruiknameverplichting. Een verplichting tot het leveren van een dienst is volgens deze partij in strijd met het beginsel van technologieneutraliteit. Deze partij geeft aan dat wat haar betreft de verplichting dient te bestaan uit het realiseren van dekking met het aan de vergunninghouder beschikbaar gesteld spectrum.

Vanuit het oogpunt van doelmatig ethergebruik is het echter noodzakelijk dat een aanbieder meer doet met de aan hem vergunde frequentieruimte dan het slechts realiseren van dekking. Er dient ook daadwerkelijk gebruik te worden gemaakt van de frequentieruimte. Slechts dan is er sprake van maatschappelijk nut. Derhalve houdt de ingebruiknameverplichting in dat de vergunninghouder verplicht is om een openbare commerciële dienst aan de consument aan te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van de in de vergunning toegekende frequentieruimte. Aangezien niet wordt voorgeschreven door middel van welke technologie een dienst dient te worden aangeboden, is dit voorschrift niet in strijd is met het beginsel van technologieneutraliteit.

Een partij roept op tot het vooraf opstellen van een handhavingsbeleid ten aanzien van de ingebruiknameverplichting.

Het handhavingsbeleid voor 2,6 GHz is nog niet definitief vastgesteld, maar zal vergelijkbaar zijn met het huidige UMTS-handhavingsbeleid. Dit betekent dat het handhavingsbeleid voor 2,6 GHz er naar verwachting als volgt uit zal zien: Als de vergunninghouder niet voldoet aan de ingebruiknameverplichting dan wordt de vergunninghouder een last onder dwangsom opgelegd. Deze last onder dwangsom is wat de hoogte betreft gerelateerd aan de kosten die de vergunninghouder minimaal moet maken om te kunnen voldoen aan de ingebruiknameverplichting. Daarmee is de last voldoende zwaar om te voorkomen dat een vergunninghouder voordeel zou hebben van het niet voldoen aan de ingebruiknameverplichting.

Naast een last onder dwangsom is het mogelijk een boete op te leggen. Een boete wordt opgelegd vanwege het verwijtbare karakter van het niet nakomen van vergunningvoorschriften. Ten slotte kan in het uiterste geval de vergunning worden ingetrokken.

Ten aanzien van het verzoek van een partij om bij het bepalen van de hoogte van eventuele boetes wegens het niet voldoen aan de uitrolverplichting, rekening te houden met het feit dat het niet aanwezig zijn van noodzakelijke randapparatuur de uitrol ernstig kan belemmeren, wordt het volgende opgemerkt:

Gezien de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de uitgangspunten van de Awb en de Telecommunicatiewet wordt bij het opleggen van een eventuele boete rekening gehouden met de mate waarin de overtreder een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Het uitblijven van beschikbaarheid van benodigde randapparatuur is evenwel een bedrijfsrisico waarmee in de businesscase rekening moet worden gehouden.

Tenslotte wordt door een partij opgemerkt dat indien wordt geconstateerd dat een vergunninghouder niet voldoet aan de ingebruiknameverplichting, dit direct dient te leiden tot intrekking van de vergunning. Dit zou echter in strijd zijn met o.m. de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het intrekking van een vergunning is een zwaar middel. Bij iedere (veronderstelde) overtreding zal derhalve eerst een niet nalevende partij worden opgeroepen tot naleving. Als duidelijk wordt dat de gehanteerde interventies niet leiden tot naleving van de vergunningvoorschriften, dan kan alsnog worden overgegaan tot intrekking van de betreffende vergunning.

6.2.9. Regionaal gebruik

Een partij heeft aangegeven dat regionaal gebruik van de vergunningen dient te worden toegestaan. Naar aanleiding van de tweede marktconsultatie is de ingebruiknameverplichting verzwaard en is hiermee ook de dekkingseis per km2 uitgebreid (zie ook paragraaf 6.1.2). Hoewel de vergunningen landelijk zijn wordt de vergunninghouder een zekere mate van vrijheid gegeven in welke regio men in Nederland diensten aanbiedt aan de consument. Ten eerste wordt per vergunning van 5 MHz bepaald dat een vergunninghouder na 2 jaar in een gebied van ten minste 20 vierkante kilometer diensten aanbiedt aan de consument. Indien een vergunninghouder bijvoorbeeld de beschikking heeft over 4 vergunningen van 5 MHz (totaal 20 MHz) dan wordt het dekkingsgebied 80 vierkante kilometer (middelgrote stad). Daarnaast is de vergunninghouder verplicht om binnen vijf jaar ten minste 160 km2 per 5 MHz in gebruik te nemen voor het aanbieden van een dienst aan de consument. Uitgaande van het voorbeeld van 20 MHz wordt het dekkingsgebied dan 800 km2 (ter vergelijking de provincie Utrecht heeft een oppervlakte van 1449 km2 ).

6.2.10. Onverdeeld en ongebruikt spectrum

onverdeeld spectrum

In de consultatie wordt verzocht aan te geven hoe wordt omgegaan met de situatie dat er aan het einde van de veiling sprake kan zijn van frequentieruimte waarvoor geen vergunning wordt verleend. Gezien de belangstelling voor de betrokken frequentieruimte is de kans klein dat deze situatie zich zal voordoen. Voorts wordt om redenen van mededinging (strategisch gedrag tijdens de veiling) afgezien van het reeds op voorhand treffen van een voorziening voor een dergelijke situatie.

ongebruikt spectrum

Een marktdeelnemer stelt voor om het ongebruikte spectrum van bestaande aanbieders af te trekken van de maximale hoeveelheid spectrum die verkregen mag worden in de veiling. Bij de berekening van de maximale hoeveelheid frequentieruimte die een aanvrager in de veiling mag verwerven, wordt ingevolge artikel 2, zesde en zevende lid, van de onderhavige regeling juncto artikel 6a, vierde lid, van het Frequentiebesluit alle vergelijkbare frequentieruimte in aanmerking genomen waarover een aanvrager beschikt. Ook als een gedeelte van die frequentieruimte feitelijk niet wordt gebruikt, wordt die frequentieruimte in aanmerking genomen.

6.2.11. Afwijken CEPT beslissing 2,6 GHz

Enkele partijen vragen waarom Nederland afwijkt van de CEPT decision (05)0543 voor de indeling van de band in ongepaarde en gepaarde frequentieruimte (TDD/FDD). De respondenten verwachten technische problemen en interferentie met buurlanden die deze beslissing wel volgen. Ook verwachten zij problemen met de benodigde filters in apparatuur en op het gebied van roaming. EZ verwijst hier naar de eerdere reactie in de tweede marktconsultatie (zie paragraaf 6.1.11)

7. Mededinging

Advisering OPTA en NMa

De OPTA en de NMa hebben twee keer gezamenlijk advies uitgebracht over de mededingingsaspecten van de voorgenomen vergunningverlening, op 27 juli 2007 en op 15 augustus 2008.44 Vervolgens heeft OPTA op 21 januari 2009 haar zienswijze gegeven over de aanpassingen die zijn gedaan ter uitvoering van de motie van Dam (zie paragraaf 1).

In de adviesaanvragen is OPTA/NMa uitdrukkelijk gevraagd om te bezien of er (in het algemeen dan wel specifiek) marktpartijen zijn die om mededingingsrechtelijke redenen van de veiling van de frequenties in de 2,6 GHz-band moeten worden uitgesloten of anderszins beperkt moeten worden in hun deelname. OPTA/NMa geven in het advies van 27 juli 2007 aan dat er geen (combinaties van) partijen uitgesloten hoeven worden van deelname aan de veiling. Wel geven OPTA/NMa aan dat het zeer onwenselijk is als één partij het volledige frequentiespectrum zou kunnen verwerven. Een maximum aan de te verwerven frequentieruimte is noodzakelijk om te voorkomen dat één marktpartij alle beschikbare frequentieruimte verwerft om daarmee andere spelers, met name nieuwkomers, buiten de markt te houden of op achterstand te zetten. Op basis hiervan is in eerste instantie besloten om een cap van 80MHz vast te stellen voor iedere deelnemer aan de veiling.

Uit de eerste marktconsultatie kwam naar voren dat er zowel bij bestaande als bij nieuwe partijen belangstelling is voor het verwerven van frequentieruimte in de 2,6 GHz-band. Op grond van het OPTA/NMa-advies van 27 juli 2007 is besloten dat geen partijen worden uitgesloten van deelname aan de veiling maar dat er een maximum gesteld wordt aan de hoeveelheid frequentieruimte die een individuele partij kan verwerven.

Op basis van de reacties van marktpartijen uit de tweede marktconsultatie en vragen uit de Tweede Kamer zijn twee aanpassingen (maximaal te verwerven frequentieruimte en de ingebruiknameverplichting) voor advies aan OPTA en NMa voorgelegd. In het OPTA/NMa-advies van 15 augustus 2008 wordt aangegeven dat er nog steeds geen noodzaak bestaat om bestaande partijen uit te sluiten van deelname aan de veiling. De Tweede Kamer is vervolgens45 geïnformeerd over de aanpassingen van de veilingregeling. Deze aanpassing betreft o.a. een verlaging van de cap van 80 MHz naar 40 MHz voor iedere deelnemer aan de veiling teneinde ruimte te bieden aan ten minste twee nieuwkomers.

Vervolgens heeft een nadere aanpassing plaats gevonden naar aanleiding van de motie van Dam 46 teneinde de bestaande spelers op de mobiele elektronische communicatiemarkt KPN/Telfort, T Mobile en Vodafone gedeeltelijk te beperken in hun deelname aan de 2,6 GHz-veiling. De beperking houdt in dat voor de cap van 8 activiteitspunten ook gelijksoortige frequentieruimte die voornoemde partijen al bezitten in aanmerking wordt genomen. De zienswijze van OPTA van 21 januari 2009 en een externe validatie van SEO Economisch onderzoek en 2 know it, d.d. 15 juni 2009 onderschrijven deze aanpassingen.

Proportionaliteit van de maximale hoeveelheid frequentieruimte47

Het vaststellen van de maximale hoeveelheid frequentieruimte die in de onderhavige veiling kan worden verworven, heeft als doel het creëren van ruimte voor nieuwkomers. De vraag is dan hoeveel frequentieruimte nodig is voor toetreding door die nieuwkomers. Omdat de bestaande vergunninghouders zich in principe richten op LTE, en dus op gepaard spectrum, en toetreders spraak nodig hebben voor een landelijke uitrol (wederom gericht op gepaard spectrum) moet eerst naar dit deel van de frequentieruimte worden gekeken. ‘Voldoende frequentieruimte’ betekent dan redelijkerwijs een minimale beschikbaarheid voor nieuwkomers van 16 activiteitspunten gepaarde frequentieruimte, aangezien dat genoeg is voor volwaardige LTE toepassingen door ten minste twee (landelijke) toetreders.Voorts dient voldoende ongepaarde frequentieruimte beschikbaar te blijven voor ten minste één andere toetreder.

De voorgenomen flexibilisering van de vergunningen voor GSM, DCS1800, IMT-2000 (UMTS)48 draagt ook bij aan de proportionaliteit van de maximale hoeveelheid frequentieruimte die in deze veiling kan worden verworven. Flexibilisering zorgt er immers voor dat zij in de frequentieruimte die zij momenteel tot hun beschikking hebben nieuwe, en efficiëntere technieken kunnen inzetten. Hierdoor neemt de druk voor hen om frequentieruimte in de 2,6 GHz-band te bemachtigen af. Ten slotte is van belang dat, voor zover de flexibilisering de marktverhoudingen beïnvloedt, dit gemitigeerd wordt door de caps (in de 2,6 GHZ-veiling).

Looptijd van de cap

Er is voor gekozen om de cap van 8 activiteitspunten te laten gelden voor een periode van ongeveer twee jaren na vergunningverlening. Een periode van 2 jaar is een termijn waarbinnen redelijkerwijs de eerste dienstverlening die gebruik maakt van de frequenties op gang kan komen. Dit waarborgt dat direct na de veiling niet alsnog ongewenste marktconcentraties kunnen ontstaan en dat partijen strategisch mee gaan bieden om de door hun verworven frequenties weer door te verkopen aan een partij die in de veiling tot het maximum aan frequentieruimte heeft verworven. Voorts wordt met deze termijn gewaarborgd dat de frequentieruimte gebruikt zal worden voor dienstverlening aan de consument.

Tegelijkertijd is het ook belangrijk dat de cap geen onevenredige starheid in de markt introduceert. Twee jaar is voldoende tijd voor de markt om zich te ontplooien (netwerken uit te rollen, etc). Mocht nu blijken dat de veilinguitkomst niet economisch efficiënt is, dan kan de markt zichzelf na 2 jaar corrigeren middels bijvoorbeeld spectrumhandel.

Ook is van belang dat de bestaande vergunninghouders gedurende deze periode niet onevenredig worden beperkt in hun mogelijkheden. Dit wordt ook bevestigd in het door SEO verrichte onderzoek.49 Reden hiervoor is dat flexibilisering tot gevolg heeft dat zij andere en efficiëntere technieken in kunnen zetten, waardoor zij gedurende deze periode nog voldoende frequentieruimte tot hun beschikking hebben.

Ingebruiknameverplichting

De ingebruiknameverplichting is na de tweede consultatie op drie manieren aangescherpt. Ten eerste wordt in de vergunningen bepaald dat een vergunninghouder binnen twee jaar na de vergunningverlening een elektronische communicatiedienst openbaar moet aanbieden. Eerder was deze verplichting beperkt tot het aansluiten van één consument. Ten tweede wordt in de vergunning bepaald dat de vergunninghouder binnen die 2 jaar een elektronische communicatiedienst openbaar moet aanbieden in een gebied van ten minste 20 vierkante kilometer, en dat hij daarbij in ieder geval gebruik maakt van de vergunde frequentieruimte in de 2,6 GHz-band (per vergunning van 5 MHz). Indien een vergunninghouder bijvoorbeeld de beschikking heeft over 8 vergunningen van 5 MHz (totaal 40 MHz) dan wordt het dekkingsgebied 160 vierkante kilometer.

Ten derde is een aanvullende eis opgenomen die de vergunninghouder verplicht om binnen vijf jaar ten minste 1600 km2 in gebruik te nemen voor het aanbieden van een openbare elektronische communicatiedienst (indien de vergunninghouder beschikt over 8 vergunningen van 5 MHz, in totaal 40 MHz).

Met deze drie maatregelen wordt de kans vergroot dat dienstverlening op gang komt richting de consument en dat de frequentieruimte in de 2,6 GHz-band daadwerkelijk wordt gebruikt. Voorts verkleinen deze maatregelen de kans op samenspanning en strategisch gedrag.

8. Administratieve lasten

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om de aanvrager te kunnen toetsen op de hieronder genoemde toelatingseisen. Het verstrekken van de gegevens kan administratieve lasten voor de aanvrager met zich brengen. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is voor het verstrekken van de gegevens zoveel mogelijk aangesloten bij reeds bestaande administratieve lasten voor de aanvragers.

Een partij die besluit mee te willen dingen naar een vergunning, zal een aanvraag moeten voorbereiden en indienen. De procedure van vergunningverlening start met het indienen van de aanvraag. Hiervoor is nodig:

  • Een recent uittreksel uit het handelsregister;

  • Een lijst van degenen die bevoegd zijn de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen;

  • Een beschrijving van de eigendomsverhoudingen en van strategische overeenkomsten met derden;

  • Een verklaring van een notaris over de juistheid van bovenstaande gegevens, waarin verder is aangegeven dat de aanvrager niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en dat er geen substantieel beslag gelegd is op de bedrijfsmiddelen van de aanvrager.

Deze laatste verklaring is nodig om voldoende zekerheid te krijgen over de getrouwheid van de verklaringen die door de aanvrager worden gedaan. Een relatief eenvoudig onderzoek van de notaris kan volstaan voor diens verklaring. Verder komt dan ook voor de toelating de (voorbereiding van de) zekerheidstelling in beeld.

Tijdens de veiling zal tijd gemoeid zijn met het indienen van de biedingen via een elektronisch veilingsysteem, afhankelijk van hoeveel ronden de deelnemer aan de veiling deelneemt.

Bij het opstellen van de eisen om in aanmerking te komen voor een vergunning, is gestreefd naar minimale eisen. Voorts is voor de gegevens die verstrekt moeten worden zoveel mogelijk aangesloten bij gegevens die in ieder geval al bij partijen aanwezig zijn. Alle kosten voor het verkrijgen van een vergunning zijn eenmalig voor de looptijd van de vergunning, te weten de totaalprijs van de winnende bieding en de verleningskosten.

Per aanvrager zijn de administratieve kosten die gemoeid zijn met de aanvraag € 6.859,80,

  • Naar schatting zijn er in totaal maximaal 10 gegadigden voor deze verdeling. Dit maakt de totale kosten € 68.590,–,

  • Deze kosten zijn in principe eenmalig voor de looptijd van de vergunning (20 jaar) maar volgens interdepartementale spelregels (dus niet door ACTAL) moeten deze middels afschrijvingen worden uitgesmeerd tot structurele kosten. Standaard wordt hier een afschrijvingstermijn van 5 jaar gehanteerd, maar aangezien duidelijk is dat de vergunning voor 20 jaar wordt afgegeven, kunnen de eenmalige lasten worden uitgesmeerd over 20 jaar.

  • Hierdoor liggen de totale administratieve lasten voor deze verdeling per jaar op € 3.429,–. Hiermee is toetsing door ACTAL niet nodig omdat we onder de grens zitten van € 10.000,–.

  • Deze toename is verwaarloosbaar klein en hoeft niet opgenomen te worden in de AL-boekhouding van EZ of de Regiegroep Regeldruk.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk.


XNoot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

XNoot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

XNoot
1

Hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

XNoot
1

De deelnemer vult uitsluitend de kolom ‘Aantal’ en de kolom ‘Geen bieding’ in.

XNoot
1

ICT agenda 2008 2011 (www.ez.nl/ictbeleid).

XNoot
2

Beleidsvoornemen vergunningverlening mobiele communicatietoepassingen 2,6 GHz, d.d. 12 maart 2008, DGET nr. 158560 (www.ez.nl/frequentiebeleid).

XNoot
3

Kamerstukken TK 2008–2009, 24095, nr. 228.

XNoot
4

Nota frequentiebeleid 2005 (www.ez.nl/frequentiebeleid).

XNoot
5

Nationaal Frequentie Plan (www.ez.nl/frequentiebeleid).

XNoot
6

Beschikking van de Commissie van 13 juni 2008 betreffende de harmonisering van de 2 500-2 690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (2008/477/EG).

XNoot
7

Motie van Dam c.s., d.d. 18 december 2008 Kamerstukken II 2008/09, 24095, nr.229.

XNoot
8

Zienswijze OPTA/NMa d.d. 21 januari 2009, OPTA/AM/2009/2000090 (www.ez.nl/Frequentiebeleid).

XNoot
9

Kamerstukken II 2008/09, nr. 24 095, nr. 233.

XNoot
10

Onderzoek SEO en 2 know it ‘markteffecten van flexibilisering frequentiebeleid’, d.d. 15 juni 2009 (hierna: het SEO-onderzoek) en het onderzoek van PA Consulting Group ‘The impact of technical and service neutrality, a report for the Ministerie van Economische Zaken’, d.d. 13 oktober 2009 (hierna: het PA-onderzoek).

XNoot
11

`Zienswijze OPTA ten aanzien van flexibilisering en caps`, d.d. 17 juli 2009 (www.ez.nl/Frequentiebeleid).

XNoot
12

Algemeen Overleg met de vaste kamercommissie van EZ 1 juli 2009, zie www.parlement.nl.

XNoot
13

NFO van 25 januari 2007, 19 september 2007 en 14 mei 2008 (www.ez.nl/Frequentiebeleid).

XNoot
14

Verslagen OPT van 4 juli 2007 en 12 september 2007 (www.ez.nl/Frequentiebeleid).

XNoot
15

Onderzoek consumentenbehoefte mobiele breedbanddiensten - de Nederlandse consument, d.d. 3 december 2007 (www.ez.nl/Frequentiebeleid).

XNoot
16

Wimax Forum White Paper, pag 34. A review of Spectrum requirements for Mobile Wimax equipment to support Wireless Personal Broadband Services, d.d. September 2007, White Paper UMTS Forum 2008.

XNoot
17

‘Frequentietechnisch onderzoek 2,6 GHz-band’, d.d. februari 2007, TNO.

XNoot
18

Comité européen de Réglementation Postale.

XNoot
19

Een door de ITU beheerde familie van standaarden voor mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie.

XNoot
20

Electronic Communications Committee, ECC Decision of 18 march 2005 on harmonised utilisation of spectrum for IMT-2000/UMTS systems operating within the band 2500-2690 MHz (ECC/DEC/(05)05).

XNoot
21

PA-onderzoek, p. 8, paragraaf 1.3.1.

XNoot
22

Zie p. 8, paragraaf 1.3. van het PA-onderzoek.

XNoot
23

Zie p. 9, tabel 3 ‘timetable for availability of LTE network equipment and handsets’ van het PA-onderzoek.

XNoot
24

Zie paragraaf 1.3(.1) van het PA-onderzoek.

XNoot
25

Zie paragraaf 2.1.2. (m.n. laatste alinea) en paragraaf 2.1.3. van het PA-onderzoek.

XNoot
26

Zie paragraaf 2.4.3., p. 20 van het PA-onderzoek.

XNoot
27

Zie paragraaf 1.3.2, pagina 9, van het PA-onderzoek.

XNoot
28

Zie p. 20 van het PA-onderzoek.

XNoot
29

Onderzoek SEO en 2knowit, 15 juni 2009, p. 51 http://frequenties.ez.nl.

XNoot
30

De modellen voor de vergunningen worden tegelijkertijd gepubliceerd met onderliggende regeling in de Staatscourant en op www.ez.nl/Frequentiebeleid.

XNoot
31

Frequentietechnisch onderzoek 2,6 GHz-band, februari 2007, TNO (www.ez.nl/Frequentiebeleid).

XNoot
32

Onderzoek ‘Ingebruiknameverplichting en vergunningsduur voor 2,6 GHz frequenties’, juli 2007, uitgevoerd door Stratix Consulting.

XNoot
33

Verslag OPT, d.d. 12 september 2007 (www.ez.nl/Frequentiebeleid)

XNoot
34

De keuze voor het veilingmodel is gebaseerd op twee externe onderzoeken (www.ez.nl/Frequentiebeleid):

  • a. Advies over de verdeling van TDAB-, 2,6 GHz- en FM-/AM-frequenties, d.d. juni 2007, uitgevoerd door SEOR

  • b. Auction model and electronic system for the Dutch 2.6 GHz auction, november 2007, uitgevoerd door DotEcon. Het tweede onderzoek (uitgevoerd door DotEcon) vormt de basis voor de onderhavige regeling (aangepast aan Nederlands recht) maar wijkt op een aantal punten (al of niet gedeeltelijk) af. Belangrijkste punten zijn wijzigingen ten aanzien van het hanteren van waarborgsommen, sancties, aantal activiteitspunten, termijnen voor bijstorten, het hanteren van een ‘noodremprocedure’, en het mededelen van informatie aan de deelnemers van de veiling.

XNoot
35

Veilingen van de 2,6 GHz frequenties via internet hebben reeds plaatsgevonden in Noorwegen en Zweden. Eind 2009 zal In het Verenigd Koninkrijk eveneens een veiling van de 2,6 GHz via internet plaatsvinden.

XNoot
36

Samenvatting uitkomsten marktconsultatie 2.6 GHz band door EZ, d.d. 3 april 2007 (www.ez.nl/Frequentiebeleid) en samenvatting uitkomsten marktconsultatie 2.6 GHz band door EZ, d.d. 18 juni 2008 (www.ez.nl/Frequentiebeleid).

XNoot
37

Samenvatting uitkomsten marktconsultatie 2,6 GHz band door EZ, d.d 25 september 2009 (www.ez.nl/ Frequentiebeleid).

XNoot
38

Beschikking van de Commissie van 13 juni 2008 betreffende de harmonisering van de 2500–2690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap, (2008/477/EG).

XNoot
39

www.ez.nl/Frequentiebeleid

XNoot
40

Voor het consultatiedocument zie http://frequenties.ez.nl/ onder ‘consultaties’.

XNoot
41

Zie het ontwerp van de ‘Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 87/372/EEG van de Raad inzake de voor een gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap beschikbaar te stellen frequentiebanden’, 2008/0214 (COD), d.d. 10 juli 2009 ( PE-CONS 3673/09, Telecom 126, CODEC 795).

XNoot
42

Working Document ‘Final draft of Commission decision on the harmonisation of the 900 MHz and 1800 MHz frequency bands for terrestrial systems capable of providing pan-European elektronic Communications services in the Community – Approved by RSC through a favourable Regulatory opinion on 4 september 2009, d.d. 14 september 2009 (RSCOM09-58).

XNoot
43

www.ez.nl/Frequentiebeleid

XNoot
44

‘Advies vergunningverlening 2,6 GHz frequentieband’, d.d. 27 juli 2007, uitgevoerd door OPTA en NMa,

en ‘Advies vergunningverlening 2,6 GHz’, d.d. 15 augustus 2008, uitgevoerd door OPTA en NMa (www.ez.nl/Frequentiebeleid) en zienswijze OPTA over motie vergunningverlening 2,6 GHz, d.d. 21 januari 2009.

XNoot
45

Kamerstukken TK 2008/09, 24095, nr. 228

XNoot
46

Kamerstukken TK 2008/09, 24095, nr. 233.

XNoot
47

Zie ook onderzoek SEO en 2 know it, d.d. juni 2009 (www.ez.nl/Frequentiebeleid).

XNoot
48

In paragraaf 6.2.3. is aangegeven dat op een later tijdstip bekend wordt gemaakt of ook de WLL-vergunningen in de 3,5 GHz-band geflexibiliseerdt worden.

XNoot
49

Onderzoek SEO en 2knowit, 15 juni 2009, p. 51 http://frequenties.ez.nl.

Naar boven