Aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2009, nr. CZ-FBI-2940858, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg inzake indexering

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Na schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Brief van 8 juni 2009, Kamerstukken II, 2008/09, 31 700, nr. 161);

Besluit:

Artikel 1

Deze aanwijzing is van toepassing op zorg in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg voor zover deze wordt geleverd door, of onder verantwoordelijkheid van, personen, die beroeps- of bedrijfsmatige zorg verlenen en zijn ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of door personen als bedoeld in artikel 34 van die wet, met uitzondering van:

  • a. zorg als bedoeld in het eerste lid van de artikelen 3 tot en met 5 van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG;

  • b. zorg waarvoor vrije tarieven gelden als bedoeld in artikel 57, vierde lid, onder c, van de Wet marktordening gezondheidszorg,

  • c. huisartsenzorg als bedoeld bij of krachtens de Zorgverzekeringswet voor zover het betreft de toepassing op die zorg van artikel 2, aanhef en onder a, van deze aanwijzing en

  • d. geneeskundige geestelijke gezondheidszorg als bedoeld in de wet van 22 november 2006 tot wijziging van het tijdstip waarop die zorg deel uitmaakt van de aanspraken ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet (Stb. 2006, 630), voorzover die zorg wordt geleverd door vrijgevestigde psychiaters, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten.

Ter uitvoering van dit besluit stelt de Nederlandse Zorgautoriteit, verder te noemen de zorgautoriteit, beleidsregels vast.

Artikel 2

De indexatie van het inkomensbestanddeel van de zorg als bedoeld in artikel 1 wordt:

  • a. voor het jaar 2009 vastgesteld op 1,75% en

  • b. voor het jaar 2010 vastgesteld op 0%.

Artikel 3

Deze aanwijzing treedt terstond in werking en wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst, te lezen op www.officielebekendmakingen.nl.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

TOELICHTING

Algemeen

De tarieven van vrije beroepsbeoefenaren in de zorg bestaan doorgaans uit drie delen, te weten een inkomensdeel, een personeelskostendeel en een deel voor materiële kosten. De Nederlandse Zorgautoriteit, verder te noemen de zorgautoriteit, stelt met het oog op de jaarlijkse aanpassing van de kostenbestanddelen in de tarieven in verband met de prijsontwikkelingen beleidsregels vast. De aanpassing van tarieven door de zorgautoriteit vindt zowel voorcalculatorisch als nacalculatorisch plaats.

Deze aanwijzing strekt er toe om de indexatie van het inkomensgerelateerde kostenbestanddeel van de tarieven voor de in artikel 1 omschreven zorg voor 2009 vast te stellen op 1,75% en voor 2010 vast te stellen op 0%.

Gelet op het niveau van de voorcalculatie voor het jaar 2009 komt dit er op neer dat de nacalculatie over 2009 voor bedoeld kostenbestanddeel niet meer tot aanpassing van de tarieven zal leiden en dat deze derhalve achterwege kan blijven. Voor het jaar 2010 kunnen zowel de voorcalculatieve als nacalculatieve aanpassing voor bedoeld kostenbestanddeel achterwege blijven.

Deze aanwijzing laat het personeelskostendeel en het deel voor materiële kosten ongemoeid zodat de vrije beroepsbeoefenaar niet in de problemen komt door stijging van personeelskosten en inflatie. Alleen het eigen inkomen stijgt niet.

Deze aanwijzing grijpt aldus ook niet in op door sociale partners gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.

Aan deze aanwijzing liggen de volgende overwegingen ten grondslag:

  • de algemeen financieel-economische situatie en de hoogte van de collectieve uitgaven nopen tot een beheerste kostenontwikkeling in de gezondheidszorg en een meer doelmatig gebruik van de beschikbare middelen;

  • als gevolg van die situatie blijken de ontwikkeling op de arbeidsmarkt en de inkomensontwikkeling van pensioengerechtigden effect te hebben op de inkomens waarover premie voor de ziektekostenverzekering kan worden geheven;

  • het wenselijk is de inkomensontwikkeling van de doelgroep meer in lijn te brengen met de inkomensontwikkeling van de premiebetalers.

Deze aanwijzing is van toepassing op alle zorg in rekening gebracht door personen, ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of door personen als bedoeld in artikel 34 van die wet en die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen.

Deze aanwijzing is niet van toepassing op zorg waarvoor ingevolge artikel 57, vierde lid, onder c, van de Wet marktordening gezondheidszorg zogenaamde vrije tarieven gelden, bijvoorbeeld voor paramedische zorg zoals door fysiotherapeuten, oefentherapeuten en diëtisten wordt geleverd, voor kortdurende kleinschalige experimenten, voor de module modernisering en innovatie van huisartsen en voor structureel geïntegreerde samenwerkingsverbanden in de eerstelijnsgezondheidszorg.

Deze aanwijzing is eveneens niet van toepassing op zorg bedoeld in het eerste lid van de artikelen 3 tot en met 5 van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG. Voor die zorg stelt de zorgautoriteit geen prestatiebeschrijvingen en bijbehorende tarieven vast.

Die tarieven blijven vrij ter onderhandeling tussen zorgaanbieder en verzekeraar dan wel consument.

Verder blijven de tarieven voor het jaar 2009 van huisartsenzorg buiten beschouwing, omdat daarvoor op grond van de uitwerking van een desbetreffende aanwijzing van 21 november 2008 (Staatscourant 2009, nr. 49) door de zorgautoriteit separaat beleidsregels met betrekking tot indexatie zijn vastgesteld.

Vanwege de gehanteerde dbc systematiek in de geneeskundige geestelijke gezondheid, waarbij geen directe relatie bestaat met het inkomen van vrije beroepsbeoefenaren die die zorg leveren, is deze aanwijzing niet van toepassing voor vrijgevestigde psychiaters, psychotherapeuten en gezondheidszorgpsychologen.

Over mijn voornemen een aanwijzing te treffen heb ik schriftelijk mededeling te gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Brief van 8 juni 2009, Kamerstukken II, 2008/09, 31 700, nr. 161). De Eerste Kamer heeft blijkens de korte aantekeningen van de Vergadering van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin van dinsdag 16 juni 2009 dat voornemen voor kennisgeving aangenomen. De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van die mededeling schriftelijke vragen gesteld. Die vragen zijn beantwoord bij brief van 30 juni 2009. In een algemeen overleg met die Kamer over de budgettaire maatregelen op 1 juli 2009 heeft die Kamer met het geven van deze aanwijzing ingestemd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink.

Naar boven